This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CJ0297
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Verbod van discriminatie op grond van leeftijd – Recht op collectieve onderhandelingen – Rechten verankerd in Handvest van grondrechten van Europese Unie
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 21 en 28; richtlijn 2000/78 van de Raad, art. 2 en 6, lid 1)
2. Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Verbod van discriminatie op grond van leeftijd – Recht op collectieve onderhandelingen – Rechten verankerd in Handvest van grondrechten van Europese Unie
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 21 en 28; richtlijn 2000/78 van de Raad, art. 2 en 6, lid 1)
1. Het verbod van discriminatie op grond van leeftijd dat is verankerd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en is geconcretiseerd bij richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, en meer in het bijzonder de artikelen 2 en 6, lid 1, van deze richtlijn, moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een maatregel in een collectieve arbeidsovereenkomst op grond waarvan binnen elke salarisgroep de basissalaristrap van een arbeidscontractant in de overheidssector bij zijn aanstelling wordt bepaald op basis van zijn leeftijd. In dit verband doet het feit dat het recht van de Unie zich verzet tegen die maatregel en dat deze is opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst, geen afbreuk aan het in artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie opgenomen recht om collectief te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten.
Hoewel het aan de anciënniteit ontleende criterium in de regel passend is om het legitieme doel te bereiken dat erin bestaat rekening te houden met de door de arbeidscontractant vóór zijn aanstelling verworven beroepservaring, gaat het feit dat het basissalaris van een arbeidscontractant in de overheidssector bij diens aanstelling op basis van leeftijd wordt vastgesteld, verder dan daartoe nodig en passend is. Een criterium dat eveneens op anciënniteit of beroepservaring berust zonder de leeftijd in aanmerking te nemen, lijkt, gelet op richtlijn 2000/78, beter geschikt om bovengenoemde legitieme doelstelling te bereiken. Dat voor een groot aantal arbeidscontractanten die op jonge leeftijd zijn aangesteld, de indelingstrap overeenstemt met de verworven beroepservaring en dat het aan de leeftijd ontleende criterium in de meeste gevallen samenvalt met hun anciënniteit, doet aan deze beoordeling niet af.
(cf. punten 74, 77-78, dictum 1)
2. De artikelen 2 en 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een maatregel in een collectieve arbeidsovereenkomst, waarbij een beloningsstelsel voor arbeidscontractanten in de overheidssector dat een discriminatie op grond van leeftijd in het leven had geroepen, wordt vervangen door een beloningsstelsel dat op objectieve criteria is gebaseerd, maar waarbij tevens gedurende een in de tijd beperkte overgangsperiode bepaalde discriminerende gevolgen van het eerste stelsel worden gehandhaafd teneinde te verzekeren dat reeds aangestelde arbeidscontractanten zonder inkomensverlies overgaan naar het nieuwe stelsel.
Een overgangsstelsel ter bescherming van de verworven voordelen moet immers worden geacht een legitiem doel na te streven in de zin van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78. Gelet op de ruime beoordelingsmarge die op het gebied van de vaststelling van de beloningen aan de sociale partners is toegekend, is het voor de sociale partners bovendien niet onredelijk om passende en noodzakelijke overgangsmaatregelen vast te stellen om inkomensverlies voor de betrokken arbeidscontractanten te voorkomen.
(cf. punten 91-92, 98-99, dictum 2)