Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02001R1936-20100101

    Consolidated text: Verordening (EG) n r. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1936/2010-01-01

    2001R1936 — NL — 01.01.2010 — 003.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 1936/2001 VAN DE RAAD

    van 27 september 2001

    tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden

    (PB L 263, 3.10.2001, p.1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    VERORDENING (EG) Nr. 869/2004 VAN DE RAAD van 26 april 2004

      L 162

    8

    30.4.2004

    ►M2

    VERORDENING (EG) Nr. 1005/2008 VAN DE RAAD van 29 september 2008

      L 286

    1

    29.10.2008

    ►M3

    VERORDENING (EG) Nr. 302/2009 VAN DE RAAD van 6 april 2009

      L 96

    1

    15.4.2009




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 1936/2001 VAN DE RAAD

    van 27 september 2001

    tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden



    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

    Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Gemeenschap is sinds 14 november 1997 verdragsluitende partij bij het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen ( 3 ), hierna het „ICCAT-Verdrag” genoemd.

    (2)

    Bij het ICCAT-Verdrag is een kader vastgesteld voor de regionale samenwerking op het gebied van de instandhouding en het beheer van de bestanden van tonijn en aanverwante soorten in de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën, via de oprichting van een Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijn, hierna „de ICCAT” genoemd, en de vaststelling van voor verdragsluitende partijen bindende aanbevelingen voor de instandhouding en het beheer in het verdragsgebied.

    (3)

    De ICCAT heeft verscheidene aanbevelingen gedaan die bindende voorschriften inzake controle en toezicht bevatten, met name inzake de opstelling en het doorgeven van statistische gegevens, inspecties in de haven, satellietbewaking van vaartuigen, waarneming van schepen en overladingen, alsmede inzake de controle op vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen en op staatloze vaartuigen. Deze aanbevelingen zijn voor de Gemeenschap bindend en moeten dus door haar ten uitvoer worden gelegd.

    (4)

    Een aantal verplichtingen is in Gemeenschapsrecht omgezet bij Verordening (EG) nr. 1351/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen om ervoor te zorgen dat de door de ICCAT vastgestelde maatregelen in acht worden genomen ( 4 ) en bij artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2742/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling, voor het jaar 2000, van de vangstmogelijkheden die gelden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Gemeenschap en, wat vaartuigen van de Gemeenschap betreft, in andere wateren met vangstbeperkingen, tot vaststelling voorts van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 66/98 ( 5 ). Duidelijkheidshalve moeten al deze maatregelen worden samengebracht in één verordening, waarbij eerdere verordeningen worden ingetrokken en vervangen.

    (5)

    Ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek is het dienstig voor te schrijven dat de kapiteins van vissersvaartuigen van de Gemeenschap de verplichtingen moeten nakomen die zijn vervat in de door de ICCAT uitgegeven handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van tonijn en aanverwante soorten in de Atlantische Oceaan.

    (6)

    De Gemeenschap heeft de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan ( 6 ) goedgekeurd. Bij deze overeenkomst wordt een adequaat kader voor het versterken van de internationale samenwerking met het oog op de instandhouding en het verantwoorde gebruik van tonijn en verwante vissoorten in de Indische Oceaan ingesteld, via de oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, hierna „de IOTC” genoemd, en de vaststelling van voor de overeenkomstsluitende partijen bindende aanbevelingen op het gebied van de instandhouding en het beheer in het bevoegdheidsgebied van de IOTC. De Gemeenschap dient de door de IOTC aangenomen controlemaatregelen toe te passen.

    (7)

    De IOTC heeft een aanbeveling gedaan die voorziet in registratie en de uitwisseling van gegevens betreffende tropische tonijn. Deze aanbeveling is voor de Gemeenschap bindend en moet dus door haar ten uitvoer worden gelegd.

    (8)

    De Gemeenschap heeft visserijbelangen in het oostelijke deel van de Stille Oceaan en heeft de procedure ingeleid voor toetreding tot de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, hierna „de IATTC” genoemd, maar dient, in afwachting van de toetreding en overeenkomstig de uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee voortvloeiende verplichting tot samenwerking, de door de IATTC goedgekeurde controlemaatregelen toe te passen.

    (9)

    De Gemeenschap heeft de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen ( 7 ) ondertekend en besloten deze overeenkomst, in afwachting van de goedkeuring ervan, voorlopig toe te passen (Besluit 1999/386/EG ( 8 )). De Gemeenschap moet derhalve de bepalingen inzake controle van deze overeenkomst toepassen.

    (10)

    Om de naleving te verzekeren van de toepasselijke controlemaatregelen uit hoofde van de IOTC, de IATTC en de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen, dienen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen te treffen.

    (11)

    Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid ( 9 ) is van toepassing op alle visserijactiviteiten en daarmee verwante activiteiten op het grondgebied van de lidstaten en in de wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie, en op de activiteiten van vissersvaartuigen uit de Gemeenschap die de visserij uitoefenen in de wateren van derde landen of op volle zee, onverminderd de bepalingen van de visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen of van de internationale verdragen waarbij de Gemeenschap partij is.

    (12)

    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 10 ),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



    Artikel 1

    Doel

    Bij deze verordening worden technische controle- en inspectiemaatregelen voor de visserij op de bestanden van de in bijlage I genoemde over grote afstanden trekkende vissoorten vastgesteld, die gelden voor vaartuigen die de vlag van de lidstaten voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd, hierna „communautaire vissersvaartuigen” genoemd, en die in een in artikel 2 genoemde zone vissen.

