EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31966L0404

Richtlijn 66/404/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal

PB 125 van 11.7.1966, p. 2326–2332 (DE, FR, IT, NL)
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1965-1966 blz. 161 - 167

Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2002; afgeschaft en vervangen door 31999L0105 ;

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1966/404/oj

31966L0404

Richtlijn 66/404/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal

Publicatieblad Nr. 125 van 11/07/1966 blz. 2326 - 2332
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0160
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0141
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0160
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0161
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 2 blz. 0021
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0203
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0203


++++

( 1 ) PB no . 109 van 9 . 7 . 1964 , blz . 1777/64 .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 14 juni 1966

betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal

( 66/404/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 en op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat 21,6 % van het grondgebied van de Europese Economische Gemeenschap met bos is bedekt en dat zowel de verjonging van deze bossen als de aanleg van nieuwe bebossingen een stijgende hoeveelheid bosbouwkundig teeltmateriaal zal vragen ;

Overwegende dat het onderzoek op het gebied van de selectie van bosbouwgewassen de noodzaak van het gebruik van teeltmateriaal van genetisch goede kwaliteit heeft aangetoond om de opbrengst van de bossen in belangrijke mate te doen toenemen en zo de rentabiliteit van de grond te verbeteren ;

Overwegende bovendien dat verscheidene Lid-Staten reeds gedurende een aantal jaren regelingen toepassen die op deze beginselen berusten ; dat de verschillen tussen deze regelingen een belemmering voor de handel tussen de Lid-Staten vormen ; dat het in het belang van alle Lid-Staten is communautaire bepalingen vast te stellen waarbij zo hoog mogelijke eisen worden gesteld ;

Overwegende dat deze bepalingen zowel op de handel tussen de Lid-Staten als op het in de handel brengen op de nationale markten van toepassing dienen te zijn ;

Overwegende dat een dergelijke regeling rekening moet houden met de behoeften van de praktijk en zich moet beperken tot die bosbouwgewassen , die een belangrijke rol spelen bij de bebossingen die voor de houtproduktie zijn bestemd ;

Overwegende dat bij de huidige stand van de bosbouwtechniek onder genetische eigenschappen de erfelijke eigenschappen van het teeltmateriaal worden verstaan , in tegenstelling tot de uitwendige hoedanigheden van dit materiaal ; dat de vraagstukken met betrekking tot deze uitwendige hoedanigheden thans het onderwerp zijn van een studie die nog niet is beëindigd ; dat derhalve op dit ogenblik de gemeenschappelijke regeling moet worden beperkt tot de genetische eigenschappen van het teeltmateriaal ;

Overwegende dat voor het teeltmateriaal in de Gemeenschap de toelating van het uitgangsmateriaal en derhalve de vaststelling van de herkomstgebieden de grondslag voor de selectie uitmaken ; dat de Lid-Staten daartoe gelijke bepalingen die zo hoog mogelijke eisen voor de toelating van uitgangsmateriaal bevatten , moeten toepassen ; dat alleen teeltmateriaal dat hiervan afkomstig is , in de handel gebracht mag worden ; dat de Lid-Staten een lijst van herkomstgebieden moeten opstellen , waarin , voor zover bekend , de oorsprong van het uitgangsmateriaal wordt vermeld ;

Overwegende dat het niet in de handel gebrachte teeltmateriaal niet onder de communautaire bepalingen dient te vallen , aangezien het economisch van weinig belang is ; dat de Lid-Staten het recht moeten behouden om dit teeltmateriaal aan bijzondere voorschriften te onderwerpen ;

Overwegende dat bepaalde afwijkingen moeten worden toegestaan voor teeltmateriaal dat is bestemd voor uitvoer of wederuitvoer naar derde landen ;

Overwegende dat behalve de genetische waarde de echtheid van het teeltmateriaal dat is bestemd om in de handel gebracht te worden of dat in de handel wordt gebracht , gewaarborgd moet worden ;

