Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R2237

    Verordening (EG) Nr. 2237/2004 van de Commissie van 29 december 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van IAS 32 en IFRIC 1Voor de EER relevante tekst

    PB L 393 van 31.12.2004, p. 1–41 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 348M van 24.12.2008, p. 38–41 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/12/2008; stilzwijgende opheffing door 32008R1126

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/2237/oj

    31.12.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 393/1


    VERORDENING (EG) Nr. 2237/2004 VAN DE COMMISSIE

    van 29 december 2004

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van IAS 32 en IFRIC 1

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1725/2003 van de Commissie (2) werd een aantal op 1 september 2002 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

    (2)

    Op 17 december 2003 heeft de International Accounting Standard Board (IASB) de herziene International Accounting Standard (IAS) 32 „Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie” gepubliceerd in het kader van het initiatief om 15 standaarden tijdig te verbeteren zodat zij kunnen worden gebruikt door ondernemingen die in 2005 voor het eerst de IAS toepassen. Bij de herziening van IAS 32 heeft de IASB de in de standaard vervatte fundamentele benaderingen ongemoeid gelaten. In IAS 32 zijn basisbeginselen neergelegd voor de classificatie van instrumenten als vreemd of eigen vermogen. Bij het uitmaken of een instrument als vreemd dan wel als eigen vermogen dient te worden aangemerkt, moet de entiteit alle voorwaarden van het desbetreffende contract in aanmerking nemen.

    (3)

    Na bilaterale besprekingen met vertegenwoordigers van de coöperatieve sector en naar aanleiding van een verzoek van de Commissie heeft de IASB het International Financial Reporting Interpretation Committee (IFRIC) verzocht een interpretatie op te stellen om de toepassing van de herziene IAS 32 te vergemakkelijken. De definitieve versie van interpretatie IFRIC 2 (Members’ Shares in Cooperative Entities and Similar Instruments = ledenkapitaal in coöperaties en soortgelijke instrumenten) is op 25 november 2004 gepubliceerd. Deze interpretatie zal met ingang van dezelfde datum als IAS 32 van toepassing zijn. IFRIC 2 zal in 2005 zo spoedig mogelijk door de Commissie worden onderzocht met het oog op de goedkeuring ervan.

    (4)

    Op 27 mei 2004 heeft de IASB interpretatie IFRIC 1 „Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen” gepubliceerd. In de interpretatie wordt nader ingegaan op de administratieve verwerking van wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen die onder het toepassingsgebied van IAS 16 „Materiële vaste activa” vallen en volgens IAS 37 „Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa” als een voorziening moeten worden opgenomen.

    (5)

    Overleg met technische deskundigen terzake heeft uitgewezen dat de herziene IAS 32 „Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie” en interpretatie IFRIC 1 „Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen” beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria, en met name aan het vereiste dat zij het Europees openbaar belang moeten dienen.

    (6)

    Verordening (EG) nr. 1725/2003 dient derhalve dienovereenkomstig te worden aangepast.

    (7)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1725/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De in de bijlage bij deze verordening opgenomen tekst van International Accounting Standard (IAS) 32 „Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie”wordt ingevoegd.

    2)

    De in de bijlage bij deze verordening opgenomen tekst van de interpretatie IFRIC 1 „Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen” wordt ingevoegd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van uiterlijk 1 januari 2005.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 29 december 2004.

    Voor de Commissie

    Charlie McCREEVY

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 243 van 27.9.2003, blz. 1.

    (2)  PB L 261 van 13.10.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2236/2004 (PB L 392 van 31.12.2004, blz. 1).


    BIJLAGE

    INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS

    IAS 32

    Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie

    IFRIC 1

    Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen

    Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org.uk.

    INTERNATIONAL ACCOUNTING STANDARD 32

    Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie

    INHOUD

    Doel

    Toepassingsgebied

    Definities

    Presentatie

    Vreemd vermogen en eigen vermogen

    Geen contractuele verplichting tot levering van geldmiddelen of een ander financieel actief (alinea 16(a))

    Afwikkeling in eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit (alinea 16(b))

    Voorzieningen voor voorwaardelijke afwikkeling

    Afwikkelingsmogelijkheden

    Samengestelde financiële instrumenten

    Ingekochte eigen aandelen

    Rente, dividenden, verliezen en winsten

    Saldering van een financieel actief en een financiële verplichting

    Informatieverschaffing

    Indeling, locatie en categorieën van financiële instrumenten

    Beleid inzake risicobeheer en afdekkingsactiviteiten

    Bepalingen en grondslagen voor financiële verslaggeving

    Renterisico

    Kredietrisico

    Reële waarde

    Overige informatie

    Niet langer opnemen in de balans

    Zekerheid

    Samengestelde financiële instrumenten met meerdere in het contract besloten derivaten

    Financiële activa en financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening

    Herclassificatie

    Winst- en verliesrekening en eigen vermogen

    Bijzondere waardevermindering

    Niet-nakoming en schending

    Ingangsdatum

    Intrekking van andere uitspraken

    Deze herziene standaard vervangt IAS 32 (herziene versie van 2000) Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie en dient te worden toegepast voor jaarperioden die aanvangen op of na 1 januari 2005. Eerdere toepassing is toegestaan. International Accounting Standard 32

    DOEL

    1.

