EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AE1883

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot instelling van een Europese kindergarantie (COM(2021) 137 final) en over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — EU-strategie voor de rechten van het kind (COM(2021) 142 final)

EESC 2021/01883

OJ C 374, 16.9.2021, p. 58–65 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 374/58


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot instelling van een Europese kindergarantie

(COM(2021) 137 final)

en over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — EU-strategie voor de rechten van het kind

(COM(2021) 142 final)

(2021/C 374/10)

Rapporteur:

Kinga JOÓ

Corapporteur:

Maria del Carmen BARRERA CHAMORRO

Raadpleging

Europese Commissie, 31.5.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Besluit van het bureau

23.3.2021

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

21.6.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

7.7.2021

Zitting nr.

562

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

231/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Een op de vier kinderen in de EU groeit op met het risico op armoede en sociale uitsluiting. Dit is onaanvaardbaar en vereist een gecoördineerde Europese aanpak die stoelt op sterke beleids- en wetgevingskaders om het tij te keren en de vicieuze cirkel van kansarmoede die overgaat van generatie op generatie te doorbreken. Er moet een ambitieus doel worden gesteld om tegen 2030 alle kinderen, en niet slechts vijf miljoen kinderen, uit de armoede te halen.

1.2.

Het is van essentieel belang om de rechten van het kind op te nemen in de beleidsvorming. Nagenoeg ieder beleidsterrein heeft gevolgen voor kinderen, en daarom is een brede maatschappelijke aanpak nodig om ervoor te zorgen dat verschillende beleidsmaatregelen (met betrekking tot gezin, onderwijs, economie, de digitale wereld, milieu en huisvesting) de gezondheid en het welzijn van kinderen langdurig versterken en verbeteren. Het is hoog tijd om op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau een geïntegreerde aanpak en horizontale maatregelen vast te stellen betreffende alle belangrijke gebieden die gevolgen kunnen hebben voor het leven van kinderen, zowel nu als in de toekomst.

1.3.

Het EESC beveelt aan in de nationale actieplannen inzake de kindergarantie een reeks maatregelen op te nemen die twee en meer generaties omspannen om steunmaatregelen te ontwikkelen voor kinderen en hun ouders, aangezien de kwetsbaarheid van kinderen niet kan worden aangepakt zonder de kwetsbaarheid van het gezin in ogenschouw te nemen. Ouders en verzorgers moeten worden ondersteund door een combinatie van maatregelen: een toereikend inkomen, een evenwicht tussen werk en privéleven, het opnemen van naar behoren betaald moederschaps-, vaderschaps- en ouderschapsverlof, zorgverlof, flexibele werkregelingen en gezinsvriendelijke werkomgevingen.

1.4.

Mensenrechten en kinderrechten zijn voor alle lidstaten bindend, zoals bepaald in artikel 2 VEU. Het Europees beleidskader inzake kinderrechten moet worden versterkt; vele belanghebbenden hebben daarop aangedrongen. Maatschappelijke organisaties, met name die welke sociale diensten verlenen, kinderorganisaties, gezinsbonden en aanbieders van formeel en niet-formeel onderwijs, moeten worden geraadpleegd en terdege worden betrokken bij het opstellen van nationale actieplannen en de desbetreffende toezichtmechanismen. Een doeltreffende implementatie van deze twee EU-beleidskaders om aan armoede een einde te maken en de gezondheid en het welzijn van kinderen te bevorderen, kan het best worden ondersteund via gerichte acties.

1.5.

Slechts elf landen hebben specifieke ESF+-middelen geoormerkt om kinderen uit de armoede te halen, terwijl een aantal andere lidstaten zeer dicht bij het EU-gemiddelde zaten met hun gegevens over het armoederisico onder kinderen. Het EESC beveelt aan dat alle lidstaten ESF+-middelen oormerken voor de uitbanning van armoede onder kinderen, met als minimum het vastgestelde percentage van 5 %. Ook is het zaak de verzameling van hoogwaardige uitgesplitste gegevens te verbeteren, want dit kan helpen om in het oog te houden in hoeverre er vooruitgang wordt geboekt op weg naar de beoogde uitbanning van armoede en sociale uitsluiting onder kinderen.

1.6.

Het EESC beveelt de lidstaten aan vrije toegang te verlenen tot voor- en vroegschoolse educatie en zorg, onderwijs en schoolgerelateerde activiteiten en gezondheidszorg, of deze diensten kosteloos ter beschikking te stellen. Een andere mogelijkheid is dat zij er door middel van passende uitkeringen voor zorgen dat kinderen van deze belangrijke diensten gebruik kunnen maken zonder dat dit een extra financiële last voor de gezinnen met zich meebrengt.