    Artikel 2

    Omschrijving van de zones

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities van de maritieme wateren:

    a) Zone 1

    Alle wateren van de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën die zijn gelegen binnen het ICCAT-Verdragsgebied als omschreven in artikel I van het ICCAT-Verdrag.

    b) Zone 2

    Alle wateren van de Indische Oceaan die zijn gelegen binnen het bevoegdheidsgebied van de IOTC, als omschreven in artikel II van de IOTC-overeenkomst.

    c) Gebied 3

    Alle wateren van het oostelijk deel van de Stille Oceaan die zijn gelegen binnen het gebied als omschreven in artikel III van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) aanhouding: het aan boord gaan van een vissersvaartuig in het verdragsgebied van een organisatie door een of meer bevoegde inspecteurs, om er een inspectie te verrichten;

    b) overlading: het lossen van ongeacht welke hoeveelheid vis van over grote afstanden trekkende soorten en/of van producten van deze visserij aan boord van een vissersvaartuig in een ander vaartuig op zee of in een haven, zonder dat deze producten door een havenstaat als aangeland zijn geregistreerd;

    c) aanlanding: het lossen van ongeacht welke hoeveelheid vis van over grote afstanden trekkende soorten en/of producten van de zeevisserij aan boord van een vissersvaartuig in een haven of aan land;

    d) overtreding: elke in een inspectieverslag vastgelegde vermoede handeling of omissie van een vissersvaartuig, die ernstige vermoedens doet rijzen dat een overtreding is begaan van de voorschriften van deze verordening of van enige andere verordening waarmee een aanbeveling van een regionale organisatie voor een van de in artikel 2 genoemde zones is omgezet;

    e) vaartuig van een niet-verdragsluitende partij: in een van de in artikel 2 genoemde zones waargenomen vaartuig waarvan is vastgesteld dat het in die zone visserijactiviteiten verrichtte, en dat de vlag voert van een land dat geen verdragsluitende partij bij de betrokken organisatie is;

    f) staatloos vaartuig: vaartuig waarvoor er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het geen nationaliteit heeft;

    ▼M1

    g) mesten: het opkweken van dieren in kooien om hun gewicht of vetgehalte te verhogen met het oog op de afzet;

    h) kooien: het plaatsen van wilde dieren, ongeacht hun grootte, in een gesloten structuur (kooi) om de dieren te mesten;

    i) mestbedrijf: onderneming die gekooide wilde dieren mest;

    j) transportvaartuig: vaartuig dat wilde dieren aan boord neemt en levend naar een mestbedrijf vervoert.

    ▼B



    HOOFDSTUK I

    CONTROLE- EN INSPECTIEMAATREGELEN IN ZONE 1



    Deel 1

    Controlemaatregelen

    Artikel 4

    Bemonstering van de vangst

    1.  De vangst wordt bemonsterd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid ( 11 ) en overeenkomstig de vereisten van het Field manual for statistics and sampling Atlantic tunas and tunalike fishes (Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van tonijn en van verwante soorten in de Atlantische Oceaan) (3e editie, ICCAT, 1990).

    2.  De nadere regels voor de uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2.

    ▼M1

    Artikel 4 bis

    Activiteiten van vaartuigen die deelnemen aan het mesten van blauwvintonijn

    1.  De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen die blauwvintonijn overladen op een transportvaartuig dat deze dieren naar een mestbedrijf brengt, registreren in hun logboek:

     de hoeveelheden overgeladen blauwvintonijn en het aantal;

     het vangstgebied;

     de datum en de plaats van de overlading van de blauwvintonijn;

     de naam, de vlag, het registratienummer en de internationale radioroepnaam van het transportvaartuig;

     de naam van het mestbedrijf/de mestbedrijven waar de overgeladen hoeveelheden blauwvintonijn heen worden gebracht.

    2.  De kapiteins van transportvaartuigen die hoeveelheden blauwvintonijn aan boord nemen, registreren:

    a) de aan boord genomen hoeveelheden blauwvintonijn per vissersvaartuig en het aantal blauwvintonijnen;

    b) de naam, de vlag, het registratienummer en de internationale radioroepnaam van het vissersvaartuig dat de onder a) bedoelde hoeveelheden heeft gevangen;

    c) de datum en de plaats van de overlading van de blauwvintonijn;

    d) de naam van het verantwoordelijke mestbedrijf/de verantwoordelijke mestbedrijven waar de overgeladen hoeveelheden blauwvintonijn heen worden gebracht.

    3.  De kapitein is vrijgesteld van de in lid 2 bedoelde verplichting wanneer de registratie vervangen wordt door een kopie van de aangifte van overlading genoemd in artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 of een afschrift van document T 2 M genoemd in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 waarin de in lid 2, onder c), bedoelde informatie is aangegeven.

    4.  De lidstaten zien erop toe dat alle hoeveelheden blauwvintonijn die worden gekooid door vaartuigen die hun vlag voeren, door hun bevoegde autoriteiten worden geregistreerd. De lidstaten delen de Commissie overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 (taak I zoals omschreven door de ICCAT) de gegevens over de door vaartuigen die hun vlag voeren, gevangen en gekooide hoeveelheden blauwvintonijn mee.

    Bij uitvoer of invoer van gevangen en voor het mesten bestemde blauwvintonijn delen de lidstaten de Commissie het nummer en de datum mee van de door hen gewaarmerktestatistische documenten zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot invoering in de Gemeenschap van een regeling voor de statistische registratie van blauwvintonijn, zwaardvis en grootoogtonijn ( 12 ) Het, met vermelding van het aangegeven land van bestemming.

    ▼M3 —————

    ▼M1

    Artikel 4 ter

    Activiteiten van mestbedrijven voor blauwvintonijn

    1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de onder hun jurisdictie vallende mestbedrijven voor blauwvintonijn uiterlijk 72 uur na afloop van het kooien van dieren door een vissers- of transportvaartuig, de in bijlage I bis bedoelde kooiverklaring afgeven aan hun bevoegde autoriteiten. De door de lidstaten erkende mestbedrijven zijn verantwoordelijk voor het indienen van een kooiverklaring met alle op grond van dit artikel vereiste gegevens.

    2.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde mestbedrijven hun uiterlijk op 1 juli van ieder jaar een afzetverklaring voor de gemeste blauwvintonijn overleggen.

