Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02004R2252-20090626

    Consolidated text: Verordening (EG) n r. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/2252/2009-06-26

    2004R2252 — NL — 26.06.2009 — 001.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 2252/2004 VAN DE RAAD

    van 13 december 2004

    betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten

    (PB L 385, 29.12.2004, p.1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    VERORDENING (EG) Nr. 444/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 28 mei 2009

      L 142

    1

    6.6.2009




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 2252/2004 VAN DE RAAD

    van 13 december 2004

    betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten



    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, lid 2, onder a),

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

    Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft bevestigd dat in de Europese Unie een coherente aanpak nodig is inzake het gebruik van biometrische identificatiemiddelen of biometrische gegevens in documenten voor onderdanen van derde landen, paspoorten voor EU-burgers en informatiesystemen (VIS en SIS II).

    (2)

    Bij een resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 17 oktober 2000 zijn minimumveiligheidsnormen voor paspoorten vastgesteld ( 3 ). Deze resolutie dient nu door een communautaire maatregel te worden geactualiseerd om te komen tot betere geharmoniseerde veiligheidsnormen voor paspoorten en reisdocumenten ter bescherming tegen vervalsing. Tegelijkertijd moeten er biometrische identificatiemiddelen in het paspoort worden opgenomen, zodat een betrouwbaar verband kan worden gelegd tussen de rechtmatige houder en het document.

    (3)

    Met de harmonisatie van de veiligheidskenmerken en de integratie van biometrische identificatiemiddelen wordt, met het oog op toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau, een belangrijke stap gezet naar het gebruik van nieuwe elementen die het reisdocument veiliger maken en een betrouwbaarder verband tot stand brengen tussen de houder en het paspoort of reisdocument, hetgeen in belangrijke mate bijdraagt tot de bescherming ervan tegen frauduleus gebruik. Er moet rekening worden gehouden met de specificaties van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), met name die welke zijn opgenomen in document nr. 9303 betreffende machineleesbare reisdocumenten.

    (4)

    Deze verordening gaat alleen over de harmonisatie van de veiligheidskenmerken, waaronder biometrische identificatiemiddelen, voor de paspoorten en reisdocumenten van de lidstaten. De aanwijzing van de autoriteiten en organisaties die toegang hebben tot de in het opslagmedium opgeslagen gegevens is een zaak van de nationale wetgeving, onder voorbehoud van bepalingen van het communautaire recht, het recht van de Europese Unie of van internationale overeenkomsten terzake.

    (5)

    Deze verordening behelst slechts de niet-geheime specificaties; deze dienen te worden aangevuld met bijkomende specificaties die geheim moeten blijven teneinde namaak en vervalsing te voorkomen. Dergelijke aanvullende technische specificaties moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 4 ).

    (6)

    De Commissie dient te worden bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel ( 5 ).

    (7)

    Om te waarborgen dat de bedoelde informatie niet toegankelijk wordt voor meer personen dan noodzakelijk is, is het eveneens van wezenlijk belang dat elke lidstaat niet meer dan één organisatie aanwijst die verantwoordelijk is voor het aanmaken van paspoorten en reisdocumenten, waarbij het de lidstaten vrijstaat indien nodig van organisatie te veranderen; elke lidstaat dient om veiligheidsredenen de naam van de gekozen organisatie aan de Commissie en aan de andere lidstaten mee te delen.

    (8)

    Op de persoonsgegevens die in verband met paspoorten en reisdocumenten moeten worden verwerkt, is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 6 ) van toepassing. Er moet op worden toegezien dat in het paspoort geen andere informatie wordt opgenomen dan die welke wordt genoemd in deze verordening, in de bijlage bij deze verordening of in het reisdocument.

    (9)

    Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor het bereiken van de fundamentele doelstelling, namelijk de invoering van gemeenschappelijke veiligheidsnormen en interoperabele biometrische identificatiemiddelen, noodzakelijk en passend dat voorschriften worden vastgesteld voor alle lidstaten die de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 14 juni 1985 ( 7 ) toepassen. Overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

    (10)

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de verordening en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening evenwel tot doel heeft het Schengenacquis te ontwikkelen krachtens de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 5 van genoemd protocol binnen zes maanden nadat de Raad de verordening heeft vastgesteld, of het deze al dan niet in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

    (11)

    Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis ( 8 ); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

    (12)

    Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis ( 9 ). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

    (13)

    Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis ( 10 ), vallend onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst ( 11 ).