1.7.

Het EESC beveelt de lidstaten aan om bij het opstellen van hun nationale plannen uit hoofde van de kindergarantie in voorkomend geval de doelgroep te specificeren, met dien verstande dat de kinderrechten van toepassing zijn op eenieder onder de 18 jaar. Dit is met name belangrijk om ervoor te zorgen dat kaders als de kindergarantie en de jongerengarantie elkaar aanvullen, in het belang van de begunstigden.

1.8.

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan de strategie voor de rechten van het kind op horizontaal niveau te coördineren met andere onlangs goedgekeurde Europese strategieën, zoals de strategieën inzake gendergelijkheid, gelijkheid van lhbtiq’ers, Roma en de rechten van personen met een handicap.

2.   Inleiding

2.1.

De rechten van het kind zijn de mensenrechten van eenieder die jonger is dan 18 jaar. De bescherming van de rechten van het kind is een doelstelling van de Europese Unie, zoals vermeld in artikel 3, lid 3, VEU en artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de EU. De Raad van Europa bevordert en beschermt de mensenrechten van kinderen op basis van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de strategie voor de rechten van het kind (2016-2021) en andere relevante rechtsnormen. Volgens het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (VRK) heeft iedere persoon die jonger is dan 18 jaar, waar ook ter wereld, recht op dezelfde burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten, ongeacht etniciteit, geslacht, religie, taal, vaardigheden, migratiestatus, seksuele gerichtheid of welke andere status dan ook. Het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (SDG’s) zijn in dit verband ook van toepassing.

2.2.

Op 4 juni 2007 werd het jaarlijkse Forum voor de rechten van het kind gelanceerd. Dit platform maakt de dialoog tussen de EU-instellingen en andere belanghebbenden mogelijk en ziet jaarlijks toe op de EU-acties op het gebied van kinderrechten. In 2010 heeft het EESC een advies goedgekeurd over kinderwelzijn en armoede over kinderen (1), en in 2011 een advies over een EU-agenda voor de rechten van het kind (2), waarin het de lidstaten opriep om kinderen op alle mogelijke manieren te ondersteunen.

2.3.

Op 20 februari 2013 heeft de Commissie aanbevelingen vastgesteld om de rechten van het kind te versterken, kinderarmoede terug te dringen en het welzijn van kinderen te verbeteren (3). Op 24 november 2015 heeft het Europees Parlement de Commissie en de EU-lidstaten verzocht een kindergarantie in het leven te roepen alsook programma’s die de ouders ondersteuning en mogelijkheden bieden om uit situaties van sociale uitsluiting te komen en te integreren op de arbeidsmarkt (4). Op 13 december 2017 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) afgekondigd, waarin “Kinderopvang en hulp aan kinderen” (5) het elfde beginsel is. In de EPSR wordt ook het recht op bescherming tegen armoede en het recht op specifieke maatregelen die gelijke kansen versterken afgekondigd. Bij wijze van follow-up heeft de Commissie in juli 2020 opdracht gegeven tot een haalbaarheidsstudie (6) en in augustus 2020 een openbare raadpleging gelanceerd over de kindergarantie en over de verwezenlijking van een EU-strategie voor de rechten van het kind.

2.4.

Op 24 maart 2021 heeft de Commissie, met de steun van het Europees Parlement (7), de eerste brede EU-strategie voor de rechten van het kind voor de periode 2021-2024 aangenomen, evenals een voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot instelling van een Europese kindergarantie.

3.   Algemene opmerkingen bij de EU-strategie voor de rechten van het kind en het voorstel van de Commissie voor een Europese kindergarantie

3.1.

De EU-strategie voor de rechten van het kind is een op rechten gebaseerd beleidskader waarin de rechten van het kind als een horizontaal thema in het beleid en de wetgeving van de EU worden geïntegreerd. Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot instelling van een EU-kindergarantie is juridisch bindend en omvat duidelijke uitvoeringsmaatregelen, doelstellingen en maatregelen waar de EU nauwlettend op moet toezien. Het EESC is ingenomen met beide voorstellen en is van mening dat de uitvoering ervan de Europese en nationale inspanningen ter bevordering van het welzijn van kinderen en ter vermindering van kinderarmoede zal ondersteunen.

3.2.

