This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0837
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Free movement of EU citizens and their families: Five actions to make a difference
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het recht van vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden: vijf stappen die een verschil maken
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het recht van vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden: vijf stappen die een verschil maken
/* COM/2013/0837 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het recht van vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden: vijf stappen die een verschil maken /* COM/2013/0837 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Het recht van vrij verkeer van EU-burgers en
hun gezinsleden: vijf stappen die een verschil maken 1. Vrij verkeer binnen de EU 1.1. Een grondrecht van EU-burgers Het recht van EU-burgers om zich vrij naar een
EU-land te begeven en er te wonen, samen met hun gezinsleden, is een van de
vier fundamentele vrijheden die zijn vastgelegd in EU-wetgeving, en een
hoeksteen van de EU-integratie. EU-werknemers hebben deze vrijheid al sinds de
jaren 1960[1].
Twintig jaar geleden werd in het Verdrag van Maastricht het recht van vrij
verkeer erkend voor alle EU-burgers, ongeacht of zij economisch actief waren. Sindsdien is het recht van vrij verkeer voor andere doeleinden dan
werk, bijvoorbeeld na pensionering, voor studie of om samen met gezinsleden te
reizen, een wezenlijk aspect van het EU-burgerschap geworden[2]. In 2004 werden de wetgeving en de
jurisprudentie inzake de voorwaarden en beperkingen van het verblijfsrecht
gecodificeerd. In 2009 informeerde de Commissie de lidstaten over de juiste
toepassing van de regels; sindsdien voert zij een streng handhavingsbeleid
waardoor bijna 90 % van de problemen in verband met de omzetting werden
opgelost. Nu ligt de nadruk op de toepassing in de praktijk. Alle EU-burgers hebben het recht op vrij
verkeer. Burgers van een lidstaat krijgen het recht op vrij verkeer als
rechtstreeks gevolg van de toetreding van dat land tot de EU. Dergelijke
beslissingen worden unaniem door de lidstaten genomen. Het vrije verkeer van werknemers is een
onderdeel van de interne markt en heeft positieve gevolgen voor de economie en
de arbeidsmarkten. Dankzij de vier fundamentele vrijheden, die onlosmakelijk
met elkaar verbonden zijn, kunnen middelen binnen de EU efficiënter worden
toegewezen. Het vrije verkeer van EU-burgers is een stimulans voor economische
groei: mensen krijgen de kans te reizen, te studeren en te werken buiten de
landsgrenzen, en werkgevers kunnen putten uit een grotere pool aan talent. In
het licht van de aanzienlijke ongelijkheden tussen de Europese arbeidsmarkten
en de gestage krimp van de beroepsbevolking draagt arbeidsmobiliteit bij tot de
oplossing van het probleem van slecht op elkaar afgestemde vaardigheden en
banen. In de EU-15 wordt geraamd dat het bbp op lange
termijn is gestegen met bijna 1 % dankzij de mobiliteit na de uitbreiding
(2004-2009)[3]. Voor
EU-burgers hangt het recht op vrij verkeer het nauwst samen met het
EU-burgerschap[4].
Voor 56 % van de Europese burgers is dit de meest positieve
verwezenlijking van de EU[5].
Bovendien is 67 % van de EU-burgers van mening dat het vrije verkeer
economische voordelen oplevert voor hun land[6]. Vrij verkeer heeft voordelen voor de
Europeanen en voor de hele economie van de EU, maar stelt tegelijkertijd de
lokale gemeenschappen op de proef door de nieuwe instroom. De economische
crisis heeft in sommige lidstaten het debat aangewakkerd over de gevolgen van
het vrije verkeer voor de nationale sociale zekerheid en de druk op lokale
diensten. Alle lidstaten hebben meermaals bevestigd het
vrije verkeer te steunen en erkennen de wederzijdse voordelen ervan, onder meer
nog tijdens de recente bespreking door de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
van 8 oktober 2013. Deze mededeling is bedoeld om de rechten en
plichten van EU-burgers te verduidelijken, evenals de voorwaarden en
beperkingen binnen de EU-wetgeving, en is een antwoord op de vragen die een
aantal lidstaten heeft. Zij bevat vijf stappen om de lidstaten en hun lokale
overheden te helpen de EU-wetgeving en haar instrumenten volledig toe te
passen, met inbegrip van het volledige gebruik van de middelen uit de
structuur- en investeringsfondsen van de EU. 1.2. Wie zijn de mobiele
EU-burgers? Eind 2012 woonden 14,1 miljoen EU-burgers in
een andere lidstaat (2,8 % van de totale bevolking). Het aandeel
niet-EU-ingezetenen ligt hoger (4,0 %). Eind 2004 bedroeg het aandeel
mobiele burgers ongeveer 1,6 % van de totale bevolking, vier jaar later
was dit gestegen tot 2,4 % (eind 2008) en vervolgens steeg het langzamer
(tot 2,8 % eind 2012[7]),
zowel door de economische recessie als door de gestage afname van de
mobiliteitspotentieel vanuit centrale en oostelijke lidstaten[8]. EU-burgers maken het vaakst gebruik van het
vrije verkeer om werkgerelateerde redenen[9],
en in tweede instantie ook om familiale redenen[10]. Van alle EU-burgers
die in 2012 in een ander EU-land verbleven (“mobiele EU-burgers”) was ruim
driekwart (78 %) van arbeidsgeschikte leeftijd (15-64 jaar), tegenover ongeveer
66 % van de eigen onderdanen. De arbeidsparticipatie van mobiele
EU-burgers (67,7 %) lag hoger dan die van eigen onderdanen (64,6 %). Mobiele EU-burgers zonder baan[11] vertegenwoordigen
slechts een klein deel van het totale aantal mobiele EU-burgers[12]; bovendien had 64 %
van hen eerder wel gewerkt in hun huidige land van verblijf[13]. 79 % leeft in
een huishouden met ten minste één werkend gezinslid[14]. Het algemene
percentage inactieven onder mobiele EU-burgers daalde in de periode van 2005 tot
2012[15]. 1.3. De invloed van mobiele
EU-burgers op de sociale zekerheid van de gastlidstaten Mobiele EU-burgers zijn gemiddeld vaker
economisch actief dan de eigen onderdanen van een gastland[16]. Zij helpen de
economie van het gastland omdat zij helpen bij het wegwerken van tekorten aan
specifieke vaardigheden en knelpunten op de arbeidsmarkt.[17] In de meeste lidstaten