    (14)

    Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis ( 12 ), vallend onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, in samenhang met artikel 4, lid 1, van de besluiten van de Raad van 25 oktober 2004 inzake de ondertekening namens de Europese Unie, inzake de onderteking namens de Europese Gemeenschap, en inzake de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van die overeenkomst ( 13 ),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



    Artikel 1

    ▼M1

    1.  Door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten voldoen aan de in de bijlage vervatte minimumveiligheidsnormen.

    Zij worden verstrekt als individuele documenten.

    De Commissie dient uiterlijk op 26 juni 2012 een verslag in over de voorschriften voor kinderen die alleen of onder begeleiding reizen en daarbij de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden, en stelt indien nodig passende initiatieven voor ter waarborging van een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de regels inzake de bescherming van kinderen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden.

    2.  Deze paspoorten en reisdocumenten bevatten een opslagmedium dat aan de hoogste veiligheidseisen voldoet en een gezichtsopname bevat. De lidstaten nemen ook twee platte vingerafdrukken in een interoperabel formaat op. De gegevens worden beveiligd en het opslagmedium heeft voldoende capaciteit en is voldoende geschikt om de integriteit, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens te garanderen.

    2bis.  De volgende personen zijn vrijgesteld van de verplichte afname van vingerafdrukken:

    a) kinderen jonger dan twaalf jaar. De leeftijdsgrens van twaalf jaar is voorlopig.

    In het verslag bedoeld in artikel 5 bis, wordt een evaluatie van de leeftijdsgrens opgenomen, zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging daarvan.

    Onverminderd de gevolgen van de toepassing van artikel 5 bis, kunnen lidstaten waarvan de nationale wetgeving, aangenomen voor 26 juni 2009, in een lagere leeftijdsgrens dan twaalf jaar voorziet, deze lagere leeftijdsgrens toepassen gedurende een overgangsperiode van vier jaar, te rekenen vanaf 26 juni 2009. De tijdens de overgangsperiode gehanteerde leeftijdsgrens mag echter niet lager zijn dan zes jaar;

    b) personen bij wie het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is.

    2ter.  Wanneer het nemen van een afdruk van de aangewezen vingers tijdelijk onmogelijk is, staan de lidstaten toe dat afdrukken van andere vingers worden genomen. Indien het nemen van afdrukken van de andere vingers ook tijdelijk onmogelijk is, kunnen zij een tijdelijk paspoort afgeven met een geldigheidsduur van twaalf maanden of minder.

    ▼B

    3.  Deze verordening is van toepassing op door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten. Zij is niet van toepassing op door de lidstaten aan hun onderdanen afgegeven identiteitskaarten of op tijdelijke paspoorten en reisdocumenten die een geldigheidsduur van 12 maanden of minder hebben.

    ▼M1

    Artikel 1 bis

    1.  De biometrische identiteitskenmerken worden afgenomen door gekwalificeerd en bevoegd personeel van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van paspoorten en reisdocumenten.

    2.  De lidstaten verzamelen biometrische identiteitskenmerken van de aanvrager overeenkomstig de in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa en in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind vastgelegde waarborgen. De lidstaten zorgen voor passende procedures ter waarborging van de waardigheid van de betrokkene ingeval van moeilijkheden bij het opnemen van de gegevens.

    ▼M1

    Artikel 2

    Volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure worden, in overeenstemming met internationale normen, waaronder met name de aanbevelingen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), aanvullende technische specificaties voor paspoorten en reisdocumenten vastgesteld voor:

    a) aanvullende veiligheidskenmerken en -vereisten, met inbegrip van strengere normen ter voorkoming van vervalsing en namaak;

    b) technische specificaties betreffende het medium voor de opslag van de biometrische gegevens en de veiligheid ervan, zoals het voorkomen van toegang zonder toelating;

    c) kwaliteitseisen en gemeenschappelijke technische normen inzake gezichtsopname en vingerafdrukken.

    ▼B

    Artikel 3

    1.  In overeenstemming met de procedure bedoeld in artikel 5, lid 2, kan worden besloten dat de in artikel 2 bedoelde specificaties geheim zijn en niet bekend worden gemaakt. Zij worden in dat geval uitsluitend verstrekt aan de door de lidstaten aangewezen organisaties die verantwoordelijk zijn voor het drukken en aan door een lidstaat of de Commissie naar behoren gemachtigde personen.