    Deze standaard heeft tot doel gebruikers van jaarrekeningen meer inzicht te verschaffen in het belang van financiële instrumenten voor de financiële positie, financiële prestaties en kasstromen van een entiteit.

    2.

    Deze standaard bevat vereisten voor de presentatie van financiële instrumenten en geeft aan welke informatie over deze instrumenten moet worden verschaft. De presentatievereisten gelden voor de classificatie van financiële instrumenten, vanuit het perspectief van de emittent, naar financiële activa, financiële verplichtingen en eigen-vermogensinstrumenten; de classificatie van daaraan gerelateerde rente, dividenden, verliezen en winsten; en de omstandigheden waaronder financiële activa en financiële verplichtingen dienen te worden gesaldeerd. De standaard vereist informatieverschaffing over factoren die invloed hebben op het bedrag, het tijdstip en de zekerheid van de toekomstige kasstromen van een entiteit met betrekking tot financiële instrumenten en de grondslagen voor financiële verslaggeving die op die instrumenten moeten worden toegepast. Daarnaast schrijft deze standaard voor dat informatie wordt verschaft over de aard en omvang van het gebruik van financiële instrumenten door een entiteit, de bedrijfsdoelstellingen die ze dienen, de risico's die ermee verband houden en het beleid van het management inzake de beheersing van deze risico's.

    3.

    De grondslagen in deze standaard zijn een aanvulling op de grondslagen voor de opname en waardering van financiële activa en financiële verplichtingen in IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering.

    TOEPASSINGSGEBIED

    4.

    Deze standaard dient door alle entiteiten te worden toegepast op alle soorten financiële instrumenten, met uitzondering van:

    (a)

    belangen in dochterondernemingen, geassocieerde deelnemingen en joint ventures die worden verwerkt overeenkomstig IAS 27 Geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekening, IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen of IAS 31 Belangen in joint ventures. Entiteiten dienen deze standaard echter toe te passen op een belang in een dochteronderneming, geassocieerde deelneming of joint venture dat volgens IAS 27, IAS 28 of IAS 31 administratief overeenkomstig IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering wordt verwerkt. In deze gevallen dienen entiteiten naast de informatievereisten in IAS 27, IAS 28 en IAS 31 tevens aan de informatievereisten in deze standaard te voldoen. Entiteiten dienen deze standaard ook toe te passen op alle derivaten betreffende belangen in dochterondernemingen, geassocieerde deelnemingen of joint ventures;

    (b)

    rechten en verplichtingen van werkgevers uit hoofde van beloningsregelingen voor het personeel, waarop IAS 19 Personeelsbeloningen, van toepassing is;

    (c)

    rechten en verplichtingen die voortvloeien uit verzekeringscontracten. Entiteiten dienen deze standaard echter toe te passen op financiële instrumenten in de vorm van een (her)verzekeringscontract zoals beschreven in alinea 6, maar waarbij in hoofdzaak overdracht plaatsvindt van in alinea 52 beschreven financiële risico’s. Daarnaast dienen entiteiten deze standaard toe te passen op derivaten die besloten zijn in verzekeringscontracten (zie alinea 10 tot en met 13) van IAS 39);

    (d)

    contracten op basis van een voorwaardelijke vergoeding bij een bedrijfscombinatie (zie alinea 65 tot en met 67 van IAS 22 Bedrijfscombinaties);Deze vrijstelling geldt alleen voor de overnemende partij;

    (e)

    contracten die een betaling vereisen die is gebaseerd op klimatologische, geologische of andere fysieke variabelen (zie alinea TL1 van IAS 39). Deze standaard dient echter te worden toegepast op andere soorten derivaten die in dergelijke contracten zijn besloten (bijvoorbeeld als een renteswap afhankelijk is van een klimatologische variabele zoals het aantal dagen waarop een bepaalde temperatuur wordt bereikt, dan is het renteswapelement een in een contract besloten derivaat dat binnen het toepassingsgebied van deze standaard valt – zie alinea 10 tot en met 13 van IAS 39).

    5.

