Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016DC0182

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de invloed van genetische selectie op het welzijn van vleeskuikens

    COM/2016/0182 final

    Brussel, 7.4.2016

    COM(2016) 182 final

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    over de invloed van genetische selectie op het welzijn van vleeskuikens


    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    over de invloed van genetische selectie op het welzijn van vleeskuikens

    1.    ACHTERGROND    

    2.    DE VLEESKUIKENINDUSTRIE    

    2.1. Productie, handel en consumptie in de EU    

    2.2. Selectieve vermeerdering    

    3.    GENETISCHE SELECTIE EN DE INVLOED ERVAN OP HET WELZIJN VAN VLEESKUIKENS    

    3.1. Genetische selectie: erfelijkheid en selectiedruk    

    3.2. Gevolgen voor het dierenwelzijn    

    3.3. Dierenwelzijn en selectiedoelstellingen    

    4.    HUIDIGE SITUATIE    

    4.1. Beschikbare gegevens over selectieprogramma's    

    4.2. Genetische diversiteit    

    5.    CONCLUSIES    

    BIJLAGE I: PRODUCTIE VAN KIPPENVLEES IN DE EU 2010-2014 (in 1 000 ton)    

    BIJLAGE II: AANTAL VLEESKUIKENBEDRIJVEN IN EU-27 IN 2010    

    BIJLAGE III: PIRAMIDEVORMIGE KRUISSINGSSTRUCTUUR VOOR COMMERCIELE VLEESKUIKENS    

    BIJLAGE IV: EIGENSCHAPPEN IN LOPENDE VLEESKUIKENSELECTIEPROGRAMMA'S    

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    over de invloed van genetische selectie op het welzijn van vleeskuikens

    1.ACHTERGROND

    Artikel 6, lid 1, van Richtlijn (EG) nr. 2007/43/EG 1 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens bepaalt het volgende:

    "Op basis van een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dient de Commissie uiterlijk op 31 december 2010 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de invloed van genetische parameters op geconstateerde tekortkomingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen. Dat verslag kan, indien nodig, vergezeld gaan van passende wetgevingsvoorstellen."

    Dit verslag is het antwoord van de Commissie naar aanleiding van deze verplichting.

    Ter voorbereiding van dit verslag heeft de Commissie in 2010 de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) verzocht om een wetenschappelijk advies 2 , dat in 2012 is bijgewerkt 3 , en opdracht gegeven voor een economische studie 4 , die in 2013 is afgerond.

    Dit verslag betreft uitsluitend vleeskuikens die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2007/43/EG 5 vallen.

    De onverwachte extra tijd die nodig was om uitgebreide wetenschappelijke en economische gegevens te verkrijgen, verklaart de vertraging bij de vaststelling van dit verslag.

    2.DE VLEESKUIKENINDUSTRIE

    2.1. Productie, handel en consumptie in de EU

    In 2014 bereikte de Europese kippenvleesproductie (kippen voor de vleesproductie worden "vleeskuikens" genoemd) 10,5 miljoen ton 6 , wat overeenkomt met ongeveer 6,5 miljard vogels en ongeveer 12 % van de wereldproductie 7 .

    Driekwart van de EU-productie is geconcentreerd in zeven lidstaten: Polen, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje, Italië en Nederland (zie bijlage I).

    In 2010 waren er meer dan 2,2 miljoen vleeskuikenbedrijven in de EU-27. Er waren evenwel slechts 20 000 bedrijven met meer dan 5 000 vleeskuikens (zie bijlage II).

    In 2014 bedroeg de zelfvoorzieningsgraad 8 in de EU 103,9 %. De handel binnen de EU is hoofdzakelijk gebaseerd op vers kippenvlees. Nederland domineert de kippenvleeshandel binnen de EU (ongeveer 30 % van het totale grensoverschrijdende verkeer binnen de EU), gevolgd door Frankrijk, Duitsland en Polen.