Kinderen zijn de meest kwetsbare leden van onze samenleving; zij zijn niet in staat om het risico van armoede en sociale uitsluiting op eigen kracht aan te pakken. Geweld tegen kinderen, in alle mogelijke vormen, is een wijdverbreide praktijk. De politie en andere algemene diensten zoals hulplijnen voor kinderen in tal van lidstaten melden dat zij als gevolg van de COVID-19-pandemie te maken krijgen met een toenemend aantal gevallen van bepaalde geweldsdelicten (8). Volgens gegevens van Eurostat van 2019 dreigden in de EU 18 miljoen kinderen, oftewel 22,2 % van de kinderen, op te groeien in armoede en een sociaal isolement, en dat cijfer zal waarschijnlijk stijgen door de sociale en economische gevolgen van de pandemie (9). Een op de vier kinderen in de EU groeit op in kwetsbare gezinnen die steun nodig hebben om de cyclus van armoede van generatie op generatie te doorbreken.

3.3.

Kinderen hebben zich uitgesproken over de rechten en de toekomst die zij zich wensen in de enquête Our Europe, Our Rights, Our Future, (10) die bijdroeg aan de opstelling van de EU-strategie voor de rechten van het kind en de kindergarantie. Vijf kinderrechtenorganisaties verzamelden in dat verband de opvattingen van meer dan 10 000 kinderen. Uit de bevindingen werd duidelijk dat de standpunten van kinderen in aanmerking moeten worden genomen bij de totstandkoming van de economische, sociale, wettelijke en beleidskaders en -prioriteiten van de EU.

3.4.

De EU-strategie voor de rechten van het kind gaat uit van een totaalbenadering en heeft als overkoepelend doel het leven van kinderen in de EU en elders in de wereld op zes belangrijke gebieden te verbeteren: i) deelname van kinderen aan het politieke en democratische leven in de EU; ii) sociaal-economische inclusie, onderwijs en gezondheid; iii) preventie van en bescherming tegen alle vormen van geweld en discriminatie; iv) kindvriendelijke justitie; v) kinderen in het digitale tijdperk en vi) de mondiale dimensie van de rechten van het kind. Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot instelling van een Europese kindergarantie is toegespitst op sociaal-economische inclusie en op de toegang van kinderen in nood tot een aantal essentiële diensten: voor- en vroegschoolse educatie en opvang, onderwijs en schoolgerelateerde activiteiten en toegang tot gezondheidszorg, gezonde voeding en adequate huisvesting. Het voorstel draagt bij tot de EU-strategie voor de rechten van het kind, met de nadruk op kinderen in de EU.

3.5.

De strategie roept op tot een inclusievere en systematischere participatie van kinderen op lokaal, nationaal en EU-niveau. Hiertoe zal in samenwerking met het Europees Parlement en kinderrechtenorganisaties een nieuw EU-platform voor de participatie van kinderen worden opgericht om ervoor te zorgen dat kinderen meer bij de besluitvorming worden betrokken.

3.6.

In de strategie wordt erop aangedrongen dat kinderen gevrijwaard van geweld en uitbuiting opgroeien. Kinderen kunnen slachtoffer, getuige of dader van geweld zijn. Volgens verslagen van de Internationale Arbeidsorganisatie worden vele kinderen uitgebuit op de arbeidsmarkt en ingezet om dwangarbeid te verrichten, met inbegrip van seksuele uitbuiting en prostitutie. In de strategie wordt ook opgeroepen tot kindvriendelijke justitie en wordt erop gewezen dat gerechtelijke procedures moeten worden aangepast aan hun leeftijd en behoeften en de belangen van het kind voorop moeten stellen. Kinderen moeten gewaarborgde toegang hebben tot justitie, zodat hun rechten ten volle erkend en uitgeoefend kunnen worden. De efficiency van gerechtelijke procedures, onder meer door gespecialiseerde training van rechterlijke ambtenaren, dient hierbij voorop te blijven staan.

3.7.

De gezinsomgeving is voor kinderen essentieel om zich te kunnen ontplooien. In haar strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 wijst de Commissie erop dat het voor de sociale inclusie van kinderen belangrijk is dat de zorg voor kinderen gelijk wordt verdeeld tussen de ouders. De COVID-19-pandemie heeft disproportionele sociale en economische gevolgen gehad voor vrouwen, en ouders moeten meer dan ooit als een team samenwerken in het belang van het kind. De uitvoering van zowel de kindergarantie als de strategie voor de rechten van het kind moet worden gekoppeld aan belangrijke initiatieven van de EPSR, zoals de omzetting van de EU-richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven.

3.8.

