Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02006R1367-20211028

Consolidated text: Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1367/2021-10-28

02006R1367 — NL — 28.10.2021 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 1367/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 september 2006

betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen

(PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2021/1767 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 oktober 2021

  L 356

1

8.10.2021




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 1367/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 september 2006

betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen



TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

1.  

Doel van deze verordening is het leveren van een bijdrage aan de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de VN/ECE, hierna het Verdrag van Aarhus genoemd, middels het vaststellen van regels voor de toepassing van het Verdrag van Aarhus op de communautaire instellingen en organen, met name door:

a) 

recht van toegang voor het publiek te garanderen tot milieu-informatie die door communautaire instellingen of organen is ontvangen of opgesteld en waarover zij beschikken, en de voorwaarden, grondregels en praktische regelingen voor de uitoefening van dat recht vast te stellen;

b) 

ervoor te zorgen dat milieu-informatie geleidelijk aan het publiek beschikbaar wordt gesteld en onder het publiek wordt verspreid, om te bereiken dat deze milieu-informatie op de breedst mogelijke basis systematisch ter beschikking komt van en verspreid wordt onder het publiek. Daartoe zal in het bijzonder het gebruik van telecommunicatie via de computer en/of elektronische technologie, indien beschikbaar, worden bevorderd;

c) 

te voorzien in inspraak voor het publiek ten aanzien van plannen en programma's betreffende het milieu;

d) 

op communautair niveau toegang tot de rechter te verlenen in milieuaangelegenheden, overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

2.  
Bij de toepassing van deze verordening trachten de communautaire instellingen en organen het publiek zo goed mogelijk van advies te dienen en bij te staan ten aanzien van de toegang tot informatie, de inspraak bij de besluitvorming en de toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden.

Artikel 2

Definities

1.  

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) 

„aanvrager”: elke natuurlijke of rechtspersoon die om milieu-informatie verzoekt;

b) 

„het publiek”: een of meer natuurlijke of rechtspersonen en verenigingen, organisaties of groepen van dergelijke personen;

c) 

„communautaire instelling of communautair orgaan”: alle openbare instellingen, organen, bureaus of agentschappen die krachtens of op basis van het ►M1  VWEU ◄ zijn ingesteld, uitgezonderd wanneer zij in een rechterlijke of wetgevende hoedanigheid optreden. De bepalingen van Titel II zijn evenwel van toepassing wanneer de communautaire instelling of het communautaire orgaan in een wetgevende hoedanigheid optreedt;

d) 

„milieu-informatie”: alle informatie in geschreven, visuele, auditieve, elektronische of enige andere materiële vorm over:

i) 

de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;

ii) 

factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder i) bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;

iii) 

maatregelen (met inbegrip van bestuurlijke maatregelen), zoals beleidslijnen, wetgeving, plannen, programma's, milieuovereenkomsten en activiteiten die op de onder i) en ii) bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;

iv) 

verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;

v) 

kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder iii) bedoelde maatregelen en activiteiten;

vi) 

de toestand van de menselijke gezondheid en veiligheid, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de menselijke levensomstandigheden, cultureel waardevolle gebieden en bouwwerken, voor zover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder i) bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via die elementen, door eender welk van de zaken vermeld onder ii) of iii);

e) 

„plannen en programma's betreffende het milieu”: plannen en programma's

i) 

die door een communautaire instelling of communautair orgaan worden voorbereid en, indien van toepassing, aangenomen,

ii) 

die krachtens wetgevende, regelgevende of bestuurlijke bepalingen vereist zijn, en

iii) 

die bijdragen tot, of significante gevolgen kunnen hebben voor, het bereiken van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid zoals vastgesteld bij het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese ►M1  Unie ◄ of enig later algemeen milieuactieprogramma.

Algemene milieuactieprogramma's worden eveneens als plannen en programma's betreffende het milieu aangemerkt.

