This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CJ0113
Azienda sanitaria locale n. 5 «Spezzino» e.a.
Azienda sanitaria locale n. 5 «Spezzino» e.a.
Zaak C‑113/13
Azienda sanitaria locale n. 5 „Spezzino” e.a.
tegen
San Lorenzo Soc. coop. Sociale
en
Croce Verde Cogema cooperativa sociale Onlus
(verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Medische vervoersdiensten — Nationale wettelijke regeling die de activiteit van medisch vervoer voor openbare verzorginstellingen bij voorrang gunt aan vrijwilligersorganisaties, die aan de wettelijke vereisten voldoen en op een lijst zijn opgenomen — Verenigbaarheid met het Unierecht — Overheidsopdrachten — Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU — Richtlijn 2004/18/EG — Gemengde diensten, die zowel in bijlage II A als in bijlage II B bij richtlijn 2004/18 zijn bedoeld — Artikel 1, lid 2, sub a en d — Begrip ‚overheidsopdracht voor diensten’ — Bezwarende titel — Tegenprestatie die bestaat in de vergoeding van de gemaakte kosten”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 11 december 2014
Harmonisatie van de wetgevingen – Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Richtlijn 2004/18 – Werkingssfeer – Raamovereenkomst inzake medische vervoersdiensten die worden verricht door vrijwilligersorganisaties die geen winstoogmerk hebben en die slechts vergoeding van hun kosten ontvangen – Daaronder begrepen
(Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 5)
Harmonisatie van de wetgevingen – Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Richtlijn 2004/18 – Gunning van de opdrachten – Regels inzake bekendmaking – Overheidsopdrachten waarvan de waarde beneden het in de richtlijn bepaalde drempelbedrag ligt of die betrekking hebben op de in bijlage II B bedoelde diensten – Opdrachten die een duidelijk grensoverschrijdend belang vertonen – Verplichtingen van de aanbestedende diensten
(Art. 49 VWEU en 56 VWEU; richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 21, 23 en 35, lid 4, en bijlage II B)
Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Noodzaak om het Hof voldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context te verstrekken – Omvang van de verplichting op het gebied van overheidsopdrachten
(Art. 49 VWEU, 56 VWEU en 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94)
Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Nationale regeling die de activiteit van medisch vervoer bij voorrang aan vrijwilligersorganisaties gunt – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Noodzaak om het financiële evenwicht van het stelsel van medisch vervoer te bewaren uit overwegingen van volksgezondheid – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Geen winstoogmerk – Toetsing door de nationale rechterlijke instantie
(Art. 49 VWEU en 56 VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 36‑38)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 40‑42, 45, 46)
Aangezien het een verzoek om een prejudiciële beslissing inzake overheidsopdrachten betreft waarin de vraag aan de orde is of de uit de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU voortvloeiende algemene beginselen van gelijkheid en non-discriminatie en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting van toepassing zijn, moet de verwijzende rechterlijke instantie de nodige vaststellingen doen op basis waarvan het Hof kan nagaan of in het hoofdgeding een duidelijk grensoverschrijdend belang bestaat dat de toepassing van die beginselen rechtvaardigt. Volgens artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof moet het verzoek om een prejudiciële verwijzing een uiteenzetting bevatten van de feitelijke gegevens waarop de vragen berusten, en van het verband tussen met name die gegevens en die vragen. De vaststelling van de nodige gegevens op basis waarvan kan worden nagegaan of er een duidelijk grensoverschrijdend belang bestaat, dient dus te gebeuren voordat een zaak bij het Hof aanhangig wordt gemaakt.
Gelet op de geest van samenwerking waarop de betrekkingen tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof in het kader van de prejudiciële procedure zijn gebaseerd, heeft de omstandigheid dat de verwijzende rechterlijke instantie niet vooraf heeft vastgesteld dat er eventueel een duidelijk grensoverschrijdend belang bestaat, evenwel niet tot gevolg dat het verzoek niet-ontvankelijk is, indien het Hof, gelet op de gegevens in het dossier, van oordeel is dat het de verwijzende rechterlijke instantie een nuttig antwoord kan geven. Dat is met name het geval wanneer de verwijzingsbeslissing voldoende relevante gegevens bevat aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of eventueel een dergelijk belang bestaat. Het Hof zal evenwel slechts een antwoord geven onder voorbehoud dat een duidelijk grensoverschrijdend belang in het hoofdgeding door de verwijzende rechterlijke instantie kan worden vastgesteld op basis van een gedetailleerde beoordeling van alle relevante gegevens betreffende het hoofdgeding.