Er bestaat een breed scala aan gezinsmodellen in de EU, waaronder regenbooggezinnen met een of meer lhbtiq’ers. Overeenkomstig de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025 van de Commissie moeten kinderen van regenbooggezinnen worden beschermd, met name in transnationale situaties waarin het, als gevolg van verschillen in het familierecht tussen de lidstaten, kan gebeuren dat familiebanden niet meer worden erkend zodra regenbooggezinnen de binnengrenzen van de EU overschrijden. Overeenkomstig de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 moeten kinderen met een handicap in gelijke mate het recht hebben om in de gemeenschap te worden opgenomen, met keuzemogelijkheden die gelijk zijn aan die van anderen. Volgens het strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma 2020-2030 moet de sociale achterstand van Roma-kinderen worden aangepakt. Van jongs af aan moet worden ingezet op het voorkomen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit/-expressie en geslachtskenmerken, handicap en etnische afkomst.

3.9.

Het voorstel voor een garantie biedt de lidstaten richtsnoeren en middelen om kinderen in nood te steunen, gelet op het sterke verband tussen sociale uitsluiting van kinderen en het gebrek aan toegang tot essentiële diensten. Bij kwetsbare kinderen gaat het onder meer om i) dakloze kinderen of kinderen die met ernstige woningnood kampen; ii) kinderen met een handicap; iii) kinderen met een migratieachtergrond; iv) kinderen die tot een raciale of etnische minderheid behoren (in het bijzonder Roma); v) kinderen in alternatieve zorg (met name in een instelling); en vi) kinderen in kwetsbare gezinnen.

3.10.

De garantie is een strategisch kader dat de acties van de 27 lidstaten aanstuurt via nationale actieplannen die erop gericht zijn om de garantie ten uitvoer te leggen en die toegespitst zijn op huishoudens met kinderen die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd. De aanbeveling moet door de Raad van de EU worden vastgesteld, waarna de lidstaten zes maanden de tijd hebben om nationale actieplannen voor de kindergarantie op te stellen. In de garantie wordt benadrukt dat, hoewel het waarborgen van de toegang tot de diensten een belangrijk onderdeel is van de bestrijding van sociale uitsluiting bij kinderen, dit deel zou moeten uitmaken van een bredere aanpak en van een stimulerend kader voor sociaal en gezinsbeleid.

3.11.

In de strategie worden aanbevelingen geformuleerd voor Europese en nationale acties op verschillende beleidsterreinen en in verschillende financieringsprogramma’s die van invloed zijn op de gezondheid en het welzijn van kinderen, zoals EU-fondsen, migratie, gezondheidszorg, huisvesting, onderwijs, economie, milieu en digitale transformatie.

3.12.

De Commissie zal op het jaarlijkse Europees Forum voor de rechten van het kind verslag uitbrengen over de voortgang van de strategie op EU- en nationaal niveau. Eind 2024 zal de strategie worden geëvalueerd, waarbij ook kinderen zullen worden betrokken. De Commissie zal de vorderingen met betrekking tot de garantie monitoren met behulp van een mix van instrumenten, met inbegrip van het Europees Semester.

3.13.

In de nationale actieplannen moeten transparante gegevens over het gebruik van EU- en nationale middelen worden opgenomen, samen met een tijdschema voor de activiteiten. De lidstaten kunnen hun acties ondersteunen met EU-middelen, met name uit het ESF+ en NextGenerationEU. Het ESF+ omvat een specifieke doelstelling op dit gebied en reserveert middelen voor de bestrijding van kinderarmoede. Volgens de nieuwe verordening moeten de EU-lidstaten waar de gemiddelde kinderarmoede hoger ligt dan het EU-gemiddelde voor 2017-2019 (23,4 %), ten minste 5 % van hun ESF+-middelen toewijzen voor de bestrijding van kinderarmoede.

4.   Specifieke opmerkingen over de EU-strategie voor de rechten van het kind

4.1.

De EU-strategie voor de rechten van het kind is een broodnodig kader van de Europese Unie om de rechten van kinderen te beschermen en de positie van kinderen te versterken. Terwijl volwassenen stemrecht hebben en toegang hebben tot rechtsmiddelen en formele klachtenprocedures wanneer hun rechten worden geschonden, zijn kinderen vaak uitgesloten van deze mechanismen. Kinderen hebben dus geen stem in het beleidsvormingsproces, en hun belangen kunnen onzichtbaar blijven voor de overheid indien geen bewuste en systematische inspanningen worden geleverd om die belangen te beschermen en te bevorderen.

4.2.

Een zinvolle participatie van kinderen vereist ingrijpende veranderingen in politieke en institutionele structuren, maar ook in houding, waarden en culturele praktijken, zodat kinderen worden erkend als burgers en belanghebbenden. Om er beter voor te zorgen dat kinderen kunnen meedoen en dat hun stemmen en wensen worden gehoord, moet er worden ingezet op capaciteitsopbouw voor zowel kinderen als volwassenen, onder meer via niet-formele activiteiten die door maatschappelijke actoren binnen en buiten de schoolomgeving worden aangeboden. De Conferentie over de toekomst van Europa biedt een uitstekende gelegenheid om kinderen te laten participeren, en ook het EESC zal mogelijkheden onderzoeken om de kinderparticipatie geleidelijk te vergroten.

