EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0664

Verordening (EG) nr. 664/2009 van de Raad van 7 juli 2009 tot vaststelling van een procedure voor de onderhandelingen over en de sluiting van overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken, inzake ouderlijke verantwoordelijkheid en inzake onderhoudsverplichtingen, en betreffende het toepasselijke recht op het gebied van onderhoudsverplichtingen

PB L 200 van 31.7.2009, p. 46–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 20/08/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/664/oj

31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/46


VERORDENING (EG) Nr. 664/2009 VAN DE RAAD

van 7 juli 2009

tot vaststelling van een procedure voor de onderhandelingen over en de sluiting van overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken, inzake ouderlijke verantwoordelijkheid en inzake onderhoudsverplichtingen, en betreffende het toepasselijke recht op het gebied van onderhoudsverplichtingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), artikel 65, artikel 67, lid 2, en artikel 67, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Titel IV van het derde deel van het Verdrag is de rechtsgrondslag voor het vaststellen van Gemeenschapswetgeving op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken.

(2)

De justitiële samenwerking in burgerlijke zaken tussen lidstaten en derde landen wordt van oudsher beheerst door overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen. Dergelijke overeenkomsten, waarvan er vele bestaan, zijn vaak een weerspiegeling van speciale banden tussen een lidstaat en een derde land, en zijn bedoeld om een adequaat wettelijk kader te bieden voor de specifieke behoeften van de betrokken partijen.

(3)

Op grond van artikel 307 van het Verdrag moeten de lidstaten van alle passende middelen gebruikmaken om alle onverenigbaarheden tussen het communautair acquis en internationale overeenkomsten die zijn gesloten tussen lidstaten en derde landen, op te heffen. Dit kan tot gevolg hebben dat over deze overeenkomsten opnieuw moet worden onderhandeld.

(4)

Teneinde een adequaat wettelijk kader te bieden voor de specifieke behoeften van een bepaalde lidstaat in het kader van zijn betrekkingen met een derde land, kan het ook specifiek nodig zijn om met derde landen nieuwe overeenkomsten te sluiten op bepaalde gebieden van civiel recht die onder titel IV van het derde deel van het Verdrag vallen.

(5)

In zijn Advies 1/03 van 7 februari 2006 over het sluiten van het nieuwe Verdrag van Lugano heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevestigd dat de Gemeenschap over de exclusieve bevoegdheid beschikt om een internationale overeenkomst als het Verdrag van Lugano met derde landen te sluiten over zaken die betrekking hebben op de regels van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (2) („Brussel I”).

(6)

Overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag worden overeenkomsten tussen de Gemeenschap en een derde land over aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, gesloten door de Gemeenschap.

(7)

Op grond van artikel 10 van het Verdrag moeten de lidstaten de vervulling van de taak van de Gemeenschap vergemakkelijken en zich onthouden van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag in gevaar kunnen brengen. Die verplichting tot loyale samenwerking heeft algemene gelding, ongeacht het al dan niet exclusieve karakter van de communautaire bevoegdheid.

(8)

Met betrekking tot overeenkomsten met derde landen over specifieke civielrechtelijke vraagstukken die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, moet er een coherente en transparante procedure worden vastgesteld om een lidstaat te machtigen een bestaande overeenkomst met derde landen te wijzigen of over een nieuwe overeenkomst te onderhandelen en deze te sluiten, met name wanneer de Gemeenschap niet heeft aangegeven dat zij voornemens is haar externe bevoegdheid uit te oefenen om op grond van een reeds bestaand of voorgenomen onderhandelingsmandaat een overeenkomst te sluiten. Deze procedure doet geen afbreuk aan de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap en de bepalingen van de artikelen 300 en 307 van het Verdrag. Zij moet worden beschouwd als een uitzonderlijke maatregel en de werking en de duur ervan moeten worden beperkt.

(9)

Deze verordening is niet van toepassing indien de Gemeenschap met het betrokken derde land reeds een overeenkomst heeft gesloten over hetzelfde onderwerp. Twee overeenkomsten worden uitsluitend geacht hetzelfde onderwerp te betreffen indien en voor zover zij dezelfde specifieke juridische kwesties inhoudelijk reguleren. Bepalingen waarin slechts een algemene intentie wordt verwoord om aangaande dergelijke kwesties samen te werken, dienen niet te worden beschouwd als betrekking hebbend op hetzelfde onderwerp.