(cf. punten 47, 48)
De artikelen 49 VWEU en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die bepaalt dat medische spoed- en noodvervoersdiensten zonder enige vorm van bekendmaking bij voorrang en door middel van rechtstreekse gunning moeten worden opgedragen aan vrijwilligersorganisaties waarmee een overeenkomst is gesloten, mits het wettelijke en contractuele kader waarbinnen die organisaties werken, daadwerkelijk bijdraagt tot het sociale doel en tot de aan die regeling ten grondslag liggende doestellingen van solidariteit en kostenefficiëntie.
Een lidstaat kan in het kader van de beoordelingsmarge waarover hij beschikt om te beslissen op welk niveau hij de volksgezondheid wil beschermen en om zijn stelsel van sociale zekerheid in te richten, namelijk van oordeel zijn dat een beroep op vrijwilligersorganisaties beantwoordt aan de sociale doelstelling van het medische spoedvervoer en kan bijdragen tot de beheersing van de aan die dienst verbonden kosten. Niet alleen kan een risico van ernstige aantasting van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel op zich een dwingende reden van algemeen belang vormen, waardoor een belemmering van het vrij verrichten van diensten gerechtvaardigd kan zijn, maar bovendien kan de doelstelling om, uit overwegingen van volksgezondheid, een evenwichtige, voor eenieder toegankelijke verzorging door artsen en ziekenhuizen in stand te houden onder een van de afwijkingen uit hoofde van de volksgezondheid vallen, voor zover een dergelijke doelstelling bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van gezondheidsbescherming.
Wanneer vrijwilligersorganisaties in dat verband optreden, mogen zij echter geen andere doelstellingen nastreven dan die van solidariteit en kostenefficiëntie en mogen zij, buiten de vergoeding van de variabele, de vaste en de permanente kosten die noodzakelijk zijn voor de dienstverlening, geen winst halen uit hun dienstverlening en hun leden geen winst verschaffen. Voorts mag weliswaar een beroep worden gedaan op werknemers, omdat het voor die organisaties anders bijna onmogelijk is om op te treden op een groot aantal gebieden waarop het solidariteitsbeginsel kan worden toegepast, doch die organisaties moeten bij de uitoefening van hun activiteit de hen door de nationale wettelijke regeling opgelegde vereisten strikt naleven. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om alle beoordelingen te maken die nodig zijn om na te gaan of het aan de orde zijnde stelsel van medisch spoedvervoer, daadwerkelijk bijdraagt tot het sociale doel en tot de aan dat stelsel ten grondslag liggende doelstellingen van solidariteit en kostenefficiëntie.
(cf. punten 57, 59, 61, 63, 65 en dictum)
Zaak C‑113/13
Azienda sanitaria locale n. 5 „Spezzino” e.a.
tegen
San Lorenzo Soc. coop. Sociale
en
Croce Verde Cogema cooperativa sociale Onlus
(verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Medische vervoersdiensten — Nationale wettelijke regeling die de activiteit van medisch vervoer voor openbare verzorginstellingen bij voorrang gunt aan vrijwilligersorganisaties, die aan de wettelijke vereisten voldoen en op een lijst zijn opgenomen — Verenigbaarheid met het Unierecht — Overheidsopdrachten — Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU — Richtlijn 2004/18/EG — Gemengde diensten, die zowel in bijlage II A als in bijlage II B bij richtlijn 2004/18 zijn bedoeld — Artikel 1, lid 2, sub a en d — Begrip ‚overheidsopdracht voor diensten’ — Bezwarende titel — Tegenprestatie die bestaat in de vergoeding van de gemaakte kosten”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 11 december 2014
Harmonisatie van de wetgevingen — Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten — Richtlijn 2004/18 — Werkingssfeer — Raamovereenkomst inzake medische vervoersdiensten die worden verricht door vrijwilligersorganisaties die geen winstoogmerk hebben en die slechts vergoeding van hun kosten ontvangen — Daaronder begrepen
(Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 5)
Harmonisatie van de wetgevingen — Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten — Richtlijn 2004/18 — Gunning van de opdrachten — Regels inzake bekendmaking — Overheidsopdrachten waarvan de waarde beneden het in de richtlijn bepaalde drempelbedrag ligt of die betrekking hebben op de in bijlage II B bedoelde diensten — Opdrachten die een duidelijk grensoverschrijdend belang vertonen — Verplichtingen van de aanbestedende diensten
(Art. 49 VWEU en 56 VWEU; richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 21, 23 en 35, lid 4, en bijlage II B)
Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Noodzaak om het Hof voldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context te verstrekken — Omvang van de verplichting op het gebied van overheidsopdrachten
(Art. 49 VWEU, 56 VWEU en 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94)
Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Nationale regeling die de activiteit van medisch vervoer bij voorrang aan vrijwilligersorganisaties gunt — Ontoelaatbaarheid — Rechtvaardiging — Noodzaak om het financiële evenwicht van het stelsel van medisch vervoer te bewaren uit overwegingen van volksgezondheid — Toelaatbaarheid — Voorwaarde — Geen winstoogmerk — Toetsing door de nationale rechterlijke instantie
(Art. 49 VWEU en 56 VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 36‑38)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 40‑42, 45, 46)
Aangezien het een verzoek om een prejudiciële beslissing inzake overheidsopdrachten betreft waarin de vraag aan de orde is of de uit de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU voortvloeiende algemene beginselen van gelijkheid en non-discriminatie en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting van toepassing zijn, moet de verwijzende rechterlijke instantie de nodige vaststellingen doen op basis waarvan het Hof kan nagaan of in het hoofdgeding een duidelijk grensoverschrijdend belang bestaat dat de toepassing van die beginselen rechtvaardigt. Volgens artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof moet het verzoek om een prejudiciële verwijzing een uiteenzetting bevatten van de feitelijke gegevens waarop de vragen berusten, en van het verband tussen met name die gegevens en die vragen. De vaststelling van de nodige gegevens op basis waarvan kan worden nagegaan of er een duidelijk grensoverschrijdend belang bestaat, dient dus te gebeuren voordat een zaak bij het Hof aanhangig wordt gemaakt.
