Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011DC0018

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Voortijdig schoolverlaten aanpakken: een essentiële bijdrage aan de Europa 2020-agenda

    /* COM/2011/0018 def. */

    52011DC0018

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Voortijdig schoolverlaten aanpakken: een essentiële bijdrage aan de Europa 2020-agenda /* COM/2011/0018 def. */


    [pic] | EUROPESE COMMISSIE |

    Brussel, 31.1.2011

    COM(2011) 18 definitief

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    Voortijdig schoolverlaten aanpakken: een essentiële bijdrage aan de Europa 2020-agenda

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    Voortijdig schoolverlaten aanpakken: een essentiële bijdrage aan de Europa 2020-agenda

    Voortijdig schoolverlaten[1] is een complex verschijnsel en voor het terugdringen ervan is een vastberaden politieke inzet noodzakelijk. Deze mededeling bevat een analyse van de gevolgen van voortijdig schoolverlaten op het individuele vlak, voor de samenleving en de economieën, geeft een overzicht van de oorzaken en van de huidige en toekomstige maatregelen op EU-niveau voor de aanpak van dit probleem. Deze mededeling gaat vergezeld van een aanbeveling van de Raad en een werkdocument van de diensten van de Commissie waarin een kader wordt geschetst voor brede beleidsbenaderingen, aan de hand waarvan de lidstaten effectief beleid voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten kunnen ontwikkelen met gedetailleerde voorbeelden van de huidige beleidsmaatregelen.

    1. VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN STAAT EEN SLIMME. DUURZAME EN INCLUSIEVE GROEI IN DE WEG

    Jongeren zijn uitermate belangrijk voor de toekomst van Europa. De Europese Unie beoogt door middel van haar Europa 2020-strategie jongeren beter te ondersteunen en hen in staat te stellen hun talenten volledig te ontplooien, zowel in hun eigen belang als dat van de economie en de samenleving. Volgens een van de door de Europese Raad overeengekomen kerndoelen moet het percentage voortijdige schoolverlaters onder de 10% komen te liggen en moet ten minste 40% van de jongeren een diploma in het hoger onderwijs of een equivalent daarvan halen[2]. Door betere onderwijsresultaten van jongeren wordt ingespeeld op zowel de doelstelling van slimme groei via verbetering van de vaardigheidsniveaus als op die van de inclusieve groei via de aanpak van een van de voornaamste risicofactoren voor werkloosheid en armoede.

    In 'Jeugd in beweging' [3], een van de vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020, wordt gewezen op de noodzaak om de kwaliteit van en gelijke kansen in onderwijs en opleiding te verbeteren en meer jonge mensen de vaardigheden te bieden om een leven lang te kunnen leren en ervaring op te doen met leermobiliteit. Een drastische vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters is een essentiële investering, niet alleen in de toekomstmogelijkheden van alle jongeren, maar ook in de welvaart en sociale samenhang van de EU in het algemeen.

    Het terugdringen van schooluitval is ook een belangrijk middel om de andere doelen van Europa 2020 te bereiken. Door het rechtstreekse effect ervan op de inzetbaarheid van jongeren draagt het bij tot een betere integratie op de arbeidsmarkt en daardoor tot de verwezenlijking van de centrale doelstelling van een participatiegraad van 75% voor vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep 20-64 jaar. Tegelijkertijd draagt het er in belangrijke mate toe bij dat de armoedeval wordt bestreden waardoor zo veel jonge mensen maatschappelijk worden buitengesloten. Het is daarom een cruciale maatregel bij de verwezenlijking van het doel om ten minste 20 miljoen mensen voor het risico van armoede te behoeden[4].

    In 2009 hebben meer dan zes miljoen jongeren, 14,4% van de leeftijdsgroep van 18-24 jaar, onderwijs en opleiding voortijdig afgebroken na slechts lager voortgezet onderwijs of nog minder te hebben gevolgd. Een nog verontrustender feit is dat 17,4% van hen alleen het primair onderwijs heeft afgemaakt[5]. Schooluitval betekent gemiste kansen voor jongeren en een verlies van sociaal en economisch potentieel voor de Europese Unie als geheel.

