EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02009L0148-20190726

Consolidated text: Richtlijn 2009/148/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/148/2019-07-26

02009L0148 — NL — 26.07.2019 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2009/148/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 november 2009

betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 330 van 16.12.2009, blz. 28)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2019/1243 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019

  L 198

241

25.7.2019




▼B

RICHTLIJN 2009/148/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 november 2009

betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

1.  Deze richtlijn heeft ten doel werknemers tegen gevaren voor hun gezondheid te beschermen, en deze gevaren, die zich op het werk voordoen of kunnen voordoen door blootstelling aan asbest, te voorkomen.

Zij behelst de grenswaard van deze blootstelling alsook andere bijzondere bepalingen.

2.  Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen of in te voeren met het oog op een verdergaande bescherming van de werknemers, met name wat betreft de vervanging van asbest door minder gevaarlijke producten.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder „asbest” de volgende vezelachtige silicaten verstaan:

a) actinoliet, CAS-nummer 77536-66-4 ( 1 );

b) bruine asbest (amosiet), CAS-nummer 12172-73-5 (1) ;

c) anthofylliet, CAS-nummer 77536-67-5 (1) ;

d) chrysotiel, CAS-nummer 12001-29-5 (1) ;

e) crocidoliet, CAS-nummer 12001-28-4 (1) ;

f) tremoliet, CAS-nummer 77536-68-6 (1) .

Artikel 3

1.  Deze richtlijn is van toepassing op werkzaamheden waarbij werknemers tijdens hun werk worden of kunnen worden blootgesteld aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen.

2.  Bij werkzaamheden waarbij het risico van blootstelling aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen bestaat, moet dat risico worden beoordeeld, teneinde de aard en de mate van de blootstelling van de werknemers aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen vast te stellen.

3.  Mits het gaat om sporadische blootstellingen met een geringe intensiteit en uit de resultaten van de risicobeoordeling volgens lid 2 blijkt, dat de blootstellingsgrenswaarde voor asbest in de lucht van de arbeidsplaats niet zal worden overschreden, kunnen de artikelen 4, 18 en 19 buiten toepassing blijven, wanneer het werk bestaat in:

a) korte, niet-continue onderhoudsactiviteiten, waarbij uitsluitend met niet-broze materialen wordt gewerkt;

b) het verwijderen van niet-beschadigde materialen, zonder deze stuk te maken, waarin de asbestvezels stevig in een matrix zijn gebonden;

c) het inkapselen en omhullen van asbesthoudende materialen die in goede staat zijn;

d) bewaking en onderzoek van de lucht en het nemen van monsters om vast te stellen of een bepaald materiaal asbest bevat.

4.  Na overleg met de sociale partners, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, worden door de lidstaten praktische richtsnoeren opgesteld voor de omschrijving van sporadische blootstelling met een geringe intensiteit, als bedoeld in lid 3.

5.  De werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging worden geraadpleegd over de in lid 2 bedoelde beoordeling en deze wordt herzien wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat zij onjuist is of wanneer er materiële veranderingen in het werk plaatsvinden.

Artikel 4

1.  Onder voorbehoud van artikel 3, lid 3, worden de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde maatregelen getroffen.

2.  Voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheden moet een door de verantwoordelijke instantie van de lidstaat beheerd meldingssysteem worden ingevoerd.

3.  Vóór de aanvang van de werkzaamheden doet de werkgever melding in de zin van lid 2 aan de verantwoordelijke instantie van de lidstaten, overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

De melding moet tenminste een beknopte beschrijving bevatten van:

a) de plaats waar de werkzaamheden worden verricht;

b) de gebruikte of gehanteerde types en hoeveelheden asbest;

c) de verrichte werkzaamheden en toegepaste procedés;

d) het aantal betrokken werknemers;

e) de datum waarop de werkzaamheden aanvangen, alsmede de duur ervan;

f) de maatregelen die zijn genomen om blootstelling van werknemers aan asbest te beperken.

4.  De werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging hebben inzage in de melding in de zin van lid 2 met betrekking tot hun eigen onderneming of vestiging overeenkomstig de nationale wetgeving.

5.  Telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan stof van asbest of asbesthoudende materialen, dient een nieuwe melding te worden gedaan.

Artikel 5

Het opspuiten van asbest voor het velouteren van oppervlakken en werkzaamheden die het gebruik van asbesthoudend isolatie- of geluiddempend materiaal met een lage dichtheid (minder dan 1 g/cm3) inhouden, zijn verboden.