4.3.

Kinderen zijn individuen en leden van een gezin en een gemeenschap; zij hebben rechten en verantwoordelijkheden die passen bij hun leeftijd en ontwikkelingsfase en het recht op levenskwaliteit. Ouders en verzorgers spelen een fundamentele rol in de cognitieve, lichamelijke en emotionele ontwikkeling van het kind. Een warme en ondersteunende (groot)ouder-kindrelatie is essentieel voor het welzijn en de weerbaarheid van kinderen. Ook de band tussen broers en zussen kan een sleutelrol spelen in de ontwikkeling van kinderen. Deze band is van bijzonder belang voor kinderen in alternatieve zorg, en daarom moeten broers en zussen bij elkaar kunnen blijven, tenzij dat niet in hun belang is. In het beleid moeten investeringen in kinderen en hun gezinnen prioriteit krijgen en moet ervoor worden gezorgd dat gezinnen op passende en hoogwaardige wijze worden ondersteund met een systemische meergeneratiebenadering voor de opvoeding van kinderen waarbij positieve opvoedingsvaardigheden over het voetlicht worden gebracht.

4.4.

Het in de strategie voorgestelde initiatief ter ondersteuning van de ontwikkeling en versterking van geïntegreerde kinderbeschermingssystemen moet worden aangevuld met maatregelen om alle vormen van geweld tegen kinderen te voorkomen. Wanneer kinderen slachtoffer of getuige zijn van geweld, kan dat langdurige gevolgen hebben voor hun lichamelijke, emotionele en psychologische ontwikkeling. Er is een plan nodig met de betrokkenheid van alle bestuursniveaus, van de EU tot gemeenten, om geweld tegen kinderen te voorkomen en te bestrijden en hun blootstelling aan alle vormen van geweld, misbruik en verwaarlozing aan te pakken, met inbegrip van lichamelijk en psychologisch geweld, seksueel geweld, onlinegeweld, huiselijk geweld, institutioneel geweld en geweld op school. De nodige aandacht moet uitgaan naar meervoudige kwetsbaarheid, waarbij te denken valt aan de verhoogde risico’s voor meisjes, kinderen (en vooral meisjes) met een handicap, kinderen die leven in kwetsbare situaties en huishoudens waarin geweld voorkomt. In het geval van minderjarige geweldplegers is er niet alleen behoefte aan kindvriendelijke gerechtelijke procedures, maar ook aan kindvriendelijke instellingen, zodat hun volledige sociale reïntegratie kan worden gefaciliteerd. Noodhulplijnen en soortgelijke door ngo’s gerunde diensten ter ondersteuning van kinderen en gezinnen moeten structurele financiering krijgen om duurzaamheid en doeltreffendheid te waarborgen.

4.5.

De kinderrechten moeten ook aan bod komen in belangrijke invloedssferen die raken aan het welzijn van kinderen en hun gezinnen. Beleidsmakers moeten de kinderrechten systematisch integreren in hun beleid om de mogelijke impact van initiatieven op kinderen en hun rechten te beoordelen. Wanneer de rechten van het kind in het geding zijn in betrekkingen met derde landen, is het van belang snel en doeltreffend op te treden wanneer dat nodig is. Dat is de overkoepelende aanpak van de strategie, die centraal moet staan in het uitvoerings- en evaluatieproces. Voorts moeten de lidstaten bij de uitvoering van de strategie worden geholpen met een overzicht van beste praktijken die reeds worden toegepast in andere landen en goede resultaten hebben opgeleverd.

4.6.

Kinderen zijn het minst verantwoordelijk voor de klimaatverandering, maar dragen wel de grootste last van de gevolgen ervan. In de strategie wordt gewezen op de gevolgen van de milieu- en klimaatcrisis voor kinderen, maar dat gaat niet ver genoeg; de strategie moet ervoor zorgen dat de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen een uitgangspunt vormen in het milieubeleid en de milieuwetgeving om de blootstelling van kinderen aan milieurisico’s te verminderen. Kinderen zijn gevoeliger en kwetsbaarder voor milieurisico’s dan volwassenen.

4.7.