    In de EU zijn Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk de belangrijkste afnemers van kippenvlees. Deze vier landen zijn ook goed voor 62 % van alle invoer van kippenvlees in de EU, hoofdzakelijk bevroren natuurlijk borstvlees uit Brazilië of bevroren gekookt borstvlees uit Thailand.

    Met een gemiddelde consumptie per capita van 26,8 kg per jaar in 2014 is kippenvlees het op een na meest geconsumeerde vlees in de EU (circa 30 % van de totale vleesconsumptie, na varkensvlees 9 ). De consumptie van kip blijft groeien in bijna alle lidstaten.

    2.2. Selectieve vermeerdering

    Het productiesysteem voor kippenvlees is uiterst geavanceerd en begint al vóór de kip is geboren. Vleeskuikens zijn het resultaat van complexe genetische combinaties die verscheidene generaties van te voren worden verricht.

    Via genetische selectie worden de vogels geïdentificeerd die het meest geschikt zijn om de ouders van de volgende generatie te worden. Op deze manier worden de eigenschappen bepaald waarop een specifieke lijn wordt geselecteerd om aan de vraag van de markt te voldoen.

    De vleeskuikenproductie is het resultaat van een kruising in vier fasen (zie bijlage III). Het uitgangspunt in dit piramidevormige productieproces is de genetische selectie van een aantal zuivere lijnen (ook wel stamboek genoemd) door het vermeerderingsbedrijf. Vogels van geselecteerde zuivere lijnen worden onderling gekruist en op een hoog niveau van bioveiligheid met een specifieke pathogenenvrije status gehouden. Tevens worden ze geografisch verspreid ter voorkoming van contaminatie, die zou kunnen leiden tot aanzienlijke economische en genetische verliezen.

    Raszuivere vogels die zullen bijdragen aan de volgende generatie worden na hun selectie aan het vermeerderingsproces toegewezen. Dit proces omvat drie stappen: ten eerste op het niveau van de overgrootouders, ten tweede op het niveau van de grootouders en ten derde op het niveau van de ouders die de eendagskuikens produceren die commerciële vleeskuikens zullen worden.

    Tot op heden domineren enkele ondernemingen de wereldmarkt voor vermeerderingsdieren voor vleeskuikens. Deze ondernemingen hebben geen nadere gegevens betreffende vermeerderingslocaties of vogels bekendgemaakt aan de Commissie, met name omdat zij deze informatie als commercieel gevoelig beschouwen.

    2.3. Modellen van kippenproductie in de EU

    De kippenindustrie in de EU bestaat hoofdzakelijk uit twee organisatorische modellen, namelijk verticaal geïntegreerde productie en onafhankelijke schakels van de productieketen.

    Via het verticaal geïntegreerde model worden meerdere of alle schakels in de productie (vermeerdering, broederij, huisvesting, voederfabriek, verwerkingsfabriek) door het integrerende bedrijf beheerd. De integrator levert de eendagskuikens, diervoeder en soms huisvesting en is altijd de eigenaar van de vogels. De houders krijgen een vast tarief voor hun arbeid en variabele kosten. Dit systeem wordt gebruikt in het Verenigd Koninkrijk, Italië, Frankrijk en Spanje.

    In het tweede model, dat van onafhankelijke schakels, werkt elke schakel via een open markt en is elke schakel verantwoordelijk voor haar eigen risico's. De houder is de eigenaar van de vogels en ondervindt meer rechtstreeks de gevolgen van de schommelingen van de prijs van diervoeder en de vraag naar vlees van pluimvee. Dit systeem wordt gebruikt in Nederland en België, terwijl in Duitsland beide modellen bestaan.

    Het grootste deel van de genetische selectie is gericht op de behoefte aan snelgroeiende vogels, wat het voornaamste productiesysteem in de EU is.

    Hiertoe gebruikt de Europese vleeskuikenindustrie snelgroeiende vleeskuikens. Deze vleeskuikens bereiken het levend streefgewicht van 2 à 2,5 kg in ongeveer 35 à 45 dagen. Er zijn echter verschillen afhankelijk van het land, de streek of het marktsegment waaraan moet worden geleverd. De algemene trend in Europa is het houden van vleeskuikens die zijn geselecteerd op snelle groei in gesloten en gecontroleerde huisvesting, met strooisel en geautomatiseerde systemen voor de voorziening van voeder en water.