Overwegende dat de Lid-Staten gemachtigd moeten worden om voor te schrijven dat teeltmateriaal dat op hun grondgebied wordt ingevoerd , vergezeld moet gaan van een officieel certificaat ;

Overwegende dat de Lid-Staten passende controlemaatregelen moeten vaststellen ten einde te waarborgen dat bij het in de handel brengen is voldaan aan de eisen betreffende de genetische waarde en aan die betreffende de bepalingen ter verzekering van de echtheid ;

Overwegende dat teeltmateriaal dat aan deze eisen voldoet slechts onderworpen mag worden aan beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen , voorzien in de communautaire bepalingen ; dat deze beperkingen in het bijzonder inhouden het recht van de Lid-Staten teeltmateriaal , dat niet geschikt is voor gebruik op hun grondgebied , van de handel uit te sluiten ;

Overwegende dat teeltmateriaal uit derde landen in de Gemeenschap slechts in de handel mag worden gebracht , indien het dezelfde waarborgen biedt als het teeltmateriaal van de Gemeenschap met betrekking tot de genetische waarde van het uitgangsmateriaal en de echtheid ;

Overwegende dat voor perioden waarin de voorziening met bepaalde soorten teeltmateriaal dat aan de beginselen van deze richtlijn beantwoordt , op voorbijgaande moeilijkheden stuit , teeltmateriaal waarvoor minder strenge eisen zijn gesteld , onder bepaalde voorwaarden , tijdelijk dient te worden toegelaten ;

Overwegende dat het aan de Commissie dient te worden overgelaten bepaalde uitvoeringsmaatregelen te treffen ; dat , om de uitvoering van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken , dient te worden voorzien in een procedure waarbij in het kader van een permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op bosbouwkundig teeltmateriaal dat binnen de Gemeenschap in de handel wordt gebracht , voor zover daarbij zijn genetische eigenschappen betrokken zijn .

Artikel 2

1 . Aan deze richtlijn zijn onderworpen

a ) teeltmateriaal van :

Abies alba Mill . ( Abies pectinata D . C . )

Fagus silvatica L .

Larix decidua Mill .

Larix leptolepis ( Sieb . en Zucc . ) Gord .

Picea abies Karst . ( Picea excelsa Link . )

Picea sitchensis Trautv . en Mey . ( Picea menziesii Carr . )

Pinus nigra Arn . ( Pinus laricio Poir . )

Pinus silvestris L .

Pinus strobus L .

Pseudotsuga taxifolia ( Poir . ) Britt . ( Pseudotsuga douglasii Carr . , Pseudotsuga menziesii ( Mirb . ) Franco . )

Quercus borealis Michx . ( Quercus rubra Du Roi . )

Quercus pedunculata Ehrh . ( Quercus robur . L . )

Quercus sessiliflora Sal . ( Quercus petraea Liebl . ) ;

b ) vegetatief teeltmateriaal van :

Populus .

2 . De Lid-Staten behouden het recht om teeltmateriaal van andere soorten en geslachten , alsmede generatief teeltmateriaal van Populus aan de beginselen van deze richtlijn te onderwerpen ; in dit geval mogen minder strenge eisen worden gesteld .

Artikel 3

In deze richtlijn wordt verstaan onder :

A . Teeltmateriaal :

a ) zaad : kegels , samengestelde vruchtlichamen , vruchten en zaden bestemd voor de teelt van planten ;

b ) plantedelen : stekken , afleggers , enten en oculaties bestemd voor de teelt van planten ;

c ) plantmateriaal : uit zaad of plantedelen geteelde planten en natuurlijke zaailingen .

B . Uitgangsmateriaal :

a ) de opstanden en vermeerderingszaadtuinen , voor generatief teeltmateriaal ;

b ) klonen , voor vegetatief teeltmateriaal .

C . Vermeerderingszaadtuin :

de kunstmatig aangelegde beplanting verkregen uit teeltmateriaal afkomstig van één of meerdere officieel toegelaten opstanden uit eenzelfde herkomstgebied en bestemd voor de zaadproduktie .