    Op individueel niveau ondervinden mensen hun gehele leven de negatieve gevolgen van voortijdige schooluitval en worden hun kansen om deel te nemen aan het sociale, culturele en economische leven hierdoor verkleind. Zij lopen zo een groter risico om werkloos te worden, tot armoede te vervallen of maatschappelijk te worden buitengesloten. Voortijdig schoolverlaten heeft een ongunstig effect op hun levensinkomen, hun welzijn en hun eigen gezondheid en die van hun kinderen. En de kansen van hun kinderen om op school te slagen worden erdoor verkleind.

    De jeugdwerkloosheid ligt momenteel op 20%[6] en voortijdig schoolverlaten draagt daar rechtstreeks toe bij. Inzetbaarheid hangt nauw samen met het bereikte kwalificatieniveau. In 2009 was 52% van de voortijdige schoolverlaters in de EU werkloos of bevond zich buiten de arbeidsmarkt[7]. Als zij al werk hebben, dan verdienen zij minder, hebben zij dikwijls minder zekere banen en zijn zij vaker afhankelijk van sociale bijstand. Zij nemen minder vaak deel aan 'een leven lang leren' en dus aan bij- en herscholing. Hun onderwijsachterstand kan een steeds grotere handicap worden.

    Op het niveau van de economie en de samenleving als geheel hebben hoge schooluitvalpercentages langetermijngevolgen voor de ontwikkelingen in de samenleving en de economische groei. Voortijdige schoolverlaters zijn over het algemeen minder betrokken bij democratische processen en zijn minder actieve burgers[8]. Innovatie en groei zijn afhankelijk van een geschoolde beroepsbevolking; dit geldt niet alleen voor de hightechsectoren, maar voor de gehele economie. In het kader van het vlaggenschipinitiatief van Europa 2020, 'Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen', wordt benadrukt dat mensen zelfredzamer moeten worden door de ontwikkeling van hun vaardigheden tijdens hun gehele leven en door een grotere deelname aan het arbeidsproces. Als het gemiddelde Europese schooluitvalcijfer met maar 1 procentpunt daalde, zou de Europese economie jaarlijks over bijna een half miljoen extra gekwalificeerde potentiële jonge werknemers kunnen beschikken.

    Sinds 2000 is het gemiddelde Europese schooluitvalcijfer met 3,2 procentpunt gedaald; er is echter te weinig vooruitgang geboekt om het streefcijfer van 10% in 2010 te halen, zoals aanvankelijk binnen de Raad was overeengekomen. Voorts gaan achter dit gemiddelde grote verschillen tussen de lidstaten schuil. Zeven lidstaten hebben de benchmark van 10% al gehaald, maar in drie ligt het cijfer nog boven de 30%. Een nadere beschouwing van de relatieve prestatie van de lidstaten geeft aanleiding tot optimisme. Op drie na hebben zij sinds 2000 hun schooluitvalcijfers omlaag weten te brengen, sommige zelfs in zeer aanzienlijke mate.

    Grafiek 1: Aandeel van de bevolking van 18-24 jaar met ten hoogste lager voortgezet onderwijs dat geen onderwijs of opleiding volgt (2009) en ontwikkeling 2000-2009[9]

    Cijfers 2009 | Ontwikkeling 2000-2009 (% relatieve verandering) |

    [pic]

    2. Voortijdig schoolverlaten wordt veroorzaakt door een combinatie van individuele, onderwijsgerelateerde en sociaaleconomische factoren

    De redenen waarom jongeren onderwijs en opleiding voortijdig verlaten zijn sterk persoonlijk gekleurd. Toch kunnen er een aantal structurele kenmerken worden vastgesteld. Voortijdig schoolverlaten houdt nauw verband met kansarmoede en een laag onderwijsniveau. Kinderen van ouders die weinig onderwijs hebben genoten en die zich in een achterstandssituatie bevinden, lopen een grotere kans om onderwijs en opleiding te verlaten vóór het voltooien van de tweede fase van het voortgezet onderwijs dan andere jonge mensen.

