EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IR4756

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen

COR 2020/04756

OJ C 175, 7.5.2021, p. 6–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/6


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen

(2021/C 175/02)

Rapporteur:

Emil BOC (RO/EVP), burgemeester van Cluj-Napoca

Referentiedocument:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen

COM(2020) 625 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

wijst erop dat onderwijs van wezenlijk belang is voor de harmonieuze ontwikkeling van lokale en regionale gemeenschappen, zeker in de nieuwe context waarin het een essentiële strategische factor is voor de opbouw van een kenniseconomie. Onderwijs heeft ook een cruciale invloed op andere zaken die van belang zijn voor gemeenten en regio’s, zoals braindrain of brain gain, sociale cohesie, de uitvoering van strategieën voor slimme specialisatie, digitale transformatie, (technologische en sociale) innovatie, groene gemeenschappen en samenwerking tussen de academische wereld en andere sectoren. Onderwijs is belangrijk om gemeenschappen weerbaar te maken, zodat ze gemakkelijker het hoofd kunnen bieden aan economische of andere crises en zich kunnen aanpassen aan nieuwe behoeften en omstandigheden. Op lokaal en regionaal niveau moet de bevordering van onderwijs en opleiding worden gezien als een belangrijke investering in onze toekomst.

2.

De lokale en regionale overheden spelen een essentiële rol bij de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte, omdat zij een rechtstreekse en organische band hebben met de gemeenschappen waarin het op Europees niveau vastgestelde onderwijsbeleid ten uitvoer wordt gelegd en waarop dit beleid vervolgens een directe impact heeft. De lokale en regionale overheden zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van 70 % van de EU-wetgeving. Uiteindelijk is onderwijs een lokale aangelegenheid en in dit opzicht is het zaak om, in overeenstemming met het beginsel van actieve subsidiariteit, naast het nationale en Europese niveau ook het lokale en regionale niveau bij het plan te betrekken, en wel vanaf de besluitvormingsfase. Het spreekt voor zich dat er wat dit belangrijke onderwerp betreft moet worden gezorgd voor een permanente en gestructureerde wisselwerking tussen de Commissie en het CvdR.

3.

Het is belangrijk om de strategische doelstellingen van de Europese onderwijsruimte zo goed mogelijk te koppelen aan duidelijke en herkenbare financiële middelen die toegankelijk zijn voor lokale en regionale overheden.

4.

De verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, het nastreven van milieuduurzaamheid en het versterken van de Europese, nationale en regionale identiteiten zouden kerndoelstellingen van de Europese onderwijsruimte moeten zijn.

5.

Het CvdR benadrukt dat er een stappenplan, mijlpalen en jaarlijkse indicatoren moeten worden vastgesteld om de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese onderwijsruimte op Europees, nationaal en, indien van toepassing, regionaal en lokaal niveau te kunnen beoordelen. Het is noodzakelijk om de beoordeling van de huidige lokale en regionale situaties te ondersteunen en de doelstellingen, streefcijfers en het ondersteuningssysteem dienovereenkomstig vast te stellen.

6.

Het wijst erop dat op Europees niveau een grondige discussie moet worden gevoerd over de verantwoordelijkheden van lokale en regionale overheden bij de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte, in aanmerking nemend dat de bevoegdheden van lokale en regionale overheden op het gebied van onderwijs aanzienlijk verschillen per lidstaat. Het is van essentieel belang om deze verantwoordelijkheden te koppelen aan de strategieën en maatregelen van de nationale regeringen. Elke stad, gemeente en regio moet in zijn strategie belangrijke onderwijsdoelstellingen opnemen die verband houden met de nationale en Europese doelstellingen.

7.

Hoewel de problemen en uitdagingen op onderwijsgebied gemeenschappelijk zijn, verschillen de instrumenten en middelen waarover lokale en regionale overheden beschikken. Bovendien hebben zij niet allemaal dezelfde administratieve capaciteit, wat rechtstreeks van invloed is op hun succes bij het vaststellen en uitvoeren van verschillende strategieën en maatregelen op onderwijsgebied. Het is van essentieel belang om regionale behoeften op onderwijsgebied in kaart te brengen en op basis hiervan specifieke maatregelen te treffen die rekening houden met de lokale omstandigheden. Een belangrijke factor in dit verband is de ontwikkeling van instrumenten die lokale en regionale overheden in staat stellen om van de goede praktijken van andere lokale en regionale gemeenschappen in de EU te leren. De ontwikkeling van een pan-Europees systeem met de middelen waarover de verschillende regio’s beschikken, en dat een flexibel en efficiënt gebruik mogelijk maakt, zal bijdragen tot de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte. Samenwerking is essentieel voor de verstrekking van onderwijsdiensten en het voorkomen van dubbel werk. De Commissie moet deze aanpak ondersteunen en ervoor zorgen dat eventuele belemmeringen voor samenwerking worden weggenomen door actief een flexibel, toegankelijk en gebruiksvriendelijk samenwerkingskader te ontwikkelen en te bevorderen.

