This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02002R1030-20171121
Council Regulation (EC) No 1030/2002 of 13 June 2002 laying down a uniform format for residence permits for third-country nationals
Consolidated text: Verordening (EG) n r. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen
Verordening (EG) n r. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen
02002R1030 — NL — 21.11.2017 — 002.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 1030/2002 VAN DE RAAD van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 115 |
1 |
29.4.2008 |
||
VERORDENING (EU) 2017/1954 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 oktober 2017 |
L 286 |
9 |
1.11.2017 |
VERORDENING (EG) Nr. 1030/2002 VAN DE RAAD
van 13 juni 2002
betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen
Artikel 1
1. De verblijfstitels die de lidstaten aan onderdanen van derde landen verstrekken, beantwoorden aan een uniform model en bieden ruimte voor de in de bijlage vermelde informatie. ►M1 Verblijfstitels voor onderdanen van derde landen worden afgegeven als een afzonderlijk document in het formaat ID 1 of ID 2. ◄ Elke lidstaat kan in de desbetreffende ruimte op de uniforme verblijfstitel informatie opnemen die van belang is in verband met de aard van de verblijfstitel en de rechtspositie van de betrokken persoon, en met name informatie betreffende de vraag of de betrokkene al dan niet arbeid mag verrichten.
2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „verblijfstitel”: iedere door de autoriteiten van een lidstaat aan een onderdaan van een derde land verstrekte vergunning om legaal op zijn grondgebied te verblijven, behalve:
i) visa;
ii) titels die worden verstrekt hangende de behandeling van een asielaanvraag of van een verzoek om een verblijfstitel of een verzoek om verlenging daarvan;
ii bis) in uitzonderlijke gevallen afgegeven titels voor de verlenging van het toegestane verblijf met ten hoogste één maand;
iii) vergunningen die worden verstrekt voor een verblijf van ten hoogste zes maanden door de lidstaten die artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen ( 1 ) niet toepassen;
b) „onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger is van de Unie in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Artikel 2
1. Overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, bedoelde procedure worden aanvullende technische specificaties voor het uniforme model voor verblijfstitels vastgesteld voor:
a) de aanvullende elementen en vereisten inzake beveiliging, met inbegrip van hogere normen ter voorkoming van vervalsing en namaak;
b) de technische methoden en normen voor de invulling van het uniforme model voor verblijfstitels;
c) de overige voorschriften die in acht genomen moeten worden bij het invullen van het uniforme model voor verblijfstitels;
d) de technische specificaties voor het opslagmedium van de biometrische kenmerken en de beveiliging daarvan, inclusief het beletten van ongeoorloofde toegang;
e) de kwaliteitsnormen en gemeenschappelijke normen inzake gezichtsopname en vingerafdrukbeelden;
f) een limitatieve lijst van aanvullende nationale veiligheidskenmerken die door de lidstaten kunnen worden toegevoegd overeenkomstig punt h) van de bijlage.
2. De kleuren van de uniforme verblijfstitel kunnen worden gewijzigd overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 3
In overeenstemming met de procedure bedoeld in artikel 7, lid 2, kan worden besloten dat de in artikel 2 bedoelde specificaties geheim moeten blijven en niet bekend worden gemaakt. Zij worden in dat geval uitsluitend verstrekt aan de door de lidstaten aangewezen organisaties die verantwoordelijk zijn voor het drukken en aan door een lidstaat of de Commissie naar behoren gemachtigde personen.
Elke lidstaat wijst één organisatie aan die voor het drukken van de uniforme verblijfstitel verantwoordelijk is. De lidstaat deelt de naam van die organisatie mee aan de Commissie en aan de andere lidstaten. Twee of meer lidstaten kunnen daartoe eenzelfde organisatie aanwijzen. Elke lidstaat is gerechtigd om van organisatie te veranderen. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan op de hoogte.
Artikel 4
Onverminderd de bepalingen betreffende de gegevensbescherming, hebben de personen aan wie een verblijfstitel wordt verstrekt het recht de in de verblijfstitel vermelde persoonsgegevens te verifiëren en zo nodig te verzoeken dat deze worden gecorrigeerd dan wel geschrapt.
De verblijfstitel of het in artikel 4 bis bedoelde opslagmedium van de verblijfstitel bevat geen andere machineleesbare informatie dan die welke wordt genoemd in deze verordening, of in de bijlage bij deze verordening of die door de lidstaat van afgifte overeenkomstig zijn nationale wetgeving in het corresponderende reisdocument is vermeld. De lidstaten kunnen ook gegevens voor e-diensten zoals e-overheid en e-business, alsmede aanvullende voorzieningen in verband met de verblijfstitel opslaan op de in punt 16 van de bijlage bij deze verordening bedoelde chips. Deze nationale gegevens moeten evenwel logisch gescheiden worden van de biometrische gegevens bedoeld in artikel 4 bis.