Deze definitie bestrijkt niet financierings- of begrotingsplannen en -programma's, meer bepaald de plannen en programma's die betrekking hebben op de voorgestelde jaarlijkse begrotingen of die aangeven hoe bepaalde projecten of activiteiten gefinancierd moeten worden, interne werkprogramma's van een communautaire instelling of communautair orgaan, en noodplannen en -programma's met als enig doel civiele bescherming;

f) 

„milieurecht”: communautaire wetgeving die, ongeacht de rechtsgrondslag, bijdraagt tot het nastreven van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid volgens het ►M1  VWEU ◄ : behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen;

▼M1

g) 

„administratieve handeling”: elke niet-wetgevingshandeling van een instelling of orgaan van de Unie die rechtsgevolgen en externe werking heeft en bepalingen bevat die strijdig kunnen zijn met het milieurecht in de zin van artikel 2, lid 1, punt f);

h) 

„administratieve nalatigheid”: elk geval waarbij een instelling of orgaan van de Unie verzuimt een niet-wetgevingshandeling die rechtsgevolgen en externe werking heeft, te stellen, en dergelijk verzuim strijdig kan zijn met het milieurecht in de zin van artikel 2, lid 1, punt f).

▼B

2.  

Administratieve handelingen en administratieve nalatigheden omvatten niet de maatregelen of nalatigheden van een communautaire instelling of communautair orgaan optredend in de hoedanigheid van administratief toezichtsorgaan, bijvoorbeeld in het kader van:

a) 

de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het ►M1  VWEU ◄ (regels betreffende de mededinging);

b) 

de artikelen 226 en 228 van het ►M1  VWEU ◄ (inbreukprocedure);

c) 

artikel 195 van het ►M1  VWEU ◄ (optreden van de Ombudsman);

d) 

artikel 280 van het ►M1  VWEU ◄ (optreden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding).



TITEL II

TOEGANG TOT MILIEU-INFORMATIE

Artikel 3

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001

Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op ieder verzoek van een aanvrager om toegang tot milieu-informatie waarover communautaire instellingen en organen beschikken, zonder onderscheid op basis van staatsburgerschap, nationaliteit of woonplaats en, in het geval van een rechtspersoon, zonder discriminatie op grond van de plaats van de statutaire zetel of van een feitelijk middelpunt van de activiteiten.

Voor de toepassing van deze verordening wordt „instelling” in Verordening (EG) nr. 1049/2001 gelezen als „communautaire instelling of communautair orgaan”.

Artikel 4

Verzameling en verspreiding van milieu-informatie

1.  

De communautaire instellingen en organen ordenen de milieu-informatie die voor hun functies relevant is en waarover zij beschikken, met het oog op de actieve en systematische verspreiding ervan onder het publiek, in het bijzonder door middel van computertelecommunicatie- en/of elektronische technologie overeenkomstig artikel 11, leden 1 en 2, en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1049/2001. Zij zorgen ervoor dat deze milieu-informatie geleidelijk beschikbaar komt in elektronische gegevensbanken die voor het publiek makkelijk toegankelijk zijn via openbare telecommunicatienetwerken. Te dien einde brengen zij de milieu-informatie die bij hen berust onder in gegevensbanken en voorzien deze van zoekfuncties en andere vormen van programmatuur die het publiek kunnen helpen om de informatie die het verlangt, op te sporen.

De door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie beschikbaar gestelde informatie behoeft geen informatie te omvatten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is verzameld, tenzij deze reeds in elektronische vorm beschikbaar is. Communautaire instellingen en organen geven zoveel als mogelijk aan waar informatie gelokaliseerd is die ingezameld is voor de inwerkingtreding van deze verordening en niet beschikbaar is in elektronische vorm.

De communautaire instellingen en organen leveren alle redelijke inspanningen om milieu-informatie waarover zij beschikken, te bewaren in vormen of formaten die gemakkelijk reproduceerbaar zijn en toegankelijk zijn via computertelecommunicatiemiddelen of andere elektronische middelen.

2.  