dragen de mobiele EU-burgers bij aan de sociale zekerheid van het gastland: zij
betalen meer belastingen en sociale bijdragen dan zij ontvangen. Mobiele EU-burgers
dragen meestal ook bij aan de kosten van openbare diensten waarvan zij
gebruikmaken in het gastland[18].Zij
zullen dus niet vaak een last vormen voor de sociale zekerheid van een
gastland. Recente onafhankelijke studies[19]
bevestigen dit. Volgens recente cijfers die de lidstaten aan de Commissie hebben
verstrekt, maken EU-burgers niet vaker gebruik van een uitkering dan de
onderdanen van het gastland zelf[20],[21]. Uit de EU-enquête naar het inkomen en de
levensomstandigheden blijkt ook dat de waarschijnlijkheid dat mobiele EU-burgers
een sociale uitkering ontvangen, in de meeste landen even groot is als of
kleiner dan voor de eigen onderdanen het geval is. Gezien hun leeftijd en werksituatie zullen
mobiele EU-burgers, als zij een sociale uitkering krijgen, vaker een
werkloosheidsuitkering, huursubsidie of gezinsgerelateerde uitkering krijgen
dan een ouderdomspensioen of een ziekte- of invaliditeitsuitkering. Zij maken
slechts een zeer klein deel uit van de uitkeringsgerechtigden, net zoals zij
een vrij klein deel uitmaken van de totale bevolking in de meeste lidstaten. Bovendien blijkt uit de gegevens dat mobiele
EU-burgers een zeer klein aandeel vertegenwoordigen van de begunstigden van
niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties – uitkeringen die
kenmerken van zowel sociale zekerheid als sociale bijstand hebben: minder dan 1 %
van alle begunstigden (die EU-burgers zijn) in zes landen (Bulgarije, Estland,
Griekenland, Malta, Oostenrijk en Portugal); tussen 1 % en 5 % in
vijf andere landen (Duitsland, Finland, Frankrijk, Nederland en Zweden), en
meer dan 5 % in België en Ierland (hoewel de cijfers voor Ierland op
aanvragen gebaseerde ramingen zijn)[22]. Uit recente studies[23] blijkt dat er geen
statistische relatie is tussen de omvang van de sociale zekerheid en de
instroom van mobiele EU-burgers. 2. Rechten en plichten van
EU-burgers krachtens de EU-wetgeving Het recht op vrij verkeer en het recht op een
bijstandsuitkering en socialezekerheidsuitkeringen zijn onderworpen aan
EU-wetgeving, al kunnen lidstaten wel gunstiger voorwaarden toepassen. De
EU-wetgeving is bedoeld om de grensoverschrijdende mobiliteit te bevorderen,
ten gunste van zowel degenen die weggaan als degenen die blijven. De voorwaarden voor en beperkingen van het
recht van EU-burgers van vrij verkeer en verblijf binnen de EU zijn vastgelegd
in Richtlijn 2004/38/EG (hierna “de richtlijn” genoemd)[24]. De specifieke rechten
van werknemers zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 492/2011[25]. De rechten op sociale
zekerheid van mobiele EU-burgers op EU-niveau zijn vastgelegd in de
Verordeningen (EU) nr. 883/2004[26]
en 987/2009[27]
(hierna “de verordeningen” genoemd). 2.1. Wie heeft recht op vrij
verkeer? Gedurende maximaal drie maanden heeft iedere
burger van de EU het recht op het grondgebied van een andere lidstaat te
verblijven zonder andere voorwaarden of formaliteiten dan de verplichting in
het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort[28]. Na die drie maanden moeten EU-burgers aan
bepaalde voorwaarden voldoen, afhankelijk van hun status in het gastland, om in
dat land te mogen verblijven. Studenten en andere economisch niet-actieve
personen (bijv. gepensioneerden.) hebben het recht langer dan drie maanden te
verblijven als zij voor zichzelf en hun gezin over voldoende bestaansmiddelen
beschikken om niet ten laste van het stelsel van sociale bijstand van het
EU-gastland te komen. Werkzoekenden hebben een verblijfsrecht van zes maanden
zonder voorwaarden en formaliteiten, of zelfs langer als zij een reële kans
maken op een baan[29]. Na vijf jaar krijgen EU-burgers en hun
gezinsleden een duurzaam verblijfsrecht[30]. 2.2. Wie heeft recht op een
bijstandsuitkering? Bijstandsuitkeringen zijn doorgaans
uitkeringen die een lidstaat geeft aan personen die niet over voldoende
bestaansmiddelen beschikken om in hun basisbehoeften te voorzien. Mobiele EU-burgers en hun gezinsleden hebben
vanaf het begin van hun verblijf recht op dezelfde bijstandsuitkeringen als
eigen onderdanen[31].
Andere EU-burgers die legaal in een ander EU-land verblijven, moeten gelijk
worden behandeld als onderdanen van het gastland[32], maar er bestaan wel
waarborgen om een onredelijke financiële belasting voor het gastland te
vermijden. Gedurende de eerste drie maanden is het
gastland volgens de EU-wetgeving niet verplicht sociale bijstand te verlenen
aan economisch niet-actieve EU-burgers. Het is evenmin verplicht sociale
bijstand te verlenen aan wie voor het eerst werk zoekt[33]. Voor de daaropvolgende periode van ten hoogste
vijf jaar is het weinig waarschijnlijk dat EU-burgers in aanmerking komen voor
bijstandsuitkeringen, aangezien zij, om het recht op verblijf te kunnen
verwerven, hebben moeten aantonen over voldoende middelen te beschikken, die
evenveel of meer bedragen dan de inkomensgrens waaronder bijstand wordt
toegekend[34]. Indien niet-werkende EU-burgers een
bijstandsuitkering aanvragen, bijvoorbeeld omdat hun economische situatie na
verloop van tijd is verslechterd, moet hun verzoek worden beoordeeld in het
licht van hun recht op gelijke behandeling. In specifieke gevallen kan het
aanvragen van een bijstandsuitkering aanleiding geven tot een redelijke twijfel
van de zijde van de nationale instanties dat de betrokkene mogelijk een
onredelijke belasting voor het socialebijstandsstelsel is geworden[35]. In deze context kan de lidstaat aan de
toekenning van sociale bijstand of een bijzondere, niet op premie- of
bijdragebetaling berustende uitkering[36]
de voorwaarde verbinden dat de burger voldoet aan de eisen voor het verkrijgen
van het wettelijk verblijfsrecht voor een periode van meer dan drie maanden[37]. Lidstaten kunnen
echter niet automatisch weigeren deze bijstand toe te kennen aan niet-werkende
EU-burgers; zij kunnen er evenmin automatisch van uitgaan dat de persoenen die
deze bijstand vragen, niet over voldoende middelen beschikken en dus geen
verblijfsrecht hebben[38].