Voor de toepassing van deze verordening mogen biometrische kenmerken in verblijfstitels alleen worden gebruikt voor het verifiëren van:
a) de authenticiteit van het document;
b) de identiteit van de houder door middel van direct beschikbare vergelijkbare kenmerken indien de nationale wetgeving het overleggen van een verblijfstitel vereist.
Artikel 4 bis
De uniforme verblijfstitel bevat een opslagmedium met de gezichtsopname en twee vingerafdrukbeelden van de houder, beide in een interoperabel formaat. De gegevens worden beveiligd en het opslagmedium heeft voldoende capaciteit en is voldoende geschikt om de integriteit, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens te garanderen.
Artikel 4 ter
Voor de toepassing van deze verordening, nemen de lidstaten biometrische identificatiemiddelen, waaronder de gezichtsopname en twee vingerafdrukken van onderdanen van derde landen.
De procedure wordt vastgesteld conform de in de betrokken lidstaat gebruikelijke praktijk en conform de waarborgen neergelegd in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind.
De volgende biometrische identificatiemiddelen worden verzameld:
— een foto, die door de aanvrager wordt verstrekt of op het ogenblik van de aanvraag wordt gemaakt, en
— twee digitaal vastgelegde platte vingerafdrukken.
De technische specificaties voor het verzamelen van biometrische identificatiemiddelen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure omschreven in artikel 7, lid 2, de normen van de ICAO, en de technische eisen voor de paspoorten die door de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten ( 2 ) aan hun onderdanen worden afgegeven.
Het nemen van vingerafdrukken is verplicht vanaf de leeftijd van zes jaar.
Personen bij wie het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is, worden vrijgesteld van de verplichting om vingerafdrukken te laten afnemen.
Artikel 5
Deze verordening is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die:
— gezinslid zijn van burgers van de Unie en gebruikmaken van hun recht van vrij verkeer,
— onderdaan zijn van lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie welke partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede hun gezinsleden die ingevolge deze overeenkomst gebruikmaken van hun recht van vrij verkeer,
— van de visumplicht vrijgesteld zijn en die voor een periode van minder dan drie maanden in een lidstaat mogen verblijven.
Artikel 5 bis
Wanneer de lidstaten het uniforme model gebruiken voor andere doeleinden dan in deze verordening omschreven, moeten passende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat er geen verwarring ontstaat met de verblijfstitel bedoeld in artikel 1 en dat het doel duidelijk op de kaart wordt aangegeven.
Artikel 6
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure waarnaar in artikel 7, lid 2, wordt verwezen.
Artikel 7
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1683/95 ingestelde comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 8
Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten ten aanzien van de erkenning van staten of territoriale eenheden, alsmede van de paspoorten, reis- en identiteitsdocumenten die door de autoriteiten daarvan worden afgegeven.
Artikel 9
De lidstaten brengen de uniforme verblijfstitel omschreven in artikel 1 uiterlijk één jaar nadat de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde aanvullende technische specificaties zijn vastgesteld, in omloop.
Vanaf dat tijdstip vervangt deze verordening in de betrokken lidstaat Gemeenschappelijk Optreden 97/11/JBZ.
De opslag van de gezichtsopname als belangrijkste biometrische identificatiemiddel vindt plaats uiterlijk twee jaar, en de opslag van de twee vingerafdrukken uiterlijk drie jaar na de vaststelling van de in artikel 2, lid 1, onder d) en e), bedoelde technische maatregelen.
Tenzij de betrokken lidstaat anders beslist, laat de toepassing van deze verordening de geldigheid van reeds afgegeven verblijfstitels onverlet.
De verblijfstitel kan gedurende een overgangsperiode van twee jaar na de vaststelling van de in de derde alinea van dit artikel bedoelde technische specificaties nog in de vorm van een sticker worden afgegeven.
Reeds in andere modellen van verblijfstitels aangebrachte vergunningen blijven evenwel onverkort geldig met de invoering van de uniforme verblijfstitel, tenzij de betrokken lidstaat anders beslist.
Artikel 10
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is overeenkomstig het EG-Verdrag rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten.