De volgende generatie zal waarschijnlijk een totale samensmelting van het offline- en onlineleven meemaken. De strategie volgt deze aanpak: de rechten van het kind integreren in de digitale wereld om die toekomstbestendig te maken. Tegenwoordig gebruiken steeds meer kinderen op steeds jongere leeftijd digitale apparaten. Wij hebben behoefte aan toegankelijke digitale omgevingen met standaardinstellingen die werken voor alle kinderen, met strenge regels voor een veiliger internet ondersteund door voorlichting over digitaal burgerschap. Kinderen hebben recht op toegang tot online-informatie uit een verscheidenheid van bronnen en mogen niet worden onderworpen aan zelflerende algoritmen of bedrijfsmodellen op basis van reclame die gepaard gaan met een informatievoorziening van lage kwaliteit.

4.8.

Kinderen kunnen — al op jonge leeftijd — het slachtoffer worden van cyberpesten en dat kan ernstige of zelfs fatale geestelijke gezondheidsproblemen veroorzaken. Kinderen worden ook het slachtoffer van online seksueel misbruik. Dat was tijdens de lockdown meer dan ooit het geval, toen de online-uitwisseling van kinderpornografisch materiaal aanzienlijk steeg (11). De preventie en bestrijding van elke vorm van onlinegeweld is van het allergrootste belang voor de onlineveiligheid van kinderen.

4.9.

Alle media en adverteerders moeten de rechten van kinderen, met name van jongere kinderen, eerbiedigen en kinderen moeten consumentenbescherming genieten. Dit is met name van belang in het kader van betaalbare gezonde voeding uit milieuduurzame bron. In de strategie wordt voorgesteld beste praktijken en een vrijwillige gedragscode te ontwikkelen teneinde op kinderen gerichte marketing van producten met een hoog gehalte aan suiker, vet en zout terug te dringen. Er is behoefte aan een coherente beleidsvorming, strengere wettelijke controles op productinformatie en voorlichting over voedselveiligheid en -marketing teneinde reclame voor ongezonde levensmiddelen en dranken aan banden te leggen.

5.   Specifieke opmerkingen over de Europese kindergarantie

5.1.

Kinderarmoede, deprivatie, discriminatie en uitsluiting behoren tot de grootste obstakels voor de uitoefening van de rechten van het kind. Het EESC is dan ook ingenomen met de aandacht die in de Europese kindergarantie uitgaat naar deze gebieden, in samenhang met de armoededoelstelling voor 2030 van de EPSR, waarbij het streven is om tegen 2030 ten minste vijf miljoen kinderen uit de armoede te halen. Dit is een belangrijke stap voorwaarts, maar het EESC dringt er bij de lidstaten op aan in hun actieplannen voor de kindergarantie kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen op te nemen die verder gaan dan de doelstelling van de Europese Commissie door rekening te houden met de impact van COVID-19. Deze actieplannen moeten worden gekoppeld aan bestaande wettelijke en beleidsdocumenten die in het kader van het toezicht op het VRK zijn aangenomen.

5.2.

In de haalbaarheidsstudie naar de kindergarantie zijn de voordelen verkend van een tweesporenbenadering die alle kinderen, ook de meest behoeftige, toegang moet bieden tot diensten (12). Waar nodig moeten de kinderen die het sterkst worden belemmerd bij de toegang tot de dienstverlening aanvullende en gerichte steun krijgen om hun toegang te bieden via automatische mechanismen die elke vorm van stigmatisering voorkomen. Dit moet worden toegepast op alle in de kindergarantie genoemde dienstverleningsgebieden, via een brede en intersectionele aanpak, om ervoor te zorgen dat ieder kind dezelfde kansen en start in het leven krijgt, ongeacht de gezinssituatie of achtergrond of individuele behoeften, en om volledig aan te sluiten op de transitie naar hoogwaardige gezins- en gemeenschapsgerichte zorgdiensten.

5.3.

In hun gezamenlijke verklaring van 2020 over kinderopvangvoorzieningen in de EU benadrukken de sociale partners dat ieder kind recht heeft op toegang tot hoogwaardig en inclusief onderwijs en opvang van jonge kinderen (OOJK) om een goede start in het leven te maken, rekening houdend met de Barcelona-doelstellingen en de aanstaande herziening daarvan. Dat is overigens geen verplichting: ouders moeten de vrijheid hebben om te bepalen wat volgens hen het beste is voor hun kind voordat het de leerplichtige leeftijd bereikt. Er moet echter continuïteit bestaan tussen de zorg die gezinnen in de eerste maanden/jaren van het leven van een kind leveren en professioneel OOJK dat op de behoeften van het individuele kind is toegesneden zodra kinderen naar school gaan en de ouders weer aan het werk gaan of een opleiding gaan volgen.

5.4.