De overheden moeten de individuele situatie beoordelen en daarbij rekening
houden met factoren als het bedrag, de duur, de tijdelijke aard van het
probleem of de algemene omvang van de last die een uitkering zou inhouden voor
het nationale bijstandsstelsel[39].
Als de instanties op basis hiervan concluderen dat de betrokken personen een
onredelijke belasting vormen, kunnen zij hun verblijfsrecht intrekken[40]. Na vijf jaar wettig verblijf krijgen
EU-burgers hetzelfde recht op sociale bijstand als de eigen onderdanen van het
gastland. 2.3. Wie heeft recht op een sociale
uitkering? De verordeningen garanderen dat mobiele
EU-burgers geen verworven rechten verliezen als zij zich binnen de EU bewegen. Voorbeelden
van socialezekerheidsuitkeringen zijn ouderdomspensioenen, pensioenen voor
nabestaanden, uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, uitkeringen bij ziekte,
geboortetoelagen, werkloosheidsuitkeringen, gezinstoeslagen of de
gezondheidszorg. Werknemers — al dan niet werkzaam in loondienst
— en hun gezinsleden vallen onder het socialezekerheidsstelsel van het
gastland, en wel onder dezelfde voorwaarden als nationale onderdanen, omdat zij
net als alle andere nationale werknemers via premies en belastingen bijdragen
aan de openbare middelen waarmee de prestaties worden gefinancierd. Er is op dit vlak echter geen harmonisering
binnen de EU. De wetten van het gastland bepalen welke uitkeringen worden
verstrekt, onder welke voorwaarden, voor welke periode en voor welk bedrag. Of
iemand recht heeft op een uitkering varieert dus van lidstaat tot lidstaat. De sociale zekerheid moet worden geboden door
het land waar de betrokkene werkt, en voor economisch niet actieve EU-burgers
door het land van verblijf. In de zin van de bepalingen inzake coördinatie
kan er slechts één verblijfplaats zijn; dat is het belangencentrum van de
betrokken persoon (lidstaat van de “normale verblijfplaats”). Economisch
niet-actieve personen kunnen alleen een sociale uitkering krijgen als zij aan
het strikte criterium van de gewone verblijfplaats voldoen, waaruit blijkt dat
zij een daadwerkelijke band hebben met de lidstaat in kwestie. Deze test houdt
ook in dat de individuele situatie van de verzoeker volledig moet worden
beoordeeld aan de hand van strikte criteria (verblijfsduur, motivering,
gezinssituatie en intentie)[41].
Personen die tijdelijk naar een ander land verhuizen en hun vorig verblijf in
hun land van oorsprong behouden, veranderen hun normale verblijfplaats niet. 3. Voorwaarden en beperkingen
krachtens de EU-wetgeving De EU-wetgeving omvat sterke waarborgen om
lidstaten te helpen misbruik en fraude te bestrijden. De lidstaten moeten
ervoor zorgen dat zij ten volle gebruik maken van deze waarborgen. De Commissie
steunt hen bij deze inspanningen. 3.1. Strijd tegen misbruik en
fraude krachtens de richtlijn Voor de toepassing van de richtlijn kunnen
fraude en misbruik worden omschreven[42]
als volgt. ·
Fraude: bewust bedrog
of bewuste misleiding met als doel om op grond van het EU-recht het recht van
vrij verkeer en verblijf te krijgen. Veelvoorkomende gevallen zijn vervalsing
van identiteits- of verblijfsdocumenten of een onjuiste voorstelling van feiten
betreffende de voorwaarden voor het verblijfsrecht, zoals valselijk beweren
over voldoende middelen te beschikken of als zelfstandige te werken. ·
Misbruik: kunstmatig
gedrag dat als enig doel heeft het door het EU-recht gewaarborgde recht van
vrij verkeer en verblijf te krijgen en dat, hoewel het formeel voldoet aan de
voorwaarden van de EU-voorschriften, in strijd is met het doel van die
voorschriften. Een typisch voorbeeld van misbruik zijn
schijnhuwelijken. Uit gegevens die de lidstaten indienen over geconstateerde
schijnhuwelijken[43]
blijkt dat dit fenomeen bestaat, maar niet in iedere lidstaat even vaak
voorkomt. Hoewel de cijfers laag zijn, is de betrokkenheid van georganiseerde
misdaad wel zorgwekkend. Volgens Europol[44]
regelen sommige georganiseerdemisdaadnetwerken schijnhuwelijken tussen
onderdanen van derde landen en mobiele EU-burgers om toegang tot en verblijfsrecht
in de EU te kunnen krijgen. Op dit vlak kunnen Europol en Eurojust hulp en
bijstand bieden aan de nationale overheden, met name in gevallen die verband
houden met mensenhandel. 3.2. Beperking van het vrije
verkeer van personen in verband met de openbare orde Binnen de EU-regels inzake het vrije verkeer
kunnen lidstaten de nodige maatregelen treffen om rechtsmisbruik en fraude
tegen te gaan door de bij de Richtlijn toegekende rechten te beperken, met name
door deze te ontzeggen of te beëindigen. Dergelijke maatregelen ter beperking van het
vrije verkeer zijn alleen gerechtvaardigd indien het evenredigheidsbeginsel
wordt geëerbiedigd. Dit beginsel[45],
dat rechtstreeks op het Verdrag is gebaseerd, is van toepassing op alle
fundamentele vrijheden en is bijgevolg verwerkt in de Richtlijn[46]. Beperkingen vanwege
algemene preventie, zoals uitzettingen en inreisverboden voor alle personen in
een bepaalde situatie, waarbij geen rekening wordt gehouden met het
evenredigheidsbeginsel, individuele omstandigheden en de ernst van het
misdrijf, zijn niet toegestaan. De vorm van de beperking verschilt per
lidstaat, maar doorgaans betreft het: ·
weigering van toegang of verwijdering op grond van
de openbare orde of de openbare veiligheid. De begrippen “openbare orde” en “openbare
veiligheid” worden door de lidstaten ingevuld naargelang van hun eigen
situatie, maar zij moeten strikt worden geïnterpreteerd[47] en er moet sprake zijn
van een actuele, reële en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel
belang van de samenleving[48].