    3.  De in lid 2 bedoelde afzetverklaring voor gemeste blauwvintonijn moet de volgende gegevens bevatten:

     de naam van het bedrijf;

     het adres van het bedrijf;

     de eigenaar van het bedrijf;

     de hoeveelheden blauwvintonijn (uitgedrukt in ton) die in de loop van het voorgaande jaar zijn afgezet;

     de bestemming van de afgezette hoeveelheden (naam van de koper, land, verkoopdatum);

     bij uitvoer en invoer het nummer en de datum van waarmerking van de in Verordening (EG) nr. 1984/2003 bedoelde statistische documenten;

     voorzover mogelijk, de duur van het mesten van de afgezette hoeveelheden (uitgedrukt in maanden);

     de gemiddelde grootte van de afgezette vis.

    4.  Op basis van de in de leden 1 en 3 bedoelde gegevens delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 augustus van ieder jaar langs elektronische weg het volgende mee:

     de hoeveelheden blauwvintonijn die in de loop van het voorgaande jaar zijn gekooid,

     de hoeveelheden blauwvintonijn die in de loop van het voorgaande jaar zijn afgezet.

    Artikel 4 quater

    Register van mestbedrijven van blauwvintonijn

    1.  De lidstaten delen de Commissie vóór 30 april 2004 langs elektronische weg de lijst mee van de onder hun jurisdictie vallende mestbedrijven die gemachtigd zijn om in het verdragsgebied gevangen blauwvintonijn te mesten.

    2.  Deze in lid 1 bedoelde lijst moet de volgende gegevens bevatten:

     de naam en het nationale registratienummer van het bedrijf,

     de plaats van het bedrijf,

     de capaciteit van het bedrijf (uitgedrukt in ton).

    3.  De Commissie stuurt deze gegevens vóór 31 augustus 2004 door naar het uitvoerend secretariaat van het ICCAT, opdat de betrokken mestbedrijven ingeschreven worden in het ICCAT-register van bedrijven die gemachtigd zijn in het ICCAT-verdragsgebied gevangen blauwvintonijn te mesten.

    4.  Iedere wijziging in de in lid 1 bedoelde lijst wordt uiterlijk tien werkdagen voordat de bedrijven in het ICCAT-verdragsgebied blauwvintonijn gaan mesten, meegedeeld aan de Commissie, die ze volgens dezelfde procedure doorzendt naar het uitvoerend secretariaat van de ICCAT.

    5.  Het is verboden voor onder de jurisdictie van een lidstaat vallende mestbedrijven die niet zijn ingeschreven op de in lid 1 bedoelde lijst, om in het ICCAT-verdragsgebied blauwvintonijn te mesten.

    ▼B

    Artikel 5

    Melding van de vangsten

    ▼M1

    1.  De lidstaten delen de Commissie, die de gegevens op haar beurt doorstuurt naar het uitvoerend secretariaat van ICCAT, langs elektronische weg de jaarlijkse nominale vangstgegevens mee (taak I zoals omschreven door de ICCAT) voor de in bijlage II vermelde soorten. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 30 juni van het volgende jaar voor wetenschappelijke doeleinden definitieve ramingen voor het gehele jaar of, wanneer deze niet kunnen worden verstrekt, voorlopige ramingen mee.

    2.  De lidstaten delen jaarlijks uiterlijk op 31 juli langs elektronische weg aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT de volgende gegevens mee (taak II zoals omschreven door de ICCAT), waartoe de Commissie langs elektronische weg toegang krijgt:

    ▼B

    a) de vangstgegevens en de visserij-inspanningsgegevens over het vorige jaar, uitgesplitst op basis van tijd en ruimte;

    b) de beschikbare gegevens over de bij de sportvisserij gevangen hoeveelheden van de in bijlage I genoemde soorten.

    3.  De nadere regels voor de uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2.

    Artikel 6

    Informatie over de vangst van haaien

    1.  De lidstaten delen alle gegevens over de vangst van haaien en de handel daarin mee aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT en verschaffen de Commissie via datatransmissie toegang tot deze gegevens.

    ▼M1

    1a)  De lidstaten delen voor wetenschappelijke doeleinden de vangst- en visserijinspanningsgegevens zoals omschreven door de ICCAT, met name ramingen van de dood teruggegooide haringhaaien, makreelhaaien en blauwe haaien, langs elektronische weg mee aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT en verschaffen de Commissie daartoe langs elektronische weg toegang.

    ▼B

    2.  De nadere regels voor de uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2.

    ▼M1

    Artikel 6 bis

    Informatie over de vangsten van witte marlijnen blauwe marlijn

    1.  De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen registreren dagelijks in hun logboek de gegevens betreffende de gevangen witte marlijnen en blauwe marlijnen die zij levend of dood teruggegooid hebben, per sector van ten hoogste 5 breedtegraden op 5 lengtegraden, en vermelden in hun aanlandingsverklaring het aantal en het gewicht van de aangelande witte marlijnen en blauwe marlijnen.

    2.  De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 30 juni van ieder jaar voor wetenschappelijke doeleinden langs elektronische weg definitieve ramingen voor het gehele voorgaande jaar of, wanneer deze niet kunnen worden verstrekt, voorlopige ramingen mee betreffende de vangsten, met inbegrip van de teruggegooide vis, en de aanlandingen van witte marlijn en van blauwe marlijn.

    ▼B

    Artikel 7

    Niet-gemelde vangsten

    Bij de invoer van bevroren producten van blauwvintonijn en van grootoogtonijn, gevangen door beugschepen met een lengte van meer dan 24 meter over alles, verzamelt en onderzoekt elke lidstaat op verzoek van de Commissie zoveel mogelijk gegevens over deze invoer, alsmede alle daarmee verband houdende informatie, zoals de naam en het registratienummer van de schepen, de naam van de reder, de gevangen soorten, het overeenkomstige gewicht, de visserijzone en de plaats van uitvoer.