Voor oudere kinderen (15-18 jaar) moet worden gezorgd voor samenhang tussen de kindergarantie en de jongerengarantie, waarbij mogelijke overlappingen moeten worden onderkend en sprake moet zijn van een duidelijke toewijzing van budgetten, en waarbij in de nationale actieplannen aan de leeftijd aangepaste en onderscheidende maatregelen moeten worden ontwikkeld om kinderen en hun ouders te ondersteunen bij een soepele overgang tussen onderwijs en werk. In dit verband moeten kinderen zonder stereotypen worden voorgelicht over de arbeidswereld om hen voor te bereiden op het werkzame leven, en moeten zij (vooral meisjes) worden aangemoedigd om te kiezen voor een STEM-studie (wetenschap, technologie, engineering en wiskunde), en moeten jongens worden aangespoord om te kiezen voor zorg- en onderwijsberoepen.

5.5.

Ongelijke toegang tot gezondheidszorg is moreel verwerpelijk en in sociaal opzicht onrechtvaardig. Deze ongelijkheid is in strijd met het grondrecht van patiënten op de hoogst haalbare gezondheid, waaronder geestelijke gezondheid, en gaat niet alleen ten koste van mensen, maar is ook duur, vanuit het oogpunt van de economische houdbaarheid van de overheidsuitgaven. Naast de gezondheidsrisico’s heeft de COVID-19-pandemie ook geleid tot een afname van het emotionele en geestelijke welzijn van kinderen. Veel kinderen zijn angstig door de gebrekkige informatie en de onzekerheid over de huidige situatie of voelen zich eenzaam en kampen met zelfmoordgedachten. In deze situaties is het cruciaal om snel hoogwaardige medische bijstand en geestelijkegezondheidssteun te bieden.

5.6.

Gemiddeld leeft 5,4 % van de kinderen in de schoolgaande leeftijd (6-16 jaar) in Europa in een huishouden dat zich geen computer of internetverbinding kan veroorloven. De bestrijding van armoede onder kinderen en gezinnen in het kader van de kindergarantie moet ook gepaard gaan met het aanpakken van digitale deprivatie. De EU-SILC-indicator voor ernstige materiële deprivatie (13) moet ten minste één variabele inzake digitale deprivatie omvatten. Een kwart van alle Europeanen is niet in staat hun woning voldoende te verlichten, te verwarmen of te verkoelen, wat bijdraagt tot de dood van 100 000 mensen per jaar. Volgens het in het najaar van 2020 gepubliceerde verslag van het Europees Netwerk voor sociaal beleid worden niet alleen huishoudens met een laag inkomen, maar in een aanzienlijk aantal lidstaten ook een groot deel van de middeninkomenshuishoudens door energiearmoede getroffen. De levenskwaliteit en de levenskeuzes van kinderen, alsmede hun gezondheidstoestand, worden beïnvloed door hun toegang tot energie. Om tegelijkertijd voor sociale en ecologische rechtvaardigheid te zorgen, moet er in het kader van de kindergarantie aandacht worden besteed aan de energiearmoede van kinderen, in samenhang met de acties uit hoofde van beginsel 20 van de EPSR.

5.7.

Na de snelle goedkeuring van de aanbeveling van de Raad moeten de nationale actieplannen voor de kindergarantie de drieledige aanpak van de Aanbeveling 2013/112/EU van de Commissie (14) over investeren in kinderen volgen (toegang tot adequate middelen, toegang tot betaalbare hoogwaardige diensten en het recht van kinderen om te participeren) en worden ontwikkeld in overleg met kinderen en hun gezinnen en met maatschappelijke organisaties, waarbij de nationale, regionale en lokale maatschappelijke dialoog wordt versterkt. Organisaties (zowel overheids- als non-profitorganisaties) die ondersteunende diensten verlenen, moeten als stakeholders worden betrokken bij het proces van de kindergarantie, net als de sociale partners die op de dienstverleningsgebieden in kwestie werkzaam zijn, teneinde fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en toegang van kinderen tot diensten van de hoogste kwaliteit te garanderen.

5.8.

Het EESC is ingenomen met het voorstel voor nationale kindergarantiecoördinatoren die over voldoende middelen en bevoegdheden beschikken om op doeltreffende wijze de uitvoering van deze aanbeveling te coördineren en te monitoren. Een efficiënt systeem zal van essentieel belang zijn om intergouvernementele coördinatieregelingen (op nationaal en subnationaal niveau) op te zetten voor de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van het welzijn van kinderen en voor het terugdringen van kinderarmoede en sociale uitsluiting. Geïntegreerde nationale benaderingen moeten worden vertaald in geïntegreerde benaderingen op regionaal en lokaal niveau, en de synergieën daartussen moeten worden gewaarborgd met behulp van doeltreffende regelingen. Alle desbetreffende indicatoren moeten waar mogelijk op lokaal niveau worden uitgesplitst om een duidelijker beeld te krijgen van territoriale verschillen en om de uitvoering van de aanbeveling beter te plannen en te monitoren.