In uitzonderlijke gevallen kunnen veelvuldig gepleegde lichte feiten een
bedreiging voor de openbare orde vormen, niettegenstaande het feit dat elk
strafbaar feit op zich geen voldoende ernstige bedreiging vormt. Het feit dat
een persoon meermaals is veroordeeld, is op zich niet voldoende om van een
ernstige bedreiging van de openbare orde te spreken. De nationale autoriteiten
moeten aantonen dat het persoonlijke gedrag van de betrokkene een bedreiging
voor de openbare orde vormt[49].
Daarnaast mogen gedragingen die een lidstaat van de eigen onderdanen aanvaardt,
niet leiden tot beperkende maatregelen[50].
Beperkende maatregelen mogen ook niet worden genomen omwille van algemene
preventie[51]
of voor economische doeleinden[52]. ·
een inreisverbod[53]
in combinatie met een verwijderingsbesluit; dit kan alleen in ernstige
gevallen, waarin wordt aangetoond dat degene die het strafbare feit heeft
gepleegd, in de toekomst waarschijnlijk een ernstige bedreiging van de openbare
orde zal blijven vormen. Een inreisverbod mag niet automatisch volgen op een
strafrechtelijke veroordeling[54]. Personen voor wie een inreisverbod geldt, kunnen
na verloop van een redelijke termijn een aanvraag tot opheffing van dit besluit
indienen[55]. Wanneer het recht van vrij verkeer wordt
misbruikt of frauduleus is verkregen, hangt het van de ernst van het misdrijf
af of de betrokken persoon als een ernstige bedreiging van de openbare orde
wordt beschouwd en verwijdering en eventueel een inreisverbod gerechtvaardigd
zijn. 3.3. Bestrijding van socialezekerheidsfraude Met betrekking tot de coördinatie van de
sociale zekerheid worden de begrippen “fraude” en “onjuistheid” als volgt
gedefinieerd: ·
“socialezekerheidsfraude”: het handelen of nalaten te handelen teneinde
socialezekerheidsuitkeringen te verkrijgen of te ontvangen, of zich te
onttrekken aan de verplichting om socialezekerheidspremies te betalen, een en
ander in strijd met de nationale wetgeving van een lidstaat[56]; ·
“onjuistheid”: een
onopzettelijke vergissing of nalatigheid van een ambtenaar of een burger[57]. De Commissie
steunt de lidstaten in hun inspanningen om fraude en onjuistheden op het gebied
van de sociale zekerheid tegen te gaan. In het kader van de Administratieve
Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is een goed
functionerend systeem opgezet om de samenwerking tussen de lidstaten te
verbeteren. In dit verband hebben de lidstaten een netwerk van contactpunten
opgericht om de coördinatie te verbeteren en jaarlijks een verslag op te
stellen over fraude en onjuistheden. In geval van
socialezekerheidsfraude kunnen ook strafrechtelijke of administratieve sancties
worden opgelegd binnen het rechtssysteem van de lidstaten.
Socialezekerheidsfraude vormt op zich geen rechtsmisbruik of fraude in de zin
van artikel 35 van de Richtlijn, maar als een EU-burger die legaal in een ander
EU-land verblijft frauduleus een uitkering verkrijgt op basis van valse
verklaringen, is het binnen de algemene regels van de Richtlijn mogelijk een
verwijderingsbesluit en een inreisverbod op te leggen als de betrokken persoon
kan worden beschouwd als een ernstige bedreiging van de openbare orde,
overeenkomstig het hierboven genoemde evenredigheidsbeginsel. 4. Sociale integratie Enkele lidstaten signaleren problematische
situaties in sommige van hun steden. Hoewel het om slechts om een kleine groep
EU-burgers uit een andere lidstaat gaat, kunnen reeds kansarme gebieden door
werkloosheid en andere problemen extra onder druk komen te staan, met name wat
betreft lokale diensten als onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.
Dakloosheid wordt genoemd als een groeiend fenomeen, dat weliswaar klein is in
absolute aantallen, maar toch reden is voor bezorgdheid en een duidelijke vorm
van maatschappelijke uitsluiting[58]. Het beleid op het gebied van sociale
integratie richt zich op de obstakels die burgers ondervinden wanneer zij
toegang proberen te krijgen tot onderwijs, werk, financiële diensten en
gezinstoelage of kinderbijslag. De Commissie blijft de lidstaten helpen bij het
uitvoeren van integrale strategieën voor actieve integratie[59], wat kan bijdragen tot
de integratie van EU-burgers in een andere lidstaat. De EU stelt in dit verband financiering voor
sociale integratie beschikbaar. Alle lidstaten kunnen een beroep doen op het
Europees Sociaal Fonds (ESF) voor programma’s ter ondersteuning van lokale
autoriteiten die op hun grondgebied problemen ondervinden met gemarginaliseerde
burgers, ongeacht of dat eigen onderdanen zijn of burgers uit andere lidstaten.