    Sommige groepen in de samenleving hebben in het bijzonder te kampen met schooluitval, met name armere sociaaleconomische milieus en kwetsbare groepen, zoals onder toezicht gestelde jongeren en personen met een lichamelijke of geestelijke handicap of andere speciale onderwijsbehoeften[10]. Aangezien jongeren met een migrantenachtergrond dikwijls tot lagere sociaaleconomische groepen behoren, is hun gemiddelde schooluitvalcijfer dubbel zo hoog als dat van autochtone jongeren (26,4% tegenover 13,1% in 2009). Het cijfer is zelfs hoger onder Romapopulaties, die in maatschappelijk opzicht vaak het meest buitengesloten zijn[11]. Dergelijke groepen krijgen over het algemeen minder ondersteuning van hun familie, worden gediscrimineerd binnen het onderwijsstelsel en hebben een beperktere toegang tot niet-formele en informele leermogelijkheden buiten het verplichte onderwijs.

    Voortijdig schoolverlaten wordt beïnvloed door onderwijsfactoren en door individuele en sociaaleconomische omstandigheden. Hierbij is eerder sprake van een proces dan van een eenmalige stap. Vaak begint dit proces al tijdens het primaire onderwijs met slechte schoolresultaten en een toenemende vervreemding van school. De overstap tussen scholen en verschillende onderwijsniveaus is bijzonder moeilijk voor leerlingen die het risico op schooluitval lopen. Een gebrekkige aansluiting van de onderwijs- en opleidingsprogramma's op de behoeften van de arbeidsmarkt kunnen het risico van schooluitval verhogen omdat het door hun gekozen onderwijstraject de leerlingen geen toekomstperspectieven biedt. Onderwijs- en opleidingsstelsels bieden vaak niet voldoende gerichte ondersteuning voor leerlingen om te kunnen omgaan met problemen op emotioneel, sociaal of onderwijsvlak en om onderwijs en opleiding te blijven volgen. Voor scholen is het nog steeds een hele opgave om in te spelen op de verschillende leerstijlen van leerlingen en om docenten te helpen tegemoet te komen aan de uiteenlopende behoeften van groepen leerlingen van verschillende vaardigheidsniveaus. Op maat gesneden en flexibele leerarrangementen zijn vooral belangrijk voor jongeren die liever 'al doende leren' en gemotiveerd worden door actieve leervormen.

    Voortijdig schoolverlaten is ook een seksegerelateerd vraagstuk, waaraan meer aandacht moet worden besteed. In de EU verlaat 16,3% van de jongens de school voortijdig in vergelijking met 12,5% van de meisjes[12]. Gedurende de leerplichtige periode ondervinden jongens vaker moeilijkheden bij de aanpassing aan de schoolomgeving dan meisjes en behalen zij in de regel geringere onderwijsresultaten. Zij zijn oververtegenwoordigd onder de leerlingen met een beperking (61%) en leggen vaker emotionele en gedragsproblemen of bijzondere leerproblemen aan de dag (65%)[13].

    De lidstaten staan voor verschillende opgaven in verband met voortijdig schoolverlaten. In sommige landen is voortijdig schoolverlaten een verschijnsel dat zich voornamelijk op het platteland voordoet, dat veel voorkomt in afgelegen gebieden en waarbij een verband met onvoldoende toegang tot onderwijs kan worden geconstateerd. In andere landen treft het vooral achterstandsbuurten in grote steden. Sommige regionale en seizoensarbeidsmarkten (bijvoorbeeld toerisme, bouwnijverheid) kunnen jongeren in de verleiding brengen om school te verruilen voor ongeschoold werk met slechte toekomstperspectieven. De beschikbaarheid van dergelijk werk en het vooruitzicht om al vroeg geld te verdienen, hetzij om de economische situatie van de familie te verbeteren of om meer op eigen benen te kunnen staan, biedt tal van jongeren een prikkel om het onderwijs voortijdig te verlaten. In sommige landen is sprake van een hoog percentage schooluitval in bepaalde vormen van het beroepsonderwijs; in andere is de schooluitval, bijvoorbeeld in het kader van leerlingtrajecten, weer geringer[14].

    Al deze omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen bij de ondersteuning van leerlingen die uit de boot dreigen te vallen. Slechts een paar lidstaten volgen echter een samenhangende en brede strategie om voortijdig schoolverlaten terug te dringen. Vaak bestaat er onvoldoende verband tussen initiatieven ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten en ander jongerenbeleid. Het ontbreekt dikwijls aan een gedegen analyse van de specifieke problemen binnen een regio of doelgroep.

