EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties

Gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn (EU) 2019/2162 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties

Verordening (EU) 2019/2160 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN EN DE VERORDENING?

  • Richtlijn (EU) 2019/2162 heeft tot doel beleggers te beschermen door geharmoniseerde minimumvoorschriften voor de hele EU vast te stellen, met name wat betreft definities en normen, voor gedekte obligaties* die zijn uitgegeven door kredietinstellingen*. Deze voorschriften zijn van toepassing op het toezicht op en de uitgifte, structurering en bekendmaking van gedekte obligaties.
  • Verordening (EU) 2019/2160 strekt tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 (de verordening kapitaalvereisten — VKV — zie samenvatting) om de voorwaarden voor de toekenning van een preferentiële behandeling aan gedekte obligaties krachtens de VKV te versterken.

KERNPUNTEN

Richtlijn (EU) 2019/2162

Toepassingsgebied

De richtlijn is van toepassing op het volgende:

  • 1.

    Structurele kenmerken

    • Beleggers hebben voorkeursrechten en hebben recht op dubbele bescherming („dubbele zekerheidsrechten” genoemd) via een vordering op zowel de instelling die de obligaties uitgeeft, als op de dekkingsactiva in het geval van insolventie of afwikkeling van die instelling.
    • Gedekte obligaties zijn te allen tijde zekergesteld door hoogkwalitatieve dekkingsactiva, doorgaans hypotheken of overheidsschulden, of andere in artikel 6, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 gespecificeerde items.
    • Zekerheidsactiva moeten aan bepaalde vereisten voldoen:
      • algemeen aanvaarde waarderingsnormen voor fysieke activa, die moeten worden gemonitord en afdoende zijn verzekerd;
      • doorlopend overheidstoezicht op de operationele soliditeit en de financiële solvabiliteit van de tegenpartij voor activa in de vorm van blootstellingen;
      • regels betreffende risicodiversificatie voor activa die niet beleenbaar zijn krachtens artikel 129, lid 1, van de VKV;
      • voor intragroepspooling en dekkingspools gelden specifieke regels.
    • Kredietinstellingen moeten voldoende gedetailleerde informatie over hun programma’s van gedekte obligaties verschaffen om beleggers in staat te stellen het profiel en de risico’s van die programma’s in te schatten en hun eigen due-diligenceonderzoek uit te voeren. Deze informatie moet beschikbaar zijn op de website van de instelling, op kwartaalbasis worden verschaft en ten minste de volgende informatie bevatten:
      • de waarde van de dekkingspool en de uitstaande gedekte obligaties;
      • een lijst van de internationale effectenidentificatienummers van alle uitgiften van gedekte obligaties in het kader van het betreffende programma;
      • de geografische spreiding en het soort dekkingsactiva, de omvang van de leningen in de pool en de waarderingsmethode;
      • nadere gegevens over marktrisico, met inbegrip van rente- en valutarisico, en krediet- en liquiditeitsrisico’s;
      • de looptijdstructuur van de dekkingsactiva en van de gedekte obligaties;
      • de hoogte van de vereiste en beschikbare dekking en de niveaus van de wettelijk verplichte, de contractuele en de vrijwillige overcollateralisatie (het niveau aan zekerheden dat hoger uitkomt dan het dekkingsvereiste);
      • het percentage leningen waarbij wanbetaling geacht wordt zich te hebben voorgedaan en waarbij de betalingsachterstanden meer dan negentig dagen bedragen.
    • Onder een programma van gedekte obligaties wordt verstaan de structurele kenmerken van een uitgifte van gedekte obligaties die worden bepaald door wettelijke voorschriften en door contractuele voorwaarden;
    • Dekkingspools moeten altijd een buffer van liquide activa (beschikbaar of onmiddellijk om te zetten in geldmiddelen) bevatten om de maximale gecumuleerde nettoliquiditeitsuitstroom tijdens de volgende 180 dagen te dekken.
    • Gedekte obligaties met verlengbare-looptijdstructuren (een langlopend schuldbewijs waarvan de overeengekomen einddatum kan worden verlengd) kunnen onder bepaalde voorwaarden door de EU-landen worden toegestaan en moeten ter kennis van de Europese Bankautoriteit (EBA) worden gebracht.
  • 2.