(10)

Bepaalde regionale overeenkomsten waarnaar in bestaande communautaire wetteksten verwezen wordt, moeten eveneens onder deze verordening vallen.

(11)

Om ervoor te zorgen dat een door een lidstaat voorgenomen overeenkomst de toepassing van het Gemeenschapsrecht niet in de weg staat, noch de goede werking het bij dat recht ingestelde systeem aantast, noch het communautaire beleid op het gebied van externe betrekkingen waartoe de Gemeenschap heeft besloten, aantast, moet de betrokken lidstaat ertoe worden verplicht de Commissie van zijn voornemen in kennis te stellen teneinde een machtiging te verkrijgen om formele onderhandelingen over een overeenkomst te openen of voort te zetten, alsook om een overeenkomst te sluiten. Deze kennisgeving moet bij brief of langs elektronische weg geschieden. Zij moet alle gegevens en stukken bevatten waarover de Commissie moet beschikken om te kunnen beoordelen welk effect het resultaat van de onderhandelingen naar verwachting op het Gemeenschapsrecht zal hebben.

(12)

Beoordeeld moet worden of de Gemeenschap voldoende belang heeft bij het sluiten van een bilaterale overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land of, in voorkomend geval, bij het vervangen van een bestaande bilaterale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde land door een communautaire overeenkomst. Alle lidstaten moeten daartoe worden geïnformeerd over enige door de Commissie ontvangen kennisgeving betreffende een door een lidstaat voorgenomen overeenkomst, om hen in staat te stellen hun belangstelling voor aansluiting bij het initiatief van de kennisgevende lidstaat kenbaar te maken. Indien uit deze informatie-uitwisseling een voldoende belang voor de Gemeenschap naar voren komt, moet de Commissie overwegen een onderhandelingsmandaat voor te stellen met het oog op de sluiting van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land.

(13)

Indien de Commissie, in het kader van de beoordeling van de vraag of een bepaalde lidstaat moet worden gemachtigd om met een derde land onderhandelingen te starten, aanvullende informatie van die lidstaat vraagt, mag dat verzoek geen invloed hebben op de termijnen waarbinnen de Commissie een met redenen omkleed besluit moet nemen over het verzoek van die lidstaat.

(14)

Bij het verlenen van de machtiging tot het openen van formele onderhandelingen moet de Commissie indien nodig over de mogelijkheid beschikken onderhandelingsrichtsnoeren voor te stellen of te vragen dat in de voorgenomen overeenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen. De Commissie moet in de verschillende stadia van de onderhandelingen volledig op de hoogte worden gehouden van de aangelegenheden die onder de werkingssfeer van deze verordening vallen en kan toestemming krijgen om de onderhandelingen betreffende die aangelegenheden als waarnemer bij te wonen.

(15)

Wanneer de lidstaten de Commissie in kennis stellen van hun voornemen om met een derde land onderhandelingen te openen, hoeven zij de Commissie alleen die elementen te melden welke voor de door de Commissie te verrichten beoordeling van belang zijn. De machtiging door de Commissie en eventueel te verstrekken onderhandelingsrichtsnoeren of, in voorkomend geval, de weigering door de Commissie, dienen uitsluitend betrekking te hebben op aangelegenheden die onder de werkingssfeer van deze verordening vallen.

(16)

Alle lidstaten moeten op de hoogte worden gebracht van alle aan de Commissie gedane kennisgevingen over voorgenomen of door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomsten en over alle met redenen omklede besluiten die de Commissie krachtens deze verordening heeft genomen. Deze informatie dient evenwel volledig te voldoen aan mogelijke vertrouwelijkheidsvoorschriften.

(17)

De Commissie, de Raad en het Europees Parlement dragen er zorg voor dat als vertrouwelijk aangemerkte informatie wordt behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (3).

(18)

Wanneer de Commissie, op grond van haar beoordeling, voornemens is geen machtiging te verlenen voor het openen van formele onderhandelingen of voor het sluiten van een door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst, dient de Commissie, voordat zij haar met redenen omkleed besluit neemt, de betrokken lidstaat een advies te verstrekken. In geval van weigering om een na onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst te sluiten, dient het advies tevens aan het Europees Parlement en de Raad te worden gericht.

(19)

Om ervoor te zorgen dat de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst geen belemmering vormt voor de uitvoering van het externe beleid van de Gemeenschap op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, moet in de overeenkomst, hetzij worden bepaald dat zij geheel of gedeeltelijk wordt opgezegd ingeval de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten later met hetzelfde derde land een overeenkomst sluiten over hetzelfde onderwerp, hetzij worden bepaald dat de relevante bepalingen van de overeenkomst onmiddellijk door de bepalingen van deze latere overeenkomst worden vervangen.