    3. voortijdig schoolverlaten kan worden voorkomen door systematisch wetenschappelijk onderbouwd beleid

    Een analyse van de specifieke nationale, regionale en lokale kenmerken van voortijdig schoolverlaten moet als uitgangspunt voor strategieën ter bestrijding van dit verschijnsel dienen. Aan de hand van gegevens moet het mogelijk zijn om de hoofdoorzaken van de voortijdige schooluitval van verschillende groepen leerlingen, regio's, gemeenten of scholen die het ernstigst getroffen worden door voortijdig schoolverlaten te analyseren. Uitgesproken verschillen in schooluitvalcijfers zouden een indicatie kunnen vormen van structurele problemen in bepaalde gebieden of onderwijstrajecten.

    De beleidsformulering moet gebaseerd zijn op nauwkeurige informatie ten behoeve van een betere afstemming van de maatregelen; een systeem om de ontwikkelingen op het gebied van voortijdig schoolverlaten te volgen kan ertoe bijdragen dat de maatregelen doorlopend worden aangepast, op basis van informatie zoals individuele redenen om voortijdig school en opleiding te verlaten[15].

    Persoonlijke leerlingnummers

    Het VK heeft in 1997 het 'unique pupil number' (UPN) ingevoerd. Dit is een waardevolle bron voor onderzoek is en helpt scholen om het beleid doeltreffender af te stemmen, ook op andere gebieden dan voortijdig schoolverlaten. Andere landen hebben 'persoonsgebonden onderwijsnummers' ingevoerd, dataverzamelingen, op basis van persoonlijke gegevens betreffende leerlingen of landelijke leerlingenregisters (zoals bijvoorbeeld Nederland, Duitsland en Italië). In het geval van Nederland wordt de invoering van het 'persoonsgebonden onderwijsnummer' en de onlinemonitoring van voortijdig schoolverlaten als een van de belangrijkste succesfactoren bij het tegengaan van schooluitval beschouwd.

    In een breed opgezet beleid voor de bestrijding van voortijdig schoolverlaten dient het accent te liggen op preventie, interventie en compensatie .

    Preventie dient te voorkomen dat er omstandigheden ontstaan waarbij processen in gang gezet worden die tot voortijdig schoolverlaten leiden: een grotere deelname aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang van goede kwaliteit geldt als een van de doeltreffendste maatregelen om kinderen een goede uitgangspositie te bieden voor het volgen van onderwijs en om veerkracht aan te kweken. De toegang tot hoogwaardige voorzieningen voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang moet echter worden verbeterd. Andere preventieve maatregelen spelen in op kwesties zoals een systematische taalondersteuning voor kinderen met een migrantenachtergrond, een actief desegregatiebeleid waardoor de sociale, etnische en culturele mix op scholen wordt verbeterd, beter leren in groepsverband mogelijk wordt gemaakt en integratie wordt bevorderd, of de gerichte ondersteuning van 'kansarme' scholen. Mogelijke extra obstakels voor het schoolsucces kunnen uit de weg worden geruimd door de doorstroommogelijkheden van de onderwijstrajecten te vergroten en door de kwaliteit en status van trajecten in het beroepsonderwijs te verhogen.

    Desegregatiebeleid beoogt de sociale samenstelling van 'kansarme' scholen te veranderen en het opleidingsniveau van kinderen uit kansarme en laaggeschoolde milieus te verbeteren. Actieve desegregatieprogramma's in Hongarije en Bulgarije hebben op regionaal niveau tot verbetering van de onderwijsresultaten van Roma-leerlingen geleid doordat hierbij scholen werden ondersteund die deze leerlingen integreren en tegelijkertijd de kwaliteit van de school bevorderen door middel van bijvoorbeeld buitenschoolse activiteiten en gerichte schoolondersteuning.

    Maatregelen voor positieve discriminatie , zoals 'onderwijsprioriteitszones' (Cyprus) en programma's die gerichte steun bieden aan scholen in achterstandsgebieden (Frankrijk, Spanje), hun onderwijsaanbod verbeteren, extra ondersteuning aan de leerlingen bieden en innovatieve, aan de specifieke behoeften aangepaste leeromgevingen opzetten. Maatregelen voor positieve discriminatie gaan vaak gepaard met actief netwerken en een intensieve medewerking van de betrokken scholen.