Voor de periode 2007-2013 was 12,9 miljard euro van de ESF-begroting
gereserveerd voor sociale integratie. Mobiele EU-burgers komen ook in
aanmerking voor andere ESF-acties, zoals “een leven lang leren”, hulp bij
toegang tot de arbeidsmarkt en capaciteitsopbouw bij de betrokkenen. Voor de
periode 2007-2013 was in het kader van het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling (EFRO) 17,8 miljard euro beschikbaar voor sociale infrastructuur,
zoals huisvesting en investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en
kinderopvang. De lidstaten worden uitgenodigd gebruik te maken van de
mogelijkheden die het ESF en het EFRO bieden om de sociale integratie te
blijven ondersteunen gedurende de programmeringsperiode 2014-2020. De Commissie heeft
voorgesteld voor deze periode een Fonds voor Europese hulp aan de meest
behoeftigen (FEAD) in te stellen, dat tot doel heeft de ergste vormen van
armoede te verlichten door middel van niet-financiële hulp aan de meest
behoeftige personen, waarbij gebrek aan voedsel, de gevolgen van dakloosheid en
materiële deprivatie van kinderen worden aangepakt. 5. Vijf acties Om nationale en lokale overheden te helpen de
regels inzake het vrije verkeer doeltreffend toe te passen en in de praktijk
gebruik te maken van de beschikbare fondsen, presenteert de Commissie vijf
concrete acties die zij samen met de lidstaten zal uitvoeren. 1. De lidstaten helpen schijnhuwelijken tegen te gaan De
Commissie zal overheden helpen om de Europese regels toe te passen en
potentieel misbruik van het vrije verkeer te bestrijden door een handleiding op
te stellen voor de aanpak van schijnhuwelijken. Deze handleiding wordt momenteel samengesteld
in samenwerking met de lidstaten. De nationale overheden krijgen hiermee meer
duidelijkheid over het rechtskader waarbinnen zij kunnen opereren bij het
onderzoeken van verdachte gevallen en bij besluiten over het intrekken of
weigeren van het recht op vrij verkeer in verband met een schijnhuwelijk.
Daardoor kunnen zij dergelijke gevallen aanpakken terwijl tegelijkertijd het
fundamentele doel, namelijk het waarborgen en vergemakkelijken van het vrije
verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden, waarbij het EU-recht op bonafide
wijze wordt toegepast, niet in gevaar komt. 2. Autoriteiten helpen bij het toepassen van
de EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid De
Commissie werkt nauw samen met de lidstaten om de toepassing van de regels voor
de coördinatie van de sociale zekerheid te verbeteren. Daartoe wordt een
praktische gids opgesteld om het criterium van de gewone verblijfplaats te
verduidelijken dat in de EU-regelgeving voor de coördinatie van de sociale
zekerheid wordt gebruikt. Nauwere en doeltreffendere samenwerking tussen
de socialezekerheidsinstanties is een belangrijke factor om mensen zo snel en
zo goed mogelijk toegang te bieden tot uitkeringen waar zij recht op hebben, maar
ook om te hoge uitkeringen en ongegronde aanvragen te voorkomen. De overheden
en instanties die zijn vertegenwoordigd in de Administratieve Commissie werken
samen aan uniformiteit, efficiëntie, uitwisseling van informatie en de
procedures die noodzakelijk zijn om deze bepalingen toe te passen. Belangrijke
instrumenten waarover momenteel wordt gesproken zijn de opzet van een
elektronisch communicatiesysteem tussen de instanties, waarin ook een veilig
elektronisch platform zou kunnen worden geïntegreerd voor de uitwisseling van
persoonsgegevens om fraude en onjuistheden te bestrijden. De Commissie werkt binnen de Administratieve
Commissie ook nauw samen met de lidstaten aan een praktische gids om effectieve
toepassing van de Verordening te bevorderen. Deze gids zal eind 2013 op de
website van de Commissie worden gepubliceerd. In deze gids zal het begrip “gewone
verblijfplaats”, dat wordt gebruikt in de verordeningen, worden toegelicht om
de lidstaten hierover beter te informeren[60]. 3. Autoriteiten helpen bij de aanpak van sociale integratie De
Commissie heeft voorgesteld om in de programmeringsperiode 2014-2020 ten minste
20 % van het ESF te besteden aan het bevorderen van de sociale integratie
en het bestrijden van armoede in elke lidstaat. De
Commissie zal zich blijven inspannen om te helpen bij het opbouwen van de
capaciteit van de lokale overheden om doelmatig gebruik te maken van de
Europese structuur- en investeringsfondsen. In de nieuwe programmeringsperiode (2014-2020)
moet ten minste 20 % van de ESF-toewijzing in elke lidstaat worden besteed
aan bevordering van sociale integratie en de bestrijding van armoede en alle
vormen van discriminatie (momenteel is dat 17 %). Bovendien zal het ESF
ook kunnen worden gebruikt voor de financiering van capaciteitsopbouw voor alle
belanghebbenden op nationaal, regionaal of lokaal niveau. Er zullen
beleidsrichtsnoeren aan de lidstaten worden gegeven over zowel de oorsprong als
de bestemming van mobiele EU-burgers, zodat programma’s voor sociale integratie
kunnen worden ontwikkeld met de steun van het ESF. Bijzondere aandacht wordt
besteed aan de sociale integratie van kansarme groepen, waaronder de Roma. De
Commissie werkt nauw samen met de lidstaten en spoort hen aan ambitieus te werk
te gaan bij het aanpakken van problemen op dit vlak, in de
partnerschapsovereenkomsten, en vervolgens in de desbetreffende operationele
programma’s, en om adequate financiering beschikbaar te stellen. Om
capaciteitsproblemen op te lossen, zoals het gebrek aan kennis en
administratieve capaciteit bij de beheersautoriteiten, roept de Commissie de
lidstaten op om te overwegen het beheer en de uitvoering van sommige delen van
de programma’s over te dragen aan intermediaire instanties met aantoonbare
kennis van en ervaring met de betrokken actoren. De Commissie richt zich op de
terreinen waarop hulp noodzakelijk is en onderzoekt samen met andere
internationale organisaties[61]
concrete acties die kunnen worden ondernomen om een uitgebreid pakket
aanvullende steun te bieden aan gemeenten die zich ertoe verbinden de
integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen, met name de Roma, op hun
grondgebied te verbeteren. De Commissie ondersteunt via het Progress-programma
ook de samenwerking tussen Europese steden op het gebied van de integratie van de
Roma. Daarnaast zal de Commissie voor elke lidstaat
een brochure opstellen waarin de beschikbare Europese structuur- en
investeringsfondsen worden gepresenteerd, zodat regionale en lokale overheden