De milieu-informatie die toegankelijk wordt gemaakt en wordt verspreid wordt op passende wijze bijgewerkt. Naast de in artikel 12, leden 2 en 3, en artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vermelde documenten dienen de gegevensbanken of registers de volgende informatie te bevatten:

a) 

teksten van internationale verdragen, conventies of overeenkomsten en van communautaire wetgeving inzake of in verband met het milieu en van beleidsmaatregelen, plannen en programma's betreffende het milieu;

b) 

voortgangsrapporten over de uitvoering van de onder a) genoemde onderwerpen, indien deze door communautaire instellingen of organen worden opgesteld of in elektronische vorm bewaard;

c) 

stappen gezet in de procedures met betrekking tot inbreuken op het ►M1  Unierecht ◄ vanaf het stadium van het met redenen omkleed advies krachtens artikel 226, eerste alinea, van het ►M1  VWEU ◄ ;

d) 

rapporten over de toestand van het milieu zoals bedoeld in lid 4;

e) 

gegevens of samenvattingen van gegevens afkomstig van de monitoring van activiteiten die voor het milieu gevolgen hebben of waarschijnlijk zullen hebben;

f) 

vergunningen die belangrijke gevolgen hebben voor het milieu, alsmede milieuovereenkomsten of een verwijzing naar de plaats waar die informatie kan worden opgevraagd of gevonden;

g) 

milieu-effectstudies en risicobeoordelingen met betrekking tot milieuelementen of een verwijzing naar de plaats waar die informatie kan worden opgevraagd of gevonden.

3.  
Waar passend kunnen de communautaire instellingen en organen aan de voorschriften van de leden 1 en 2 voldoen door links te creëren naar internetsites waar de informatie kan worden gevonden.
4.  
De Commissie zorgt ervoor dat met regelmatige tussenpozen van ten hoogste vier jaar een rapport over de toestand van het milieu, met inbegrip van informatie over de kwaliteit van en de druk op het milieu, wordt gepubliceerd en verspreid.

Artikel 5

Kwaliteit van de milieu-informatie

1.  
De communautaire instellingen en organen zorgen er in de mate van het mogelijke voor dat de door hen of namens hen samengestelde informatie actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
2.  
De communautaire instellingen en organen stellen de aanvrager op zijn verzoek in kennis van de plaats waar informatie kan worden gevonden over de meetmethodes die zijn gebruikt bij het verzamelen van de informatie, inclusief de methodes voor analyse, monsterneming en voorbehandeling van de monsters, indien deze voorhanden is, of verwijzen naar een gebruikte standaardprocedure.

Artikel 6

Toepassing van uitzonderingen met betrekking tot verzoeken om toegang tot milieu-informatie

1.  
Met betrekking tot artikel 4, lid 2, eerste en derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, met uitzondering van onderzoek, met name naar mogelijke inbreuken op het ►M1  Unierecht ◄ , wordt een hoger openbaar belang geacht openbaarmaking te gebieden indien de gevraagde informatie betrekking heeft op uitstoot in het milieu. Wat betreft de overige uitzonderingen krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, worden de gronden voor weigering beperkt uitgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met het openbaar belang dat bij openbaarmaking is gediend en met de vraag of de gevraagde informatie betrekking heeft op uitstoot in het milieu.
2.  
Naast de uitzonderingen in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, kunnen de communautaire instellingen en organen toegang tot milieu-informatie weigeren wanneer de openbaarmaking van de informatie afbreuk doet aan de bescherming van het milieu waarop die informatie betrekking heeft, zoals bijvoorbeeld de broedplaatsen van zeldzame soorten.

Artikel 7

Verzoeken om toegang tot milieu-informatie die niet bij een communautaire instelling of een communautair orgaan berust

Wanneer een communautaire instelling of een communautair orgaan een verzoek om toegang tot milieu-informatie ontvangt en deze informatie niet bij die communautaire instelling of communautair orgaan berust, laat de instelling of het orgaan de aanvrager zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen 15 werkdagen, weten bij welke communautaire instelling, communautair orgaan of overheidsinstantie in de zin van Richtlijn 2003/4/EG volgens de instelling of het orgaan de gevraagde informatie kan worden opgevraagd, of stuurt de instelling of het orgaan het verzoek door aan de betrokken communautaire instelling, het betrokken communautair orgaan of de betrokken overheidsinstantie en stelt zij de aanvrager hiervan in kennis.