(20)

Er dient te worden voorzien in overgangsbepalingen voor situaties waarin een lidstaat, op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening, reeds onderhandelingen over een overeenkomst met een derde land heeft geopend of de onderhandelingen heeft voltooid maar nog niet heeft verklaard door de overeenkomst gebonden te zijn.

(21)

Teneinde ervoor te zorgen dat er met de toepassing van deze verordening voldoende ervaring is opgedaan, moet de Commissie haar verslag over die toepassing uiterlijk acht jaar na de goedkeuring van deze verordening indienen. In dat verslag dient de Commissie bij de uitoefening van haar bevoegdheden de tijdelijke aard van deze verordening te bevestigen dan wel na te gaan of deze verordening vervangen dient te worden door een nieuwe verordening die dezelfde onderwerpen bestrijkt of een die ook van toepassing is op andere aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen en die beheerst worden door andere communautaire instrumenten.

(22)

Ook indien de Commissie in haar verslag bevestigt dat deze verordening van tijdelijke aard is, dient een lidstaat na de indiening van het verslag toch nog de Commissie kennis te kunnen geven van lopende of reeds aangekondigde onderhandelingen om aldus haar instemming te krijgen om formele onderhandelingen te openen.

(23)

Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om de doelstelling ervan te verwezenlijken.

(24)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening.

(25)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op Denemarken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt een procedure ingesteld om een lidstaat te machtigen een bestaande overeenkomst te wijzigen, of met een derde land over een nieuwe overeenkomst te onderhandelen en deze te sluiten, onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

Deze procedure doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en de lidstaten.

2.   Deze verordening is van toepassing op overeenkomsten betreffende aangelegenheden die geheel of ten dele vallen binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (4) en Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (5), voor zover het aangelegenheden betreft die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

3.   Deze verordening is niet van toepassing indien de Gemeenschap met het betrokken derde land reeds een overeenkomst heeft gesloten over hetzelfde onderwerp.

Artikel 2

Definities

1.   In deze verordening wordt onder „overeenkomst” verstaan:

a)

een bilaterale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde land;

b)

de regionale overeenkomsten bedoeld in artikel 59, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2201/2003, onverminderd artikel 59, lid 2, onder c), en lid 3, van die verordening, en in artikel 69, lid 3, van Verordening (EG) nr. 4/2009.

2.   In het kader van de regionale overeenkomsten bedoeld in lid 1, onder b), geldt iedere verwijzing in deze verordening naar een lidstaat of een derde land als een verwijzing naar respectievelijk de betrokken lidstaten of betrokken derde landen.

Artikel 3

Kennisgeving aan de Commissie

1.   Wanneer een lidstaat voornemens is onderhandelingen te openen teneinde een bestaande overeenkomst te wijzigen of om een nieuwe overeenkomst te sluiten die binnen de werkingssfeer van deze verordening valt, stelt hij de Commissie zo vroeg mogelijk voor de geplande aanvang van de formele onderhandelingen schriftelijk van dit voornemen in kennis.

2.   De kennisgeving gaat in voorkomend geval vergezeld van een kopie van de bestaande overeenkomst, de ontwerp-overeenkomst of het ontwerp-voorstel en van alle andere relevante documenten. De lidstaat beschrijft het onderwerp van de onderhandelingen en specificeert de kwesties die in de voorgenomen overeenkomst moeten worden behandeld of de bepalingen van de bestaande overeenkomst die moeten worden gewijzigd. De lidstaat kan altijd aanvullende informatie verstrekken.

Artikel 4

Beoordeling door de Commissie

1.   Na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in artikel 3 beoordeelt de Commissie of de lidstaat formele onderhandelingen kan beginnen.

2.   De Commissie gaat bij deze beoordeling eerst na of er in de komende 24 maanden specifiek een relevant onderhandelingsmandaat met het oog op een communautaire overeenkomst met het betrokken derde land is gepland. Indien dit niet het geval is, gaat de Commissie na of aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken lidstaat heeft meegedeeld dat hij er een specifiek belang bij heeft de overeenkomst met het derde land te sluiten, dat verband houdt met het bestaan van economische, geografische, culturele, historische, maatschappelijke of politieke banden tussen de lidstaat en het betrokken derde land;

b)

op basis van de door de lidstaat verstrekte informatie lijkt de voorgenomen overeenkomst het Gemeenschapsrecht niet zijn werking te ontnemen, noch het correct functioneren van het bij dat recht ingestelde systeem aan te tasten, en

c)

de voorgenomen overeenkomst doet geen afbreuk aan het onderwerp en doel van het door de Gemeenschap vastgestelde beleid inzake externe betrekkingen van de Gemeenschap.

