EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015XG0527(01)

Conclusies van de Raad betreffende een intensievere sectoroverschrijdende beleidssamenwerking om de sociaaleconomische uitdagingen voor jongeren doeltreffend aan te pakken

PB C 172 van 27.5.2015, p. 3–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.5.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 172/3


Conclusies van de Raad betreffende een intensievere sectoroverschrijdende beleidssamenwerking om de sociaaleconomische uitdagingen voor jongeren doeltreffend aan te pakken

(2015/C 172/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

HERINNEREND AAN DE POLITIEKE ACHTERGROND VAN DIT VRAAGSTUK, ALS BESCHREVEN IN DE BIJLAGE, EN MET NAME AAN HET VOLGENDE:

1.

De algemene doelstellingen van de Europa 2020-strategie en de respectieve streefcijfers van de lidstaten inzake het bevorderen van de werkgelegenheid voor jongeren, het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters en het verhogen van de deelname aan tertiair onderwijs zijn bijzonder relevant voor jongeren en hun sociaaleconomische situatie.

2.

In het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (1) wordt benadrukt dat initiatieven nodig zijn ter bevordering van een sectoroverschrijdende aanpak waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met jeugdvraagstukken bij de formulering, uitvoering en evaluatie van beleidsmaatregelen en acties op andere gebieden die een belangrijke impact op het leven van jongeren hebben.

3.

Eén van de drie in het huidige EU-werkplan voor jeugdzaken 2014-2015 (2) opgenomen kernprioriteiten is een intensievere sectoroverschrijdende samenwerking in het kader van EU-strategieën.

4.

In de conclusies van de Raad over het optimaal benutten van het potentieel van jongerenbeleid bij het verwezenlijken van de doelen van de Europa 2020-strategie (3) is benadrukt dat sectoroverschrijdende en interinstitutionele coördinatie centraal staat in de uitvoering van een doeltreffend jongerenbeleid en in de verwezenlijking van de doelen van de Europa 2020-strategie voor jongeren.

ZICH BEWUST VAN:

5.

De voortdurende sociaaleconomische uitdagingen waarmee jongeren in de Europese Unie thans te maken krijgen, onder meer hoge percentages jeugdwerkloosheid (4), en de sociale gevolgen daarvan, die efficiënte sectoroverschrijdende beleidsreacties vergen.

IS DE VOLGENDE MENING TOEGEDAAN:

6.

Een krachtdadig en zichtbaar, goed omschreven en gecoördineerd jeugdbeleid kan een toegevoegde waarde aan sectoroverschrijdende beleidssamenwerking bieden. Dat kan op zijn beurt positieve resultaten opleveren voor de jongeren aan wie de synergieën van die samenwerking ten goede komen.

7.

De jeugdsector heeft een manier om de problemen aan te pakken die andere sectoren niet hebben. De sector kan feiten en kennis bieden over de diverse problemen die jongeren treffen, een groter aantal jongeren hulp bieden, met name diegenen die minder kansen hebben, en een flexibele, op jongeren afgestemde, niet-stigmatiserende, holistische en innovatieve benadering aanreiken om op de behoeften van jongeren in te spelen.

WIJST OP HET VOLGENDE:

8.

Er moeten weliswaar systeembenaderingen worden ontwikkeld om sectoroverschrijdende samenwerking op alle niveaus te bevorderen, maar het is van groot belang zich te concentreren op het aanpakken van de concrete en dringende sociaaleconomische problemen waarmee jongeren thans worden geconfronteerd.

9.

Een sectoroverschrijdende aanpak ten aanzien van jeugdbeleid is niet alleen belangrijk om efficiëntere oplossingen voor sociaaleconomische uitdagingen aan te reiken, maar eveneens om te zorgen voor beleidsreacties die op de behoeften van alle jongeren willen inspelen.

10.

Teneinde de rol van de jeugdsector in de samenwerking met andere sectoren zo veel mogelijk te vergroten, dienen zijn waarde en bijdrage breed uitgedragen en erkend te worden.

WIJST MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL DE VOLGENDE PRIORITEITEN AAN MET HET OOG OP HET BEVORDEREN VAN HET SECTOROVERSCHRIJDEND JEUGDBELEID OM DE SOCIAALECONOMISCHE UITDAGINGEN VAN JONGEREN AAN TE PAKKEN:

I.

Het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van een systematische benadering ten aanzien van sectoroverschrijdend jeugdbeleid

DE LIDSTATEN WORDT VERZOCHT:

11.

De institutionele samenwerking, en met name betere communicatie en uitwisseling van informatie op nationaal, regionaal en lokaal niveau, te versterken zodat bij het formuleren, uitvoeren en evalueren van beleid in andere domeinen — zoals onderwijs en opleiding, werkgelegenheid, volksgezondheid en welzijn, sociaal beleid, stadsplanning, sport en cultuur — jeugdvraagstukken die van invloed zijn op de sociaaleconomische omstandigheden van jongeren, volledig in aanmerking worden genomen.