5.9.

De COVID-19-pandemie heeft de schijnwerpers gezet op reeds bestaande problemen en de onmiddellijke behoeften van vele kwetsbare gezinnen, die waarschijnlijk het zwaarst zullen worden getroffen door de langetermijngevolgen van de pandemie op economisch, onderwijs-, gezondheids- en welzijnsgebied. De tekortkomingen in en het gebrek aan coördinatie tussen de stelsels zijn nog groter geworden. De verslechterende economische en sociale omstandigheden hebben het risico van kinderverwaarlozing vergroot. De sluiting van onderwijsinstellingen heeft veel ouders en verzorgers voor grote problemen gesteld. Spijbelen leidde tot een hoger risico op schooluitval onder kinderen uit gemarginaliseerde groepen en resulteerde in grote problemen voor kinderen met een handicap, waaronder leermoeilijkheden. Het is van essentieel belang dat scholen ieder kind dezelfde mogelijkheden en zo nodig gerichte ondersteuning bieden.

5.10.

Gezinsdiensten kunnen gezinnen ook belangrijke ondersteuning bieden om met deze situatie om te gaan (15). In het kader van de ondersteuning van gezinnen bij hun fundamentele taken moeten lacunes met betrekking tot onderwijs, opleiding, sociale inclusie, ouderschapsvaardigheden, psychologisch welzijn, toegang tot diensten, werkgelegenheid en inkomen worden weggenomen en moet verder worden gekeken dan het sociaal beleid. Het EESC pleit daarom opnieuw voor een “Care Deal for Europe”om de kwaliteit van de diensten die gedurende het hele leven worden verleend, te verbeteren (16). De gezondheid en het welzijn van kinderen hangen af van een universeel 21e-eeuws gezinsbeleid, waarin kinderen gelijk worden behandeld, ongeacht de gezinssamenstelling.

5.11.

De sociale dialoog speelt een rol bij de ontwikkeling van praktische instrumenten om kinderopvang toegankelijker en betaalbaarder te maken, bijvoorbeeld door via collectieve overeenkomsten gemeenschappelijke fondsen in het leven te roepen ter ondersteuning van kinderopvangprojecten die voorzien in specifieke behoeften van werkende ouders in specifieke sectoren, zoals opvang voor zieke of gehandicapte kinderen en opvang buiten de normale openingsuren. Het is dan ook van groot belang om rekening te houden met de gezamenlijke verklaring van de sociale partners waarin erop wordt gewezen dat het tekort aan naschoolse opvang en vakantieopvang in Europa een belangrijke belemmering voor ouders met schoolgaande kinderen vormt om voltijds betaald werk te verrichten. Samenwerking tussen dagopvangvoorzieningen en instanties in de sociaal-culturele sfeer, zoals sportclubs, muziekscholen en culturele organisaties, is essentieel. Lichaamsbeweging en culturele vorming komen de lichamelijke, sociale, emotionele en culturele ontwikkeling van kinderen aanzienlijk ten goede.

Brussel, 7 juli 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  PB C 44 van 11.2.2011 blz. 34.

(2)  PB C 43 van 15.2.2012, blz. 34.

(3)  PB L 59 van 2.3.2013, blz. 5.

(4)  Resolutie van het Europees Parlement van 2015 over vermindering van de ongelijkheid, met bijzondere focus op kinderarmoede (PB C 366 van 27.10.2017, blz. 19), paragraaf 46.

(5)  Interinstitutionele afkondiging van de Europese pijler van sociale rechten.

(6)  Feasibility study for a child guarantee, final report.

(7)  Resolutie van het Europees Parlement van 2021 over de rechten van het kind in het licht van de EU-strategie voor de rechten van het kind.

(8)  Regionaal WHO-Bureau voor Europa, The rise and rise of interpersonal violence — an unintended impact of the COVID-19 response on families (2020).

(9)  Unicef, Supporting Families and Children Beyond COVID-19 — Social protection in high-income countries (2021).

(10)  Unicef, Children speak up about the rights and the future they want (2021).

(11)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 63.

(12)  Feasibility study for a child guarantee, final report.

(13)  Deze indicator wordt vervangen door een indicator voor ernstige materiële en sociale deprivatie (SMSD).

(14)  Aanbeveling 2013/112/EU van de Commissie van 20 februari 2013 — Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken (PB L 59 van 2.3.2013, blz. 5).

(15)  OECD Looking beyond COVID-19: Strengthening family support services across the OECD.

(16)  PB C 220 van 9.6.2021, blz. 13.


Top