3.   Indien de Commissie de door de lidstaat verstrekte informatie onvoldoende acht voor haar beoordeling, kan zij aanvullende informatie vragen.

Artikel 5

Machtiging om formele onderhandelingen te openen

1.   Indien de voorgenomen overeenkomst voldoet aan de in artikel 4, lid 2, vermelde voorwaarden, neemt de Commissie binnen 90 dagen na ontvangst van de in artikel 3 bedoelde kennisgeving een met redenen omkleed besluit over het verzoek van de lidstaat om te worden gemachtigd om over de overeenkomst formele onderhandelingen te openen.

Zo nodig kan de Commissie onderhandelingsrichtsnoeren voorstellen en vragen dat in de voorgenomen overeenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen.

2.   De voorgenomen overeenkomst bevat een bepaling tot:

a)

gehele of gedeeltelijke opzegging van de overeenkomst ingeval de Gemeenschap c.q. de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en hetzelfde derde land, anderzijds, later een overeenkomst sluiten over hetzelfde onderwerp, of

b)

onmiddellijke vervanging van de relevante bepalingen van de overeenkomst door bepalingen van een overeenkomst over hetzelfde onderwerp die de Gemeenschap c.q. de Gemeenschap en haar lidstaten en hetzelfde derde land later hebben gesloten.

De in de eerste alinea, onder a), bedoelde bepaling wordt in de volgende trant geformuleerd: „(naam/namen van de lidstaat/lidstaten) zegt deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk op indien de Europese Gemeenschap c.q. de Europese Gemeenschap en haar lidstaten met (naam/namen van het derde land/de derde landen) een overeenkomst sluit of sluiten over dezelfde onderwerpen van civiel recht als die welke onder de onderhavige overeenkomst vallen.”.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde bepaling wordt in de volgende trant geformuleerd: „Deze overeenkomst of zekere bepalingen houdt/houden op van toepassing te zijn op de dag waarop een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, c.q. de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en (naam/namen van het derde land/de derde landen) in werking is getreden voor de aangelegenheden die onder deze overeenkomst/bepalingen vallen.”.

Artikel 6

Weigering om machtiging tot het openen van formele onderhandelingen te verlenen

1.   Indien de Commissie op basis van de beoordeling uit hoofde van artikel 4 voornemens is geen machtiging te verlenen tot het openen van formele onderhandelingen over de voorgenomen overeenkomst, brengt zij binnen 90 dagen na ontvangst van de in artikel 3 bedoelde kennisgeving advies uit aan de betrokken lidstaat.

2.   Tot 30 dagen na de ontvangst van het advies van de Commissie kan de betrokken lidstaat de Commissie om overleg verzoeken teneinde een oplossing te vinden.

3.   Indien de betrokken lidstaat de Commissie niet binnen de in lid 2 bedoelde termijn om overleg verzoekt, neemt de Commissie binnen 130 dagen na ontvangst van de in artikel 3 bedoelde kennisgeving een met redenen omkleed besluit over het verzoek van de lidstaat.

4.   Wanneer het in lid 2 bedoelde overleg wel plaatsvindt, neemt de Commissie binnen 30 dagen na afsluiting van dit overleg een met redenen omkleed besluit over het verzoek van de lidstaat.

Artikel 7

Deelneming van de Commissie aan de onderhandelingen

De Commissie kan als waarnemer deelnemen aan de onderhandelingen tussen de lidstaat en het derde land voor zover het gaat om aangelegenheden die onder deze verordening vallen. Wanneer de Commissie niet als waarnemer deelneemt, wordt zij op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten die in de verschillende stadia van de onderhandelingen worden geboekt.

Artikel 8

Machtiging tot sluiting van de overeenkomst

1.   Vóór de ondertekening van de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van het resultaat van de onderhandelingen en doet haar de tekst van de overeenkomst toekomen.

2.   Na ontvangst van de kennisgeving beoordeelt de Commissie of de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst:

a)

voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 2, onder b);

b)

voldoet aan de voorwaarde van artikel 4, lid 2, onder c), voor zover er, wat betreft die voorwaarde, van nieuwe en uitzonderlijke omstandigheden sprake is, en

c)

voldoet aan het bepaalde in artikel 5, lid 2.