gemakkelijker financiering kunnen vinden voor het bevorderen van sociale
integratie en het bestrijden van armoede. 4. Uitwisseling van goede praktijken bevorderen De
Commissie zal lokale overheden helpen goede praktijken die in heel Europa zijn
ontwikkeld uit te wisselen, om de regels voor het vrije verkeer toe te passen
en sociale integratie beter te kunnen aanpakken. De Commissie zal
eind 2013 een verslag publiceren waarin wordt nagegaan wat het effect van het
vrije verkeer is voor zes grote Europese steden[62] die beleid uitvoeren
om het vrije verkeer en de sociale integratie van mobiele EU-burgers te
bevorderen en te vergemakkelijken, zoals het bieden van één loket voor
informatie voor nieuwkomers. Op basis hiervan zal de Commissie samen met het
Comité van de Regio’s in februari 2014 een eerste conferentie met vertegenwoordigers
van regionale en lokale overheden organiseren om goede praktijken uit te
wisselen. 5. Autoriteiten helpen bij het toepassen van de EU-regels voor het
vrije verkeer in de praktijk De
Commissie zal een online opleidingsmodule opzetten om medewerkers van lokale
overheden te helpen de rechten van de EU-burgers op vrij verkeer volledig te
begrijpen en toe te passen. De
Commissie heeft voorgesteld om voor mobiele EU-werknemers in alle lidstaten
organen voor juridische ondersteuning en informatie op te richten en werkt aan
een voorstel om het Eures-netwerk te versterken wat betreft de hulp aan
werkzoekenden en werkgevers om deze met elkaar in contact te brengen. Zoals beschreven in het Verslag over het
EU-burgerschap 2013[63]
spelen lokale overheden een belangrijke rol in de handhaving van het recht van
vrij verkeer van de burgers, aangezien zij vaak het eerste aanspreekpunt zijn
voor burgers die zich in een nieuwe stad vestigen. Uit klachten die door de
Commissie worden ontvangen, blijkt dat loketbeambten vaak onvoldoende vertrouwd
zijn met het recht van vrij verkeer. De Commissie zal tegen eind 2014 samen met
de lidstaten een online opleidingsmodule voor lokale besturen ontwikkelen
(actie 10) om de kennis van loketbeambten van de rechten van EU-burgers op vrij
verkeer te vergroten en hen te helpen met vragen of ingewikkelde gevallen. In april 2013 heeft de Commissie een voorstel
ingediend voor een richtlijn inzake maatregelen om mobiele werknemers te
ondersteunen bij de uitoefening van hun rechten. De Commissie verzoekt het
Europees Parlement en de Raad om de richtlijn zo snel mogelijk goed te keuren[64], zodat nationale
instanties mobiele werknemers en hun gezinsleden advies en bijstand te
verstrekken bij het handhaven van hun rechten. Overeenkomstig het werkprogramma van de
Commissie voor 2013 en actie 2 van het Verslag over het EU-burgerschap 2013[65] zal de Commissie ook
een voorstel presenteren om Eures, het Europese netwerk van de diensten voor
arbeidsvoorziening, te moderniseren, zodat de rol en impact van de diensten
voor arbeidsvoorziening op nationaal niveau wordt versterkt, de coördinatie van
de arbeidsmobiliteit in de EU wordt verbeterd en Eures zich ontwikkelt tot een
volwaardig instrument voor plaatsing en werving. 6. Conclusie Vrij verkeer is het recht uit het EU-verdrag
dat burgers het meest waarderen en beschouwen als de belangrijkste
verwezenlijking van de Europese integratie. Het raakt de kern van het
burgerschap van de EU. De lidstaten en de EU moeten er samen voor
zorgen dat het vrije verkeer goed functioneert en ten goede komt aan burgers,
groei en werkgelegenheid. Dankzij de EU-regels inzake vrij verkeer,
sociale bijstand en sociale zekerheid is het gemakkelijker het recht op vrij
verkeer daadwerkelijk uit te oefenen en degenen die er eerlijk gebruik van
maken te beschermen. Tegelijkertijd bevatten de regels degelijke waarborgen om
ervoor te zorgen dat de aan EU-burgers verleend rechten niet worden misbruikt,
dat de verplichtingen in het kader van Europese wetgeving worden nagekomen en
dat de socialezekerheidsstelsel in de gastlanden niet onredelijk worden belast.
De lidstaten en de Europese instellingen zijn er samen verantwoordelijk voor
dat het recht op vrij verkeer hoog wordt gehouden, onder andere door publieke
percepties te weerleggen die niet op feiten of de economische realiteit zijn
gebaseerd. Bij het uitoefenen van deze taak kunnen de nationale overheden
rekenen op de steun van de Commissie, op basis van de aanpak en de vijf acties
die in deze mededeling worden beschreven. STATISTISCHE BIJLAGE Grafiek 1: Arbeidsparticipatie van mobiele
EU-burgers en eigen onderdanen (leeftijd: 15-64 jaar), 2012 In deze grafiek is het aantal mobiele
EU-burgers in de werkende leeftijd (15-64 jaar) in het desbetreffende land
weergegeven. Bron: Eurostat, EU-enquête
beroepsbevolking (table lfsa_argan). NB: Alleen de belangrijkste landen van
bestemming van mobiele EU-burgers zijn in de grafiek opgenomen. Deze 17
lidstaten vertegenwoordigden 99 % van de mobiele EU-burgers in 2012. Grafiek 2: Sociale uitkeringen die mobiele
EU-burgers ontvangen Chart 2: Take-up of social benefits by mobile EU citizens in certain Member States Buitenste cirkel: percentage mobiele EU-burgers in vergelijking met eigen onderdanen; binnenste cirkel: percentage uitkeringsgerechtigden onder mobiele EU-burgers en eigen onderdanen. Eigen onderdanen zijn weergegeven in lichtblauw, mobiele EU-burgers in zwart en niet-EU-burgers (indien gegevens beschikbaar zijn) in lichtpaars. Gegevens over bevolkingsaandeel: migratiestatistieken van Eurostat, 2012, aangevuld met de enquête beroepsbevolking van Eurostat, nationale databanken en eigen ramingen. De gegevens van grafiek 2 zijn verstrekt door de lidstaten en zijn ingezameld door de deskundigengroep FREEMO. De cijfers kunnen niet worden vergeleken, onder andere doordat uitkeringen niet op EU-niveau zijn geharmoniseerd. || Cyprus — sociale bijstand, juli 2013 || || Tsjechië – sociale bijstand buiten verzekeringen (geen jaar bekend) || Denemarken – sociale uitkering of inkomen uit arbeid, 2012 || Estland — sociale bijstand, 2012 || Finland — werkloosheidsuitkeringen,2012 || || || || || Duitsland — sociale uitkeringen voor werkzoekenden, 2012 || Griekenland — pensioenen, juni 2013 || Ierland — uitkeringen voor werkzoekenden, huursubsidie en kinderbijslag (gezinnen en kinderen), 2013 || Nederland — sociale bijstand, 2012 || || || || || Portugal — uitkeringen voor sociale integratie, gezinsuitkeringen en steun voor ouderen || Roemenië — sociale bijstand, juni 2013 (mobiele EU- en niet-EU-burgers samen) || Slowkije — sociale bijstand, mei 2013 || Slovenië — sociale bijstand, augustus 2013 || || || || [1] Artikelen 45 en 48 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU). [2] Artikel 21 VWEU. [3] Employment and Social Developments in Europe 2011,