    Een deel van de productie, en dus van de genetische selectie, is echter ook bedoeld voor langzaamgroeiende vogels.

    In veel EU-landen is er de laatste jaren steeds meer belangstelling voor langzaamgroeiende vleeskuikens (tussen 70 en 81 dagen). Deze vleeskuikens worden gebruikt in de biologische en vrije-uitloopproductie, met een lage dichtheid en een permanente toegang tot de openlucht. Deskundigen uit de industrie zijn echter van mening dat langzaamgroeiende vleeskuikens een nichemarkt zullen blijven. Daarnaast bestaat er een productie van gecertificeerde vleeskuikens, met onder andere langzaamgroeiende vleeskuikens die binnenshuis worden gehouden totdat zij 56 dagen oud zijn, als een intermediaire productie tussen de gewone vleeskuikens en de biologische productie. Er zijn geen statistieken over het exacte aantal alternatieve vleeskuikens (langzaamgroeiende of gecertificeerde vleeskuikens) in de EU; deskundigen uit de industrie schatten echter dat het marktaandeel tussen 5 en 10 % van de totale productie ligt 10 .

    3.GENETISCHE SELECTIE EN DE INVLOED ERVAN OP HET WELZIJN VAN VLEESKUIKENS

    De genetische selectie van vleeskuikens is in de afgelopen vijftig jaar aanzienlijk veranderd. Met name de groeisnelheid van commerciële vleeskuikens is sterk toegenomen. De standaard vleeskuikens bereiken nu een lichaamsgewicht van 1,5 kg in minder dan dertig dagen, terwijl dit in de jaren vijftig van de vorige eeuw 120 dagen duurde. Aanvankelijk werden met selectie hogere groeisnelheden en vleesopbrengsten beoogd. Om ongewenste gevolgen van eenzijdige productieselectie te voorkomen, wordt er de afgelopen jaren ook geselecteerd op vatbaarheid voor bepaalde ziekten en welzijnseigenschappen.

    De meeste welzijnsproblemen bij vleeskuikens zijn het resultaat van meerdere factoren, zoals milieufactoren, beheerfactoren en genetische factoren. Wetenschappelijke adviezen erkennen echter dat sommige welzijnsproblemen hoofdzakelijk verband houden met genetische factoren en dat andere voornamelijk verband houden met milieu- en beheerfactoren zoals de bezettingsdichtheid, de kwaliteit van het strooisel, de verlichting en een kale omgeving.

    3.1. Genetische selectie: erfelijkheid en selectiedruk

    Vermeerderingsprogramma's worden georganiseerd om commerciële koppels te voorzien van eendagskuikens in het kader van een vermeerderingspiramide (zie punt 2.2). De vermeerderingspiramide bevordert het kruisen tussen genetisch te onderscheiden lijnen om in het genetische programma opgenomen genetische eigenschappen te selecteren. De respons op één generatie van selectie hangt af van de erfelijkheid 11 van de eigenschap en de toegepaste selectiedruk (het aandeel van de vogels met een bepaalde eigenschap die als de ouders van de volgende generatie worden gebruikt). Bovendien garandeert de vooruitgang die is geboekt met genetische selectie in stamboekkoppels niet dat een gelijkaardige verandering wordt waargenomen in commerciële vleeskuikens, omdat de omgevingen waarin vleeskuikens commercieel worden gehouden niet dezelfde zijn als die van de ouderdieren 12 .

    Er zijn aanzienlijke problemen bij het verkrijgen van gegevens over de erfelijkheid van de geselecteerde eigenschap, enerzijds omdat honderden vogels nodig zijn om betrouwbare gegevens te verkrijgen en anderzijds omdat de tijd die nodig is voordat een genetische wijziging in commerciële koppels verschijnt, nooit minder dan vier jaar bedraagt (zie bijlage III).