BIJLAGE
DE VOOR- EN ACHTERZIJDE VAN DE KAART
a) Beschrijving
De verblijfstitel, die biometrische identificatiemiddelen bevat, heeft de vorm van een afzonderlijk document in het formaat ID 1. Hierbij richt men zich naar de specificaties vervat in het ICAO-document betreffende machineleesbare reisdocumenten (document 9303, zevende uitgave, 2015). De verblijfstitel bevat de volgende gegevens ( 3 ):
Voorzijde van de kaart:
1. De drieletterige landencode van de lidstaat van afgifte zoals beschreven in ICAO-document 9303 betreffende machineleesbare reisdocumenten, geïntegreerd in de ondergrondbedrukking.
2. Het ICAO-symbool voor een machineleesbaar reisdocument met een contactloze microchip (e-MRTD-symbool), in optisch variabele kleuren. Afhankelijk van de gezichtshoek verschilt de kleur.
3.1. De titel van het document (Verblijfstitel) in de taal of talen van de lidstaat van afgifte.
3.2. Herhaling van de in veld 3.1 bedoelde titel van het document in minstens één andere officiële taal (hoogstens twee officiële talen) van de instellingen van de Unie om het gemakkelijker te maken de kaart te herkennen als een verblijfstitel voor onderdanen van derde landen.
4.1. Het nummer van het document.
4.2. Herhaling van het nummer van het document (voorzien van bijzondere veiligheidskenmerken).
5. Het toegangsnummer van de kaart (card access number, CAN).
De rubrieken van de vermeldingen 6 tot en met 12 worden vermeld in de taal/talen van de lidstaat van afgifte. De lidstaat van afgifte mag daar een andere officiële taal van de instellingen van de Unie aan toevoegen, op dezelfde regel, met in totaal maximaal twee talen.
6. Naam: achtereenvolgens achternaam of -namen en voornaam of -namen ( 4 ).
7. Geslacht.
8. Nationaliteit.
9. Geboortedatum.
10. Soort titel: het specifieke type van de verblijfstitel die door de lidstaat aan de onderdaan van een derde land is verstrekt. Ten aanzien van leden van gezinnen van EU-burgers die geen gebruik hebben gemaakt van het recht van vrij verkeer dient „gezinslid” te worden vermeld. In het geval van begunstigden overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) kunnen de lidstaten „begunstigde overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG” vermelden.
11. De uiterste geldigheidsdatum van het document ( 6 ).
12. Opmerkingen: de lidstaten kunnen bijzonderheden en opmerkingen opnemen voor nationaal gebruik zoals vereist in verband met hun nationale bepalingen betreffende onderdanen van derde landen, met inbegrip van opmerkingen betreffende eventuele werkvergunningen of een eventuele onbeperkte geldigheid van de verblijfsvergunning ( 7 ).
13. Een pasfoto wordt veilig geïntegreerd in de kaart en beveiligd door een diffractieve optisch variabele afbeelding (diffractive optically variable image device, DOVID).
14. Handtekening van de houder.
15. DOVID voor portretbescherming.
Achterzijde van de kaart:
16. Opmerkingen: de lidstaten kunnen bijzonderheden en opmerkingen opnemen voor nationaal gebruik zoals vereist in verband met hun bepalingen betreffende onderdanen van derde landen, met inbegrip van opmerkingen betreffende eventuele werkvergunningen ( 8 ), gevolgd door de volgende twee verplichte vermeldingen:
16.1. Datum van afgifte, plaats van afgifte/afgevende autoriteit: de datum en plaats van afgifte van de verblijfstitel. In voorkomend geval kan de plaats van afgifte worden vervangen door een verwijzing naar de afgevende autoriteit.
16.2. Geboorteplaats.
Vermeldingen 16.1 en 16.2 kunnen worden gevolgd door facultatieve vermeldingen ( 9 ), zoals „Adres van de houder”.
16.3. Facultatief veld voor informatie over de vervaardiging van de kaart, zoals naam van de producent, versienummer enz.
17. Machineleesbare zone. De machineleesbare zone voldoet aan de desbetreffende ICAO-richtsnoeren in ICAO-document 9303 inzake machineleesbare reisdocumenten.
18. In het voorgedrukte gedeelte komt het nationale embleem van de lidstaat om de verblijfstitel te onderscheiden en om de nationale oorsprong ervan te verzekeren.
19. De machineleesbare zone bevat in de ondergrondbedrukking gedrukte tekst waarmee de lidstaat van afgifte wordt geïdentificeerd. Deze tekst beïnvloedt de technische elementen van de machineleesbare zone niet.