    ▼M2 —————

    ▼M1

    Artikel 8 bis

    Register van vaartuigen die gemachtigd zijn in het verdragsgebied te vissen

    1.  De lidstaten delen de Commissie langs elektronische weg de lijst mee van alle vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die hun vlag voeren en op hun grondgebied zijn geregistreerd en die op grond van een afgegeven speciaal visdocument gemachtigd zijn in het ICCAT-verdragsgebied op tonijnachtigen en verwante soorten te vissen.

    2.  De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:

    a) het interne nummer van elk vaartuig overeenkomstig het bepaalde in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2090/98;

    b) in voorkomend geval de voorgaande vlag(gen);

    c) in voorkomend geval gegevens over de eerdere schrapping uit andere registers;

    d) de naam en het adres van de reder(s) en marktdeelnemer(s);

    e) gebruikt vistuig;

    f) periode waarin de betrokkene gemachtigd is tot vissen en/of overladen.

    3.  De Commissie stuurt deze gegevens vóór 1 juli 2003 door naar het uitvoerend secretariaat van de ICCAT, opdat de betrokken communautaire vaartuigen worden ingeschreven in het ICCAT-register van alle vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die gemachtigd zijn in het ICCAT-verdragsgebied te vissen, hierna „het ICCAT-register” genoemd.

    4.  Iedere wijziging in de in lid 1 bedoelde lijst wordt uiterlijk tien werkdagen voordat de betrokken vaartuigen in het verdragsgebied gaan vissen, meegedeeld aan de Commissie, die ze volgens dezelfde procedure doorzendt naar het uitvoerend secretariaat van de ICCAT.

    5.  Het is verboden voor communautaire vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die niet zijn ingeschreven op de in lid 1 bedoelde lijst, om in het ICCAT-verdragsgebied tonijnachtigen en verwante soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen.

    6.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

    a) uitsluitend de in lid 1 bedoelde vissersvaartuigen die in het bezit zijn van een door hun vlaggenlidstaat afgegeven speciaal visdocument, onder de in dat document vermelde voorwaarden de in lid 1 bedoelde visserijactiviteiten in het ICCAT-verdragsgebied mogen uitoefenen;

    b) geen speciaal visdocument wordt afgegeven aan vaartuigen die in het ICCAT-verdragsgebied illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (hierna „IUU-visserij” genoemd) zoals bedoeld in artikel 19 ter, hebben bedreven, tenzij de nieuwe reders afdoende hebben bewezen dat de voorgaande reders en marktdeelnemers geen juridische, financiële of andere belangen in deze vaartuigen meer hebben, noch enigerlei invloed op deze vaartuigen uitoefenen en dat zij niet deelnemen aan noch betrokken zijn bij IUU-visserij;

    c) voorzover mogelijk in het kader van de nationale wetgeving, de reders en marktdeelnemers van de in lid 1 bedoelde vaartuigen die hun vlag voeren, niet deelnemen aan noch betrokken zijn bij de visserij op tonijnachtigen in het ICCAT-verdragsgebied door vaartuigen die niet in het ICCAT-register zijn ingeschreven;

    d) voorzover mogelijk in het kader van de nationale wetgeving, de reders van de in lid 1 bedoelde vaartuigen die hun vlag voeren, de nationaliteit van een lidstaat hebben.

    7.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het vangen, aan boord houden, overladen en aanlanden van tonijnachtigen en verwante soorten, gevangen in het ICCAT-verdragsgebied door vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die niet in het ICCAT-register zijn ingeschreven, te verbieden.

    8.  De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle aanwijzingen dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die niet in het ICCAT-register zijn ingeschreven, in het ICCAT-verdragsgebied tonijnachtigen en verwante soorten vangen en/of overladen.

    Artikel 8 ter

    Bepalingen betreffende het charteren van communautaire vissersvaartuigen

    1.  De lidstaten delen de Commissie vóór 30 april van ieder jaar de lijst mee van alle vaartuigen die hun vlag voeren en die tijdens het lopende jaar door verdragsluitende partijen bij de ICCAT zijn gecharterd alsmede, te allen tijde, de in die lijst aangebrachte wijzigingen.

    2.  De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:

    a) het interne nummer van elk vaartuig overeenkomstig het bepaalde in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2090/98;

    b) de naam en het adres van de reder van het vaartuig;

    c) de vissoorten die onder de charterovereenkomst vallen, en de bij deze overeenkomst toegekende quota;

    d) de duur van de charterovereenkomst;

    e) de naam van de charteraar;

    f) de instemming van de vlaggenstaat met de charterovereenkomst;

    g) de naam van de staat waar het vaartuig wordt gecharterd.

    3.  Op de dag van de ondertekening van een charterovereenkomst deelt de vlaggenstaat aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT de volgende gegevens mee en stelt de Commissie daarvan in kennis:

    a) zijn instemming met de charterovereenkomst;

    b) de maatregelen die de vlaggenstaat heeft genomen om te waarborgen dat de vaartuigen die zijn vlag voeren en die een charterovereenkomst hebben gesloten, de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT naleven.

    4.  Bij beëindiging van de charterovereenkomst deelt de vlaggenstaat aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT de einddatum van de charterovereenkomst mee en stelt de Commissie hiervan in kennis.

    5.  De vlaggenstaat waar het vaartuig wordt gecharterd, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

    a) het gecharterde vaartuig gedurende de charterperiode niet vist in het kader van de vangstquota of vangstmogelijkheden van de vlaggenstaat;

    b) het gecharterde vaartuig gedurende dezelfde periode niet vist in het kader van verschillende charterovereenkomsten;

    c) de vangsten van het gecharterde vaartuig gescheiden van de vangsten van de overige vaartuigen die zijn vlag voeren, worden geregistreerd;

    d) het gecharterde vaartuig de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT naleeft.