12.

Alle relevante sectoren, zowel in horizontale als verticale bestuursstructuren, te betrekken bij het uitstippelen van jeugdbeleid op lokaal, regionaal en nationaal niveau.

13.

De implementatie van overkoepelende jeugdstrategieën te overwegen die relevante beleidsmaatregelen ter bestrijding van problemen van jongeren aan elkaar koppelen en jongeren en jeugdorganisaties, waar passend, bij dat proces te raadplegen en te betrekken.

14.

Gebruik te maken van de bestaande mechanismen of te overwegen nieuwe mechanismen in te stellen om de situatie van jongeren te monitoren, en te werken aan empirisch onderbouwde en op kennis gebaseerde maatregelen waarin de gegevens en onderzoeksresultaten bij de ontwikkeling van beleid in meerdere domeinen worden meegenomen, onder meer bij het uitstippelen van concrete beleidsmaatregelen.

DE COMMISSIE WORDT VERZOCHT:

15.

De Raad en zijn voorbereidende instanties regelmatig van informatie te voorzien over belangrijke beleidsdocumenten en initiatieven op EU-niveau, die gevolgen hebben voor de sociaaleconomische situatie van jongeren.

16.

Zich te beraden over hoe de nieuwe gecoördineerde clusterbeleidsbenadering van de Commissie doeltreffend moet worden toegepast bij het aanpakken van problemen van jongeren en bij het ontwikkelen van concrete sectoroverschrijdende maatregelen.

17.

Op basis van het EU-jeugdverslag of andere relevante instrumenten na te gaan hoe in andere beleidsdomeinen met significante gevolgen voor de levens van jongeren rekening wordt gehouden met jongerenproblemen.

18.

Aan empirisch onderbouwde beleidsontwikkeling te blijven bijdragen door in samenwerking met andere relevante beleidssectoren onderzoeksprojecten op touw te zetten.

DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE WORDT VERZOCHT:

19.

De sectoroverschrijdende aanpak als een van de uitvoeringsbeginselen in het toekomstig EU-jeugdbeleid in het vooruitzicht te stellen, met inbegrip van een eventueel toekomstig EU-werkplan voor jeugdzaken, en concrete sectoroverschrijdende maatregelen in het kader voor samenwerking in jeugdzaken na 2018 te overwegen.

20.

De sectoroverschrijdende samenwerking te versterken door de mogelijkheden van het Erasmus+-programma ten volle te benutten, onder meer de mogelijkheden om beleidshervorming te ondersteunen.

21.

Bewijs te verzamelen, onder meer als onderwerp voor de bij het EU-werkplan voor jeugdzaken ingestelde deskundigengroepen, over hoe sectoroverschrijdende samenwerking positieve resultaten kan opleveren en overloopeffecten naar andere delen van de samenleving kan hebben door de synergetische baten van intensievere samenwerking.

22.

Bij het opstellen van het EU-jeugdverslag samenwerking met andere beleidssectoren aan te moedigen, alsook met de bevindingen van het verslag rekening te houden bij de monitoring van de Europa 2020-strategie.

II.

Sectoroverschrijdende benaderingen op maat te gebruiken voor projecten, initiatieven en programma’s die op de uitdagingen voor jongeren zijn gericht

DE LIDSTATEN WORDT VERZOCHT:

23.

De partnerschapsaanpak in meerdere sectoren bij de uitvoering van de jongerengarantie en andere maatregelen te versterken en beste praktijken uit te wisselen, met name wat jeugdhulpverlening betreft.

24.

Passende steun te zoeken voor langetermijnontwikkeling en voor de uitvoering van activiteiten die thans uit hoofde van de jongerengarantie-initiatieven worden gefinancierd en waarbij de jeugdsector betrokken is.

25.

Gerichte samenwerking tussen instellingen voor formeel onderwijs en aanbieders van niet-formeel leren te versterken teneinde vroegtijdig schoolverlaten tegen te gaan en een holistische ontwikkeling van competenties te bevorderen, onder meer door het gebruik van flexibele en op jongeren afgestemde benaderingen.

26.

De samenwerking tussen jeugdwerk en sociale diensten te bevorderen om gezamenlijk de sociale insluiting van jonge mensen aan te pakken en waar nodig vroeg in te grijpen.

27.

Het bedrijfsleven te betrekken bij de planning en de uitvoering van op de ontwikkeling van de competenties van jonge mensen gerichte initiatieven.

28.

In voorkomend geval alle op jongeren gerichte diensten te versterken in samenwerking met lokale instanties, jeugdwerkers en andere beroepskrachten die met jongeren werken.

DE COMMISSIE WORDT VERZOCHT:

29.