8.

De verschillen op onderwijsgebied tussen landelijke, stedelijke en geïsoleerde gebieden, tussen regio’s, tussen verschillende onderwijsniveaus (basis-, middelbaar en hoger onderwijs) en tussen verschillende onderwijsinstellingen moeten worden verkleind. Deze verschillen bestendigen ongelijkheden op het gebied van de toegang tot onderwijs, de mogelijkheden om in het onderwijs te blijven en de langetermijnresultaten van onderwijs, met name wat de integratie op de arbeidsmarkt en de kans op goed betaald werk betreft.

9.

Er moet een coherente aanpak komen voor de verschillende EU-programma’s en -financieringsinstrumenten voor onderwijs en opleiding. Een nieuwe aanpak moet naast Erasmus+ ook andere instrumenten zoals Horizon Europa en de structuurfondsen omvatten. Deze aanpak moet inclusief zijn. Alle EU-instrumenten moeten regio’s en lokale gemeenschappen ondersteunen in een flexibel en soepel transformatieproces dat rekening houdt met bestaande verscheidenheid, synergieën waarborgt en overlappingen in onderwijs en opleiding (zowel voor studenten als voor leerkrachten) voorkomt.

10.

Het CvdR benadrukt het beginsel dat niemand aan zijn lot mag worden overgelaten. Armoede en een gebrek aan individuele middelen houden vaak verband met slecht onderwijs. Aanhoudende ontoereikende ondersteuning voor onderwijs creëert een vicieuze cirkel waarin ontoereikende prestaties en vaardigheden de lokale economische groei geheel en al afremmen en leiden tot nog schaarsere middelen. Het is van essentieel belang dat in de strategie/operationele programma’s ook rekening wordt gehouden met onbemiddelde burgers en andere kansarme mensen, voor wie onderwijs een van de weinige manieren is om zich aan armoede te ontworstelen.

11.

Slecht onderwijs is ook terug te voeren op belemmeringen door verschillende vormen van discriminatie, bijvoorbeeld vanwege geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap of seksuele geaardheid. Het is daarom van essentieel belang te zorgen voor inclusief en billijk onderwijs voor iedereen en passende maatregelen te nemen ter bestrijding van racisme en discriminatie in onderwijsinstellingen.

12.

Volgens het CvdR moeten uit de COVID-19-crisis lessen worden getrokken voor het onderwijs in lokale en regionale gemeenschappen. De COVID-19-crisis heeft een grote impact gehad op het onderwijs in lokale en regionale gemeenschappen en hen voor grote uitdagingen gesteld op het gebied van crisisbeheer, economische en sociale veerkracht, het gebruik van technologie in het onderwijs, aanpassing van de personele middelen aan de nieuwe realiteit, en de noodzaak om samen te werken en inclusief en kwalitatief hoogstaand onderwijs te bieden. Op onderwijsgebied waren de uitdagingen onder meer: digitale transitie en transformatie, nieuwe pedagogische methoden, het waarborgen van een klimaat van veiligheid en welzijn voor lerenden en leerkrachten, het garanderen en omvormen van de mobiliteit (van lerenden en leerkrachten). Het is belangrijk om vast te stellen voor welke uitdagingen onderwijsstelsels staan en wat er veranderd moet worden om ze weerbaar te maken tegen soortgelijke situaties in de toekomst. De veerkracht van onderwijsstelsels moet een prioriteit zijn voor de samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, onder meer door in het onderwijs gebruik te maken van innovatie en nieuwe technologieën (bijv. artificiële intelligentie, supercomputers en cyberbeveiliging). Er moet, mede gelet op de sociale, etnische en regionale verschillen en uitdagingen, voor worden gezorgd dat alle gemeenschappen gelijke toegang hebben tot digitaal onderwijs, met inbegrip van apparatuur, hulpmiddelen en digitale educatieve inhoud.

13.

Het beroep van leerkracht moet nieuwe waardering krijgen (ook financieel). Gemotiveerd en bekwaam personeel dat permanente bijscholing krijgt is een sleutelfactor voor de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte. Een succesvolle onderwijsstrategie is onmogelijk zonder een volledig inzicht in de fundamentele rol van leerkrachten. Investeren in onder meer de opleiding en bijscholing van leerkrachten, doeltreffende procedures voor de selectie, aanwerving en beoordeling van onderwijzend personeel en het aantrekkelijker maken van het beroep van leerkracht, met bijzondere aandacht voor het platteland, is essentieel om de kwaliteit en het concurrentievermogen van de onderwijsstelsels van de lidstaten op peil te houden en de internationaal vooraanstaande rol van de EU op dit gebied te consolideren.