    Artikel 8 quater

    Overladingen

    Beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die de vlag van een lidstaat voeren en zijn ingeschreven in het in artikel 8 bis, lid 1, bedoelde ICCAT-register, mogen geen vis overladen in het ICCAT-verdragsgebied zonder de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.

    ▼B

    Artikel 9

    Jaarverslag

    1.  Iedere lidstaat verstrekt de Commissie jaarlijks vóór ►M1  15 augustus ◄ zijn nationaal verslag in het door de ICCAT vastgestelde formaat waarin enerzijds informatie over de tenuitvoerlegging van het satellietbewakingssysteem opgenomen is, en anderzijds een voor elke visserijtak ingevuld „ICCAT-meldingsformulier”, met opmerkingen die onder andere betrekking hebben op de overschrijdingen van de door de ICCAT vastgestelde toleranties voor de minimummaat van bepaalde soorten en op de reeds genomen of nog te nemen maatregelen. De lidstaten vermelden ook hoe zij het beheer van de sportvisserij op de in bijlage I genoemde soorten aanpakken en verschaffen alle mogelijke informatie met betrekking tot de overladingen waarbij hun schepen in het voorgaande jaar betrokken waren.

    2.  De nadere regels voor de uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2.

    ▼M1

    Artikel 9 bis

    Jaarlijkse verklaring over de toepassing van de beheersvoorschriften van de ICCAT door de grote beugvisserijvaartuigen

    De lidstaten waarvan beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m in het verdragsgebied mogen vissen, delen de Commissie jaarlijks vóór 1 september een „Verklaring betreffende de toepassing van de beheersvoorschriften van de ICCAT door de grote beugvisserijvaartuigen” mee volgens het model in bijlage IV.

    ▼B



    Deel 2

    Inspectie in de haven

    Artikel 10

    Algemene beginselen

    1.  Iedere lidstaat wijst voor zijn havens inspecteurs aan die belast zijn met het toezicht op en de inspectie van overladingen en aanlandingen van de in bijlage I vermelde soorten.

    2.  Iedere lidstaat ziet erop toe dat de inspecteurs hun werkzaamheden op niet-discriminerende wijze en overeenkomstig de ICCAT-haveninspectieregeling uitvoeren.

    3.  De havenstaat kan onder andere documenten, vistuig en de vangsten aan boord van vissersschepen inspecteren wanneer dergelijke vaartuigen zich vrijwillig in zijn havens of offshore-terminals bevinden.

    Artikel 11

    Inspecteurs

    1.  De lidstaten voorzien iedere ICCAT-inspecteur van een speciaal identificatiedocument. De inspecteur dient dit document bij zich te hebben en te tonen alvorens hij tot inspectie overgaat. Het model van het speciale document wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2. De lidstaten delen de lijst van inspecteurs mee aan de Commissie, die ze doorzendt aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT.

    2.  De lidstaten zien erop toe dat de inspecteurs hun opdracht overeenkomstig de voorschriften van de ICCAT-haveninspectieregeling uitvoeren. De inspecteurs blijven voor hun werkzaamheden onder het toezicht van hun bevoegde autoriteit en zijn aan hen verantwoording schuldig.

    Artikel 12

    Inspectieprocedure

    1.  De lidstaten zien erop toe dat de ICCAT-inspecteurs:

     hun inspecties zodanig verrichten dat de activititeiten van het vaartuig zo min mogelijk worden gestoord en gehinderd en dat kwaliteitsverlies bij de vis voorkomen wordt;

     een inspectieverslag opstellen volgens de regels die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 24, lid 2, en dit aan hun autoriteiten doen toekomen.

    2.  De inspecteurs zijn bevoegd om alle relevante zones, bruggen en vertrekken van vissersvaartuigen, de (al dan niet verwerkte) vangsten, de netten en ander vistuig, de uitrusting en alle documenten die dienstig zijn om te controleren of de ICCAT-instandhoudingsmaatregelen zijn nageleefd, te onderzoeken, met inbegrip van het logboek en de laadlijsten, bij moedervaartuigen of gespecialiseerde vervoerschepen.

    3.  De inspecteurs ondertekenen hun verslag in het bijzijn van de kapitein, die het recht heeft alle gegevens die hij dienstig acht aan het verslag toe te voegen of te laten toevoegen en dit te ondertekenen. De inspecteur vermeldt in het logboek dat een inspectie heeft plaatsgevonden.

    Artikel 13

    Verplichtingen van de kapitein tijdens de inspectie

    De kapitein van een communautair vissersvaartuig dat wordt geïnspecteerd,

    a) mag naar behoren gemachtigde inspecteurs niet beletten hun taak te vervullen in binnenlandse of buitenlandse havens, intimideert of hindert ze niet tijdens hun werkzaamheden en waarborgt hun veiligheid;

    b) werkt aan de inspectie mee volgens de in deze verordening vastgestelde procedures en verleent daartoe assistentie;

    c) geeft de inspecteur de mogelijkheid de zones, bruggen en vertrekken van het vaartuig, de (al dan niet verwerkte) vangsten, het vistuig, de uitrusting en alle documenten, met inbegrip van de visvergunning en de laadlijst te onderzoeken.

    Artikel 14

    Procedure bij overtredingen

    1.  Wanneer een ICCAT-inspecteur ernstige redenen heeft om aan te nemen dat een vissersvaartuig een activiteit heeft verricht die in strijd is met de instandhoudingsmaatregelen van de ICCAT:

    a) noteert hij de overtreding in het inspectieverslag;

    b) doet hij het nodige om het bewijsmateriaal te beveiligen en het behoud ervan te waarborgen;

    c) zendt hij het inspectieverslag onmiddellijk aan de autoriteiten van zijn land.

    2.  De lidstaat die de inspectie uitvoert, zendt het origineel van het inspectieverslag onverwijld aan de Commissie, die het aan de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig doorzendt en een kopie aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT bezorgt.

