Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AR0092

    Advies van het Comité van de Regio's over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten”

    PB C 318 van 22.12.2004, p. 19–21 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    22.12.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 318/19


    Advies van het Comité van de Regio's over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten”

    (2004/C 318/06)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    GEZIEN het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten”, COM(2003) 739 definitief – 2003/0300 (COD);

    GEZIEN het besluit van de Raad van 23 januari 2004 om het Comité overeenkomstig artikel 175 van het EG-Verdrag te raadplegen;

    GEZIEN het besluit van zijn voorzitter van 4 november 2002 om de commissie „Duurzame ontwikkeling” met de voorbereiding van dit advies te belasten;

    GELET OP de beschikking van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (2002/358/EG) (1);

    GELET OP de beschikking van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (280/2004/EG) (2);

    GELET OP Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (3);

    GEZIEN zijn adviezen van 18 september 1997 over het thema „Klimaatveranderingen en energie” - CDR 104/1997 fin (4)- en van 14 maart 2002 over het „Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen” - CDR 458/2001 fin (5);

    GEZIEN zijn advies over de mededeling van de Commissie over het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap „Milieu 2010: Onze toekomst, onze keuze”, en het „Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap voor 2001-2010”, KOM(2001) 31 def. – CDR 36/2001 fin (6);

    overwegende hetgeen volgt:

    1.

    verhoging van de energie-efficiëntie bij het eindverbruik is essentieel met het oog op de bescherming van het milieu, de vermindering van de vraag naar energie en de verwezenlijking van de Kyoto-doelstellingen; verdere ontwikkeling van een markt voor energie-efficiëntie bij het eindverbruik en energiediensten zal daaraan een belangrijke bijdrage leveren;

    2.

    de regionale en lokale overheden in Europa nemen al jarenlang het voortouw op het gebied van energiebesparing, zoals bij het gebruik van duurzame energie en het testen van intelligente energiesystemen;

    3.

    vele regionale en lokale overheden in Europa hebben zichzelf verplicht de Kyoto-doelstellingen te realiseren;

    4.

    dat energiebesparing noodzakelijk is, moet eerst tot de burgers doordringen, en de regionale en lokale overheden kunnen daaraan als bestuurslaag die het dichtst bij de bevolking staat hun bijdrage leveren; de Europese Unie dient hun daartoe de nodige ruimte te geven;

    GEZIEN zijn ontwerpadvies (CDR 92/2004), dat op 3 mei 2004 door de commissie „Duurzame ontwikkeling” is goedgekeurd (rapporteur: de heer SINNER, minister van Europese zaken en regionale betrekkingen van de Vrijstaat Beieren (DE/EVP));

    heeft tijdens zijn 55e zitting op 16 en 17 juni 2004 (vergadering van 17 juni) het volgende advies uitgebracht:

    1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

    1.1

    De Europese Commissie stelt terecht dat een efficiënter eindverbruik van energie een belangrijk doel is. Het Comité is dan ook verheugd dat de Commissie de markt voor eindenergie-efficiëntie en energiediensten wil helpen ontwikkelen. Ook het Comité acht het namelijk noodzakelijk dat de markt voor energiediensten en energie-efficiëntie wordt versterkt.

    1.2

    De voorgestelde richtlijn is in principe een goede manier om deze doelstellingen te realiseren.

    1.3

    Het Comité blijft het doel om het klimaat te beschermen en de daaruit voortvloeiende reductieverplichting onverkort steunen. Ook in de lidstaten, regio's en gemeenten worden al tal van maatregelen getroffen om deze verplichting na te komen (bijv. de Duitse energiebesparingwet, die op 1 april door het Duitse parlement is goedgekeurd). Daartoe horen ook inspanningen om de efficiëntie van alle vormen van energieverbruik te verbeteren.

    1.4

    Maatregelen om de energie-efficiëntie te verhogen, zoals energiebesparing door eindverbruikers en het aanbod van energiediensten, bieden veelbelovende vooruitzichten, vooral wanneer gebruik gemaakt wordt van marktconforme middelen. zouden moeten worden afgestemd op de geliberaliseerde energiemarkt. Daarbij moet de openbare dienstverlening wel de eerste prioriteit blijven, zodat taken op het vlak van kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid kunnen worden vervuld.

    1.5

    Het staat buiten kijf dat er goede randvoorwaarden moeten komen, wil de energie-efficiëntie bij eindverbruikers fors toenemen. Dit kan het beste gebeuren door de vraag naar adequate technieken en procedures aan te moedigen. Het voorstel om in plaats hiervan de bedrijven tot het aanbieden van bepaalde diensten te verplichten, kan problemen opleveren, omdat zij dan voorraden moeten aanhouden, terwijl niemand tot kopen verplicht is. Dit zal uiteindelijk tot een hogere consumentenprijs leiden.

    1.6

    De voorgestelde richtlijn is op sommige punten in strijd met het bestaande marktsysteem, omdat voorbij wordt gegaan aan essentiële structuren van de interne markt voor energie. Zo worden lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat detailhandelaars of distributeurs hun klanten in alle eindverbruiksectoren deels gratis energiediensten en energie-efficiëntiemaatregelen aanbieden. In een open markt is het aanbod echter nauwelijks te sturen. Bovendien zijn de betrokken marktdeelnemers, zoals distributiebedrijven die „unbundled” zijn en detailhandelaars die nieuw zijn op de markt, te verschillend om aan dezelfde of vergelijkbare regels onderworpen te worden.