D . Herkomst :

de bepaalde plaats waar zich een al of niet autochtone boompopulatie bevindt .

E . Oorsprong :

de bepaalde plaats waar zich een autochtone boompopulatie bevindt of de plaats waaruit een ingevoerde boompopulatie oorspronkelijk afkomstig is .

F . Herkomstgebied :

voor een bepaald geslacht , een soort , een ondersoort of een variëteit , het gebied of het geheel van de gebieden , waarin de ecologische omstandigheden voldoende gelijk zijn en waarin zich opstanden bevinden met genetisch of althans morfologisch soortgelijke en voor de houtproduktie gelijkwaardige eigenschappen .

Het herkomstgebied van teeltmateriaal afkomstig uit een vermeerderingszaadtuin is dat van het uitgangsmateriaal , dat voor de aanleg van de zaadtuin gebruikt is .

G . Officiële maatregelen : maatregelen die genomen zijn

a ) door autoriteiten van een staat , of

b ) onder verantwoordelijkheid van een staat , door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen , mits deze personen geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen .

Artikel 4

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat teeltmateriaal slechts in de handel mag worden gebracht , indien het afkomstig is van officieel toegelaten uitgangsmateriaal .

2 . De Lid-Staten mogen afwijkingen van lid 1 voorzien voor :

a ) experimenten of wetenschappelijke doeleinden ;

b ) kweekdoeleinden .

3 . Lid 1 is niet van toepassing op plantedelen en op plantmateriaal , waarvan is aangetoond dat zij niet in hoofdzaak zijn bestemd voor de houtproduktie .

Artikel 5

De Lid-Staten schrijven voor dat slechts dat uitgangsmateriaal dat wegens zijn kwaliteit geschikt lijkt voor vermeerdering en dat geen ongunstige eigenschappen vertoont met het oog op de houtproduktie , officieel mag worden toegelaten . De toelating geschiedt volgens de maatstaven neergelegd in bijlage I .

Artikel 6

Iedere Lid-Staat stelt voor de verschillende geslachten en soorten een lijst op van het officieel op zijn grondgebied toegelaten uitgangsmateriaal . Voor het uitgangsmateriaal wordt , voor zover bekend , de oorsprong vermeld . De lijst en de verschillende wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie , die de andere Lid-Staten daarvan in kennis stelt .

Artikel 7

De Lid-Staten stellen voor generatief teeltmateriaal herkomstgebieden vast , die worden bepaald door bestuurlijke of geografische grenzen en , in voorkomend geval , door de hoogte .

Artikel 8

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat teeltmateriaal tijdens de oogst , de bewerking , de opslag , het vervoer en de teelt in partijen gescheiden wordt gehouden en wordt geïdentificeerd aan de hand van de volgende maatstaven :

a ) het geslacht en de soort alsmede , in voorkomende gevallen , de ondersoort en de variëteit ;

b ) de kloon , voor vegetatief plantmateriaal ;

c ) het herkomstgebied , voor generatief teeltmateriaal ;

d ) plaats van herkomst en hoogte , voor generatief teeltmateriaal dat niet afkomstig is van officieel toegelaten uitgangsmateriaal ;

e ) oorsprong : autochtoon of niet-autochtoon ;

f ) rijpheidsjaar , voor zaden ;

g ) de duur van de teelt in de kwekerij als zaailing en als éénmaal of meerdere malen verspeende plant , voor het plantmateriaal .

2 . Lid 1 is niet van toepassing op plantedelen en op plantmateriaal , waarvan is aangetoond dat zij niet in hoofdzaak zijn bestemd voor de houtproduktie .

Artikel 9

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat teeltmateriaal slechts in de handel mag worden gebracht in leveranties die beantwoorden aan de bepalingen van artikel 8 en die vergezeld gaan van een document waarvoor de opsteller de verantwoordelijkheid draagt en dat bovengenoemde maatstaven , alsmede de onderstaande gegevens bevat :

a ) de botanische naam van het teeltmateriaal ,

b ) de aanduiding van de leverancier die voor de partij verantwoordelijk is ,

c ) de hoeveelheid ,

d ) de vermelding " teeltmateriaal afkomstig van vermeerderingszaadtuinen " , voor zaden afkomstig van zaadtuinen en het plantmateriaal uit deze zaden verkregen .