    Flexibele onderwijstrajecten , die een combinatie vormen van algemeen onderwijs, beroepsopleiding en eerste praktische werkervaring, zijn bedoeld voor leerlingen die wellicht gedemotiveerd geraakt zijn door geringe schoolprestaties en zo jong mogelijk willen beginnen te werken. Hierdoor kunnen ze tegelijkertijd het algemeen onderwijs blijven volgen. Diverse lidstaten (bijvoorbeeld Luxemburg, Italië en Denemarken) hebben deze aanpak benut om voorheen ongemotiveerde leerlingen te helpen hun eindexamendiploma te halen en daarnaast waardevolle en stimulerende ervaringen in een werkomgeving op te doen.

    In het geval van interventie worden nieuwe moeilijkheden in een vroeg stadium aangepakt en wordt ernaar gestreefd te voorkomen dat deze leiden tot schooluitval. Interventiemaatregelen kunnen hetzij voor de hele school of opleidingsinstelling zijn bestemd, hetzij voor individuele leerlingen die onderwijs of opleiding voortijdig dreigen af te breken. Voor de hele school bedoelde maatregelen beogen een verbetering van het schoolklimaat en het opzetten van ondersteunende leeromgevingen, Vroegewaarschuwingssystemen en een betere samenwerking met de ouders kunnen een efficiënte vorm van hulp voor risicoleerlingen zijn. Ook netwerken met actoren buiten de school en toegang tot ondersteunende netwerken leveren vaak een uiterst efficiënte ondersteuning op. Bij op de leerlingen gerichte maatregelen ligt de nadruk op mentorschap en bijlessen, op maat gesneden leerbenaderingen, betere voorlichting en financiële ondersteuning, zoals onderwijstoelagen. Arbeidsmarktinstellingen dienen ook meer te worden betrokken bij het bieden van beroepenoriëntatie aan jongeren.

    Scholen als leergemeenschappen leggen zich vast op een gemeenschappelijke visie, fundamentele waarden en doelstellingen op het vlak van schoolontwikkeling. Dit vergroot de inzet van leerlingen, docenten, ouders en andere belanghebbende partijen en ondersteunt de kwaliteit en ontwikkeling van de school. Leergemeenschappen inspireren zowel docenten als leerlingen tot verbeteringen en tot het nemen van verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces. Ook worden hierdoor gunstige omstandigheden geschapen om schooluitval tegen te gaan en leerlingen die dreigen uit te vallen te helpen.

    Netwerken met actoren buiten de school stellen scholen in staat om kinderen beter te ondersteunen en een reeks problemen aan te pakken waardoor kinderen in moeilijkheden kunnen raken, zoals onder meer drugs- en alcoholgebruik, slaapgebrek, mishandeling en trauma's. Programma's zoals het Ierse 'School Completion Programme' moedigen wijk- en sectoroverschrijdende benaderingen krachtig aan. Scholen werken hierbij samen met jeugdinstanties, sociale diensten, organisaties voor buurtopbouwwerk, speciale drugseenheden, enz.

    Regio's nauwer betrekken bij de totstandkoming van maatregelen om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan en ze daartoe (o. a. financiële) prikkels bieden is een succes gebleken in sommige landen, zoals bijvoorbeeld Nederland. Gemeenten, scholen en zorginstellingen kunnen zelf beslissen welke maatregelen ze willen uitvoeren. Via de plaatselijke overheden kunnen scholen ook een beroep doen op de diensten van zorginstellingen, de politie en gerechtelijke instanties.

    Open scholen , zoals de 'scuole aperte' in Napels (Italië) streven ernaar om gebrek aan motivatie onder leerlingen aan te pakken door samen met de plaatselijke maatschappelijke organisaties een grote verscheidenheid aan projecten te organiseren. Er worden activiteiten buiten de schooluren op touw gezet die openstaan voor alle kinderen, met inbegrip van kinderen die al niet meer deelnemen aan het regulier onderwijs. Dit is een mogelijkheid om deze schoolverlaters en ook veel kinderen die op het punt staan om te stoppen met leren, opnieuw bij de school te betrekken.

