EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62005CJ0064

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 5, en 9, lid 3)

2. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 5)

3. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten

(Art. 255, leden 1 en 2, EG; verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1‑3 en 5)

4. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten

(Art. 10 EG; verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1‑3 en 5, en art. 7 en 8)

5. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1‑3, en art. 7 en 8)

6. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1‑3 en 5)

Samenvatting

1. Wanneer een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de hem door artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geboden mogelijkheid om te verzoeken dat een bepaald document dat van hem afkomstig is, niet zonder zijn voorafgaande toestemming openbaar zal worden gemaakt, moet voor de eventuele openbaarmaking van dit document door de instelling vooraf toestemming van deze lidstaat worden verkregen. Aangezien „toestemming” juridisch verschilt van louter „advies”, verzetten de bewoordingen zelf van deze bepaling zich tegen een uitlegging volgens welke deze bepaling een lidstaat die van voornoemde mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, louter het recht zou verlenen om door de instelling te worden geraadpleegd alvorens deze laatste besluit om, in voorkomend geval ondanks het verzet van de betrokken lidstaat, toegang tot het document in kwestie te verlenen. Met het gebruik in bedoeld artikel 4, lid 5, van de woorden „kan verzoeken” wordt louter benadrukt dat deze bepaling een mogelijkheid invoert voor de lidstaat, waarbij alleen het daadwerkelijke gebruik van die mogelijkheid er in een bepaald geval toe leidt dat de voorafgaande toestemming van de lidstaat een voorwaarde wordt voor toekomstige openbaarmaking van het betrokken document.

(cf. punten 45, 47, 50)

2. Artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ziet geenszins alleen op documenten waarvan de lidstaten de „auteurs” zijn of die door hen zijn „opgesteld”, maar heeft potentieel betrekking op elk document dat van een lidstaat „afkomstig” is, dat wil zeggen op alle documenten, ongeacht de auteur ervan, die een lidstaat aan een instelling overlegt. Derhalve is het enige relevante criterium de herkomst van een document en de overdracht door de betrokken lidstaat van een document dat in zijn bezit was.

(cf. punt 61)

3. Uit de tiende overweging van de considerans van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en uit artikel 2, lid 3, van deze verordening blijkt duidelijk dat alle bij de instellingen berustende documenten binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, met inbegrip van documenten die afkomstig zijn van de lidstaten, zodat de toegang tot die documenten in beginsel wordt beheerst door de bepalingen van deze verordening, daaronder begrepen die waarin materiële uitzonderingen op het recht van toegang zijn neergelegd. Derhalve moeten de in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van deze verordening genoemde uitzonderingen strikt worden uitgelegd en toegepast.

De uitoefening van de bevoegdheid die lid 5 van ditzelfde artikel de betrokken lidstaat verleent, wordt afgebakend door die uitzonderingen, en de lidstaat beschikt ter zake alleen over een bevoegdheid tot deelneming aan de communautaire besluitvorming. Zo bezien is de voorafgaande toestemming van de lidstaat waarnaar bedoeld lid 5 verwijst, niet te beschouwen als een discretionair vetorecht, maar als een vorm van conform advies aangaande het ontbreken van aan de leden 1 tot en met 3 ontleende uitzonderingsgronden. Lid 5 kan bijgevolg niet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten een algemeen en onvoorwaardelijk vetorecht verleent op grond waarvan deze zich discretionair zouden kunnen verzetten tegen de openbaarmaking van een van hen afkomstig document dat bij een instelling berust, en waardoor de toegang tot dergelijke documenten niet langer door de bepalingen van deze verordening, maar alleen nog door de bepalingen van het nationale recht zou worden beheerst.

(cf. punten 66‑67, 75-76)

4. De tenuitvoerlegging van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is gezamenlijk toevertrouwd aan de instelling en aan de lidstaat die van de in artikel 4, lid 5, geboden mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, zodat die tenuitvoerlegging tot stand moet komen door samenspraak tussen de instelling en de lidstaat, en deze overeenkomstig de in artikel 10 EG neergelegde verplichting tot loyale samenwerking aldus moeten handelen en samenwerken dat deze regels daadwerkelijk kunnen worden toegepast.

Hieruit volgt om te beginnen dat de instelling waarbij een verzoek om toegang tot een van een lidstaat afkomstig document is ingediend, en deze lidstaat, zodra de instelling die lidstaat van dat verzoek in kennis heeft gesteld, onverwijld dienen over te gaan tot loyale samenspraak over de eventuele toepassing van de in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001 neergelegde uitzonderingen, waarbij zij er met name attent op moeten zijn dat de instelling een standpunt moet kunnen innemen binnen de termijnen waarbinnen zij ingevolge de artikelen 7 en 8 van deze verordening op dit verzoek om toegang moeten beslissen.

(cf. punten 85‑86)

5. Een lidstaat die zich na de samenspraak met een gemeenschapsinstelling over de eventuele toepassing van de in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie neergelegde uitzonderingen, tegen openbaarmaking van het betrokken document verzet, dient dit verzet te motiveren op basis van bedoelde uitzonderingen.

De instelling kan immers geen gevolg geven aan het verzet van een lidstaat tegen openbaarmaking van een van hem afkomstig document, indien dit verzet geenszins is gemotiveerd of indien de aangevoerde motivering niet is geformuleerd onder verwijzing naar de in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001 neergelegde uitzonderingen. Indien de lidstaat in weerwil van het uitdrukkelijke verzoek daartoe van de instelling in gebreke blijft om haar een dergelijke motivering te verstrekken, moet die instelling, indien zij van mening is dat geen van die uitzonderingen van toepassing is, toegang verschaffen tot het gevraagde document.

Tot slot dient de instelling volgens de artikelen 7 en 8 van deze verordening zelf uiteen te zetten op welke gronden zij het verzoek om toegang afwijst. Deze verplichting impliceert dat de instelling in haar besluit niet alleen melding maakt van het verzet dat de betrokken lidstaat tegen de openbaarmaking van het gevraagde document heeft gedaan, maar ook van de redenen die die staat heeft ingeroepen om tot toepassing van een van de in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van deze verordening voorziene uitzonderingen op het recht van toegang te concluderen. Die aanwijzingen kunnen de indiener van het verzoek immers in staat stellen, de oorsprong en de redenen van de weigering te begrijpen, en de bevoegde rechterlijke instantie, in voorkomend geval de haar te beurt vallende toetsing te verrichten.

(cf. punten 87‑89)

6. Artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie strekt er niet toe, een scheiding aan te brengen tussen twee bevoegdheden, de ene nationaal, de andere communautair, met verschillende doelstellingen, maar voert een besluitvormingsproces in dat uitsluitend tot doel heeft, te bepalen of toegang tot een document moet worden geweigerd op grond van een van de in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van deze verordening neergelegde materiële uitzonderingen, aan welk besluitvormingsproces zowel de gemeenschapsinstelling als de betrokken lidstaat deelnemen.

In een dergelijk geval behoort het tot de bevoegdheid van de gemeenschapsrechter om op verzoek van de belanghebbende aan wie door de instelling toegang tot een document is geweigerd, te toetsen of die weigering op bedoelde uitzonderingen kon worden gebaseerd, ongeacht of die weigering voortvloeit uit de beoordeling van die uitzonderingen door de instelling zelf dan wel door de lidstaat. Voor het overige doet de tussenkomst van de lidstaat er jegens de belanghebbende niet aan af dat de beslissing die de instelling nadien tot hem richt in antwoord op het door hem bij haar ingediende verzoek om toegang tot een document dat in haar bezit is, een communautaire beslissing is.

(cf. punten 93‑94)

Top