    Bij de selectie van verschillende eigenschappen tegelijkertijd is de respons op selectie per eigenschap minder dan als deze de enige geselecteerde eigenschap zou zijn, waardoor de selectiedruk lager is. Bijvoorbeeld, als selectieprogramma A groeisnelheid en ziekteresistentie omvat en selectieprogramma B uitsluitend groeisnelheid omvat, dan is de respons op selectie voor groeisnelheid in programma A langzamer dan in programma B.

    In het verleden waren de productie-eigenschappen de enige criteria in de vermeerderings- en selectieprogramma's. Aangezien de kostprijs van diervoeder de belangrijkste factor is die de economische aspecten van kippenvleesproductie beïnvloedt, was de voederomzettingsefficiëntie 13 het belangrijkste selectiecriterium. In de afgelopen jaren is dit echter veranderd en wordt een steeds grotere nadruk gelegd op niet aan productie gerelateerde eigenschappen, zoals botkwaliteit, cardiovasculaire efficiëntie en ascitesresistentie (zie bijlage IV).

    De wijze waarop deze eigenschappen worden opgenomen in genetischeselectieprogramma's is commercieel gevoelige informatie en wordt door de vermeerderingsbedrijven niet onthuld. Daarom is niet bekend wat de precieze selectiedruk op productie-eigenschappen en niet aan productie gerelateerde eigenschappen is.

    3.2. Gevolgen voor het dierenwelzijn

    In de afgelopen decennia zijn door middel van genetische selectie veel verschillende metabole en gedragseigenschappen gemodificeerd in vleeskuikens, wat heeft geleid tot diverse vraagstukken inzake dierenwelzijn, zoals hieronder wordt beschreven:

    Poten en voortbeweging

    Problemen met de poten die invloed hebben op het voortbewegingssysteem, zoals botmisvorming en kreupelheid, zijn een belangrijke oorzaak van ontoereikend welzijn van vleeskuikens en kunnen een genetische component hebben. De EFSA heeft erop gewezen dat ongeveer 30 % van de commerciële, intensief gehouden vleeskuikens een pootafwijking had. Deze biochemische beperkingen zijn een aannemelijk gevolg van morfologische veranderingen zoals de snelle groei van de borstspieren, waardoor het zwaartepunt naar voren wordt verplaatst, en de relatief korte poten ten opzichte van het lichaamsgewicht van de vogels.

    Uit dat wetenschappelijk advies blijkt dat de botten van rassen die op snelle groei zijn geselecteerd poreuzer en minder gemineraliseerd zijn dan die van een langzamer groeiend controleras. Verder is uit onderzoek gebleken dat langzaamgroeiende vleeskuikens die tot 56 dagen werden gehouden aanzienlijk betere loopvaardigheden hadden dan andere kuikens die tot 42 dagen werden gehouden.

    Vogels die lijden aan ernstige voortbewegingsafwijkingen hebben problemen bij het lopen en passen hun voedingsactiviteit vaak aan, d.w.z. dat zij meer tijd liggend doorbrengen als gevolg van pijn bij het bewegen en dat zij daardoor vaker aan contactdermatitis lijden (zie hieronder).

    Ascites en plotselinge dood (SDS)

    Ascites is de accumulatie van vloeistof in de buikholte en is een metabole aandoening als gevolg van dilatatie en hypertrofie van het hart die leidt tot hartstilstand en veranderingen in de leverfunctie. Plotselinge dood is de meest voorkomende oorzaak van overlijden bij koppels van vleeskuikens en treft vooral snelgroeiende mannelijke dieren 14 . Over het algemeen wordt aangenomen dat de belangrijkste oorzaak van beide een ontoereikende zuurstofvoorziening is of een te hoog zuurstofverbruik. Andere factoren zoals voeding, luchtkwaliteit of verlichting kunnen ook invloed hebben op de incidentie van ascites en plotselinge dood.