14.

Het CvdR benadrukt dat het steeds belangrijker wordt om strategische partnerschappen op te zetten tussen lokale en regionale overheden en universiteiten op hun grondgebied (die als centrale actoren fungeren in de zogenaamde “kennisvierhoek” die gevormd wordt door onderwijs, onderzoek, innovatie en maatschappelijke dienstverlening). Instellingen voor hoger onderwijs leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van veerkrachtige lokale gemeenschappen en regio’s. Het universitair onderwijs kan brain gain en brain circulation stimuleren en Europa helpen om internationaal talent aan te trekken. Wat het universitair onderwijs betreft worden er op EU-niveau ingrijpende hervormingen voorgesteld, waarbij met name zij gewezen op het initiatief inzake Europese universiteiten, de mobiliteit van studenten, de Europese studentenkaart, het volgen van afgestudeerden en de wederzijdse erkenning van hogeronderwijsdiploma’s. Lokale en regionale overheden moeten strategische partnerschappen met de universiteiten kunnen aangaan en aan dit transformatieproces kunnen bijdragen.

15.

Het CvdR benadrukt de nauwe banden tussen de Europese onderwijsruimte en de Europese onderzoeksruimte en roept op tot een “nieuwe aanpak voor een Europese onderwijs- en onderzoeksruimte” met “een transversale aanpak […], in nauwe samenhang met in het bijzonder het regionaal beleid” (1).

16.

Het CvdR wijst op het belang van wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van diploma’s uit het hoger onderwijs, het hoger secundair onderwijs en opleidingscertificaten. Dit is onontbeerlijk om vooruitgang te kunnen boeken met wederzijdse erkenning, waarbij het beste kan worden uitgegaan van de verwachte leerresultaten, zoals ook in het Europese kwalificatiekader gebeurt.

17.

Het CvdR benadrukt het belang van flexibele curricula die gericht zijn op vaardigheden en het creëren van open leermiddelen die zijn afgestemd op een technologieondersteund leerproces. Flexibele leerplannen kunnen bovendien worden afgestemd op lokale en regionale omstandigheden door kwesties aan te pakken en vaardigheden te ontwikkelen die verband houden met de behoeften/uitdagingen van elke gemeenschap en regio.

18.

Het is van essentieel belang om succesverhalen op lokaal en regionaal niveau inzake de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese onderwijsruimte in kaart te brengen en onder de aandacht te brengen. Het bestuderen en verspreiden van deze beste praktijken kan de toegevoegde waarde van maatregelen van lokale en regionale overheden in de lidstaten vergroten.

19.

Het CvdR is van mening dat de prioriteiten voor de ontwikkeling van onderwijsinfrastructuur op lokaal niveau moeten worden bijgesteld en wijst erop dat de lokale en regionale overheden de overgang naar moderne, functionele, digitale en groene onderwijsinfrastructuur in hun gemeenschappen zullen ondersteunen. De nadruk moet liggen op de overgang van starre onderwijsstructuren naar flexibele modellen die het mogelijk maken de formele barrières, zowel tussen onderwijsinstellingen als tussen onderwijsniveaus, te overwinnen.

20.

Onderwijs is een sleutelfactor in de transformatie van het economisch model op lokaal en regionaalniveau (d.w.z. in de richting van een groene, op digitalisering gebaseerde kenniseconomie). De dubbele transitie — d.w.z. de groene en de digitale transitie — moet in alle onderwijsprocessen geïntegreerd worden en tot uiting komen in de transversale doelstellingen op het gebied van onderwijs en opleiding.

21.

Het CvdR is ingenomen met de lancering van de “Onderwijs voor het klimaat”-coalitie ter ondersteuning van de uitvoering van het Europees klimaatpact. Het is bereid nauw te worden betrokken bij dit vlaggenschipinitiatief van de Europese onderwijsruimte om een eerlijke, groene en digitale maatschappelijke transitie voor iedereen tot stand te brengen.

22.

Het CvdR verzoekt de Commissie om in de “Onderwijs voor het klimaat”-coalitie plaats in te ruimen voor de regio’s en lokale gemeenschappen en initiatieven zoals het wereldwijde Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie, om zo voor een koppeling te zorgen tussen bottom-upinitiatieven en maatregelen op EU-niveau, en toezeggingen en concrete acties ten behoeve van duurzaam gedrag in de hele EU te ondersteunen.

23.