    Artikel 15

    Afwikkeling van overtredingen

    1.  Wanneer een lidstaat door een verdragsluitende partij of door een andere lidstaat in kennis wordt gesteld van een overtreding door een vaartuig dat zijn vlag voert, treft hij onverwijld, overeenkomstig de nationale wetgeving, de nodige maatregelen om het bewijsmateriaal in ontvangst te nemen en te bestuderen, elk nader onderzoek voor de afwikkeling van de overtreding uit te voeren en zo mogelijk het vaartuig te inspecteren.

    2.  Elke lidstaat wijst de autoriteiten aan die bevoegd zijn om het bewijsmateriaal met betrekking tot overtredingen te ontvangen en deelt de adresgegevens van deze autoriteiten aan de Commissie mee.

    3.  De vlaggenlidstaat deelt de straf- en andere maatregelen die ten aanzien van het betrokken vaartuig getroffen zijn, aan de Commissie mee, die op haar beurt het uitvoerend secretariaat van de ICCAT ervan in kennis stelt.

    Artikel 16

    Behandeling van de inspectieverslagen

    1.  De lidstaten hechten aan rapporten die door ICCAT-inspecteurs van andere lidstaten en van andere verdragsluitende partijen zijn opgesteld dezelfde waarde als aan de door hun eigen inspecteurs opgestelde verslagen.

    2.  Elke lidstaat werkt samen met de betrokken verdragsluitende partijen om overeenkomstig zijn nationale wetgeving gemakkelijker tot rechtsvervolging of andere maatregelen te kunnen overgaan naar aanleiding van een verslag van een ICCAT-inspecteur dat in het kader van de ICCAT-haveninspectieregeling wordt overgelegd.



    Deel 3

    Specifieke maatregelen voor staatloze vaartuigen of vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij

    Artikel 17

    Overlading

    1.  Het is communautaire vissersvaartuigen verboden vis van de in bijlage I genoemde soorten over te laden van staatloze vaartuigen of vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij die niet de status van medewerkende partij of instantie heeft.

    2.  De door de ICCAT opgestelde lijst van medewerkende partijen en instanties wordt door de Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (C-reeks).

    3.  De lidstaten verstrekken de Commissie jaarlijks vóór 15 september gegevens over de overladingen van de in bijlage I genoemde vissoorten, die in het voorgaande jaar tussen hun vaartuigen en vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij die de status van medewerkende partij of instantie heeft, hebben plaatsgevonden, waarna de Commissie deze gegevens doorzendt aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT.

    Artikel 18

    Controle van de visserijactiviteiten

    1.  De bevoegde autoriteiten van een lidstaat die een staatloos vaartuig aangehouden en/of geïnspecteerd hebben, delen de resultaten van de inspectie onverwijld aan de Commissie mee en, in voorkomend geval, de geëigende maatregelen die zij overeenkomstig het internationaal recht getroffen hebben. De Commissie stelt het uitvoerend secretariaat van de ICCAT zo spoedig mogelijk in kennis van deze informatie.

    2.  De lidstaten zien erop toe dat elk staatloos vaartuig of vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat een aangewezen haven zoals bedoeld in artikel 28 sexies, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 aandoet, door hun bevoegde autoriteiten wordt geïnspecteerd. De vangsten van het betrokken vaartuig mogen niet worden aangeland en/of overgeladen voordat de inspectie is voltooid.

    3.  Indien bij de inspectie wordt geconstateerd dat het vaartuig soorten aan boord heeft waarvoor een van kracht zijnde ICCAT-aanbeveling geldt, verbiedt de lidstaat aanlanding en/of overlading.

    4.  Het in lid 3 genoemde verbod geldt evenwel niet indien de kapitein van het geïnspecteerde vaartuig of zijn vertegenwoordiger ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat aantoont dat:

    a) de aan boord gehouden vis buiten de zone gevangen is, of

    b) de aan boord gehouden vis met inachtneming van de van kracht zijnde instandhoudingsmaatregelen gevangen is.

    Artikel 19

    Onderdanen van de lidstaten

    Elke lidstaat tracht overeenkomstig het nationale recht zijn onderdanen af te houden van deelname aan activiteiten van niet-verdragsluitende partijen die de tenuitvoerlegging van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT doorkruisen.

    ▼M2 —————

    ▼M1



    HOOFDSTUK II

    CONTROLE- EN BEWAKINGSMAATREGELEN IN ZONE 2



    DEEL 1

    Controlmaatregelen

    Artikel 20

    Algemene beginselen

    Elke lidstaat doet het nodige om ervoor te zorgen dat de vaartuigen die zijn vlag voeren, de voor de zone geldende maatregelen in acht nemen.

    Artikel 20 bis

    Register van vaartuigen die gemachtigd zijn in het IOTC-gebied te vissen

    Het bepaalde in artikel 8 bis is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 20 ter

    Overladingen

    Het bepaalde in artikel 8 quater is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 20 quater

    Markering van vistuig

    1.  Het vistuig dat wordt gebruikt door de vissersvaartuigen die gemachtigd zijn in de zone te vissen, zal als volgt gemarkeerd worden: de netten, lijnen en andere vistuigen in zee moeten overdag voorzien zijn van boeien met een wimpel of met radarreflectoren en 's nachts met verlichte boeien die de positie en de afmetingen ervan aangeven.

    2.  Op de markeringsboeien en soortgelijke drijvende voorwerpen die bedoeld zijn om de positie van de vaste vistuigen aan te geven, moeten op elk moment duidelijk zichtbaar de letter (of letters) en/of het nummer (of de nummers) van het vaartuig (of de vaartuigen) waartoe ze behoren, zijn aangebracht.

    3.  Op de visaantrekkende structuren moeten steeds duidelijk zichtbaar de letter of letters en/of het nummer of de nummers van het vaartuig (of de vaartuigen) waartoe ze behoren zijn aangebracht.