    Uit verschillende door de EFSA geciteerde studies is gebleken dat de gevoeligheid voor ascites een erfelijkheidsachtergrond heeft. Snelle groei bereikt door genetische selectie verhoogt het risico op deze twee ziekten door het toegenomen zuurstofverbruik, dat het cardiopulmonaire systeem onder druk zet. Diverse studies concludeerden dat er sprake is van een hoger percentage van sterfte veroorzaakt door ascites bij snelgroeiende vleeskuikens (die worden geslacht wanneer ze 42 dagen oud zijn) dan bij langzaamgroeiende vleeskuikens (die worden geslacht wanneer ze 56 dagen oud zijn).

    Contactdermatitis

    Huidaandoeningen zoals contactdermatitis (beschadigingen van borst, hakken en poten kunnen zich tot zweren ontwikkelen en besmet raken) houden voornamelijk verband met beheerpraktijken, omdat nat strooisel en de samenstelling van voeder (in mindere mate) de belangrijkste factoren leken te zijn voor de preventie ervan 15 . Uit diverse studies is echter gebleken dat contactdermatitis in lichte mate erfelijk is, zodat genetische selectie dit grote welzijnsprobleem zou kunnen verminderen.

    3.3. Dierenwelzijn en selectiedoelstellingen

    Vanuit genetisch oogpunt is het wenselijke resultaat van selectie een vogel die de eigenschappen in verband met productie, voortplanting, gezondheid en welzijn doeltreffend combineert. De inschatting van genetische correlaties tussen de productie- en welzijnseigenschappen die als selectiecriteria in vermeerderingsprogramma's worden gebruikt, kan helpen voorspellen hoe directe selectie andere eigenschappen zou beïnvloeden.

    Er kan sprake zijn van een lage of hoge correlatie tussen sommige gezondheids- en welzijnseigenschappen enerzijds en productie-eigenschappen anderzijds. Wanneer de correlatie tussen twee eigenschappen hoog is, betekent dit dat genetische selectie niet afzonderlijk kan worden gedaan. Wanneer productie-eigenschappen een hoge negatieve correlatie met gezondheids- en welzijnseigenschappen hebben, betekent dit dat een verbetering in een productie-eigenschap (zoals groei) de andere eigenschappen (zoals ascites) negatief beïnvloedt. Dit vormt een uitdaging die kan worden aangepakt in een evenwichtig vermeerderingsprogramma met behulp van passende selectie-indexen.

    In het ideale geval combineren vermeerderingsprogramma's eigenschappen in een selectie-index die rekening houdt met de impact op de verschillende eigenschappen van de vogels.

    Met betrekking tot de hierboven beschreven belangrijkste effecten op het dierenwelzijn hebben de door de EFSA geciteerde wetenschappelijke studies aangetoond dat:

    de genetische correlaties tussen eigenschappen zoals specifieke skeletproblemen en groei een genetische verbetering in pootgezondheid mogelijk zouden moeten maken, in combinatie met een voortdurende, zij het matigere, verbetering van de groei;

    het mogelijk is om een ascites-resistente lijn te ontwikkelen, aangezien blijkt dat slechts enkele genen verantwoordelijk zijn voor vatbaarheid voor ascites en die genen een hoge erfelijkheid hebben. Plotselinge dood heeft een correlatie met ascites;

    er een lage genetische correlatie bestaat tussen contactdermatitis (voetzool en brandhakken) en lichaamsgewicht, wat suggereert dat selectie tegen vatbaarheid voor voetzooldermatitis mogelijk moet zijn zonder nadelige gevolgen voor het gewicht.

    Tegen deze achtergrond zijn er al positieve signalen over verbeterde integratie van dierenwelzijnskwesties in de selectieprocedure van vermeerderingsprogramma's. Uit recente onderzoeken van commerciële koppels blijkt bijvoorbeeld een daling van gevallen van pootproblemen en ascites in de afgelopen tien jaar. Volgens de gegevens van de bedrijfstak zijn deze resultaten te danken aan het feit dat gezondheids- en welzijnskenmerken in de selectieprogramma's worden geïntegreerd.