Er moet meer aandacht worden besteed aan levensvaardigheden en transversale vaardigheden, om de Europese burgers beter in staat te stellen om zich aan te passen aan een dynamische arbeidsmarkt die voortdurend in beweging is.

24.

De kwaliteit van het onderwijs op lokaal en regionaal niveau moet worden verbeterd, aangezien dit de braindrain aanzienlijk kan afremmen. Het CvdR wijst op het belang van steun van de Commissie en de Europese Unie om de braindrain tegen te gaan en om te zetten in brain circulation.

25.

Het CvdR acht het noodzakelijk dat lokale en regionale overheden zo goed mogelijk steun verlenen aan digitaal onderwijs en digitale inclusie voor leerlingen/studenten, burgers en ambtenaren (in samenhang met het nieuwe, door de Commissie gepromote actieplan voor digitaal onderwijs).

26.

Het is belangrijk dat lokale overheden de kwaliteit van onderwijsprocessen verbeteren op gebieden als de ontwikkeling van basisvaardigheden, interculturaliteit, het leren van talen, en culturele en taaldiversiteit, en dat ervoor gezorgd wordt dat kansarme kinderen vaardigheden verwerven die andere kinderen thuis verwerven.

27.

Het CvdR is van mening dat lokale en regionale overheden, in samenwerking met formele en niet-formele onderwijs- en opleidingsinstellingen, broodnodige programma’s voor een leven lang leren kunnen aanbieden voor om- en bijscholing, om mensen in staat te stellen actief te blijven op, of toegang te vinden tot de arbeidsmarkt of andere onderdelen van de maatschappij die door de ecologische en digitale transitie een snelle verandering doormaken. Dergelijke programma’s kunnen ook zijn afgestemd op de behoeften van specifieke groepen, zoals ouderen, om de kwaliteit van het leven en de algemene tevredenheid en integratie van deze groepen te verbeteren. Universiteiten kunnen/moeten ook belangrijke partners van lokale en regionale overheden worden bij de ontwikkeling en uitvoering van innovatieve programma’s voor lokale actoren, overeenkomstig lokale en regionale bijzonderheden.

28.

Het CvdR moedigt lokale en regionale overheden aan om universiteiten, beroepsopleidingsinstellingen en andere instanties die de Erasmus+-programma’s uitvoeren te ondersteunen om niet alleen de mobiliteit van studenten, maar ook die van jonge ondernemers en vrijwilligers uit de lidstaten te bevorderen.

29.

Het benadrukt dat het zeer belangrijk is dat lokale en regionale overheden voor alle kinderen een veilige schoolomgeving bevorderen, vrij van geweld, pesterijen, kwetsend taalgebruik, desinformatie en iedere vorm van discriminatie.

30.

Het is belangrijk dat lokale en regionale overheden maatregelen treffen om onderwijs op alle niveaus inclusiever te maken voor mensen met een handicap en mensen uit kwetsbare groepen.

31.

Het CvdR wijst erop dat het van belang is dat de lokale en regionale overheden (via onderwijsinstellingen) veranderingen in het gedrag en de vaardigheden van burgers bevorderen met het oog op de ecologische en digitale transformatie, en de mobiliteit van leerkrachten en leerlingen/studenten stimuleren door middel van nationale en internationale partnerschappen met andere gemeenschappen. Deze mobiliteit kan de basis vormen voor de overdracht van knowhow over de ontwikkeling en uitvoering van doeltreffende onderwijsstrategieën. Uit de TALIS-studie van de OESO (The OECD Teaching and Learning International Survey, 2018) blijkt dat een aanzienlijk aantal leerkrachten voor zichzelf specifieke ontwikkelingsbehoeften ziet voor het lesgeven aan leerlingen met speciale behoeften, het gebruik van digitale technologie en meertalige of multiculturele klassen.

32.

Het CvdR moedigt de lokale en regionale overheden aan om (via partnerschappen tussen de publieke, particuliere en non-profitsector) de capaciteit van universiteiten te versterken met betrekking tot onderwijsprogramma’s die specifiek gericht zijn op geavanceerde digitale vaardigheden in spitstechnologieën zoals artificiële intelligentie, cyberbeveiliging en high performance computing.

33.

Het zou graag zien dat de lokale en regionale overheden de oprichting van supranationale onderwijscentra in de grote universiteitssteden van de EU aanmoedigen, zodat goede praktijken en overheidsmaatregelen inzake de mobiliteit van studenten en docenten kunnen worden ontwikkeld en werk kan worden gemaakt van de digitale transformatie van onderwijsprocessen.

Brussel, 19 maart 2021.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  CvdR-advies over “Een nieuwe Europese onderzoeksruimte (EOR) voor onderzoek en innovatie” (COR-2020-04749).


Top