Onverminderd andere Gemeenschapsvoorschriften betreffende het in de handel brengen en het gebruik van asbest zijn activiteiten die de werknemers aan asbestvezels blootstellen bij de winning van asbest, bij de vervaardiging en de verwerking van asbestproducten, dan wel de vervaardiging en de verwerking van producten die doelbewust toegevoegde asbest bevatten, verboden, met uitzondering van het behandelen en storten van producten die afkomstig zijn van sloop en asbestverwijdering.

Artikel 6

Bij alle in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheden wordt de blootstelling op het werk aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen, tot een minimum beperkt en wordt zij in ieder geval onder de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde gebracht, met name door de volgende maatregelen:

a) het aantal werknemers dat aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen blootgesteld wordt of kan worden, wordt zo klein mogelijk gehouden;

b) de werkprocedés zijn zo ingericht dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of dat, indien zulks onmogelijk is, er geen asbeststof in de lucht vrijkomt;

c) alle ruimten en uitrustingen die dienen voor de behandeling van asbest, kunnen doeltreffend en regelmatig worden gereinigd en onderhouden;

d) asbest en materialen waaruit asbeststof vrijkomt of die asbesthoudend zijn, worden opgeborgen en vervoerd in daartoe geschikte gesloten verpakkingen;

e) afvalstoffen worden zo spoedig mogelijk verzameld en van de arbeidsplaats weggevoerd in geschikte gesloten verpakkingen met een etiket dat zij asbest bevatten; deze maatregel geldt niet voor winningswerkzaamheden; de afvalstoffen worden vervolgens behandeld overeenkomstig Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen ( 2 ).

Artikel 7

1.  Afhankelijk van de resultaten van de eerste risicobeoordeling wordt, om de naleving van de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde te waarborgen, op gezette tijden de concentratie aan asbestvezels in de lucht op het werk gemeten.

2.  De monstername is representatief voor de persoonlijke blootstelling van de werknemer aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen.

3.  De monstername wordt uitgevoerd na raadpleging van de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of de vestiging.

4.  De monstername wordt uitgevoerd door personeel met de vereiste deskundigheid. De daaropvolgende monsteranalyse wordt uitgevoerd in laboratoria die toegerust zijn voor het tellen van vezels overeenkomstig de methode van lid 6.

5.  De duur van de monstername wordt zo gekozen dat, hetzij door meting hetzij door een tijdgewogen berekening, de representatieve blootstelling voor een achturige referentieperiode (één ploeg) kan worden vastgesteld.

6.  De telling van de vezels gebeurt bij voorkeur met een fasecontrastmicroscoop overeenkomstig de in 1997 door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen methode ( 3 ) of een methode die gelijkwaardige resultaten oplevert.

Bij het meten van de in lid 1 bedoelde asbestconcentratie in de lucht worden alleen vezels die langer zijn dan vijf micrometer, een breedte hebben van minder dan 3 μm en een lengte/breedteverhouding van meer dan 3:1 in aanmerking genomen.

Artikel 8

De werkgevers zorgen ervoor dat geen enkele werknemer wordt blootgesteld aan een asbestconcentratie in de lucht die groter is dan 0,1 vezel per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur (TGG).

▼M1 —————

▼B

Artikel 10

1.  Wanneer de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde wordt overschreden, worden de oorzaken voor deze overschrijding opgespoord en worden zo snel mogelijk passende maatregelen getroffen om deze situatie te verhelpen.

Het werk in de betrokken zone mag alleen worden voortgezet indien er ter bescherming van de betrokken werknemers passende maatregelen worden genomen.

2.  Ten einde de doeltreffendheid van de in lid 1, eerste alinea, genoemde maatregelen na te gaan, wordt het asbest in de lucht onmiddellijk opnieuw gemeten.

3.  Wanneer de blootstelling niet met andere middelen kan worden beperkt en de grenswaarde het dragen van individuele ademhalingsapparatuur vereist, mag dit niet blijvend zijn en moet het voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke worden beperkt. Voor werkzaamheden met individuele ademhalingsapparatuur worden rustpauzes voorzien, afhankelijk van de fysische en klimatologische belasting en, zo nodig, in samenspraak met de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of de vestiging, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk.

Artikel 11

Voordat wordt begonnen met sloop- of onderhoudswerkzaamheden neemt de werkgever, indien van toepassing na het opvragen van informatie bij de eigenaren, alle nodige maatregelen om de materialen waarvan wordt vermoed dat ze asbest bevatten, te identificeren.