    4.HUIDIGE SITUATIE

    4.1. Beschikbare gegevens over selectieprogramma's

    Nieuwe technieken op basis van genetische markers kunnen bij de genetische selectie helpen om vogels met wenselijke genen te identificeren. De genetische selectie in vermeerderingsprogramma's heeft bijgedragen aan een concurrerende vleeskuikenproductie in de EU. Het niveau van genetische verbeteringen of van individuele eigenschappen kan in dit verslag echter niet worden gekwantificeerd vanwege het gebrek aan toegang tot de vertrouwelijke gegevens van de vermeerderingsbedrijven.

    Bovendien zijn deze selectieprocedures in hoofdzaak gebaseerd op koppels die worden gecontroleerd door vermeerderingsbedrijven. Slechts enkele vermeerderingsbedrijven in de wereld leveren vleeskuikenouderdieren en vleeskuikens 16 . Producenten hebben slechts beperkte toegang tot gedetailleerde informatie over de selectiecriteria in het vermeerderingsprogramma.

    Bovendien biedt de marktdruk de vermeerderingsbedrijven momenteel doorgaans onvoldoende motivering om welzijnseigenschappen zwaarder te laten wegen in hun vermeerderingsprogramma's.

    De concurrentie op de markt voor kippenvlees is voornamelijk gericht op het verlagen van prijzen. Diervoeder vertegenwoordigt ongeveer 65 % van de productiekosten, waardoor de genetische selectie vooral is gericht op snelle groei om kosten te verlagen. Een lagere voederomzettingsefficiëntie in vleeskuikens geselecteerd voor welzijnseigenschappen verhoogt de productiekosten.

    4.2. Genetische diversiteit

    Selectieprogramma's zijn een nuttig instrument voor het verbeteren van bepaalde productie-eigenschappen in commerciële lijnen. Zij hebben evenwel geleid tot een verlies aan genetische diversiteit dat leidt tot de mogelijke onvrijwillige eliminatie van genetische eigenschappen die in de toekomst nuttig kunnen zijn als de productieomstandigheden veranderen (resistentie tegen nieuwe ziekten, nieuwe klimaatomstandigheden enz.).

    Dit is de reden waarom het Communautaire actieprogramma inzake de instandhouding, karakterisering, verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw de genetische diversiteit bevordert. In dit verband heeft de Commissie het project Globaldiv 17 gefinancierd, met als belangrijkste doelstelling het samenbrengen van internationale deskundigen op verschillende gebieden in verband met de karakterisering van de genetische hulpbronnen van landbouwhuisdieren om de belangrijkste factoren voor verlies aan biodiversiteit en strategieën voor instandhouding te bepalen.

    5.CONCLUSIES

    Vermeerderingsbedrijven houden in hun selectieprogramma's steeds meer rekening met eigenschappen in verband met de gezondheid en het welzijn van vogels.

    De huidige wetgeving voorziet in een bewakingssysteem voor de indicatoren voor dierenwelzijn 18 in commerciële omstandigheden die verder zouden kunnen worden geëxploiteerd in het kader van genetische selectie.

    Consumenten hebben in toenemende mate belangstelling voor vleeskuikens geselecteerd op welzijnseigenschappen die zijn geproduceerd tegen hogere kosten.

    De aanwezigheid van informatie over het dierenwelzijn op verschillende niveaus en informatie afgestemd op elk type publiek (zoals scholen en de media) kunnen bijdragen aan een grotere vraag naar diervriendelijke producten.

    Op dit ogenblik wordt een wetgevingsvoorstel niet noodzakelijk geacht. De Europese Commissie is bereid in overeenstemming met haar mandaat inzake dierenwelzijn en door middel van de bestaande instrumenten verbeteringen op dit gebied te bevorderen.