Gelet op de geest van samenwerking waarop de betrekkingen tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof in het kader van de prejudiciële procedure zijn gebaseerd, heeft de omstandigheid dat de verwijzende rechterlijke instantie niet vooraf heeft vastgesteld dat er eventueel een duidelijk grensoverschrijdend belang bestaat, evenwel niet tot gevolg dat het verzoek niet-ontvankelijk is, indien het Hof, gelet op de gegevens in het dossier, van oordeel is dat het de verwijzende rechterlijke instantie een nuttig antwoord kan geven. Dat is met name het geval wanneer de verwijzingsbeslissing voldoende relevante gegevens bevat aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of eventueel een dergelijk belang bestaat. Het Hof zal evenwel slechts een antwoord geven onder voorbehoud dat een duidelijk grensoverschrijdend belang in het hoofdgeding door de verwijzende rechterlijke instantie kan worden vastgesteld op basis van een gedetailleerde beoordeling van alle relevante gegevens betreffende het hoofdgeding.
(cf. punten 47, 48)
De artikelen 49 VWEU en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die bepaalt dat medische spoed- en noodvervoersdiensten zonder enige vorm van bekendmaking bij voorrang en door middel van rechtstreekse gunning moeten worden opgedragen aan vrijwilligersorganisaties waarmee een overeenkomst is gesloten, mits het wettelijke en contractuele kader waarbinnen die organisaties werken, daadwerkelijk bijdraagt tot het sociale doel en tot de aan die regeling ten grondslag liggende doestellingen van solidariteit en kostenefficiëntie.
Een lidstaat kan in het kader van de beoordelingsmarge waarover hij beschikt om te beslissen op welk niveau hij de volksgezondheid wil beschermen en om zijn stelsel van sociale zekerheid in te richten, namelijk van oordeel zijn dat een beroep op vrijwilligersorganisaties beantwoordt aan de sociale doelstelling van het medische spoedvervoer en kan bijdragen tot de beheersing van de aan die dienst verbonden kosten. Niet alleen kan een risico van ernstige aantasting van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel op zich een dwingende reden van algemeen belang vormen, waardoor een belemmering van het vrij verrichten van diensten gerechtvaardigd kan zijn, maar bovendien kan de doelstelling om, uit overwegingen van volksgezondheid, een evenwichtige, voor eenieder toegankelijke verzorging door artsen en ziekenhuizen in stand te houden onder een van de afwijkingen uit hoofde van de volksgezondheid vallen, voor zover een dergelijke doelstelling bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van gezondheidsbescherming.
Wanneer vrijwilligersorganisaties in dat verband optreden, mogen zij echter geen andere doelstellingen nastreven dan die van solidariteit en kostenefficiëntie en mogen zij, buiten de vergoeding van de variabele, de vaste en de permanente kosten die noodzakelijk zijn voor de dienstverlening, geen winst halen uit hun dienstverlening en hun leden geen winst verschaffen. Voorts mag weliswaar een beroep worden gedaan op werknemers, omdat het voor die organisaties anders bijna onmogelijk is om op te treden op een groot aantal gebieden waarop het solidariteitsbeginsel kan worden toegepast, doch die organisaties moeten bij de uitoefening van hun activiteit de hen door de nationale wettelijke regeling opgelegde vereisten strikt naleven. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om alle beoordelingen te maken die nodig zijn om na te gaan of het aan de orde zijnde stelsel van medisch spoedvervoer, daadwerkelijk bijdraagt tot het sociale doel en tot de aan dat stelsel ten grondslag liggende doelstellingen van solidariteit en kostenefficiëntie.
(cf. punten 57, 59, 61, 63, 65 en dictum)