    Deze standaard geldt voor zowel opgenomen als niet-opgenomen financiële instrumenten. Opgenomen financiële instrumenten omvatten door de entiteit uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten en financiële activa en financiële verplichtingen die binnen het toepassingsgebied van IAS 39 vallen. Niet-opgenomen financiële instrumenten omvatten sommige financiële instrumenten die, hoewel zij buiten het toepassingsgebied van IAS 39 vallen, binnen het toepassingsgebeid van deze standaard vallen (zoals sommige verplichtingen uit hoofde van leningen).

    6.

    Binnen het bestek van deze standaard is een verzekeringscontract een contract waarbij de verzekeraar wordt blootgesteld aan bepaalde verliesrisico's die verbonden zijn aan gebeurtenissen of omstandigheden die binnen een bepaalde periode plaatsvinden of worden ontdekt, met inbegrip van overlijden (of bij een lijfrente, het overleven van de lijfrentetrekker), ziekte, arbeidsongeschiktheid, materiële schade, schade aan derden en onderbreking van de bedrijfsactiviteiten. De bepalingen van deze standaard zijn van toepassing als een financieel instrument de vorm heeft van een verzekeringscontract maar in hoofdzaak betrekking heeft op de overdracht van financiële risico's (zie alinea 52), bijvoorbeeld bepaalde soorten financiële herverzekeringscontracten en gegarandeerde beleggingscontracten die zijn uitgegeven door verzekeringsmaatschappijen en andere entiteiten. Entiteiten die verplichtingen hebben uit hoofde van verzekeringscontracten worden aangemoedigd om te overwegen of het geëigend is de bepalingen van deze standaard toe te passen bij het presenteren en verschaffen van informatie over dergelijke verplichtingen.

    7.

    Andere standaarden die specifiek zijn uitgevaardigd voor bepaalde soorten financiële instrumenten bevatten aanvullende vereisten met betrekking tot het presenteren en verschaffen van informatie. Bijvoorbeeld IAS 17 Lease-overeenkomsten, en IAS 26 Administratieve verwerking en verslaggeving door werknemerspensioenfondsen, bevatten specifieke informatievereisten met betrekking tot respectievelijk financiële leases en werknemerspensioenfondsen. Daarnaast gelden er voor financiële instrumenten bepaalde vereisten uit andere standaarden, met name IAS 30 Toelichtingen in de jaarrekeningen van banken en soortgelijke financiële instellingen.

    8.

    Deze standaard dient te worden toegepast op contracten tot aankoop of verkoop van niet-financiële goederen, die op nettobasis kunnen worden afgewikkeld in geldmiddelen of een ander financieel instrument, of door financiële instrumenten te ruilen, alsof de contracten financiële instrumenten waren, met uitzondering van contracten die zijn gesloten en worden gehouden in verband met de ontvangst of de levering van een niet-financieel goed overeenkomstig de verwachte behoeften van de entiteit ten aanzien van inkoop, verkoop of gebruik.

    9.

    Er zijn verschillende manieren waarop een contract tot aankoop of verkoop van een niet-financieel goed op nettobasis kan worden afgewikkeld in geldmiddelen of een ander financieel instrument, of door financiële instrumenten te ruilen. Deze omvatten:

    (a)

    indien de contractvoorwaarden elk van beide partijen toestaan het contract op nettobasis af te wikkelen in geldmiddelen of een ander financieel instrument of door financiële instrumenten te ruilen;

    (b)

    indien de mogelijkheid om op nettobasis af te wikkelen in geldmiddelen of een ander financieel actief, of door financiële instrumenten te ruilen, niet expliciet in de contractvoorwaarden is opgenomen, maar het voor de entiteit gangbare praktijk is om vergelijkbare contracten op nettobasis af te wikkelen in geldmiddelen of een ander financieel actief, of door financiële instrumenten te ruilen (hetzij met de tegenpartij, door het afsluiten van tegengestelde contracten, of door het contract vóór de uitoefening of het verlopen te verkopen);

    (c)

    indien het bij de entiteit, voor vergelijkbare contracten, gangbare praktijk is dat het onderliggende niet-financiële goed wordt ontvangen om het kort na ontvangst met winst te verkopen door te profiteren van prijsschommelingen op de korte termijn of van de handelsmarge;

    en

    (d)

    indien het niet-financiële goed waarover het contract handelt onmiddellijk in geldmiddelen kan worden omgezet.

    Een contract waarop sub (b) en (c) van toepassing zijn, wordt niet gesloten met het oog op de ontvangst of levering van het niet-financiële goed overeenkomstig de verwachte behoeften van de entiteit ten aanzien van inkoop, verkoop of gebruik, en valt derhalve binnen het toepassingsgebied van IAS 32. Andere contracten waarvoor alinea 8 geldt, worden beoordeeld om te bepalen of zij werden gesloten en worden gehouden om het niet-financiële item te ontvangen of over te dragen overeenkomstig de behoeften van de entiteit ten aanzien van inkoop, verkoop of gebruik, en derhalve of zij binnen het toepassingsgebied van deze standaard vallen.