    BIJLAGE I: PRODUCTIE VAN KIPPENVLEES IN DE EU 2010-2014 (in 1 000 ton)

     

    2010

    2011

    2012

    2013

    2014

    België

    497,117

    487,05

    401,747

    379,33

    425,01

    Bulgarije

    72,763

    73,428

    74,482

    69,81

    71,53

    Tsjechië

    182,723

    166,636

    148,986

    143,85

    143,87

    Denemarken

    184

    185,7

    153,9

    159,3

    142,8

    Duitsland

    802,781

    853,525

    864

    911

    969

    Estland

    11,244

    11,244

    11,244

    11,244

    11,244

    Ierland

    108,554

    108,554

    108,554

    108,554

    108,554

    Griekenland

    175,898

    173,05

    179,999

    177,73

    187,86

    Spanje

    1 115,86

    1 111,91

    1 128,37

    1 133,70

    1 236,83

    Frankrijk

    1 037,00

    1 060,00

    1 044,00

    1 078,00

    1 047,00

    Kroatië

    48,5

    50

    48,8

    49,8

    Italië

    864 969

    894 744

    922 353

    902,74

    919,55

    Cyprus

    27,473

    27,22

    25,148

    21,83

    21,48

    Letland

    23,394

    22,807

    24,491

    26,71

    28,56

    Litouwen

    63,994

    67,943

    73,773

    82,94

    86,69

    Luxemburg

    0

    0

    0

    0

    0

    Hongarije

    208,275

    219,828

    240,09

    235,59

    261,26

    Malta

    4,398

    4,155

    4,252

    4,13

    3,94

    Nederland

    781,454

    840,922

    888,521

    920,8

    956,12

    Oostenrijk

    96,562

    95,063

    92,681

    94,94

    97,27

    Polen

    1 000,29

    1 046,25

    1 270,70

    1 365,61

    1 477,09

    Portugal

    248,848

    245,633

    244,311

    245,4

    248,9

    Roemenië

    298,386

    298,386

    298,386

    301,877

    301,877

    Slovenië

    54,626

    52,903

    53,957

    52,81

    55,64

    Slowakije

    71,315

    71,315

    71,315

    69,739

    69,739

    Finland

    86,544

    92,493

    98,183

    102,33

    104,55

    Zweden

    111,993

    111,528

    109,671

    117,42

    126,12

    Verenigd Koninkrijk

    1 379,37

    1 357,00

    1 378,97

    1 442,55

    1 437,64

    EU

    9 509,83

    9 727,78

    9 962,09

    10 208,73

    10 589,92

    BIJLAGE II: AANTAL VLEESKUIKENBEDRIJVEN IN EU-27 IN 2010

    Land

    > 1 vleeskuiken

    > 5 000 vleeskuikens

    % van het totaal in de EU-27

    (> 5 000 vleeskuikens)

    België

    930

    620

    3,2

    Bulgarije

    19 470

    140

    0,7

    Tsjechië

    280

    130

    0,7

    Denemarken

    280

    170

    0,9

    Duitsland

    4 540

    1 040

    5,3

    Estland

    120

    0

    0,0

    Ierland

    550

    170

    0,9

    Griekenland

    102 280

    630

    3,2

    Spanje

    36 570

    3 360

    17,1

    Frankrijk

    41 710

    5 780

    29,4

    Italië

    13 200

    1 550

    7,9

    Cyprus

    2 570

    40

    0,2

    Letland

    480

    0

    0,0

    Litouwen

    13 190

    10

    0,1

    Luxemburg

    40

    Zie BE

    0,0

    Hongarije

    18 760

    250

    1,3

    Malta

    160

    40

    0,2

    Nederland

    640

    620

    3,2

    Oostenrijk

    1 190

    300

    1,5

    Polen

    337 540

    2 330

    11,8

    Portugal

    105 010

    750

    3,8

    Roemenië

    1 532 550

    300

    1,5

    Slovenië

    2 910

    170

    0,9

    Slowakije

    470

    60

    0,3

    Finland

    100

    100

    0,5

    Zweden

    180

    80

    0,4

    Verenigd Koninkrijk

    1 740

    1 040

    5,3

    EU-27

    2 237 460

    19 680

    100,0

    Bron: Eurostat (2010)