    Compensatiemaatregelen bieden voortijdige schoolverlaters mogelijkheden tot onderwijs en opleiding. Deze kunnen in de vorm van financiële of andere ondersteuning worden geboden. Hiermee wordt beoogd de re-integratie van jongeren in het regulier onderwijs te ondersteunen en hun een tweede kans te geven. Geslaagde initiatieven in zogenaamde "tweede-kans-instellingen" verschillen daarom aanzienlijk van reguliere scholen omdat hiermee de moeilijkheden worden aangepakt die de leerlingen in het regulier onderwijs hebben ondervonden. Met maatregelen ter preventie van schooluitval worden niettemin aantoonbaar betere resultaten bereikt dan met maatregelen ter compensatie van de negatieve effecten van voortijdig schoolverlaten. Het gevoel te hebben gefaald, het gebrek aan zelfvertrouwen bij het leren en toegenomen sociale, emotionele en onderwijsgerelateerde problemen na het afhaken van de school maken het minder waarschijnlijk dat een kwalificatie wordt behaald en dat het onderwijs met succes wordt afgerond[16].

    De re-integratie in het reguliere onderwijs vergt dikwijls een overgangsperiode tussen de voorafgaande mislukte schoolervaring en een geslaagder nieuwe start. Afhankelijk van de verwachtingen en motivatie van de deelnemers kunnen de programma's van drie maanden tot maximaal één jaar duren. Als gevolg van de complexe, veelzijdige problemen van de doelgroep zijn alternatieve pedagogische en begeleidingsmethoden noodzakelijk ten behoeve van hun re-integratie in onderwijs en opleiding. Een succesfactor daarbij is het aanbieden van een op maat gesneden, ondersteunende leeromgeving en een op de behoeften van iedere jongere afgestemde flexibele benadering. Programma's zoals 'Projectleren voor jonge volwassenen' in Slovenië, de overgangsklassen in Frankrijk of de SAS-centra in België bieden tot de risicogroep behorende jongeren de gelegenheid geleidelijk hun zelfvertrouwen te herwinnen, gemiste leerstof in te halen en weer te gaan deelnemen aan het reguliere onderwijs.

    Maar al te dikwijls bestaan projecten en initiatieven om schooluitval terug te dringen zonder enig onderling verband naast elkaar[17]. Ondanks het gemelde succes ervan blijft hun effect maar al te vaak tot plaatselijk of regionaal niveau beperkt. Gezien de dringende noodzaak om schooluitval terug te dringen, moet vooral het accent van de uitvoering van afzonderlijke maatregelen verschuiven naar een breed beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten. De diverse aspecten van een dergelijk beleid moeten worden aangepast aan de concrete situatie binnen de lidstaten.

    De ervaringen in de lidstaten, vergelijkende gegevens en analytisch onderzoek duiden erop dat een sectoroverschrijdende en alomvattende aanpak onontbeerlijk zijn voor het succes van dit beleid. Voortijdig schoolverlaten is niet louter een schoolgebonden probleem; de oorzaken moeten vanuit verschillende invalshoeken, zoals het sociaal, jeugd-, gezins-, gezondheids-, buurt-, werkgelegenheids- en onderwijsbeleid, worden aangepakt. Ook bredere onderwijsconcepten, zoals culturele educatie, samenwerking met het bedrijfsleven of andere buitenschoolse actoren, en sport kunnen een voorname rol spelen bij het terugdringen van schooluitval door de bevordering van creativiteit, nieuwe denkwijzen, interculturele dialoog en sociale cohesie.

    4. Samenwerking op EU-niveau geeft toegevoegde waarde aan het terugdringen van schooluitval

    De lidstaten zijn in het kader van de Europa 2020-strategie op het hoogste politieke niveau overeengekomen nationale doelen ten behoeve van het terugdringen van voortijdig schoolverlaten vast te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met hun startpositie en nationale omstandigheden. Voortijdig schoolverlaten zal onderdeel uitmaken van hun nationale hervormingsprogramma's (NHP's), waarin wordt beschreven welke strategieën en maatregelen de lidstaten zullen uitvoeren om aan hun nationale doelen te voldoen. De nationale doelen inzake het terugdringen van de schooluitvalcijfers zullen de ontwikkeling van beleid op dit gebied bevorderen en de druk verhogen om efficiënt en effectief beleid tot stand te brengen. De rapportage over de nationale doelen van Europa 2020 via de jaarlijkse overzichten van de groei (Annual Growth Surveys) zal meer gewicht verlenen aan de monitoring van de effectiviteit, de successen en tekortkomingen van het beleid.