    2.  Elke lidstaat wijst één organisatie aan die voor het drukken van paspoorten en reisdocumenten verantwoordelijk is. De lidstaat deelt de naam van die organisatie mee aan de Commissie en aan de andere lidstaten. Twee of meer lidstaten kunnen daartoe een zelfde organisatie aanwijzen. Elke lidstaat is gerechtigd om van organisatie te veranderen. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan op de hoogte.

    Artikel 4

    1.  Onverminderd de bepalingen betreffende de gegevensbescherming hebben de personen aan wie een paspoort of reisdocument wordt afgegeven, het recht de daarin vermelde persoonsgegevens te verifiëren en zo nodig te verzoeken dat deze worden gerectificeerd dan wel geschrapt.

    2.  Een paspoort of reisdocument bevat geen andere machineleesbare informatie dan die welke wordt genoemd in deze verordening of in de bijlage bij deze verordening dan wel door de lidstaat van afgifte overeenkomstig zijn nationale wetgeving in het paspoort wordt vermeld.

    ▼M1

    3.  Biometrische gegevens worden verzameld en opgeslagen in het opslagmedium voor paspoorten en reisdocumenten, met het oog op de afgifte van zulke documenten. Voor de toepassing van deze verordening mogen de biometrische kenmerken in paspoorten en reisdocumenten alleen worden gebruikt voor het verifiëren van:

    a) de authenticiteit van het paspoort of reisdocument;

    b) de identiteit van de houder door middel van direct beschikbare vergelijkbare kenmerken wanneer het overleggen van een paspoort of reisdocument wettelijk vereist is.

    De controle van de aanvullende veiligheidskenmerken gebeurt onverminderd artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) ( 14 ). Een negatief resultaat van de vergelijking doet op zichzelf geen afbreuk aan de geldigheid van het paspoort of reisdocument voor overschrijding van de buitengrenzen.

    ▼B

    Artikel 5

    1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1683/95 ingestelde comité.

    2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

    3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    ▼M1

    Artikel 5 bis

    Uiterlijk op 26 juni 2012 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor dat gebaseerd is op een grootschalig en diepgaand onderzoek, verricht door een onafhankelijke instantie en gecontroleerd door de Commissie, naar de betrouwbaarheid en de technische haalbaarheid, onder meer op grond van een beoordeling van de nauwkeurigheid van reeds gebruikte systemen, van het gebruik van vingerafdrukken van kinderen onder twaalf jaar voor identificatie en verificatie, met een vergelijking van het percentage onterechte weigeringen in elke lidstaat en, op grond van de resultaten van die studie, een analyse van de behoefte aan gemeenschappelijke voorschriften voor het vergelijkingsproces. Het verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing van deze verordening.

    ▼B

    Artikel 6

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    ▼M1

    De lidstaten passen deze verordening toe:

    a) wat betreft de gezichtsopname: uiterlijk 18 maanden;

    b) wat betreft de vingerafdrukken: uiterlijk 36 maanden,

    na de aanneming van de in artikel 2 bedoelde aanvullende technische specificaties. Reeds afgegeven paspoorten en reisdocumenten blijven evenwel geldig.

    Artikel 1, lid 1, tweede alinea, wordt uiterlijk op 26 juni 2012 ten uitvoer gelegd. Dit heeft echter geen gevolgen met betrekking tot de initiële geldigheid voor de houder van het document.

    ▼B

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.




    BIJLAGE

    MINIMUMVEILIGHEIDSNORMEN VOOR DOOR DE LIDSTATEN AFGEGEVEN PASPOORTEN EN REISDOCUMENTEN

    Inleiding

    In deze bijlage wordt het minimumveiligheidsniveau vastgesteld dat vereist is voor paspoorten en reisdocumenten van de lidstaten. De bepalingen van de bijlage hebben in eerste instantie betrekking op de pagina met persoonsgegevens. De generieke veiligheidskenmerken gelden ook voor de andere delen van de paspoorten.

    De pagina met persoonsgegevens kan uit verschillende basismaterialen bestaan. In de bijlage wordt het minimumveiligheidsniveau aangegeven voor het specifieke materiaal dat wordt gebruikt.