    Artikel 20 quinquies

    Mededeling van statistische gegevens voor wetenschappelijke doeleinden

    1.  De lidstaten delen het secretariaat van de IOTC langs elektronische weg, overeenkomstig de in bijlage V bedoelde procedures voor de mededeling van gegevens, de volgende gegevens mee, waartoe de Commissie langs elektronische weg toegang krijgt:

    a) de vangstgegevens en de visserijinspanningsgegevens voor het voorgaande jaar betreffende de in artikel 1 bedoelde soorten;

    b) de gegevens voor het voorgaande jaar betreffende de grootte van de in artikel 1 bedoelde soorten;

    c) de gegevens betreffende de visserij op tonijnachtigen met behulp van drijvende voorwerpen, met inbegrip van visaantrekkende structuren.

    2.  De lidstaten stellen een gecomputeriseerde database samen waarin de informatie van de in lid 1 bedoelde gegevens wordt opgeslagen en waartoe de Commissie langs elektronische weg toegang heeft.



    DEEL 2

    Inspectie in de haven

    Artikel 20 sexies

    Het bepaalde in de artikelen 10, 12, 13, 14 en 15 is van overeenkomstige toepassing.



    DEEL 3

    Specifieke maatregelen voor staatloze vaartuigen en vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij

    ▼M2 —————

    ▼M1

    Artikel 21 bis

    Controle op de visserij

    Het bepaalde in artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

    ▼M2 —————

    ▼B



    HOOFDSTUK III

    CONTROLE- EN BEWAKINGSMAATREGELEN IN ZONE 3

    Artikel 22

    Algemene beginselen

    Elke lidstaat doet het nodige om ervoor te zorgen dat de vaartuigen die zijn vlag voeren, de in Gemeenschapsrecht omgezette maatregelen van de IATTC en de bepalingen van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen in acht nemen.



    HOOFDSTUK IV

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 23

    De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 8, lid 6, en artikel 9, lid 2, worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 24, lid 2.

    Artikel 24

    1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad ingestelde comité.

    2.  In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

    De inartikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

    3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 25

    1.  Verordening (EG) nr. 1351/1999 wordt ingetrokken.

    2.  Artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2742/1999 vervalt.

    3.  De verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1351/1999 worden geacht te zijn gedaan naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

    Artikel 26

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE I

    LIJST VAN DE IN DEZE VERORDENING BEDOELDE SOORTEN

     Witte tonijn: Thunnus alalunga

     Blauwvintonijn: Thunnus thynnus

     Grootoogtonijn: Thunnus obesus

     Gestreepte tonijn: Katsuwonus pelamis

     Boniet: Sarda sarda

     Geelvintonijn: Thunnus albacares

     Zwartvintonijn: Thunnus atlanticus

     Dwergtonijnen: Euthynnus spp.

     Zuidelijke blauwvintonijn: Thunnus maccoyii

     Kogeltonijn: Auxis spp.

     Bramen: Bramidae

     Marlijnen: Tetrapturus spp.; Makaira spp.

     Zeilvissen: Istiophorus spp.

     Zwaardvis: Xiphias gladius

     Makreelgeep: Scomberesox spp.; Cololabis spp.

     Goudmakreel; dolfijnvis; Coryphaena hippurus; Coryphaena equiselis;

     Haaien: Hexanchus griseus; Cetorhinus maximus; Alopiidae; Rhincodon typus; Carcharhinidae; Sphyrnidae; Isuridae; Lamnidae

     Walvisachtigen (walvissen en bruinvissen): Physeteridae; Belaenopteridae; Balenidae; Eschrichtiidae; Monodontidae; Ziphiidae; Delphinidae

    ▼M1




    BIJLAGE I bis

    image

    ▼B




    BIJLAGE II



    LIJST VAN VISSOORTEN DIE AAN DE ICCAT MOETEN WORDEN GEMELD

    Wetenschappelijke naam

    Gebruikelijke naam

    Thunnus thynnus

    Rode tonijn

    Thunnus maccoyii

    Zuidelijke blauwvintonijn

    Thunnus albacares

    Geelvintonijn

    Thunnus alalunga

    Witte tonijn

    Thunnus obesus

    Grootoogtonijn

    Thunnus atlanticus

    Zwartvintonijn

    Euthynnus alletteratus

    Kleine tonijn

    Katsuwonus pelamis

    Gestreepte tonijn

    Sarda sarda

    Boniet

    Auxis thazard

    Valse bonito

    Orcynopsis unicolor

    Ongestreepte bonito

    Acanthocybium solandri

    Wahoo

    Scomberomorus maculatus

    Gevlekte koningsmakreel

    Scomberomorus cavalla

    Koningsmakreel

    Istiophorus albicans

    Atlantische zeilvis

    Makaira indica

    Zwarte marlijn

    Makaira nigricans

    Blauwe marlijn

    Tetrapturus albidus

    Witte marlijn

    Xiphias gladius

    Zwaardvis

    Tetrapturus pfluegeri

    Langbekspeervis

    Scomberomorus tritor

    Oost-Atlantische koningsmakreel

    Scomberomorus regalis

    Valse koningsmakreel

    Auxis rochei

    Kogeltonijn

    Scomberomorus brasiliensis

    Serra-koningsmakreel




    BIJLAGE III



    CONCORDANTIETABEL

    Verordening (EG) nr. 1351/1999

    Deze verordening

    Artikelen 1, 2 en 3

    Artikel 8

    Artikel 4

    Artikel 18

    Artikel 5

    Artikel 17

    ▼M1




    BIJLAGE IV

    image




    BIJLAGE V

    Vangst- en visserijinspanningsgegevens

    Oppervlaktevisserij: De vangstgegevens in nominaal gewicht en de visserijinspanningsgegevens in visdagen (zegen, hengel, sleeplijnvisserij en drijfnetvisserij) moeten ten minste in strata van 1° per maand aan de IOTC worden verstrekt. De zegenvisserij moet worden gespecificeerd per visschooltype. Deze gegevens worden bij voorkeur geëxtrapoleerd naar maandelijkse nationale vangstgegevens per vistuigtype. De gebruikte extrapolatiefactoren, overeenkomend met de inhoud van de logboeken, moeten systematisch aan de IOTC worden meegedeeld.