2 . Lid 1 is niet van toepassing op plantedelen en op plantmateriaal , waarvan is aangetoond dat zij niet in hoofdzaak zijn bestemd voor de houtproduktie .

Artikel 10

De Lid-Staten schrijven voor dat zaden slechts in de handel mogen worden gebracht in gesloten verpakkingen . Het sluitingssysteem is zodanig , dat het bij het openen onbruikbaar wordt gemaakt .

Artikel 11

1 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat van de oogst tot de aflevering aan de laatste gebruiker de identiteit van het teeltmateriaal wordt verzekerd met behulp van een door hen voorgeschreven of erkende officiële controleregeling .

2 . Lid 1 is niet van toepassing op plantedelen en plantmateriaal , waarvan is aangetoond dat zij niet in hoofdzaak zijn bestemd voor de houtproduktie .

Artikel 12

1 . De Lid-Staten mogen voorschrijven dat teeltmateriaal slechts op hun grondgebied mag worden ingevoerd , indien het vergezeld gaat van een officieel certificaat van een andere Lid-Staat dat overeenstemt met het model van bijlage II of van een gelijkwaardig certificaat van een derde land . In dit laatste certificaat wordt met name melding gemaakt van :

a ) gebied van herkomst _ of de plaats van herkomst en de hoogte _ voor generatief teeltmateriaal ,

b ) de echtheid van de kloon , voor vegetatief teeltmateriaal .

2 . Lid 1 is niet van toepassing op plantedelen en plantmateriaal , waarvan is aangetoond dat zij niet in hoofdzaak zijn bestemd voor de houtproduktie .

Artikel 13

1 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal ten aanzien van de genetische eigenschappen van zijn uitgangsmateriaal en met betrekking tot de maatregelen , genomen ter vaststelling van zijn identiteit , slechts wordt onderworpen aan de beperkingen voor het in de handel brengen bij deze richtlijn voorzien .

2 . De Lid-Staten mogen maatregelen treffen , ten einde te vermijden dat de rentabiliteit of de houtproduktie van hun bessen op een ongunstige wijze wordt beïnvloed door teeltmateriaal dat niet geschikt is voor hun grondgebied wegens zijn genetische eigenschappen ; deze bepaling geldt niet voor plantmateriaal en plantedelen , waarvan is aangetoond dat zij niet in hoofdzaak zijn bestemd voor de houtproduktie .

3 . Voor zover de in lid 2 bedoelde maatregelen teeltmateriaal betreffen , dat geteeld is in een andere Lid-Staat , moet hieromtrent vooraf overleg worden gepleegd met de overige Lid-Staten en de Commissie . In dringende gevallen wordt het overleg beperkt tot de Lid-Staten die hierbij betrokken zijn en de Commissie .

4 . Gedurende een tijdvak van twee jaar te rekenen van de in artikel 18 , lid 1 , genoemde data kunnen de Lid-Staten in het in lid 3 , tweede zin , bedoelde geval zelf de in lid 2 bedoelde maatregelen treffen zonder overleg met de betrokken Lid-Staten en de Commissie . Zij stellen deze Lid-Staten en de Commissie onmiddellijk in kennis van deze maatregelen .

Artikel 14

1 . Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast of het teeltmateriaal dat geteeld is in een derde land , ten aanzien van de genetische eigenschappen van zijn uitgangsmateriaal , alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende de verzekering van de identiteit , dezelfde waarborgen biedt als het teeltmateriaal dat in de Gemeenschap is geteeld en dat aan de bepalingen van deze richtlijn voldoet .

2 . Totdat de Raad zich overeenkomstig lid 1 heeft uitgesproken , mogen de Lid-Staten zelf de in dat lid bedoelde vaststellingen verrichten . Dit recht vervalt voor de verschillende geslachten en soorten vijf jaar te rekenen van de in artikel 18 , lid 1 , genoemde data .