    10.

    Een geschreven optie tot aankoop of verkoop van een niet-financieel goed dat, overeenkomstig alinea 9 (a) of (d), op nettobasis kan worden afgewikkeld in geldmiddelen of een ander financieel instrument, of door financiële instrumenten te ruilen, valt binnen het toepassingsgebied van deze standaard. Een dergelijk contract kan niet worden gesloten met het oog op de ontvangst of levering van het niet-financiële goed overeenkomstig de behoeften van de entiteit ten aanzien van inkoop, verkoop of gebruik.

    DEFINITIES (zie tevens alinea TL3 tot en met TL24)

    11.

    De volgende begrippen worden in deze standaard gebruikt met de hierna omschreven betekenis:

    Een financieel instrument is een overeenkomst die leidt tot zowel een financieel actief bij één entiteit als een financiële verplichting of eigen-vermogensinstrument bij een andere entiteit.

    Een financieel actief is een actief dat :

    (a)

    een geldmiddel is;

    (b)

    een eigen-vermogensinstrument van een andere entiteit is;

    (c)

    een contractueel recht is om:

    (i)

    geldmiddelen of een ander financieel actief te ontvangen van een andere entiteit;

    of

    (ii)

    financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met een andere entiteit onder voorwaarden die potentieel voordelig zijn voor de entiteit;

    of

    (d)

    een contract dat in de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit zal of kan worden afgewikkeld en dat:

    (i)

    een niet-derivaat is waarbij de entiteit verplicht is, of kan worden, om een variabel aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit te ontvangen;

    of

    (ii)

    een derivaat dat door de emittent zal of kan worden afgewikkeld door geldmiddelen of een ander financieel actief te ruilen voor een vast aantal van de eigen-vermogensinstrumenten. In dit kader omvatten de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit geen instrumenten die op zichzelf contracten zijn op grond waarvan in de toekomst de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent worden ontvangen of overgedragen.

    Een financiële verplichting is elke verplichting die:

    (a)

    een contractuele verplichting is om:

    (i)

    geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere entiteit te leveren;

    of

    (ii)

    financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met een andere entiteit onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn voor de entiteit;

    of

    (b)

    een contract is dat in de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit zal of kan worden afgewikkeld en dat:

    (i)

    een niet-derivaat is waarbij de entiteit verplicht is, of kan worden, om een variabel aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit te leveren;

    of

    (ii)

    een derivaat is dat door de emittent zal of kan worden afgewikkeld door geldmiddelen of een ander financieel actief te ruilen voor een vast aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit. In dit kader omvatten de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit geen instrumenten die op zichzelf contracten zijn op grond waarvan in de toekomst de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent worden ontvangen of geleverd.

    Een eigen-vermogensinstrument is elk contract dat het overblijvende belang omvat in de activa van een entiteit, na aftrek van alle verplichtingen. De reële waarde is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld, tussen terzake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn.

    12.

    De volgende begrippen worden gedefinieerd in alinea 9 van IAS 39 en worden in deze standaard gebruikt met de in IAS 39 vermelde betekenis.

    geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting;

    voor verkoop beschikbare financiële activa;

    niet langer opnemen in de balans;

    derivaat;

    effectieve-rentemethode;

    financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening;

    vaststaande verplichting;

    verwachte toekomstige transactie;

    afdekkingseffectiviteit;

    afgedekte positie;

    afdekkingsinstrument;

    tot einde looptijd aangehouden beleggingen;

    leningen en vorderingen;

    volgens standaard marktconventies afgewikkelde inkoop of verkoop;

    transactiekosten.

    13.

    In deze standaard verwijzen de begrippen „contract” en „contractueel” naar een overeenkomst tussen twee of meer partijen die duidelijke economische gevolgen heeft, waaraan de partijen zich niet of nauwelijks kunnen onttrekken, meestal omdat de overeenkomst in rechte afdwingbaar is. Contracten, en bijgevolg financiële instrumenten, kunnen diverse vormen aannemen en zijn niet noodzakelijkerwijs schriftelijk aangegaan.

    14.

    In deze standaard omvat het begrip „entiteit” natuurlijke personen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, rechtspersonen, trusts en overheidsinstellingen.

    PRESENTATIE

    Vreemd vermogen en eigen vermogen (zie tevens alinea TL25 tot en met TL29)

    15.

    De emittent van een financieel instrument dient het instrument, of de afzonderlijke componenten van het instrument, als een financiële verplichting of als eigen vermogen te classificeren, in overeenstemming met de economische realiteit van de contractuele afspraak, en met de definitie van een financiële verplichting, een financieel actief en van een eigen-vermogensinstrument.