3.   Indien de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst voldoet aan de voorwaarden en voorschriften van lid 2, neemt de Commissie binnen 90 dagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving een met redenen omkleed besluit over het verzoek van de lidstaat om machtiging tot sluiting van een overeenkomst.

Artikel 9

Weigering om machtiging tot sluiting van de overeenkomst te verlenen

1.   Indien de Commissie, op basis van haar beoordeling uit hoofde van artikel 8, lid 2, voornemens is geen machtiging tot sluiting van de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst te verlenen, brengt zij binnen 90 dagen na ontvangst van de in artikel 8, lid 1, bedoelde kennisgeving advies uit aan de betrokken lidstaat, alsmede aan het Europees Parlement en aan de Raad.

2.   Tot 30 dagen na de ontvangst van het advies van de Commissie kan de betrokken lidstaat de Commissie om overleg verzoeken teneinde een oplossing te vinden.

3.   Indien de betrokken lidstaat de Commissie niet binnen de in lid 2 bedoelde termijn om bilateraal overleg verzoekt, neemt de Commissie binnen 130 dagen na ontvangst van de in artikel 8, lid 1, bedoelde kennisgeving een met redenen omkleed besluit over het verzoek van de lidstaat.

4.   Wanneer het in lid 2 bedoelde overleg wel plaatsvindt, neemt de Commissie binnen 30 dagen na afsluiting van dit overleg een met redenen omkleed besluit over het verzoek van de lidstaat.

5.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen 30 dagen na haar besluit van dat besluit in kennis.

Artikel 10

Vertrouwelijkheid

Bij het doorgeven van informatie aan de Commissie uit hoofde van artikel 3, artikel 4, lid 3, en artikel 8, kan de lidstaat aangeven of bepaalde informatie als vertrouwelijk dient te worden beschouwd en of de toegezonden informatie aan andere lidstaten kan worden doorgegeven.

Artikel 11

Informatieverstrekking aan de lidstaten

De Commissie zendt de kennisgevingen die uit hoofde van de artikelen 3 en 8 zijn ontvangen en, zo nodig, de begeleidende stukken, alsmede haar uit hoofde van de artikelen 5, 6, 8 en 9 vastgestelde met redenen omklede besluiten aan de lidstaten, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvoorschriften.

Artikel 12

Overgangsbepalingen

1.   Wanneer een lidstaat op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening reeds onderhandelingen over een overeenkomst met een derde land heeft geopend, zijn de artikelen 3 tot en met 11 van toepassing.

Afhankelijk van de stand van de onderhandelingen, kan de Commissie onderhandelingsrichtsnoeren voorstellen of verlangen dat specifieke bepalingen in de overeenkomst worden opgenomen, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, tweede alinea, en artikel 5, lid 2.

2.   Wanneer een lidstaat op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening de onderhandelingen reeds heeft voltooid, zonder dat de overeenkomst is gesloten, zijn artikel 3, artikel 8, leden 2 tot en met 4, en artikel 9 van toepassing.

Artikel 13

Toetsing

1.   Uiterlijk op 7 juli 2017 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening.

2.   In dat verslag wordt:

a)

hetzij bevestigd dat het passend is dat deze verordening vervalt op de overeenkomstig artikel 14, lid 1, bepaalde datum;

b)

hetzij aanbevolen dat deze verordening per die datum wordt vervangen door een nieuwe verordening.

3.   Indien in dit verslag een vervanging van deze verordening zoals bedoeld in lid 2, onder b), wordt aanbevolen, gaat het vergezeld van een passend wetgevingsvoorstel.

Artikel 14

Vervaldatum

1.   Deze verordening vervalt drie jaar na de indiening door de Commissie van het in artikel 13 bedoelde verslag.

De in de eerste alinea bedoelde termijn van drie jaar vangt aan op de eerste dag van de maand volgende op de laatste indiening van het verslag, hetzij bij het Europees Parlement, hetzij bij de Raad, afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatst valt.

2.   Niettegenstaande het vervallen van deze verordening op de overeenkomstig lid 1 vastgestelde datum, mogen alle op die datum lopende onderhandelingen die een lidstaat krachtens deze verordening is aangegaan, worden voortgezet en afgesloten overeenkomstig deze verordening.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BORG


(1)  Advies van 7 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(4)  PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1.

(5)  PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1.


Top