    Overheidstoezicht op gedekte obligaties

    • De EU-regeringen wijzen een of meer bevoegde autoriteiten aan om de uitgifte van gedekte obligaties te monitoren, om na te gaan of aan de wettelijke vereisten wordt voldaan.
    • Voor programma’s van gedekte obligaties is toestemming nodig die moet worden verkregen voordat in het kader van het betreffende programma gedekte obligaties worden uitgegeven. Om die toestemming te verkrijgen, moeten kredietinstellingen beschikken over:
      • een adequaat programma van werkzaamheden waarin de uitgifte van gedekte obligaties wordt beschreven;
      • adequate beleidslijnen, processen en methodieken voor de goedkeuring, wijziging, verlenging en herfinanciering van in de dekkingspool opgenomen leningen;
      • specifieke en voldoende gekwalificeerde leidinggevenden en personeelsleden.
    • In geval van insolventie of afwikkeling van een kredietinstelling werken de bevoegde autoriteiten samen met de afwikkelingsautoriteit die het dossier behandelt om de rechten en belangen van de beleggers in gedekte obligaties te vrijwaren. De EU-landen kunnen een bijzondere bewindvoerder aanstellen.
    • Kredietinstellingen moeten regelmatig de in de richtlijn genoemde informatie rapporteren aan de bevoegde autoriteiten.
    • Er zijn administratieve sancties en andere administratieve maatregelen van toepassing in situaties waarin instellingen de regels overtreden. Deze sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De EU-landen kunnen besluiten niet in administratieve sancties of andere administratieve maatregelen te voorzien met betrekking tot inbreuken waarvoor krachtens hun nationale recht strafrechtelijke sancties gelden.
    • De bevoegde autoriteiten maken de volgende informatie op hun websites bekend:
      • nationale wetgeving, regelgeving, bestuursrechtelijke voorschriften, waaronder sancties en andere maatregelen, en algemene richtsnoeren op het gebied van de uitgifte van gedekte obligaties;
      • de lijst van kredietinstellingen die toestemming hebben om gedekte obligaties uit te geven.
    • Voor gedekte obligaties mag het label „Europese gedekte obligatie” (enkel voor gedekte obligaties die aan de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoen) of „Europese gedekte obligatie (premium)” (enkel voor gedekte obligaties die aan de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van de richtlijn vastgestelde vereisten en aan de vereisten uit hoofde van artikel 129 van de VKV voldoen) worden gebruikt. Het gebruik van de labels is facultatief, naast nationale benamingen.
    • De richtlijn brengt kleine wijzigingen aan in de Richtlijnen 2009/65/EG (zie samenvatting) en 2014/59/EU (zie samenvatting).
    • Er gelden overgangsmaatregelen voor gedekte obligaties die vóór 8 juli 2022 zijn uitgegeven.
    • De Europese Commissie moet, in nauwe samenwerking met de EBA:
      • uiterlijk op 8 juli 2024 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel indienen over de vraag of en zo ja, hoe een gelijkwaardigheidsregeling kan worden ingevoerd voor kredietinstellingen uit niet-EU-landen die gedekte obligaties uitgeven en voor beleggers in die gedekte obligaties;
      • uiterlijk op 8 juli 2025 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de toepassing van de richtlijn met betrekking tot het niveau van beleggersbescherming en over de ontwikkelingen met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties in de EU.

Verordening (EU) 2019/2160

  • De verordening vormt een aanvulling op Richtlijn (EU) 2019/2162 en bouwt voort op de huidige toezichtsbehandeling van gedekte obligaties krachtens de VKV.
  • Bij de verordening worden vereisten toegevoegd met betrekking tot minimale overcollateralisatie* en vervangende activa*, ter verbetering van de kwaliteit van gedekte obligaties die in aanmerking komen voor de gunstige kapitaalbehandeling.
  • Dit wordt geprobeerd door:
    • het gebruik van structuren waarbij woninghypotheken of door bedrijfshypotheken gedekte effecten in de dekkingspool worden opgenomen, als in aanmerking komende activa uit te sluiten, aangezien het gebruik van dergelijke structuren afneemt en geldt als een onnodige complicerende factor voor programma’s van gedekte obligaties, en
    • een minimumpercentage van 5 % aan overcollateralisatie voor te schrijven voor gedekte obligaties om in aanmerking te komen voor preferentiële behandeling, of 2 % indien de waardering van het onroerend goed afhankelijk is van de hypotheekwaarde (dit niveau van overcollateralisatie kan op wettelijke, contractuele of vrijwillige basis worden vastgesteld).

VANAF WANNEER ZIJN DE RICHTLIJN EN DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

  • Richtlijn (EU) 2019/2162 moet vóór 8 juli 2021 in de EU-landen worden omgezet in nationale wetgeving en is van toepassing met ingang van 8 juli 2022.
  • Verordening (EU) 2019/2160 is van toepassing met ingang van 8 juli 2022.

ACHTERGROND

  • Gedekte obligaties worden in sommige EU-landen (Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Zweden) op grote schaal gebruikt als belangrijke bron van voordelige en langlopende financiering voor banken. Ze helpen om hypotheken en leningen aan de overheid te financieren en zorgen voor een hoog niveau van zekerheid voor beleggers.
  • De richtlijn maakt deel uit van het actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie van de EU. Geharmoniseerde minimumvoorschriften in de hele EU voor gedekte obligaties zorgen voor meer zekerheid voor beleggers en bieden nieuwe kansen.
  • Zie voor meer informatie:

KERNBEGRIPPEN

Gedekte obligatie: een schuldverplichting die is uitgegeven door een kredietinstelling en die is zekergesteld door dekkingsactiva (doorgaans een pool van hypothecaire leningen of kredieten aan de openbare sector, maar ook andere hoogkwalitatieve dekkingsactiva die ervoor zorgen dat de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, een betalingsvordering heeft en die, onder nauwkeurig omschreven vereisten, zekergesteld zijn door zekerheidsactiva) waarop beleggers direct verhaal kunnen nemen.
Kredietinstelling: een onderneming die bij het publiek deposito’s of andere terugbetaalbare gelden aantrekt om kredieten te verlenen.
Overcollateralisatie: de praktijk of het proces van het gebruiken van een activum als zekerheid voor een lening, waarbij de waarde van het activum hoger is dan de waarde van de lening.
Vervangende activa: activa die naast primaire activa worden aangehouden, meestal derivaten en activa die worden gehouden voor liquiditeitsdoeleinden.

BELANGRIJKSTE DOCUMENTEN

Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 29-57)

Verordening (EU) 2019/2160 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 1-6)

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie (COM(2015) 468 final van 30 september 2015)

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190-348)

Achtereenvolgende wijzigingen in Richtlijn 2014/59/EU zijn in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1-337)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32-96)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 04.08.2020

Top