    1.   Materiaal

    Het papier dat gebruikt wordt voor de delen van het paspoort of reisdocument waarop persoonsgegevens of andere gegevens worden vermeld, dient te voldoen aan de volgende minimumvereisten:

     geen optische witmakers,

     tweetonig watermerk,

     veiligheidsreagenten tegen chemische radering,

     veiligheidsvezels (deels zichtbaar en deels fluorescerend onder UV-belichting, of onzichtbaar en fluorescerend in tenminste twee kleuren),

     onder UV-belichting fluorescerende planchetten strekken tot aanbeveling (verplicht voor stickers),

     het gebruik van een veiligheidsdraad strekt tot aanbeveling.

    Indien de pagina met persoonsgegevens als sticker is uitgevoerd, is een watermerk in het daarvoor gebruikte papier niet vereist. In het papier van de schutbladen van het paspoort is evenmin een watermerk vereist. Op de schutbladen is het gebruik van veiligheidsreagenten uitsluitend vereist indien daarop gegevens worden vermeld.

    Binddraad moet worden beveiligd zodat het niet kan worden vervangen.

    Indien een voor de vermelding van persoonsgegevens in het paspoort ingevoegde kaart geheel uit synthetisch basismateriaal bestaat, kunnen de voor paspoortpapier bruikbare echtheidskenmerken doorgaans niet worden aangebracht. Bij gebruik van stickers en kaarten moeten de ontbrekende echtheidskenmerken worden gecompenseerd door druktechnische maatregelen, door een antikopieerbeveiliging, of door een in de punten 3, 4 of 5 beschreven techniek, die verder gaan dan de hiernavolgende minimumnormen.

    2.   Pagina met persoonsgegevens

    Het paspoort bevat een machineleesbare pagina met persoonsgegevens die beantwoordt aan de specificaties inzake machineleesbare paspoorten in ICAO-document nr. 9303 betreffende machineleesbare paspoorten (deel 1); de wijze van afgifte daarvan moet met die specificaties stroken.

    De afbeelding van de houder wordt eveneens op de pagina met persoonsgegevens aangebracht en mag niet worden gekleefd, maar dient in het materiaal van deze pagina te worden geïntegreerd met behulp van een in punt 5 beschreven personaliseringstechniek.

    De persoonsgegevens moeten worden aangebracht op de pagina achter de titelpagina van het paspoort. Op de schutbladen van het paspoort mogen niet langer persoonsgegevens worden aangebracht.

    De grafische vormgeving (lay-out) van de pagina met persoonsgegevens moet van die van de overige paspoortpagina's onderscheiden kunnen worden.

    3.   Druktechnieken

    De volgende druktechnieken worden gebruikt:

    A. Ondergrondbedrukking:

     tweekleurige guilloches of gelijkwaardige structuren,

     iriseffect, zo mogelijk fluorescerend,

     onder UV-belichting fluorescerende opdruk,

     motieven die een efficiënte bescherming bieden tegen namaak en tegen vervalsing (vooral op de pagina met persoonsgegevens), naar keuze met microprint,

     op paspoortpagina's van papier en op stickers moet inkt met reagenten worden gebruikt,

     indien het papier van het paspoort goed beveiligd is tegen pogingen tot vervalsing, is het gebruik van inkt met reagenten facultatief.

    B. Formulierendruk:

    Met geïntegreerde microprint (indien niet reeds in de ondergrondbedrukking aanwezig).

    C. Nummering:

    Op alle pagina's in het paspoort moet een uniek documentnummer worden gedrukt (zo mogelijk met een speciaal type cijfers c.q. letters en met onder UV-belichting fluorescerende inkt), of geperforeerd of, bij paspoortkaarten, geïntegreerd met gebruikmaking van dezelfde techniek als voor de persoonsgegevens. Aanbevolen wordt ervoor te zorgen dat het unieke documentnummer bij paspoortkaarten aan beide zijden van het document zichtbaar is. Wanneer voor de vermelding van persoonsgegevens een sticker wordt gebruikt, moet het unieke documentnummer worden gedrukt met fluorescerende inkt en is een speciaal type cijfers of letters verplicht.