Indien ook maar de geringste twijfel bestaat over de aanwezigheid van asbest in een materiaal of constructie, worden de van toepassing zijnde bepalingen van deze richtlijn gevolgd.

Artikel 12

Voor bepaalde werkzaamheden, zoals sloop, verwijdering, reparatie en onderhoud, waarvan kan worden verwacht dat ondanks preventieve technische maatregelen ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht, de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde zal overschreden worden, stelt de werkgever maatregelen vast voor de bescherming van de werknemers tijdens deze werkzaamheden, in het bijzonder:

a) krijgen de werknemers verplicht te dragen passende ademhalingsapparatuur en andere individuele beschermingsmiddelen;

b) worden er waarschuwingsborden aangebracht om erop te wijzen dat een overschrijding van de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde kan worden verwacht;

c) wordt de verspreiding van stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen buiten de ruimten/werkplek waar de activiteiten plaatsvinden, voorkomen.

De werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging worden over deze maatregelen geraadpleegd voordat tot deze werkzaamheden wordt overgegaan.

Artikel 13

1.  Voordat wordt begonnen met het slopen of het verwijderen van asbest en/of asbesthoudende materialen uit gebouwen, constructies, apparaten en installaties, dan wel uit schepen, wordt er een werkplan opgesteld.

2.  In het in lid 1 bedoelde plan worden maatregelen opgenomen die nodig zijn voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk.

In het plan wordt met name voorgeschreven dat:

a) het asbest en/of de asbesthoudende materialen worden verwijderd voordat de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, behalve wanneer dit voor de werknemers een groter gevaar zou inhouden dan het asbest of de asbesthoudende materialen niet te verwijderen;

b) zo nodig individuele beschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 12, eerste alinea, onder a), worden verstrekt;

c) zodra de sloop- of de asbestverwijderingswerkzaamheden beëindigd zijn, men er zich overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk van vergewist dat er geen risico’s van blootstelling aan asbest op het werk meer zijn.

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten moet het plan informatie bevatten over de volgende punten:

a) aard en waarschijnlijke duur van de werkzaamheden;

b) plaats waar de werkzaamheden worden verricht;

c) methoden die worden gebruikt wanneer met asbest of asbesthoudende materialen wordt gewerkt;

d) kenmerken van de apparatuur die wordt gebruikt voor:

i) de bescherming en ontsmetting van het met de werkzaamheden belaste personeel;

ii) de bescherming van anderen die zich op of nabij de werkplek bevinden.

3.  Op verzoek van de bevoegde autoriteiten moeten zij voor de aanvang van de beoogde werkzaamheden in kennis worden gesteld van het in lid 1 bedoelde plan.

Artikel 14

1.  De werkgever zorgt voor een passende opleiding voor alle werknemers die aan stof van asbest of asbesthoudende materialen worden of kunnen worden blootgesteld. Deze opleiding wordt met regelmatige tussenpozen gratis verstrekt.

2.  De inhoud van de opleiding is voor de werknemers gemakkelijk toegankelijk. Zij verschaft hun de nodige kennis en vaardigheden inzake preventie en veiligheid, met name met betrekking tot:

a) de eigenschappen van asbest en de invloed van asbest op de gezondheid, met inbegrip van het synergetische effect van roken;

b) de soorten producten of materialen die asbest kunnen bevatten;

c) de handelingen die kunnen leiden tot blootstelling aan asbest en het belang van preventieve controles om blootstelling tot een minimum te beperken;

d) veilige werkwijzen, controles en beschermingsmiddelen;

e) de geëigende rol, keuze en selectie, beperkingen en het juiste gebruik van ademhalingsapparatuur;

f) noodprocedures;

g) ontsmettingsprocedés;

h) verwijdering van afvalstoffen;

i) de eisen inzake medisch toezicht.

3.  Op communautair niveau worden praktische richtsnoeren vastgesteld voor de opleiding van werknemers die asbest verwijderen.

Artikel 15

Alvorens zij werkzaamheden zoals sloop of verwijdering van asbest kunnen verrichten, moeten bedrijven hun bekwaamheid op dit gebied aantonen overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk.