    BIJLAGE III: PIRAMIDEVORMIGE KRUISSINGSSTRUCTUUR VOOR COMMERCIELE VLEESKUIKENS

    BIJLAGE IV: EIGENSCHAPPEN IN LOPENDE VLEESKUIKENSELECTIEPROGRAMMA'S

    Gebieden voor selectie

    Hoofdcategorieën van eigenschappen (kunnen meerdere eigenschappen omvatten)

    Gezondheid en welzijn

    Immuunrespons, integriteit van het skelet, conditie van hart en longen, leefbaarheid/overleving/lage sterfte, gevederte, afwezigheid van borstlesies

    Voortplanting

    Uitkomstpercentage, aantal eieren, vruchtbaarheid, leeftijd bij geslachtsrijpheid

    Productie

    Voederconversie, groeiprofiel, vleeskwaliteit, opbrengst borstvlees, gewicht, lager vetgehalte

    (1)

       PB L 182 van 12.7.2007, blz. 19.

    (2)

       EFSA-panel voor diergezondheid en dierenwelzijn (AHAW): Scientific Opinion on the influence of genetic parameters on the welfare and the resistance to stress of commercial broilers. EFSA Journal 2010; 8 (7):1666. [82 pp.]. doi:10.2903/j.efsa.2010.1666. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

    (3)

       de Jong I, Berg C., Butterworth A., Estevéz I.: Scientific report updating the EFSA opinions on the welfare of broilers and broiler breeders. Supporting Publications 2012:EN-295. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/publications

    (4)

       Study of the impact of genetic selection on the welfare of chickens bred and kept for meat production (januari 2013): http://ec.europa.eu/food/animals/docs/aw_practice_farm_broilers_653020_final-report_en.pdf

    (5)

       Zie Artikel 1, lid 1, onder b), en de eerste alinea van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2007/43/EG.

    (6)

       Bron: Eurostat.

    (7)

       http://www.avec-poultry.eu/system/files/archive/new-structure/avec/Communication/Study%20final%20version.pdf

    (8)

       De zelfvoorzieningsgraad geeft uitdrukking aan de omvang van de EU-productie ten aanzien van binnenlands gebruik (zelfvoorzieningsgraad = productie/(productie + invoer - uitvoer)).

    (9)

       http://ec.europa.eu/agriculture/external-studies/2013/origin-labelling/fulltext_en.pdf

    (10)

        http://www.avec-poultry.eu/system/files/archive/new-structure/avec/Communication/Study%20final%20version.pdf

    (11)

       Erfelijkheid weerspiegelt het aandeel van verschillen tussen individuen die het gevolg zijn van de genetische opmaak. In de erfelijkheidsleer worden de respectievelijke bijdragen geanalyseerd van verschillen in genetische en niet-genetische factoren aan de totale waarneembare variantie in een populatie. Zo zijn sommige mensen in een bevolking bijvoorbeeld langer dan anderen; bij het bestuderen van de erfelijkheid wordt getracht te bepalen wat de rol van de genetische opmaak is in de langere bevolking.

    (12)

       Study of the impact of genetic selection on the welfare of chickens bred and kept for meat production  (januari 2013): http://ec.europa.eu/food/animals/docs/aw_practice_farm_broilers_653020_final-report_en.pdf

    (13)

       Voederconversie: hoeveelheid verbruikt voeder om het lichaamsgewicht met een kg te verhogen.

    (14)

       Maxwell en Robertson (1997; 1998) concludeerden dat wereldwijd 4,7 % van de vleeskuikens werd getroffen.

    (15)

       De prevalentie van contactdermatitis varieert en de resultaten verschillen naar gelang van de leeftijd van de vogels op het tijdstip van beoordeling.

    (16)

       Ongeveer 60-70 % van het vermeerderen van vleeskuikens wordt uitgevoerd door Europese bedrijven en de toenemende vraag naar hun producten komt vooral uit ontwikkelende landen (China, Brazilië, India).

    (17)

       http://ec.europa.eu/agriculture/genetic-resources/actions/f-067/067-executive-summary_en.pdf

    (18)

       Zie artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2007/43/EG van de Raad.

    Top