Artikel 15

1 . Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met teeltmateriaal dat aan de eisen van deze richtlijn voldoet , in ten minste één Lid-Staat voordoen en die niet binnen de Gemeenschap kunnen worden overwonnen , verleent de Commissie , op verzoek van ten minste één betrokken Lid-Staat , overeenkomstig de procedure van artikel 17 , machtiging aan één of meer Lid-Staten om voor een door haar vast te stellen tijdvak teeltmateriaal van een of meer soorten waaraan minder strenge eisen zijn gesteld , tot de handel toe te laten .

In dit geval vermeldt het in artikel 9 , lid 1 , bedoelde document dat het teeltmateriaal betreft , waaraan minder strenge eisen zijn gesteld .

2 . De Lid-Staten mogen voorschrijven dat deze vermelding ook op het bij artikel 12 , lid 1 , voorgeschreven certificaat moet voorkomen .

Artikel 16

Voor teeltmateriaal dat bestemd is voor uitvoer of wederuitvoer naar derde landen , kunnen de Lid-Staten afwijkingen van de bepalingen van deze richtlijn voorzien . Zij dragen er zorg voor dat mengsels van dit teeltmateriaal met teeltmateriaal dat aan de bepalingen van deze richtlijn voldoet en dat binnen de Gemeenschap in de handel wordt gebracht , uitgesloten zijn .

Artikel 17

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , leidt de voorzitter deze procedure in bij het bij besluit van de Raad van 14 juni 1966 ( 1 ) ingestelde permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw , hierna het " comité " genoemd , hetzij op zijn initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . In het comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan een onderzoek onderworpen vraagstukken . Het comité spreekt zich uit met een meerderheid van twaalf stemmen .

( 1 ) Zie blz . 2289/66 van dit Publikatieblad .

4 . De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn . Indien echter deze maatregelen niet in overeenstemming zijn met het door het comité uitgebrachte advies , worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht ; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen .

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen .

Artikel 18

1 . De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om de bepalingen van deze richtlijn en van de bijlagen daarvan ten uitvoer te leggen .

a ) uiterlijk 1 juli 1967 voor de zaden en plantedelen van

Abies alba Mill .

Picea abies Karst .

Pinus silvestris L .

Pseudotsuga taxifolia Britt . ,

b ) uiterlijk 1 juli 1969 voor de zaden en plantedelen van

Larix decidua Mill .

Larix leptolepis ( Sieb . en Zucc . ) Gord .

Picea sitchensis Trautv . en Mey .

Pinus nigra Arn .

Pinus strobus L . ,

c ) uiterlijk 1 juli 1971 voor de zaden en plantedelen van

Fagus silvatica L .

Quercus borealis Michx .

Quercus pedunculata Ehrh .

Quercus sessiliflora Sal .

Populus .

2 . Voor de zaden van naaldhoutgeslachten en -soorten , die zijn geoogst v}}r de data , vastgesteld in lid 1 , kunnen de termijnen met twee jaren worden verlengd .

3 . Voor het plantmateriaal worden de termijnen verlengd met vier jaar na de data , vastgesteld in lid 1 of op de grondslag van lid 2 .

4 . De Lid-Staten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van de inwerkingtreding van deze bepalingen .

Artikel 19

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 14 juni 1966 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . WERNER

BIJLAGE I

Maatstaven voor toelating van het uitgangsmateriaal

A . OPSTANDEN

1 . Uitgangsmateriaal _ Bij voorkeur worden als uitgangsmateriaal autochtone opstanden of niet-autochtone opstanden die hun waarde reeds hebben bewezen , toegelaten .

2 . Ligging _ De opstanden moeten op voldoende afstand zijn gelegen van slechte opstanden van dezelfde soort of van opstanden van een soort of variëteit , waarmede bastaarden gevormd kunnen worden . De maatstaf betreffende de ligging is vooral belangrijk , wanneer de omliggende opstanden niet-autochtoon zijn .

