This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024D0871
Decision (EU) 2024/871 of the European Central Bank of 8 March 2024 on the total amount of annual supervisory fees for 2023 (ECB/2024/8)
Besluit (EU) 2024/871 van de Europese Centrale Bank van 8 maart 2024 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2023 (ECB/2024/8)
Besluit (EU) 2024/871 van de Europese Centrale Bank van 8 maart 2024 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2023 (ECB/2024/8)
ECB/2024/8
PB L, 2024/871, 21.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/871/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Publicatieblad |
NL Serie L |
2024/871 |
21.3.2024 |
BESLUIT (EU) 2024/871 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 8 maart 2024
betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2023 (ECB/2024/8)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 30,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/41) (2) dient de Europese Centrale Bank (ECB) jaarlijks binnen zes maanden na de aanvang van de volgende vergoedingsperiode aan elke schuldenaar van de vergoeding een vergoedingskennisgeving uit te reiken. |
(2) |
Uit hoofde van artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) worden de jaarlijkse op de onder toezicht staande entiteiten te verhalen kosten voor toezicht berekend op basis van de jaarlijkse uitgaven van de ECB. Het bedrag van de jaarlijkse kosten wordt bepaald op basis van het bedrag van de jaarlijkse uitgaven, bestaande uit door de ECB in de desbetreffende vergoedingsperiode gedane uitgaven die direct of indirect verband houden met haar toezichthoudende taken. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) dienen ter berekening van de door belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen en door minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht, de jaarlijkse kosten te worden opgesplitst op basis van de uitgaven die zijn toegerekend aan de betreffende functies die het directe toezicht uitoefenen op belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen, en die het indirecte toezicht uitoefenen op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) moet bij de vaststelling van de jaarlijkse kosten eveneens rekening worden gehouden met de met vorige vergoedingsperiodes verband houdende niet-inbare vergoedingsbedragen, met overeenkomstig artikel 14 ontvangen rentebetalingen en met overeenkomstig artikel 7, lid 3, van die verordening ontvangen of terugbetaalde bedragen, naargelang van het geval. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41), wordt binnen vier maanden na afloop van iedere vergoedingsperiode het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor elke categorie van onder toezicht staande groepen voor die vergoedingsperiode op de website van de ECB bekendgemaakt, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit besluit gelden de in Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (3) en Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) neergelegde definities.
Artikel 2
Totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2023
1. Het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2023 bedraagt 653 723 537 EUR, berekend zoals aangegeven in de bijlage.
2. Elke categorie van onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen betaalt het volgende totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht:
a) |
belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen: 626 488 841 EUR; |
b) |
minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen: 27 234 696 EUR. |
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de vijfde dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 8 maart 2024.
De president van de ECB
Christine LAGARDE
(1) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.
(2) Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41) (PB L 311 van 31.10.2014, blz. 23).
(3) Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).
BIJLAGE
Berekening van het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2023
(in EUR) |
|||
|
|
|
|
|
Belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen |
Minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen |
Totaal |
Werkelijke jaarlijkse kosten voor 2023 |
626 264 932 |
27 238 475 |
653 503 407 |
Bedragen waarmee overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) rekening moet worden gehouden |
|
|
|
Met vorige vergoedingsperiodes verband houdende niet-inbare vergoedingsbedragen |
|
|
|
Overeenkomstig artikel 14 van de bovengenoemde verordening ontvangen rentebetalingen |
– 162 717 |
– 19 419 |
– 182 137 |
Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de van de bovengenoemde verordening ontvangen of terugbetaalde bedragen |
386 626 |
15 640 |
402 266 |
TOTAAL |
626 488 841 |
27 234 696 |
653 723 537 |
(Totalen kunnen door afronding enigszins afwijken.) |
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/871/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)