    16.

    Wanneer een emittent de definities in alinea 11 toepast om te bepalen of een financieel instrument een eigen-vermogensinstrument is in plaats van een financiële verplichting, dan is het instrument uitsluitend een eigen-vermogensinstrument indien aan beide onderstaande voorwaarden (a) en (b) wordt voldaan.

    (a)

    Het instrument omvat geen contractuele verplichting om:

    (i)

    geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere entiteit te leveren;

    of

    (ii)

    financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met een andere entiteit onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn voor de emittent.

    (b)

    Indien het instrument in de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent zal of kan worden afgewikkeld, dan is het:

    (i)

    een niet-afgeleid instrument dat voor de emittent geen contractuele verplichting inhoudt tot levering van een variabel aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit;

    of

    (ii)

    een afgeleid instrument dat door de emittent uitsluitend zal worden afgewikkeld door geldmiddelen of een ander financieel actief te ruilen voor een vast aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent. In dit kader omvatten de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent geen instrumenten die op zichzelf contracten zijn op grond waarvan in de toekomst de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent worden ontvangen of geleverd.

    Een contractuele verplichting, met inbegrip van een contractuele verplichting die uit een afgeleid financieel instrument voortvloeit, die zal of kan leiden tot ontvangst of levering in de toekomst van de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent, maar die niet aan de bovenstaande voorwaarden (a) en (b) voldoet, is geen eigen-vermogensinstrument.

    Geen contractuele verplichting tot levering van geldmiddelen of een ander financieel actief (alinea 16(a))

    17.

    Het cruciale kenmerk om een financië le verplichting te onderscheiden van een eigen-vermogensinstrument is het al dan niet bestaan van een contractuele verplichting van één betrokken partij bij het financieel instrument (de emittent) om geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere partij (de houder) te leveren of om financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met de houder onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn voor de emittent. Hoewel de houder van een eigen-vermogensinstrument het recht kan hebben op een pro-ratadeel van de dividenden of andere uitkeringen uit het eigen vermogen, heeft de emittent geen contractuele verplichting om dergelijke uitkeringen te doen, omdat deze niet verplicht kan worden tot levering van geldmiddelen of een ander financieel actief aan de andere partij.

    18.

    De economische realiteit van een financieel instrument, en niet de juridische vorm, bepaalt de classificatie van dit instrument in de balans van de entiteit. Economische realiteit en juridische vorm stemmen veelal overeen, maar dit is niet altijd het geval. Sommige financiële instrumenten hebben de juridische vorm van eigen vermogen, terwijl zij in wezen verplichtingen zijn. Andere financiële instrumenten kunnen kenmerken van eigen-vermogensinstrumenten combineren met kenmerken die gekoppeld zijn aan financiële verplichtingen. Bijvoorbeeld:

    (a)

    een preferent aandeel dat op een vaste of bepaalbare toekomstige datum verplicht door de emittent voor een vast of bepaalbaar bedrag moet worden ingekocht, of de houder het recht geeft om de emittent te verplichten het instrument op of na een bepaalde datum in te kopen voor een vast of bepaalbaar bedrag, is een financiële verplichting;

    (b)

    een financieel instrument dat de houder het recht geeft om het instrument door de emittent terug te laten nemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief (een instrument met terugneemverplichting („puttable instrument”)) is een financiële verplichting. Dit is zelfs het geval wanneer het bedrag van de geldmiddelen of de andere financiële activa wordt bepaald op basis van een index of een andere grootheid die kan stijgen en dalen, of indien de juridische vorm van het instrument met terugneemverplichting de houder recht geeft op een overblijvend aandeel in de activa van een emittent. Het bestaan van een optie voor de houder om het instrument door de emittent terug te laten nemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief betekent dat het instrument met terugneemverplichting voldoet aan de definitie van een financiële verplichting. Bijvoorbeeld open-end beleggingsfondsen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid en sommige coöperatieve entiteiten, bijvoorbeeld, kunnen hun deelnemers of leden het recht geven hun belang in de emittent op elk moment door de emittent te laten inkopen voor geldmiddelen tot een bedrag van hun aandeel in de intrinsieke waarde van de emittent. De classificatie als financiële verplichting sluit echter niet het gebruik uit van omschrijvingen zoals „aan deelnemers toe te rekenen intrinsieke waarde” en „verandering in de aan deelnemers toe te rekenen intrinsieke waarde” in de jaarrekening van een entiteit zonder aandelenkapitaal (zoals sommige open end beleggingsfondsen, zie voorbeeld 7), of het gebruik van aanvullende informatie om te laten zien dat het totaal van de belangen van leden posten als reserves omvat die voldoen aan de definitie van eigen vermogen en instrumenten met terugneemverplichting die hieraan niet voldoen (zie voorbeeld 8).