    Beugvisserij: De vangst- en visserijinspanningsgegevens voor de beugvisserij moeten aan de IOTC worden verstrekt in aantallen en in gewicht, per stratum van 5° per maand en de visserijinspanning moet worden gekwantificeerd in aantal haken. Deze gegevens worden bij voorkeur geëxtrapoleerd naar totale maandelijkse vangstgegevens van het land. De gebruikte extrapolatiefactoren, overeenkomend met de inhoud van de logboeken, moeten systematisch aan de IOTC worden verstrekt.

    Kleinschalige visserij, semi-industriële en sportvisserij: De vangst- en visserijinspanningsgegevens en de gegevens betreffende de grootte van de vis moeten eveneens maandelijks aan de IOTC worden verstrekt, gespecificeerd naar het meest geschikte geografische gebied voor het verzamelen en de verwerking van deze gegevens.

    Gegevens betreffende de grootte van de vis

    Daar de groottegegevens van essentieel belang zijn voor de evaluatie van de bestanden van de meeste soorten tonijn, moeten deze gegevens, en met name de informatie over het totaalaantal gemeten vissen, regelmatig worden verstrekt op basis van strata van 5° per maand, van het vistuig en de visserijmethode (bijvoorbeeld: visserij op kunstmatig wrak óf in open water voor de zegenvissers) en dit voor alle vangstmethoden en alle door de IOTC gevolgde soorten. Deze bemonsteringsprogramma's voor de grootte worden bij voorkeur uitgevoerd volgens een nauwkeurig, goed omschreven methodologisch plan van aselecte streekproeven, dat onmisbaar is om ramingen zonder systematische fouten van de grootte van de gevangen vissen te krijgen. De juiste bemonsteringsfrequentie die nodig is, kan variëren naar gelang van de soorten (afhankelijk van diverse parameters), maar zal worden vastgesteld door de permanente werkgroep voor het inzamelen van gegevens en de statistieken. Indien de betrokken werkgroep het nodig acht en de noodzaak ervan kan aantonen, zou kunnen worden gevraagd dat meer gedetailleerde gegevens, zoals bijvoorbeeld de grootte per monster, aan de IOTC worden verstrekt, op voorwaarde dat deze gegevens volledig vertrouwelijk blijven.

    Tonijnvisserij met behulp van drijvende voorwerpen, met inbegrip van visaantrekkende structuren („FAD's”)

    Om de IOTC een beter inzicht te geven in de ontwikkeling van de structuur van doeltreffende visserijinspanningen van de vloten die vissen in haar bevoegdheidsgebied, is het absoluut noodzakelijk meer gegevens te verzamelen. Aangezien de activiteiten van hulpvaartuigen en het gebruik van visaantrekkende structuren integraal deel uitmaken van de visserijinspanningen van de zegenvissers, moeten de volgende gegevens systematisch aan de IOTC worden meegedeeld:

    Aantal hulpvaartuigen en kenmerken van deze vaartuigen: i) die hun activiteit uitoefenen onder hun eigen vlag, ii) die steun verlenen aan zegenvissers die hun activiteit uitoefenen onder hun eigen vlag, of iii) die gemachtigd zijn hun activiteit uit te oefenen in een exclusieve economische zone en die in het bevoegdheidsgebied van de IOTC hebben gevist.

    Activiteitsniveaus van dehulpvaartuigen: met inbegrip van het aantal zeedagen per vak van 1° en per maand.

    De verdragsluitende partijen en de samenwerkende niet-verdragsluitende partijen zullen al het mogelijke doen om gegevens te verstrekken over het totale aantal visaantrekkende structuren („FAD's”) en over het type van de voorzieningen die door de vloot worden gebruikt, per vak 5° en per maand.

    Tijdige mededeling van de gegevens aan de IOTC

    Voor het toezicht op de bestanden en de analyse van de gegevens is het absoluut noodzakelijk dat de gegevens tijdig aan het secretariaat worden meegedeeld. Daarom wordt aanbevolen de volgende algemene regels verplicht te stellen.

    De vloten van de oppervlaktevisserij en die welke vissen in kustgebieden moeten hun gegevens over het voorgaande jaar (ook die welke betrekking hebben op de hulpvaartuigen) zo spoedig mogelijk en in ieder geval vóór 30 juni van elk jaar meedelen.

    De vloten van de beugvisserijvaartuigen van de volle zee moeten hun ramingen voor de gegevens van het voorgaande jaar zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval vóór 30 juni van het jaar, meedelen. Ze moeten vóór 30 december de definitieve ramingen voor hun visserijtak voor het voorgaande jaar meedelen.

    De thans geldende termijnen voor het meedelen van gegevens zouden in de toekomst kunnen worden verkort, daar de communicatiemiddelen en ook de gegevensverwerkingssystemen steeds sneller worden en de transmissietijden derhalve kunnen worden verkort.



    ( 1 ) PB C 62 E van 27.2.2001, blz. 79.

    ( 2 ) Advies uitgebracht op 28 februari 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

    ( 3 ) PB L 162 van 18.6.1986, blz. 34.

    ( 4 ) PB L 162 van 26.6.1999, blz. 6.

    ( 5 ) PB L 341 van 31.12.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2765/2000 (PB L 321 van 19.12.2000, blz. 5).

    ( 6 ) PB L 236 van 5.10.1995, blz. 24.

    ( 7 ) PB L 132 van 27.5.1999, blz. 1.

    ( 8 ) PB L 147 van 12.6.1999, blz. 23.

    ( 9 ) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5).

    ( 10 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    ( 11 ) PB L 176 van 15.7.2000, blz. 1.

    ( 12 ) PB L 295 van 13.11.2003, blz. 1.

    Top