EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012H0154

2012/154/EU: Aanbeveling van de Commissie van 15 maart 2012 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van moederkorenalkaloïden in diervoeders en levensmiddelen Voor de EER relevante tekst

PB L 77 van 16.3.2012, p. 20–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2012/154/oj

16.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 77/20


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 15 maart 2012

betreffende de monitoring van de aanwezigheid van moederkorenalkaloïden in diervoeders en levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/154/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1) bepaalt dat het gebruik van voor diervoeding bestemde producten die gehalten aan ongewenste stoffen bevatten die de in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde maximumgehalten overschrijden, verboden is.

(2)

Een maximumgehalte van 1 000 mg/kg sclerotiën van moederkoren (Claviceps purpurea) is vastgesteld voor diervoeders die ongemalen granen bevatten.

(3)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 19 april 2005 op verzoek van de Commissie een advies over moederkoren als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd (2).

(4)

De term moederkoren verwijst naar schimmelstructuren van Claviceps-soorten, die zich ontwikkelen in plaats van korrels op graanaren of zaden op grassprieten en die zichtbaar zijn als grote donkergekleurde sclerotiën. Deze sclerotiën bevatten verschillende klassen van alkaloïden, waarvan de voornaamste zijn: ergometrine, ergotamine, ergosine, ergocristine, ergocryptine en ergocornine en de -ininen daarvan. De hoeveelheid en het toxinepatroon variëren tussen schimmelstammen, afhankelijk van de waardplant en de geografische streek.

(5)

De mate van variabiliteit in het moederkorenalkaloïdepatroon in relatie tot schimmelsoort, geografische verspreiding alsook in relatie tot de waardplant (het alkaloïdepatroon in roggemoederkoren verschilt bijvoorbeeld van dat in ander grasmoederkoren) is momenteel niet bekend. Er zijn meer gegevens nodig om alle factoren te identificeren die verantwoordelijk zijn voor de variabiliteit in het moederkorenalkaloïdepatroon in afzonderlijke plantensoorten.

(6)

De fysische bepaling van de verontreinigingsgraad van granen door moederkoren is vaak onnauwkeurig, aangezien grootte en gewicht van de sclerotiën aanzienlijk kunnen verschillen. Bovendien is deze fysische bepaling onmogelijk in verwerkte diervoeders en levensmiddelen. Daarom is voorgesteld om naast de controle aan de hand van fysische methoden ook te voorzien in de mogelijkheid tot controle via chemische analyse van potentieel verontreinigde diervoeders en levensmiddelen, aangezien verscheidene chromatografische methoden beschikbaar zijn om moederkorenalkaloïden in diervoeders en levensmiddelen op te sporen. De toepassing van die methoden is echter beperkt tot een klein aantal moederkorenalkaloïden.

(7)

Het is nodig dat meer gegevens over de aanwezigheid van deze moederkorenalkaloïden worden gegenereerd, niet alleen in ongemalen granen maar ook in graanproducten, mengvoeders en samengestelde levensmiddelen, dat betrouwbare gegevens over het moederkorenalkaloïdepatroon in diervoeders en levensmiddelen worden verkregen en dat de aanwezigheid van moederkorenalkaloïden wordt gerelateerd aan de hoeveelheid aanwezige sclerotiën. Deze monitoring moet worden gericht op de zes moederkorenalkaloïden die het meest voorkomen, namelijk: ergometrine, ergotamine, ergosine, ergocristine, ergocryptine en ergocornine en de -ininen daarvan,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten moeten met de actieve betrokkenheid van de exploitanten van levensmiddelen- en diervoederbedrijven de aanwezigheid van moederkorenalkaloïden monitoren in voor menselijke consumptie of voor diervoeding bestemde granen en graanproducten, in weide/foeragegrassen voor diervoeding en in mengvoeders en samengestelde levensmiddelen.

2.

De lidstaten moeten de monsters voor ten minste de volgende moederkorenalkaloïden analyseren:

ergocristine/ergocristinine;

ergotamine/ergotaminine;

ergocryptine/ergocryptinine;

ergometrine/ergometrinine;

ergosine/ergosinine;

ergocornine/ergocorninine.

3.

De lidstaten moeten, zo mogelijk, gelijktijdig het sclerotiëngehalte in het monster bepalen om in staat te zijn de kennis over de relatie tussen het sclerotiëngehalte en het niveau van individuele moederkorenalkaloïden te verbeteren.

4.

De analyseresultaten moeten regelmatig aan de EFSA worden verstrekt met het oog op de opneming daarvan in een gegevensbank.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2012.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.

(2)  Opinion of the Scientific Panel on Contaminants in Food Chain on a request from the Commission related to ergot as undesirable substance in animal feed, The EFSA Journal (2005)225, 1-27. http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/contam_op_ej225_ergot_en1.pdf


Top