Netwerken en het uitwisselen van goede praktijken onder bij de uitvoering van de jongerengarantie betrokken jeugdbeleidsmakers en ngo’s op Europees niveau te faciliteren.

30.

De interne coördinatie tussen de bevoegde diensten van de Commissie te versterken met betrekking tot het ontwikkelen van initiatieven voor jongeren en het overleg over jongerenaangelegenheden op EU-niveau.

DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE WORDT VERZOCHT:

31.

Te overwegen gebruik te maken van de financieringsmogelijkheden van de Europese structuurfondsen en het Erasmus+-programma teneinde de sociaaleconomische uitdagingen voor jonge mensen doeltreffend met concrete sectoroverschrijdende projecten aan te pakken.

32.

De bovengenoemde kwesties te bespreken bij de volgende in het kader van het EU-werkplan voor jeugdzaken georganiseerde peer learning-activiteit tussen de lidstaten betreffende het versterken van sectoroverschrijdend jeugdbeleid op nationaal niveau.

33.

Voor zover dat relevant is, vertegenwoordigers van andere sectoren uit te nodigen op initiatieven zoals de Europese Jeugdweek en jeugdconferenties van de EU, en feedback en overleg tussen sectoren te faciliteren.

III.

De waarde van jeugdwerk en de andere instrumenten van het jeugdbeleid en de complementaire rol daarvan in een doeltreffende aanpak van jongerenproblemen zichtbaarder te maken

DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE WORDT VERZOCHT:

34.

Jongeren te betrekken bij belangrijke beleidsbeslissingen die voor hen gevolgen hebben, door gebruikmaking van de bestaande of nieuwe kanalen van jongerenparticipatie, zoals het proces van gestructureerde dialoog.

35.

De erkenning van jeugdwerk en niet-formeel leren, alsook van concrete instrumenten zoals de jongerenpas in andere sectoren, zoals de arbeidsmarkt, onderwijs, opleiding en cultuur, en onder andere relevante betrokkenen verder te bevorderen.

36.

De waardering van jeugdwerk en de validatie van niet-formeel en informeel leren verder te bevorderen door te bekijken of het mogelijk is om het Jongerenpas-certificaat buiten het kader van het Erasmus+-programma te mainstreamen en het als nationaal erkenningsinstrument te gebruiken.

37.

De resultaten van professioneel en vrijwillig jeugdwerk te propageren en regelmatig in andere sectoren onder de aandacht te brengen.

38.

Initiatieven te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat vrijwilligerswerk als een niet-formeel leerproces wordt voorgesteld, begrepen, gebruikt en erkend.

39.

De uitvoering te steunen en te bevorderen van samenwerkingsinitiatieven tussen contexten voor formeel en niet-formeel leren met een potentieel om leerresultaten te optimaliseren.

DE COMMISSIE WORDT VERZOCHT:

40.

Mogelijkheden te creëren en de lidstaten desgevallend te steunen bij hun gebruik van het Jongerenpas-certificaat buiten het kader van het Erasmus+-programma als nationaal erkenningsinstrument.


(1)  PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1.

(2)  PB C 183 van 14.6.2014, blz. 5.

(3)  PB C 224 van 3.8.2013, blz. 2.

(4)  In het tweede kwartaal van 2014 waren meer dan 5 miljoen jongeren (onder de 25 jaar) in de 28 EU-lidstaten werkloos. Dat betekent een werkloosheidsgraad van 21,7 %. Het percentage NEET-jongeren (die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen) was 13 %. Bron: Eurostat


BIJLAGE

HERINNEREND AAN DE POLITIEKE ACHTERGROND VAN DIT VRAAGSTUK

Politieke achtergrond

1.

De conclusies van de Raad over het verbeteren van de sociale insluiting van jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen, waarin op de noodzaak van een holistische aanpak en sectoroverschrijdende samenwerking wordt gewezen. Alle beleidsinstrumenten en -maatregelen dienen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau te worden gecoördineerd en bij het ontwerpen en uitvoeren van maatregelen voor de sociale insluiting van jongeren dient een breed scala van stakeholders te worden betrokken (1).

2.

De aanbevelingen van de Raad tot invoering van een jongerengarantie in het „werkgelegenheidspakket voor jongeren” (2).

3.

De conclusies van de Raad over investeren in onderwijs en opleiding — een antwoord op „Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaaleconomische resultaten” en de Jaarlijkse groeianalyse 2013 (3).

4.

De aanbeveling van de Raad inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten waarin wordt beklemtoond dat een algemeen, sectoroverschrijdend beleid nodig is om de banden tussen onderwijs, opleidingen en werkgelegenheid te versterken (4).

5.

De aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (5).

6.

Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) tot vaststelling van „Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport.


(1)  PB C 30 van 1.2.2014, blz. 5.

(2)  PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.

(3)  PB C 64 van 5.3.2013, blz. 5.

(4)  PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1.

(5)  PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1.

(6)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50.


Top