    19.

    Indien een entiteit niet onvoorwaardelijk gerechtigd is om te voorkomen dat de afwikkeling van een contractuele verplichting geschiedt door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief, dan voldoet de verplichting aan de definitie van een financiële verplichting. Bijvoorbeeld:

    (a)

    als de mogelijkheid van een eniteit om een contractuele verplichting na te komen, wordt beperkt, zoals bijvoorbeeld bij onvoldoende toegang tot een vreemde valuta of als de betaling onderworpen is aan de goedkeuring van een toezichthoudende instantie, doet dit niet de contractuele verplichting van de entiteit of het contractuele recht van de houder uit hoofde van het instrument teniet.

    (b)

    een contractuele verplichting die afhankelijk is van een tegenpartij die haar recht tot verplichte inkoop door de emittent uitoefent, is een financiële verplichting, omdat de entiteit niet het onvoorwaardelijke recht heeft om de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief te voorkomen.

    20.

    Voor een financieel instrument waarbij een contractuele verplichting tot levering van geldmiddelen of een ander financieel actief niet expliciet is vastgelegd, geldt dat een verplichting op indirecte wijze via de contractuele bepalingen tot stand kan worden gebracht. Bijvoorbeeld:

    (a)

    een financieel instrument kan een niet-financiële verplichting bevatten die uitsluitend moet worden afgewikkeld indien de entiteit geen uitkeringen doet of het instrument niet inkoopt. Indien de entiteit de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief alleen kan voorkomen door de niet-financiële verplichting af te wikkelen, is het financiële instrument een financiële verplichting.

    (b)

    een financieel instrument is een financiële verplichting indien er is bepaald dat de entiteit bij afwikkeling hetzij:

    (i)

    geldmiddelen of een ander financieel actief zal leveren;

    of

    (ii)

    eigen aandelen zal leveren waarvan de waarde zodanig wordt bepaald dat deze de waarde van de geldmiddelen of het andere financiële actief aanzienlijk overschrijdt.

    Hoewel de entiteit geen expliciete contractuele verplichting heeft om geldmiddelen of een ander financieel actief te leveren, is de waarde van het alternatief waarbij de afwikkeling in aandelen geschiedt zodanig dat de entiteit in geldmiddelen zal afwikkelen. De houder heeft in wezen in ieder geval de garantie dat hij een bedrag zal ontvangen dat ten minste gelijk is aan de optie waarbij de afwikkeling in geldmiddelen geschiedt (zie alinea 21).

    Afwikkeling in eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit (alinea 16(b))

    21.

    Het blote feit dat een contract kan resulteren in de ontvangst of levering van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit betekent niet dat het contract een eigen-vermogensinstrument is. Een entiteit kan een contractueel recht of een contractuele verplichting hebben om een aantal aandelen of andere eigen-vermogensinstrumenten te ontvangen of te leveren dat zodanig is dat de reële waarde van de te ontvangen of te leveren eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit gelijk is aan het bedrag van het contractuele recht of de contractuele verplichting. Een dergelijk contractueel recht of dergelijke contractuele verplichting kan een vast bedrag betreffen, dan wel een bedrag dat (deels) afhankelijk is van wijzigingen in een variabele niet zijnde de marktprijs van de eigen-vermogenscomponenten van de entiteit (bijvoorbeeld een rentevoet, de prijs van een commodity of van een financieel instrument). Twee voorbeelden zijn (a) een contract tot overdracht van het aantal eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit waarvan de waarde overeenkomt met CU100 (1), en (b) een contract tot levering van het aantal eigen eigen-vermogensinstrumenten waarvan de waarde overeenkomt met de waarde van 100 ounce goud. Een dergelijk contract is een financiële verplichting van de entiteit, ondanks het feit dat de entiteit dit moet of kan afwikkelen door levering van eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit. Het is geen eigen-vermogensinstrument omdat de entiteit een variabel aantal eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit gebruikt als middel om het contract af te wikkelen. Bijgevolg behelst het contract geen overblijvend belang in de activa van de entiteit na aftrek van haar verplichtingen.

    22.