Artikel 8

Samenwerking

De communautaire instellingen en organen werken in het geval van een onmiddellijke bedreiging van de menselijke gezondheid, het leven of het milieu, hetzij veroorzaakt door menselijke activiteiten hetzij ten gevolge van natuurlijke oorzaken, op verzoek van overheidsinstanties in de zin van Richtlijn 2003/4/EG met die overheidsinstanties samen en verlenen hun assistentie teneinde die instanties in staat te stellen, onmiddellijk onder het publiek dat getroffen kan worden alle milieu-informatie te verspreiden die het publiek in staat kan stellen maatregelen te nemen om de uit de bedreiging voortvloeiende schade te voorkomen of te beperken, voor zover de communautaire instellingen en organen over deze informatie beschikken en/of de bedoelde overheidsinstanties of deze voor hen wordt beheerd.

Het bepaalde in de eerste alinea laat eventuele specifieke verplichtingen uit hoofde van het ►M1  Unierecht ◄ , met name Beschikking nr. 2119/98/EG en Besluit nr. 1786/2002/EG, onverlet.



TITEL III

INSPRAAK VAN HET PUBLIEK IN PLANNEN EN PROGRAMMA'S BETREFFENDE HET MILIEU

Artikel 9

1.  
De communautaire instellingen en organen zorgen er middels passende praktische en/of andere voorzieningen voor dat het publiek vroegtijdig en effectief inspraak krijgt tijdens de voorbereiding, wijziging of herziening van plannen of -programma's betreffende het milieu op een ogenblik dat alle opties nog open zijn. Met name dient de Commissie, wanneer zij een voorstel voor een dergelijk plan of programma voorbereidt dat aan andere communautaire instellingen en organen voor een besluit wordt voorgelegd, voor dit voorbereidende stadium voorzieningen voor inspraak van het publiek te treffen.
2.  
De communautaire instellingen en organen wijzen aan welk publiek wordt of kan worden getroffen door of belang heeft bij een plan of programma als bedoeld in lid 1, waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen van deze verordening.
3.  

De communautaire instellingen en organen zorgen ervoor dat het in lid 2 bedoelde publiek door middel van een openbare kennisgeving of andere passende middelen, zoals elektronische media, indien beschikbaar, op de hoogte wordt gebracht over:

a) 

het ontwerpvoorstel, indien beschikbaar,

b) 

de milieu-informatie of -beoordeling die behoort bij het plan of het programma dat wordt voorbereid, indien beschikbaar, en

c) 

de praktische inspraakregelingen, zoals:

i) 

de administratieve eenheid waarbij de betrokken informatie kan worden verkregen,

ii) 

de administratieve eenheid waaraan commentaar, zienswijzen of vragen kunnen worden voorgelegd, en

iii) 

redelijke termijnen, zodat het publiek voldoende tijd heeft om zich te informeren en doeltreffend voor te bereiden, en effectief inspraak krijgt in het besluitvormingsproces op milieugebied.

4.  
Voor het indienen van commentaar wordt een termijn van ten minste acht weken gesteld. Indien bijeenkomsten of hoorzittingen worden georganiseerd, moet hiervan tenminste vier weken vooraf kennis worden gegeven. Deze termijnen kunnen worden verkort in spoedgevallen of in gevallen waarin het publiek reeds in de gelegenheid is gesteld commentaar te leveren op het plan of het programma in kwestie.
5.  
Bij het nemen van een besluit over een plan of programma betreffende het milieu houden de communautaire instellingen en organen terdege rekening met de resultaten van de inspraak van het publiek. De communautaire instellingen en organen stellen het publiek op de hoogte van dat plan of programma waaronder de tekst daarvan, en van de redenen en overwegingen waarop het besluit is gebaseerd, waaronder informatie over de inspraak van het publiek.



TITEL IV

INTERNE HERZIENING EN TOEGANG TOT DE RECHTER

Artikel 10

Verzoek tot interne herziening van administratieve handelingen

▼M1

1.  
Elke niet-gouvernementele organisatie of andere leden van het publiek die voldoen aan de criteria van artikel 11 zijn gerechtigd een verzoek tot interne herziening in te dienen bij de instelling of het orgaan van de Unie die of dat een administratieve handeling heeft gesteld of, in het geval van een vermeende administratieve nalatigheid, zo’n handeling had moeten stellen, op grond van het feit dat een dergelijk handelen of nalaten strijdig is met het milieurecht in de zin van artikel 2, lid 1, punt f).