    1.7

    De verplichting voor de netwerkexploitanten om energiediensten aan de eindverbruikers aan te bieden en te leveren, vormt een schending van de internemarktrichtlijn.

    1.8

    De invoering van nieuwe ambtelijke structuren voor de voorziene toezicht- en controleverplichtingen, die aanzienlijke inspanningen zullen vergen, is slechts tot op zekere hoogte geschikt om de energie-efficiëntie te verhogen en de ontwikkeling van een markt voor eindenergie-efficiëntie en energiediensten te bevorderen. De lidstaten zouden de mogelijkheid moeten krijgen bestaande lichamen met die verplichtingen te belasten. Volgens de richtlijn mogen de kosten van de energiebesparingsmaatregelen niet hoger zijn dan de baten. Aangezien het echter onduidelijk is hoe een dergelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd moet worden, is dit een loze stelling, met als gevolg dat het in de praktijk kan voorkomen dat de kosten in geen enkele verhouding meer komen te staan tot de baten. Gevreesd moet worden dat deze kosten op grond van artikel 10, sub b) via de distributietarieven aan de eindgebruikers worden doorberekend.

    1.9

    Het invoeren van een uniforme streefwaarde van 1 % voor alle lidstaten mag niet leiden tot concurrentiedistorsies; lidstaten met een zeer efficiënt energieverbruik kunnen verdere verbeteringen immers alleen nog tegen relatief hoge kosten doorvoeren. Lidstaten moeten de garantie krijgen dat de inspanningen die zij in het verleden hebben gedaan, voldoende meetellen. Bij het in aanmerking nemen van de energiebesparingsmaatregelen die de lidstaten sinds 1991 hebben getroffen, overeenkomstig bijlage 1 van het voorstel, moet ervoor gezorgd worden dat de concurrentie niet wordt scheefgetrokken. Daarnaast vindt het Comité dat de overheden niet onevenredig belast mogen worden en dringt het aan op een gelijke behandeling van publieke en private sector.

    1.10

    Maatregelen als de invoering van een uniforme streefwaarde, nieuwe bureaucratische toezichtprocedures en verplichte markten voor energiediensten, vormen een qua omvang en intensiteit verregaande ingreep in het energiebeleid van de lidstaten.

    2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    2.1

    Het Comité acht de beoogde richtlijn zeer wenselijk, maar roept de Commissie wel op, haar voorstel op bepaalde essentiële punten te herzien. Doel daarvan is in de eerste plaats, de vraag naar energiediensten door informatie, advies en steun te stimuleren. In dit verband zou er een Europese voorlichtingscampagne moeten komen om de mensen meer bewust te maken van de milieuvoordelen van energiebesparingen.

    2.2

    Het Comité verzoekt de Commissie het subsidiariteitsbeginsel in zoverre na te leven dat de lidstaten, regio's en gemeenten ook in de toekomst zelf verantwoordelijk blijven voor het kwalificeren, certificeren of accrediteren van aanbieders van energiediensten, het toezicht op energie-audits en op de markt voor energiediensten, het opstellen van energie-efficiëntieprogramma's en het creëren van financieringsmogelijkheden waarop toezicht wordt gehouden door de overheid.

    2.3

    De voorschriften zouden minder gedetailleerd moeten zijn, zodat ze nog verenigbaar zijn met het streven van de Commissie naar deregulering, vermindering van de bureaucratie en vereenvoudiging van de procedures.

    2.4

    Het Comité roept de Commissie op om de publieke sector geen al te zware streefwaarde voor energiebesparing op te leggen. De publieke en de private sector moeten in gelijke mate verantwoordelijkheid dragen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie.

    2.5

    Om de uit het richtlijnvoorstel voortvloeiende verplichtingen te kunnen nakomen moeten er toezichtmaatregelen worden getroffen, gegevens worden verzameld en verslagen bij de Commissie worden ingediend. Dit betekent dat overheden én bedrijven hun personeelsbestand moeten uitbreiden, bijv. voor het verzamelen en doorgeven van gegevens van eindverbruikers die tot op heden niet relevant waren (bijv. bij stookolie) en voor het aanbieden van energiediensten. Hiermee dient bij de wetgeving en de planning rekening gehouden te worden.

    2.6

    De nieuwe richtlijn moet volledig in overeenstemming worden gebracht met de doelstellingen van alle wettelijke besluiten op energiegebied, met name die van de richtlijn inzake de interne energiemarkt.

    Brussel, 17 juni 2004

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Peter STRAUB


    (1)  PB L 130 van 15.05.2002, blz. 1

    (2)  PB L 49 van 19.02.2004, blz. 1

    (3)  PB L 27 van 30.01.1997, blz. 20

    (4)  PB C 379 van 15.12.1997, blz. 11

    (5)  PB C 192 van 12.08.2002, blz. 59

    (6)  PB C 357 van 14.12.2001, blz. 44.


    Top