intra-EU labour mobility and the impact of enlargement, blz. 274. [4] Flash Eurobarometer (EB) 365, februari 2013, http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_365_en.pdf. [5] Standard EB 79, mei 2013, http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/eb/eb79/eb79_en.htm. [6] Flash EB 365, zie hierboven. [7] Europese Commissie, DG Werkgelegenheid, ramingen op
basis van Eurostat migratiestatistieken en de EU-LFS (Labour Force Survey,
enquête beroepsbevolking). [8] Europese Commissie, EU Employment and Social
Situation Quarterly Review, juni 2013, blz. 42-43, op basis van Eurostat,
EU-LFS. [9] ICF GHK Milieu: A fact finding analysis on the
impact on the Member States’ social security systems of the entitlements of
non-active intra-EU migrants to special non-contributory cash benefits and
healthcare granted on the basis of residence, Hoofdstuk 4 en blz. 61,
http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=10972&langId=en. [10] Eurostat, EU-LFS, 2008 module over de
arbeidsmarktsituatie van migranten, online tabel: lfso_08cobr. [11] Dit zijn met name studenten, gepensioneerden,
werkzoekenden en niet-actieve gezinsleden. [12] ICF GHK Milieu rapport, zie hierboven, hoofdstuk 3, blz. 16,
op basis van Eurostat, EU-LFS. [13] ICF GHK Milieu rapport, zie hierboven, hoofdstuk 3, blz. 25,
op basis van Eurostat, EU-LFS. [14] ICF GHK Milieu rapport, zie hierboven, blz. 24, op basis
van Eurostat, EU-LFS. [15] Eurostat, EU-LFS. Het aandeel mobiele EU-burgers (15
jaar en ouder) die economisch inactief zijn, daalde van 34,1 % in 2005
naar 30,7 % in 2012 (Eurostat, EU-LFS). [16] Eurostat, EU-LFS. [17] Employment and Social Developments in Europe 2011,
intra-EU labour mobility and the impact of enlargement, blz. 268-276. [18] Dustmann et al., Assessing the Fiscal Costs and
Benefits of A8 Migration to the UK, http://ideas.repec.org/p/crm/wpaper/0918.html; OECD, Fiscal Impact of Migration, in OECD International Migration
Outlook 2013, http://www.oecd.org/els/mig/imo2013.htm. [19] OECD, Fiscal Impact of Migration, in OECD
International Migration Outlook 2013, http://www.oecd.org/els/mig/imo2013.htm; ICF GHK Milieu rapport, zie hierboven; Dustmann et al., Assessing
the Fiscal Costs and Benefits of A8 Migration to the UK, http://ideas.repec.org/p/crm/wpaper/0918.html; CEPS, Social Benefits and Migration, A contested
relationship and policy challenge in the EU (Hoofdstukken 1 en 7); EU
Labor Markets After Post-Enlargement Migration, Martin Kahanec, Klaus F.
Zimmermann (eds.), Springer-Verlag Berlin Heidelberg, 2010; Ian Preston, The
Effect of Immigration on Public Finances, Centre for Research and Analysis
of Migration, 2013, http://www.cream-migration.org/publ_uploads/CDP_23_13.pdf. [20] Bewijsmateriaal verzameld door de Administratieve
Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels wijst op
feitelijke en wettelijke problemen bij de toepassing van de bepalingen inzake
coördinatie en de toekenning van uit belastingen gefinancierde uitkeringen op
basis van verblijfplaats aan niet-werkende personen. Er is echter geen bewijs
voor grootschalig frauduleus gedrag. [21] Zie statistische bijlage, grafiek 2. Op verzoek van de
Raad vroeg de Commissie in juni 2013 aan de lidstaten om onder meer informatie
te verschaffen over mobiele EU-burgers die sociale uitkeringen kregen of
vroegen. Van de 21 lidstaten die antwoordden, konden Oostenrijk, België,
Kroatië, Hongarije, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk geen gegevens
verstrekken. Litouwen gaf informatie over geëxporteerde uitkeringen van de
sociale zekerheid. Gegevens van de 13 andere lidstaten hebben betrekking op
verschillende uitkeringen die niet kunnen worden vergeleken; zij worden dus
grafisch voorgesteld in grafieken per land. [22] ICF GHK Milieu rapport, zie hierboven, hoofdstuk 5, blz. 84. [23] Zie bijvoorbeeld het literatuuronderzoek in het ICF GHK
Milieu rapport en in CEPS, Social benefits and migration, A contested relationship and policy
challenge in the EU. [24] Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en van de
Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op
het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun
familieleden, PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77. [25] Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer
van werknemers binnen de Unie, PB L 141 van 27.5.2011, blz. 1. [26] Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels, PB L 166, 30.4.2004, blz. 1. Verordening (EG) nr. 987/2009
van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling
van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de
coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1. [27] Specifieke bepalingen betreffende de rechten van patiënten
bij grensoverschrijdende gezondheidszorg worden vastgesteld in Richtlijn 2011/24/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de
toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende
gezondheidszorg, PB L 88, 4.4.2011, blz. 1. [28] Artikel 6 van de richtlijn. [29] Overweging 9 en artikelen 7 en 14, lid 4, onder b), van de
richtlijn. [30] Artikel 16 van de richtlijn. [31] Artikel 7, lid 2, van Richtlijn (EU) nr. 492/2011. [32] Artikel 24 van de richtlijn. [33] Uitkeringen van financiële aard, die, ongeacht de
kwalificatie ervan in de nationale wetgeving, bestemd zijn om de toegang tot de
arbeidsmarkt in het gastland te vergemakkelijken, kunnen niet als een “recht op
sociale bijstand” in de zin van artikel 24, lid 2, van de richtlijn worden
beschouwd: gevoegde zaken C-22/08 en C-23/08 Vatsouras en Koupatantze,
lid 45. [34] Artikel 8, lid 4, van de richtlijn. [35] Artikel 14, lid 2, van de richtlijn. [36] Bepaald in Verordening 883/2004, zie hoofdstuk 1.3; zaak
C-140/12 Brey. [37] Zaak C-140/12 Brey, punten 38 en 42. [38] Artikel 14, lid 3, van de richtlijn. [39] Artikel 15, lid 1, van de Richtlijn en zaak C-140/12 Brey,
punt 72. [40] Artikel 14, lid 1, van de richtlijn. [41] Zie zaken C-76/76 Di Paolo, C-102/91 Knoch
en C-90/97 Swaddling. [42] COM (2009) 313, hoofdstuk 4.1. [43] Op verzoek van de Raad vroeg de Commissie de lidstaten om
onder meer informatie te verschaffen over het misbruik van vrij verkeer bij
schijnhuwelijken. 12 lidstaten gaven statistieken over geconstateerde gevallen.