Dergelijke verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van ten hoogste acht weken nadat de administratieve handeling werd gesteld, bekendgemaakt of er kennis van werd gegeven, afhankelijk van wat het meest recentelijk is gebeurd, of, in het geval van een vermeende administratieve nalatigheid, binnen acht weken te rekenen vanaf de dag waarop de administratieve handeling had moeten zijn gesteld. In het verzoek moeten de redenen voor toetsing of herziening worden gespecificeerd.

2.  
De instelling of het orgaan van de Unie zoals bedoeld in lid 1, neemt het verzoek in overweging, tenzij het kennelijk ongegrond of duidelijk niet-onderbouwd is. Ingeval een instelling of orgaan van de Unie meerdere verzoeken tot herziening van dezelfde administratieve handeling of administratieve nalatigheid ontvangt, kan de instelling of het orgaan de verzoeken samenvoegen en als één verzoek te behandelen. De instelling of het orgaan van de Unie geeft zo snel mogelijk, en niet later dan 16 weken na het verstrijken van de in lid 1, tweede alinea, genoemde termijn van acht weken, schriftelijk de redenen van haar of zijn antwoord aan.

▼B

3.  

Wanneer de communautaire instelling of het communautair orgaan ondanks al haar of zijn inspanningen er niet in slaagt te handelen in overeenstemming met lid 2, stelt de instelling of het orgaan de niet-gouvernementele organisatie die het verzoek heeft ingediend zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de in lid 2 genoemde termijn in kennis van de redenen van het niet-handelen en deelt mee wanneer de instelling of het orgaan voornemens is wel te handelen.

▼M1

De instelling of het orgaan van de Unie handelt in elk geval binnen 22 weken na het verstrijken van de in lid 1, tweede alinea, genoemde termijn van acht weken.

▼B

Artikel 11

Criteria voor het gerechtigd zijn op communautair niveau

1.  

Een niet-gouvernementele organisatie is gerechtigd een verzoek tot interne herziening overeenkomstig artikel 10 in te dienen, op voorwaarde dat:

a) 

zij een onafhankelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk is volgens de wetgeving of de praktijk van een lidstaat;

b) 

haar uitdrukkelijk hoofddoel het bevorderen is van de milieubescherming in de context van het milieurecht;

c) 

zij al meer dan twee jaar bestaat en actief ijvert voor het onder b) genoemde doel;

d) 

de aangelegenheid met betrekking waartoe het verzoek tot interne herziening wordt ingediend, tot haar doel en werkterrein behoort.

▼M1

2.  
De Commissie stelt de nodige bepalingen vast om ervoor te zorgen dat de in lid 1 en lid 1 bis, tweede alinea, genoemde criteria en voorwaarden transparant en consequent worden toegepast.

▼M1

Artikel 11 bis

Bekendmaking van verzoeken en definitieve besluiten, en onlinesystemen voor de ontvangst van verzoeken

1.  
De instellingen en organen van de Unie maken alle verzoeken tot interne herziening na ontvangst zo spoedig mogelijk bekend, evenals alle definitieve besluiten over die verzoeken, en wel zo spoedig mogelijk na de vaststelling ervan.
2.  
De instellingen en organen van de Unie kunnen onlinesystemen opzetten voor de ontvangst van verzoeken tot interne herziening en kunnen eisen dat alle verzoeken tot interne herziening via hun onlinesystemen worden ingediend.

▼B

Artikel 12

Procedure voor het Hof van Justitie

1.  
Een niet-gouvernementele organisatie die in overeenstemming met artikel 10 een verzoek tot interne herziening heeft ingediend, kan overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het ►M1  VWEU ◄ een procedure voor het Hof van Justitie beginnen.

▼M1

2.  
Indien de instelling of het orgaan van de Unie niet in overeenstemming met artikel 10, lid 2 of lid 3, handelt, kunnen de niet-gouvernementele organisatie of andere leden van het publiek die het verzoek tot interne herziening op grond van artikel 10 hebben ingediend, een procedure voor het Hof van Justitie beginnen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het VWEU.

▼B



TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Uitvoeringsmaatregelen

Waar nodig passen de communautaire instellingen en organen hun reglement van orde aan de bepalingen van deze verordening aan. Deze aanpassingen treden in werking op 28 juni 2007.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 28 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Top