Zichtbare nationale veiligheidskenmerken (zonder afbreuk te doen aan de op grond van artikel 2, lid 1, onder f), van deze verordening vastgestelde technische specificaties):
20. Als opslagmedium wordt een RF-chip gebruikt, overeenkomstig artikel 4 bis van deze verordening. De lidstaten mogen op de verblijfstitel ook een dual interface of een afzonderlijke contactchip voor nationaal gebruik opnemen. Dergelijke contactchips worden op de achterzijde van de kaart geplaatst, voldoen aan de ISO-normen en interfereren op geen enkele manier met de RF-chip.
21. Facultatief transparant venster.
22. Facultatieve transparante rand.
b) Kleur, drukprocédé
De lidstaten stellen de kleur en het drukprocédé vast overeenkomstig het in deze bijlage aangegeven uniforme model en de aanvullende technische specificaties die overeenkomstig artikel 2 van deze verordening moeten worden vastgesteld.
c) Materiaal
De kaart wordt volledig gemaakt van polycarbonaat of gelijkwaardige synthetische polymeer (met een duurzaamheid van ten minste tien jaar).
d) Druktechnieken
De volgende druktechnieken worden gebruikt:
— streng beveiligde offsetdruk voor de ondergrondbedrukking;
— speciale UV-fluorescerende bedrukking;
— irisbedrukking.
De voorzijde van de kaart is door het beveiligingsontwerp te onderscheiden van de achterzijde.
e) Nummering
Het documentnummer wordt op het document op meer dan een plaats vermeld (exclusief de machineleesbare zone).
f) Beveiliging tegen kopiëren
Op de voorzijde van de verblijfstitel wordt een verbeterde DOVID gebruikt die ten minste even veilig en identificeerbaar moet zijn als het kenmerk dat in het huidig uniform visummodel wordt gebruikt, met een geavanceerd ontwerp en geavanceerde kenmerken, waaronder een verbeterd diffractief element voor geavanceerde machinale verificatie.
g) Personaliseringstechniek
Om te verzekeren dat de op de verblijfstitel vermelde gegevens voldoende tegen namaak of vervalsing zijn beveiligd, worden de persoonsgegevens, waaronder de foto, de handtekening van de houder en de overige belangrijkste afgiftegegevens, geïntegreerd in het materiaal van het document. Deze personalisering gebeurt door gebruik te maken van lasergravuretechnologie of een andere gelijkwaardige beveiligingstechnologie.
h) |
De lidstaten kunnen ook aanvullende nationale veiligheidskenmerken toevoegen, mits deze voorkomen op de lijst die is opgesteld uit hoofde van artikel 2, lid 1, onder f), van deze verordening en voldoen aan de geharmoniseerde opmaak van de bovenstaande modellen, en de efficiëntie van de uniforme veiligheidskenmerken niet wordt aangetast. |
( 1 ) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
( 2 ) PB L 385 van 29.12.2004, blz. 1.
( 3 ) De weer te geven rubrieken worden vermeld in de technische specificaties die uit hoofde van artikel 6 van deze verordening moeten worden vastgesteld.
( 4 ) Er is slechts één veld beschikbaar voor de achternamen en voornamen. De achternamen worden in hoofdletters gegeven; de voornamen in kleine letters, maar met een hoofdletter voor de eerste letter. Tussen achternamen en voornamen mag geen scheidingsteken worden gebruikt. Het teken „,” is echter toegestaan als scheidingsteken tussen de eerste en de tweede achternaam of voornaam (voorbeeld: TOLEDO, BURGOS Ana, Maria). Om ruimte te besparen, kunnen zo nodig de eerste en tweede achternaam op dezelfde regel worden vermeld, evenals de achternamen en voornamen.
( 5 ) Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
( 6 ) De vermelding geschiedt uitsluitend in datumformaat (dd/mm/jjjj) en niet met woorden als „tijdelijk” of „onbeperkt” daar de uiterste geldigheidsdatum betrekking heeft op het fysieke document en niet op het verblijfsrecht.
( 7 ) Aanvullende opmerkingen kunnen ook worden vermeld bij veld 16 („Opmerkingen”) op de achterzijde van de kaart.
( 8 ) Alle op de achterzijde van de kaart beschikbare ruimte (met uitzondering van de machineleesbare zone) wordt gereserveerd voor het veld „Opmerkingen”. Dit veld bevat de feitelijke opmerkingen, gevolgd door verplichte velden (datum van afgifte, plaats van afgifte, afgevende autoriteit, geboorteplaats) en door de facultatieve velden die elke afzonderlijke lidstaat nodig heeft.
( 9 ) Facultatieve vermeldingen moeten worden voorafgegaan door subrubrieken.