    Een contract dat door de entiteit wordt afgewikkeld door (ontvangst of) levering van een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een andere financieel actief is een eigen-vermogensinstrument. Bijvoorbeeld een uitgegeven aandelenoptie die de tegenpartij het recht geeft om een vast aantal aandelen van de entiteit te kopen voor een vaste prijs of voor een vaste bepaalde hoofdsom van een obligatie is een eigen-vermogensinstrument. Wijzigingen in de reële waarde van een contract als gevolg van schommelingen in de marktrente die bij de afwikkeling van het contract niet van invloed zijn op de te betalen of te ontvangen geldmiddelen of andere financiële activa, of het aantal te ontvangen of over te dragen eigen-vermogensinstrumenten, sluiten niet uit dat het contract een eigen-vermogensinstrument is. Elke ontvangen vergoeding (zoals de ontvangen premie voor een geschreven optie of warrant op de eigen aandelen van de entiteit) wordt rechtstreeks ten gunste van het eigen vermogen gebracht. Elke betaalde vergoeding (zoals de betaalde premie voor een gekochte optie) wordt rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen gebracht. Wijzigingen in de reële waarde van een eigen-vermogensinstrument worden niet in de jaarrekening opgenomen.

    23.

    Een contract dat voor een entiteit een verplichting inhoudt tot inkoop van eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief doet een financiële verplichting ontstaan ten bedrage van de contante waarde van het inkoopbedrag (bijvoorbeeld de contante waarde van de prijs van de termijninkoop, de uitoefenprijs van de optie of een ander inkoopbedrag). Dit is zelfs het geval indien het contract zelf een eigen-vermogensinstrument is. Eén voorbeeld is de verplichting van een entiteit om op grond van een termijncontract haar eigen-vermogensinstrumenten te kopen in ruil voor geldmiddelen. Bij de eerste opname op basis van IAS 39 wordt de financiële verplichting op de reële waarde (de contante waarde van het inkoopbedrag) opgenomen; deze reële waarde wordt ten laste van het eigen vermogen gebracht. Daarna wordt de financiële verplichting gewaardeerd overeenkomstig IAS 39. Indien het contract zonder levering afloopt, wordt de boekwaarde van de financiële verplichting ten gunste van het eigen vermogen gebracht. De contractuele verplichting van een entiteit tot de inkoop van haar eigen-vermogensinstrumenten geeft aanleiding tot een financiële verplichting ten bedrage van de contante waarde van het inkoopbedrag, zelfs indien de verplichting tot inkoop afhankelijk is van een tegenpartij die haar recht uitoefent om de eigen-vermogensinstrumenten te laten inkopen (bijvoorbeeld een geschreven putoptie die de tegenpartij het recht geeft om aan de entiteit de eigen-vermogensinstrumenten van een entiteit te verkopen tegen een vast bedrag).

    24.

    Een contract dat door de entiteit wordt afgewikkeld door de levering of ontvangst van een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een andere financieel actief is een financieel actief of een financiële verplichting. Een voorbeeld hiervan is een contract waarbij de entiteit 100 van haar eigen-vermogensinstrumenten moet leveren in ruil voor een geldbedrag dat gelijk is aan de waarde van 100 ounce goud.

    Voorzieningen voor voorwaardelijke afwikkeling

    25.

    De entiteit kan op grond van een financieel instrument verplicht zijn geldmiddelen of een ander financieel actief te leveren, dan wel het instrument op zodanige wijze af te wikkelen dat het een financiële verplichting zou zijn, bij het al dan niet optreden van onzekere toekomstige gebeurtenissen (of naar aanleiding van de uitkomst van onzekere omstandigheden) waarover noch de emittent, noch de houder van het instrument controle heeft, zoals een verandering van een aandelenmarktindex, een consumentenprijzenindex, een rentevoet of van belastingvereisten, of de toekomstige opbrengsten, nettowinst of solvabiliteit van de emittent. De emittent van een dergelijk instrument heeft geen onvoorwaardelijk recht om de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief te voorkomen (of het instrument op zodanige wijze af te wikk elen dat het een financiële verplichting zou zijn). Het is derhalve een financiële verplichting van de emittent tenzij:

    (a)

    het deel van de voorziening voor voorwaardelijke afwikkeling dat afwikkeling in de vorm van geldmiddelen of een ander financieel actief (of op zodanige andere wijze dat er sprake zou zijn van een financiële verplichting) zou kunnen voorschrijven, geen materiële betekenis heeft;

    of

    (b)

    de emittent alleen bij liquidatie van de emittent tot afwikkeling van de verplichting in geldmiddelen of een ander financieel actief kan worden verplicht (of anderszins tot afwikkeling op zodanige wijze dat er sprake zou zijn van een financiële verplichting).

    Afwikkelingsmogelijkheden

    26.

    Wanneer een afgeleid financieel instrument één partij het recht geeft te bepalen hoe het wordt afgewikkeld (de emittent of de houder kan bijvoorbeeld kiezen voor nettoverrekening in geldmiddelen of door aandelen te ruilen voor geldmiddelen), dan is het een financieel actief of een financiële verplichting tenzij alle afwikkelingsmogelijkheden erop neer zouden komen dat er sprake is van een eigen-vermogensinstrument.