In de periode 2010-2012 registreerde Cyprus 174 schijnhuwelijken en Portugal 144;
in diezelfde periode weigerde Polen 2 (op een totaal van 391) aanvragen voor
een verblijfskaart op deze grond; Tsjechië registreerde 51 schijnhuwelijken in 2012,
en 22 tussen januari en juli 2013; Denemarken stelde in 2012 8 schijnhuwelijken
vast en Finland weigerde 10 (op een totaal van 650) aanvragen voor een visum op
deze grond; in 2012-2013 weigerde Zweden in 30 gevallen een verblijfsrecht op
grond van schijnhuwelijken en fraude met documenten (op een totaal van 26 546
aanvragen); Nederland constateerde 368 schijnhuwelijken (van in totaal 550
huwelijken die in drie proefprojecten werden onderzocht) sinds 2007; Ierland
constateerde in 2010 9 schijnhuwelijken; tussen mei en oktober 2011 verwierp
het Verenigd Koninkrijk 176 aanvragen voor een EER-familievergunning wegens
twijfels aan de authenticiteit van de huwelijken (op in totaal 256 gevallen – 2 %
van de aanvragen in deze periode – waarin misbruik werd vermoed; Estland en
Roemenië ten slotte gaven aan dat zij respectievelijk in de periode januari 2011-juli
2013 en sinds januari 2007 geen schijnhuwelijken hadden geconstateerd. In twee
gevallen werden gegevens verstrekt over vermoedens van schijnhuwelijken:
VK: meldingen door ambtenaren van de burgerlijke stand van 934 (2010), 1 741 (2011)
en 1 891 (2012) vermoedens van schijnhuwelijken. Duitsland: meldingen van 250
vermoedens in alle Länder, 167 (Hesse), 43 (Berlijn) en 71 (München) in 2012. [44] EU Serious and Organised Crime Threat Assessment 2013,
Hoofdstuk 1.9, https://www.europol.europa.eu/sites/default/files/publications/socta2013.pdf;
2011 EU Serious and Organised Crime Threat Assessment, Hoofdstuk over
Facilitated Illegal Immigration, https://www.europol.europa.eu/sites/default/files/publications/octa2011.pdf. [45] Zaak C-55/94 Gebhard, punt 37, en zaak C-100/01 Olazabal,
punt 43. [46] Overweging 16, artikel 15, lid 1, artikel 15, lid 3 en
artikel 27, lid 2. [47] Zaak 41/74 Van Duyn, punt 18, zaak C-348/09 P. I.,
punt 23, en zaak C-434/10 Aladzhov, punt 34. [48] Artikel 27, lid 1 van de Richtlijn, zaak 30/77 Bouchereau,
punt 35, en zaak C-348/09 P. I., punt 34. [49] Zaak C-349/06 Polat, punt 39; Mededeling van de
Commissie betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van
Richtlijn 2004/38/EG, COM(2009) 313, einde punt 3.2. [50] Gevoegde zaken 115 en 116/81 Adoui en Cornouaille,
punt 8, en zaak C-268/99 Jany, punt 61. [51] Overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de Richtlijn en zaak
67/74 Bonsignore, punt 6. [52] Zaak C-434/10 Aladzhov, punten 29 en 30, en zaak C-249/11
Byankov, punten 35 en 36. [53] In deze mededeling wordt met “inreisverbod” een
verwijderingsmaatregel bedoeld in de zin van artikel 32 van de Richtlijn. [54] Zaak C-348/96 Calfa, punten 27 en 28. [55] Artikel 32, lid 1, van de richtlijn en gevoegde zaken 115/81
en 116/81 Adoui and Cornuaille, punt 12. [56] Deel A, punt 2, onder a), van de resolutie van de Raad van
22 april 1999, PB C 125 van 6.5.1999, blz. 1. [57] Besluit nr. H5 van de Administratieve Commissie voor de
coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 18 maart 2010 betreffende de
samenwerking bij de bestrijding van fraude en fouten in het kader van
Verordening (EG) nr. 883/2004 van de Raad en Verordening (EG) nr. 987/2009 van
het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
(PB C 149 van 8.6.2010, blz. 5). [58] Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie Confronting
homelessness in the European Union, SWD (2013) 42 final, behorende
bij de mededeling van de Commissie van 20 februari 2013
Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van
het Europees Sociaal Fonds 2014-2020, COM(2013) 83 final. [59] Mededeling van de Commissie van 3 oktober 2008 over een
aanbeveling van de Commissie inzake de actieve inclusie van personen die van de
arbeidsmarkt zijn uitgesloten, COM(2008) 639 final; mededeling van de Commissie
van 20 februari 2013 Naar sociale investering voor groei en cohesie –
inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020, zie
vermelding hierboven; mededeling van de Commissie van 5 april 2011 Een
EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020,
COM(2011) 173 final. [60] De praktische gids betreft alleen de toepassing van de
verordeningen, en niet de Richtlijn. [61] Bijvoorbeeld het Noorwegenfonds van de EER, de Raad van
Europa, het UNDP, de Open Society Foundation en het EU-agentschap voor de
grondrechten. [62] Barcelona, Dublin, Hamburg, Lille, Praag en Turijn. [63] Verslag van de Commissie Verslag over het
EU-burgerschap 2013 — EU-burgers: uw rechten, uw toekomst, COM(2013) 269
final, 8.5.2013. [64] COM(2013) 236 van 26.4.2013. [65] COM(2013) 269 final van 8.5.2013.