Artikel 16

1.  Voor elke in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheid worden, onder voorbehoud van artikel 3, lid 3, passende maatregelen getroffen om te bewerkstelligen dat:

a) de plaatsen waar deze werkzaamheden worden uitgevoerd:

i) duidelijk worden afgebakend en worden aangegeven met waarschuwingsborden;

ii) alleen toegankelijk zijn voor werknemers die deze plaatsen wegens hun werk of functie moeten betreden;

iii) zones zijn waar een rookverbod geldt;

b) zones worden ingericht waar de werknemers zonder gevaar voor besmetting door asbeststof kunnen eten en drinken;

c) passende werk- of beschermende kleding ter beschikking wordt gesteld van de werknemers; deze werk- of beschermende kleding niet buiten het bedrijf wordt gebracht; Zij mag evenwel gewassen worden in daartoe uitgeruste buiten het bedrijf gelegen wasserijen als het bedrijf niet zelf voor de reiniging zorgt; in dat geval dient de kleding in gesloten recipiënten te worden vervoerd;

d) de werk- of beschermende kleding en de normale kleding afzonderlijk worden opgeborgen;

e) passende en adequate sanitaire voorzieningen met douches, indien het werk in een stoffige atmosfeer geschiedt, ter beschikking van de werknemers worden gesteld;

f) de beschermende uitrusting op een daartoe aangewezen plaats wordt bewaard en na ieder gebruik wordt gecontroleerd en gereinigd en passende maatregelen worden genomen om defecte uitrusting te herstellen of te vervangen voordat deze weer wordt gebruikt.

2.  De kosten van de krachtens lid 1 getroffen maatregelen mogen niet op de werknemers worden verhaald.

Artikel 17

1.  Voor elke in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheid worden passende maatregelen genomen opdat de werknemers, alsmede hun vertegenwoordigers in de onderneming of de vestiging, adequate voorlichting krijgen over:

a) de mogelijke gevaren voor de gezondheid van blootstelling aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen;

b) het bestaan van voorgeschreven grenswaarden en de noodzaak van toezicht op het asbestgehalte in de lucht;

c) voorschriften betreffende hygiënische maatregelen, met inbegrip van de noodzaak niet te roken;

d) de te nemen voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het dragen en het gebruiken van beschermende uitrusting en kleding;

e) de bijzondere voorzorgsmaatregelen om de blootstelling aan asbest zo laag mogelijk te houden.

2.  Naast de in lid 1 bedoelde maatregelen worden, onder voorbehoud van artikel 3, lid 3, passende maatregelen genomen opdat:

a) de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging inzage krijgen in de resultaten van de asbestmetingen in de lucht en uitleg kunnen krijgen over de betekenis van deze resultaten;

b) indien de resultaten de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde overschrijden, de betrokken werknemers, alsmede hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging, zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld van deze overschrijdingen en van de oorzaken daarvan, en de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging worden geraadpleegd over de te nemen maatregelen of, in spoedgevallen, worden ingelicht over de getroffen maatregelen.

Artikel 18

1.  Onder voorbehoud van artikel 3, lid 3, worden de in de leden 2 tot en met 5 genoemde maatregelen getroffen.

▼M1

2.  Vóór de blootstelling aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen op de arbeidsplaats wordt iedere werknemer in de gelegenheid gesteld een medische keuring te ondergaan.

Deze keuring omvat een specifiek onderzoek van de borstkas. Praktische aanbevelingen die de lidstaten bij de klinische keuring van werknemers als leidraad kunnen nemen, staan in bijlage I. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 18 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen, teneinde deze aan de technische vooruitgang aan te passen.

Indien, in naar behoren gemotiveerde en uitzonderlijke gevallen van onmiddellijke, rechtstreekse en ernstige risico’s voor de lichamelijke gezondheid en veiligheid van werknemers en andere personen, om dwingende redenen van urgentie binnen een zeer kort tijdsbestek actie vereist is, is de in artikel 18 ter neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Zolang de blootstelling duurt, worden de werknemers ten minste eenmaal in de drie jaar in de gelegenheid gesteld zich opnieuw te laten keuren.

Van iedere werknemer wordt in overeenstemming met de nationale wetgeving en/of praktijk een individueel gezondheidsdossier aangelegd.

▼B

3.  Naar aanleiding van de in lid 2, tweede alinea, bedoelde klinische keuring spreekt de arts of de instantie die voor het medische toezicht op de werknemers verantwoordelijk is, zich overeenkomstig de nationale wetgevingen over eventueel verder te nemen individuele beschermende of preventieve maatregelen uit, of stelt deze vast.