    Wanneer voor de vermelding van de persoonsgegevens een sticker of een niet-gelamineerde houderpagina wordt gebruikt, wordt daarop bovendien plaatdruk met latent beeldeffect, microprint, inkt met optisch variabele eigenschappen en een DOVID (diffractive optically variable image device) gebruikt. Op paspoortkaarten die geheel uit synthetisch basismateriaal bestaan, worden eveneens aanvullende optisch variabele veiligheidskenmerken gebruikt, en wel minstens door het gebruik van een DOVID of gelijkwaardige procédé.

    4.   Beveiliging tegen kopiëren

    Op de pagina met persoonsgegevens wordt een optisch variabel kenmerk (OVD) of ander gelijkwaardig kenmerk gebruikt dat hetzelfde niveau van identificatie en beveiliging biedt als het kenmerk dat momenteel in het uniforme visummodel wordt gebruikt; dit kenmerk dient de vorm aan te nemen van diffractieve structuren die naar gelang van de invalshoek variëren (DOVID), geïntegreerd in de warm of anderszins gelamineerde (zo dun mogelijke) folie of toegepast als OVD-overlay, dan wel op een sticker of niet-gelamineerde houderpagina, als gemetalliseerd of gedeeltelijk gedemetalliseerd OVD (met plaatdruk bedrukt) of een gelijkwaardig kenmerk.

    Het OVD moet in het document worden geïntegreerd als onderdeel van een gelaagde structuur die een doeltreffende bescherming biedt tegen namaak en vervalsing. In een papieren document moet het OVD over een zo groot mogelijke oppervlakte worden geïntegreerd in de warm of anderszins gelamineerde (zo dun mogelijke) folie of toegepast als OVD-folie, zoals beschreven in punt 5. In een document uit synthetisch basismateriaal moet het OVD over een zo groot mogelijke oppervlakte in de gelaagde structuur van de kaart worden geïntegreerd.

    Voor een synthetische kaart die wordt gepersonaliseerd door middel van lasergravure met daarin opgenomen een optisch variabel met laser geïntegreerd kenmerk, moet het diffractieve OVD, ten minste in de vorm van een gepositioneerd en gemetalliseerd of transparant DOVID, worden gebruikt om een betere bescherming tegen reproductie te bieden.

    Indien een pagina met persoonsgegevens bestaat uit synthetisch basismateriaal met een papieren kern, moet het diffractieve OVD, ten minste in de vorm van een gepositioneerd en gemetalliseerd of transparant DOVID, worden gebruikt om een betere bescherming tegen reproductie te bieden.

    5.   Personaliseringstechniek

    Om te verzekeren dat de in het paspoort vermelde gegevens voldoende zijn beveiligd tegen namaak of vervalsing, worden de persoonsgegevens, waartoe de afbeelding van de houder, diens handtekening en de belangrijkste afgiftegegevens behoren, geïntegreerd in het basismateriaal van het document. Traditionele methodes om foto’s te bevestigen worden niet meer gebruikt.

    De volgende personaliseringstechnieken kunnen worden gebruikt:

     laserdruk,

     thermotransferprocédé,

     inktjetdruk,

     fotografisch procédé,

     lasergravure, waarbij de kaartlagen met de veiligheidskenmerken doeltreffend worden gepenetreerd.

    Om ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens afdoende beveiligd zijn tegen pogingen tot vervalsing, wordt bij laserdruk-, thermotransfer- en fotografische personaliseringstechnieken een warm of anderszins gelamineerde (zo dun mogelijke) folie met een antikopieerbeveiliging gebruikt.

    De reisdocumenten van de EU-lidstaten moeten machineleesbaar zijn. De pagina met persoonsgegevens moet volgens ICAO-document nr. 9303, deel 1, worden opgemaakt en de wijze van invullen moet voldoen aan de in dat document opgenomen voorschriften voor machineleesbare documenten.



    ( 1 ) PB C 98 van 23.4.2004, blz. 39.

    ( 2 ) Advies uitgebracht op 2 december 2004 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

    ( 3 ) PB C 310 van 28.10.2000, blz. 1.

    ( 4 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    ( 5 ) PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

    ( 6 ) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

    ( 7 ) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. Conventie laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 871/2004 (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 29).

    ( 8 ) PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

    ( 9 ) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

    ( 10 ) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

    ( 11 ) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

    ( 12 ) Document 13054/04 van de Raad: zie http://register.consilium.eu.int

    ( 13 ) Documenten 13464/04 en 13466/04 van de Raad: zie http://register.consilium.eu.int

    ( 14 ) PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

    Top