    De instrumenten en rapportagemechanismen van het huidige strategische kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, Onderwijs en opleiding 2020 , zullen de implementatie van effectief en efficiënt beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten ondersteunen. Het kader zal de mogelijkheid bieden de vorderingen van de lidstaten te belichten op basis van betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens van Eurostat.

    Om de lidstaten beter bij de totstandkoming van efficiënt en effectief beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten te ondersteunen, zullen er verscheidene maatregelen worden genomen en hulpmiddelen ter beschikking worden gesteld die een brede aanpak van deze veelzijdige problematiek mogelijk maken.

    - Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten , dat vergezeld gaat van een werkdocument van de diensten van de Commissie, is zodanig geformuleerd dat het de lidstaten kan helpen om strategieën met een hoog rendement en een goede kosten-batenverhouding te vernieuwen en te ontwikkelen. Voorgesteld wordt om met de aanbeveling een algemeen Europees kader voor effectief en efficiënt beleid ter bestrijding van schooluitval te scheppen en voorts dat de lidstaten uiterlijk in 2012 brede nationale strategieën invoeren om voortijdig schoolverlaten terug te dringen in overeenstemming met hun nationale doelen.

    - In de mededeling van de Commissie betreffende voor- en vroegschoolse educatie en opvang, die in 2011 zal worden goedgekeurd, zal worden benadrukt dat stelsels voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang ertoe kunnen bijdragen om een basis te leggen voor een leven lang leren. Dit is het machtigste wapen om door middel van onderwijs achterstand te bestrijden en zo een groot deel van de schooluitval te voorkomen. In de mededeling zullen de sleutelfactoren voor de verbetering van kwaliteit en toegang tot voor- en vroegschoolse educatie en opvang worden uiteengezet.

    - De Commissie zal in 2011 een mededeling over een nieuwe Europese integratieagenda uitbrengen ter ondersteuning van het integratiebeleid van de lidstaten. Met het oog op de bevordering van het opleidingsniveau van leerlingen met een migrantenachtergrond moet in dit verband ook de noodzaak om voortijdig schoolverlaten aan te pakken in aanmerking worden genomen.

    - Beroepsonderwijs en –opleiding kunnen een belangrijk middel zijn om te voorkomen dat jongeren het onderwijs voortijdig afbreken. In aansluiting op de mededeling van de Commissie 'Een nieuwe impuls voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie'[18] zijn de ministers van Onderwijs een ambitieuze agenda voor de modernisering van beroepsonderwijs en –scholing overeengekomen, die gerichte maatregelen omvat om voortijdig afhaken in beroepsonderwijs en –opleiding tegen te gaan.

    - Begin 2011 zal de Commissie een benchmark voor het meten van de inzetbaarheid van jongeren voorstellen. De vergroting van de inzetbaarheid van jongeren is cruciaal voor de verbetering van hun vooruitzichten op werk en voor hun toekomstige loopbaan, en daarmee voor hun volledige inzet in onderwijs en opleiding. Door middel van de benchmark kan de situatie beter gevolgd worden en kunnen de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden en ervaringen in de lidstaten ondersteund worden.

    - Om de beleidsontwikkelingen zo doeltreffend mogelijk aan te sturen en het wederzijds leerproces te versnellen zal een groep van besluitnemers op Europees niveau , waarin diverse lidstaten zijn vertegenwoordigd, de tenuitvoerlegging van de aanbeveling begeleiden en de Commissie en de Raad ondersteunen bij het volgen van de ontwikkelingen in de lidstaten en op Europees niveau. De groep zal een bijdrage leveren aan het in kaart brengen van doeltreffend beleid en effectieve praktijkbenaderingen om de gezamenlijke problemen in de verschillende lidstaten aan te pakken, de uitwisseling van ervaringen ondersteunen en de helpende hand bieden bij het formuleren van beter gerichte beleidsaanbevelingen.