Deze maatregelen kunnen in voorkomend geval inhouden dat de werknemer niet langer aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen mag worden blootgesteld.

4.  Aan de werknemers wordt advies en informatie verschaft over elke medische keuring waaraan zij zich na het einde van de blootstelling kunnen onderwerpen.

De voor het medische toezicht verantwoordelijke arts of instantie kunnen verklaren dat het medische toezicht na het einde van de blootstelling zo lang moet worden voortgezet, als zij voor de gezondheid van de betrokkene noodzakelijk achten.

Dit voortgezette toezicht gebeurt in overeenstemming met de nationale wetgeving en/of praktijk.

5.  De betrokken werknemer of de werkgever kan verzoeken om herziening van de in lid 3 bedoelde keuring, overeenkomstig de nationale wetgeving.

▼M1

Artikel 18 bis

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 18, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 26 juli 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 18, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven ( 4 ).

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 18, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 18 ter

1.  Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

2.  Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 18 bis, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

▼B

Artikel 19

1.  Onder voorbehoud van artikel 3, lid 3, worden de in de leden 2, 3 en 4 genoemde maatregelen getroffen.

2.  De werkgever dient in een register aantekening te houden van de werknemers die met de in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheden zijn belast, met vermelding van aard en duur van hun werkzaamheden en blootstelling. Dit register kan worden ingezien door de arts en de instantie die verantwoordelijk is voor het medische toezicht. Elke betrokken werknemer kan inzage krijgen van zijn persoonlijke gegevens in het register. De werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging kunnen inzage krijgen van de anonieme collectieve gegevens van dit register.

3.  De in lid 2 bedoelde registers en de in artikel 18, lid 2, vierde alinea, bedoelde individuele gezondheidsdossiers worden ten minste 40 jaar na het einde van de blootstelling bewaard, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk.

4.  De in lid 3 bedoelde bescheiden worden, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk, aan de verantwoordelijke instantie overhandigd op het moment dat de onderneming haar activiteiten beëindigt.

Artikel 20

De lidstaten voorzien in adequate sancties op niet-naleving van de ingevolge deze richtlijn vastgestelde nationale wetgeving. De sancties moeten doeltreffend, proportioneel en afschrikkend zijn.

Artikel 21

De lidstaten houden een register bij van de erkende gevallen van asbestose en mesothelioom.

Artikel 22

Om de vijf jaar dienen de lidstaten een verslag in bij de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de vorm van een specifiek hoofdstuk van het verslag bedoeld in artikel 17 bis, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 89/391/EEG, dat als basis dient voor de evaluatie van de Commissie overeenkomstig artikel 17 bis, lid 4, van die richtlijn.

Artikel 23

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 24

Richtlijn 83/477/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 25

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 26

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

Praktische aanbevelingen voor de klinische keuring van de werknemers, bedoeld in artikel 18, lid 2, tweede alinea

1. Volgens de huidige kennis kan blootstelling aan losse asbestvezels de volgende aandoeningen veroorzaken:

 asbestose;

 mesothelioom;

 longkanker;

 maag- en darmkanker.

2. De arts of de instantie die voor het medische toezicht op de aan asbest blootgestelde werknemers verantwoordelijk is, dient vertrouwd te zijn met de voorwaarden en omstandigheden van de blootstelling van elke werknemer.

3. Het gezondheidskundig onderzoek van de werknemers geschiedt overeenkomstig de beginselen en gebruiken van de arbeidsgeneeskunde. Het dient minstens de volgende maatregelen te omvatten:

 het aanleggen van een dossier met de medische voorgeschiedenis en het beroepsverleden van de werknemer;

 een persoonlijk gesprek;

 een algemeen klinisch onderzoek, met name van de borstkas;

 onderzoeken van de ademhalingsfunctie (spirometrie en flow-volumecurve).

De voor het toezicht op de gezondheid verantwoordelijke arts of instantie besluiten op grond van de jongste inzichten van de arbeidsgeneeskunde tot verder onderzoek, zoals cytologisch onderzoek van het sputum, röntgenonderzoek van de borstkas of computertomografie.




BJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 24)



Richtlijn 83/477/EEG van de Raad

(PB L 263 van 24.9.1983, blz. 25)

 

Richtlijn 91/382/EEG van de Raad

(PB L 206 van 29.7.1991, blz. 16)

 

Richtlijn 98/24/EG van de Raad

(PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11)

uitsluitend artikel 13, lid 2

Richtlijn 2003/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 97 van 15.4.2003, blz. 48)

 

Richtlijn 2007/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 165 van 27.6.2007, blz. 21)

uitsluitend artikel 2, lid 1

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 24)



Richtlijn

Omzettingstermijn

83/477/EEG

31 december 1986 (1)

91/382/EEG

1 januari 1993 (2)

98/24/EG

5 mei 2001

2003/18/EG

14 april 2006

2007/30/EG

31 december 2012

(1)   Deze datum wordt evenwel naar 31 december 1989 verschoven wat de asbestwinning betreft.

(2)   Voor de Helleense Republiek is de omzettingstermijn van de richtlijn 1 januari 1996. Evenwel is de omzettingsdatum voor de asbestwinning 1 januari 1996 voor alle lidstaten en 1 januari 1999 voor de Helleense Republiek.




BIJLAGE III



Concordantietabel

Richtlijn 83/477/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, eerste tot en met zesde streepje

Artikel 2, onder a) tot en met f)

Artikel 3, leden 1 tot en met 3

Artikel 3, leden 1 tot en met 3

Artikel 3, lid 3 bis

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 5

Artikel 4, aanhef

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, punt 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, punt 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, punt 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, punt 4

Artikel 4, lid 5

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6, punten 1 tot en met 5

Artikel 6, onder a) tot en met e)

Artikelen 7 en 8

Artikelen 7 en 8

Artikel 9, lid 2

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 10 bis

Artikel 11

Artikel 11, leden 1 en 2

Artikel 12, eerste en tweede alinea

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 2, eerste alinea

Artikel 13, lid 2, eerste alinea

Artikel 12, lid 2, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 13, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 12, lid 2, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 13, lid 2, tweede alinea, onder b)

Artikel 12, lid 2, tweede alinea, derde streepje

Artikel 13, lid 2, tweede alinea, onder c)

Artikel 12, lid 2, derde alinea, eerste streepje

Artikel 13, lid 2, derde alinea, onder a)

Artikel 12, lid 2, derde alinea, tweede streepje

Artikel 13, lid 2, derde alinea, onder b)

Artikel 12, lid 2, derde alinea, derde streepje

Artikel 13, lid 2, derde alinea, onder c)

Artikel 12, lid 2, derde alinea, vierde streepje

Artikel 13, lid 2, derde alinea, onder d)

Artikel 12, lid 2, derde alinea, vierde streepje, eerste inspringend streepje

Artikel 13, lid 2, derde alinea, onder d), i)

Artikel 12, lid 2, derde alinea, vierde streepje, tweede inspringend streepje

Artikel 13, lid 2, derde alinea, onder d), ii)

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 3

Artikel 12 bis

Artikel 14

Artikel 12 ter

Artikel 15

Artikel 13, lid 1, onder a)

Artikel 16, lid 1, onder a)

Artikel 13, lid 1, onder b)

Artikel 16, lid 1, onder b)

Artikel 13, lid 1, onder c), i) en ii)

Artikel 16, lid 1, onder c)

Artikel 13, lid 1, onder c), iii)

Artikel 16, lid 1, onder d)

Artikel 13, lid 1, onder c), iv)

Artikel 16, lid 1, onder e)

Artikel 13, lid 1, onder c), v)

Artikel 16, lid 1, onder f)

Artikel 13, lid 2

Artikel 16, lid 2

Artikel 14, lid 1, aanhef

Artikel 17, lid 1, aanhef

Artikel 14, lid 1, eerste tot en met vijfde streepje

Artikel 17, lid 1, onder a) tot en met e)

Artikel 14, lid 2

Artikel 17, lid 2

Artikel 15, aanhef

Artikel 18, lid 1

Artikel 15, punten 1 tot en met 4

Artikel 18, leden 2 tot en met 5

Artikel 16, aanhef

Artikel 19, lid 1

Artikel 16, punten 1 tot en met 3

Artikel 19, leden 2 tot en met 4

Artikel 16 bis

Artikel 20

Artikel 17

Artikel 21

Artikel 17 bis

Artikel 22

Artikel 18, lid 1

Artikel 18, lid 2

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 19

Artikel 26

Bijlage II

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III



( 1 ) Registratienummer van de Chemical Abstract Service (CAS).

( 2 ) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20.

( 3 Determination of airborne fibre number concentrations. A recommended method, by phase-contrast optical microscopy (membrane filter method), WHO, Geneva, 1997 (ISBN 92 415 4496 1).

( 4 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

Top