3 . Homogeniteit _ De opstanden moeten een normale individuele verscheidenheid van de morfologische eigenschappen vertonen .

4 . Houtmassaproduktie _ De massaproduktie is vaak één van de belangrijkste maatstaven voor toelating ; in dit geval moet de massaproduktie dus hoger zijn dan wat men onder dezelfde ecologische omstandigheden als het gemiddelde beschouwt .

5 . Technologische kwaliteit _ De kwaliteit wordt in overweging genomen ; in sommige gevallen zal zij een maatstaf van doorslaggevende betekenis kunnen zijn .

6 . Vorm _ De opstanden moeten bijzonder gunstige morfologische eigenschappen vertonen , en met name zo goed mogelijke eigenschappen met betrekking tot rechtheid van de stam , wijze van takaanzetting en fijnheid van de takken en natuurlijke takreiniging ; vorken en draaigroei moeten zo weinig mogelijk voorkomen .

7 . Gezondheidstoestand en resistentie _ De opstanden moeten in het algemeen gezond zijn en in hun standplaats zo goed mogelijk resistent zijn tegen schadelijke organismen en tegen ongunstige invloeden van buiten af .

8 . Omvang van de populatie _ De opstanden moeten een of meer boomgroepen omvatten , waarbinnen en waartussen voldoende mogelijkheid van kruisbestuiving bestaat . Ten einde de ongunstige gevolgen van inteelt te voorkomen , moeten de opstanden op een minimum aan oppervlakte een voldoend aantal exemplaren omvatten .

9 . Leeftijd _ De opstanden moeten zoveel mogelijk bomen omvatten welke een zodanige leeftijd hebben bereikt dat bovenstaande maatstaven duidelijk kunnen worden beoordeeld .

B . VERMEERDERINGSZAADTUINEN

De vermeerderingszaadtuinen moeten zodanig worden aangelegd , dat voldoende waarborg bestaat dat de verkregen zaden tenminste de gemiddelde genetische eigenschappen hebben van het uitgangsmateriaal waaruit de zaadtuin is voortgekomen .

C . KLONEN

1 . De punten 4 , 5 , 6 , 7 en 9 van deel A zijn van overeenkomstige toepassing .

2 . De klonen moeten door hun kenmerkende eigenschappen kunnen worden geïdentificeerd .

3 . De betekenis van de klonen moet worden bevestigd door de praktijk of aangetoond worden door lang genoeg voortgezette proefnemingen .

BIJLAGE II

Certificaat van herkomst ( 1 )

Certificaat van echtheid van de kloon ( 1 )

... No . ...

( Land )

Hierbij wordt verklaard dat het hieronder omschreven bosbouwkundig teeltmateriaal is gecontroleerd door de hiertoe aangewezen diensten en dat het na de bevindingen ter zake en gezien de overgelegde bewijsstukken beantwoordt aan de volgende aanduidingen :

1 . Aard van het produkt : zaad / plantedeel / plantmateriaal ( 1 ) ...

2 . Geslacht en soort , ondersoort , variëteit / ras , kloon ( 1 )

a ) gewone naam : ...

b ) botanische naam : ...

3 . Herkomstgebied ( 1 ) : ...

Plaats van herkomst en hoogte ( 1 ) ( 2 ) : ...

4 . Autochtone of niet-autochtone oorsprong : ...

5 . Rijpheidsjaar voor het zaad ( 1 ) : ...

6 . Duur van de teelt in de kwekerij als zaailing of verspeende plant ( 1 ) : ...

7 . Hoeveelheid : ...

8 . Aantal en aard van de colli : ...

9 . Herkenningsteken van de colli : ...

10 . Overige aanduidingen ( 1 ) : ...

... 19 ...

( Plaats en datum )

( Dienststempel ) ...

( Ondertekening )

...

( Functie )

( 1 ) Doorhalen wat niet van toepassing is .

( 2 ) Voor teeltmateriaal dat niet afkomstig is van binnen de Europese Economische Gemeenschap officieel toegelaten uitgangsmateriaal .

Top