    - Besprekingen op ministerieel niveau en andere officiële besprekingen op hoog niveau zullen worden voortgezet en daarnaast zullen er met veel publiciteit gepaard gaande evenementen plaatsvinden, zoals conferenties van de Commissie of het voorzitterschap. Deze zullen een belangrijke bijdrage aan de lopende discussies leveren en ertoe bijdragen dat doeltreffende nieuwe beleidsbenaderingen en –maatregelen gemakkelijker ingang vinden. Tijdens deze bijeenkomsten zullen goede praktijkvoorbeelden in de lidstaten onder de aandacht worden gebracht en het inzicht in de verschillen van de nationale resultaten ten opzichte van de doelen worden verbeterd. Hierdoor zullen de lidstaten bij hun streven worden ondersteund.

    - Het Programma Een leven lang leren en de programma's op het gebied van onderzoek en innovatie zullen intensiever worden benut om experimenten en innovatieve benaderingen ter vermindering van voortijdige schooluitval te ondersteunen. Hierdoor kan een uitwisseling van ervaringen en goede praktijkvoorbeelden op het niveau van de instellingen voor onderwijs en opleiding plaatsvinden en wordt de ontwikkeling bevorderd van effectieve en efficiënte maatregelen voor leerlingen die het risico op schooluitval lopen. Tot de financieringsprioriteiten voor 2011 behoren onder meer het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, verbetering van het leren van leerlingen met een migrantenachtergrond en bevordering van gelijke kansen voor vrouwen en mannen en inclusieve benaderingen van het leren.

    - De Europese structuurfondsen, in het bijzonder het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, zijn zeer belangrijke bronnen voor de financiering van nationale en regionale maatregelen tot vermindering van schooluitval. Het in de aanbeveling opgenomen gemeenschappelijke Europese beleidskader zal een betere afstemming en zorgvuldiger gebruik van de investeringen in het kader van de structuurfondsen mogelijk maken en daardoor het rendement ervan bij de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten vergroten.

    -

    [1] De term 'voortijdig schoolverlaten' omvat alle vormen van uitval in onderwijs en opleiding vóór de voltooiing van de tweede fase van het voortgezet onderwijs of het equivalent daarvan in beroepsonderwijs- en opleiding.

    [2] COM(2010) 2020.

    [3] COM(2010) 477.

    [4] Conclusies van de Europese Raad, 25/26 maart 2010.

    [5] Eurostat, Enquête naar de arbeidskrachten 2010.

    [6] Eurostat, NewsRelease 162/2010, 29 oktober 2010.

    [7] Eurostat, Enquête naar de arbeidskrachten 2010.

    [8] NESSE (2009), blz. 31. Zie ook Shell "Jugendstudie 2010" (2010).

    [9] Eurostat, Enquête naar de arbeidskrachten 2010.

    [10] "Active inclusion of young people with disabilities or health problems. Background paper", Europese Stichting tot verbetering van de levens-en arbeidsomstandigheden, 2010.

    [11] Eurostat, Enquête naar de arbeidskrachten 2010.

    [12] Eurostat, Enquête naar de arbeidskrachten 2010.

    [13] Gegevens hebben betrekking op 2008; SEC(2009) 1616, blz. 85.

    [14] GHK (2005), "Study on Early School Leavers, Final Report", blz. 77, Sally Kendal, Kay Kinder (2005), "Reclaiming those disengaged from education and learning – a European Perspective", blz.15.

    [15] Alle beleidsvoorbeelden zijn ontleend aan het werkdocument van de diensten van de Commissie 'Reducing Early School Leaving' - SEC(2011) 96. Het bevat aanvullende informatie over de beleidsvoorbeelden en gedetailleerder gegevens over voortijdig schoolverlaten, de oorzaken ervan en geslaagde strategieën om het terug te dringen.

    [16] NESSE (2009), blz. 45.

    [17] Frank Braun: Einleitung, in "Schulabbrüche und Ausbildungslosigkeit", München 2007.

    [18] COM(2010) 296.

    Top