    27.

    Een voorbeeld van een afgeleid financieel instrument met een afwikkelingsmogelijkheid dat een financiële verplichting is, is een aandelenoptie waarbij de emittent kan besluiten op nettobasis af te wikkelen in geldmiddelen of door eigen aandelen te ruilen voor geldmiddelen. Op vergelijkbare wijze vallen sommige contracten tot inkoop of verkoop van een niet-financieel goed via de ruil van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit binnen het toepassingsgebied van deze standaard, omdat zij kunnen worden afgewikkeld door hetzij levering van het niet-financiële goed of op nettobasis in geldmiddelen of een ander financieel instrument (zie alinea 8 tot en met 10). Dergelijke contracten zijn financiële activa of financiële verplichtingen en geen eigen-vermogensinstrumenten.

    Samengestelde financiële instrumenten (zie tevens alinea TL30 tot en met TL 35 en de voorbeeld 9 tot en met 12)

    28.

    De emittent van niet-afgeleide financiële instrumenten dient de voorwaarden van het financiële instrument te beoordelen om te bepalen of het zowel een vreemd-vermogens- als een eigen-vermogenscomponent bevat. Dergelijke componenten dienen overeenkomstig alinea 15 afzonderlijk als financiële verplichtingen, financiële activa of eigen-vermogensinstrumenten te worden geclassificeerd.

    29.

    Een entiteit neemt in de balans de componenten van een financieel instrument afzonderlijk op waarmee (a) een financiële verplichting van de entiteit wordt gecreëerd en (b) de houder van het instrument een optie wordt verleend om het te converteren naar een eigen-vermogensinstrument van de entiteit. Bijvoorbeeld een obligatie die, of een vergelijkbaar instrument dat, door de houder kan worden geconverteerd naar een vast aantal gewone aandelen van de entiteit is een samengesteld financieel instrument. Vanuit het oogpunt van de entiteit bestaat een dergelijk instrument uit twee componenten: een financiële verplichting (een contractuele afspraak om geldmiddelen of andere financiële activa te leveren) en een eigen-vermogensinstrument (een calloptie die de houder gedurende een bepaalde periode het recht geeft tot conversie naar gewone aandelen van de entiteit). Het economische effect van de uitgifte van een dergelijk instrument is in wezen hetzelfde als het gelijktijdig uitgeven van een schuldinstrument met een voorziening voor vervroegde afwikkeling en warrants waarmee gewone aandelen kunnen worden gekocht, of het uitgeven van een schuldinstrument met afhechtbare warrants waarmee aandelen kunnen worden gekocht. Dienovereenkomstig dient de entiteit in alle gevallen de vreemd-vermogens- en eigen-vermogenscomponenten afzonderlijk in haar balans te presenteren.

    30.

    De classificatie van de vreemd-vermogens- en eigen-vermogenscomponenten van een converteerbaar instrument wordt niet herzien als er een verandering optreedt in de waarschijnlijkheid dat een conversieoptie zal worden uitgeoefend, zelfs niet als de uitoefening van de optie voor bepaalde houders economisch voordelig lijkt te zijn geworden. Mogelijk handelen de houders niet altijd overeenkomstig de verwachtingen, bijvoorbeeld omdat de fiscale gevolgen van een conversie tussen de houders kunnen verschillen. Voorts zal de waarschijnlijkheid van een conversie van tijd tot tijd veranderen. De contractuele verplichting van de entiteit om in de toekomst betalingen te verrichten blijft bestaan tot zij wordt opgeheven door conversie, de vervaldatum van het instrument of een andere transactie.

    31.

    IAS 39 behandelt de waardering van financiële activa en financiële verplichtingen. Eigen-vermogensinstrumenen zijn instrumenten die het overblijvende recht omvatten op een belang in de activa van een entiteit, na aftrek van alle verplichtingen. Wanneer derhalve de eerste boekwaarde van een samengesteld financieel instrument wordt toegerekend aan de eigen-vermogens- en de vreemd-vermogenscomponent wordt het verschil tussen de reële waarde van het instrument in zijn geheel en het bedrag dat afzonderlijk voor de vreemd-vermogenscomponent wordt bepaald, aan de eigen-vermogenscomponent toegewezen. De waarde van eventuele afgeleide kenmerken (zoals een calloptie) die in het samengestelde instrument zijn besloten, niet zijnde de eigen-vermogenscomponent (zoals een conversieoptie in aandelen) wordt opgenomen in de vreemd-vermogenscomponent. De som van de boekwaarden die bij de eerste opname in de balans worden toegerekend aan de vreemd-vermogens- en de eigen-vermogenscomponent is altijd gelijk aan de reële waarde die zou worden toegerekend aan het instrument als geheel. Er ontstaat geen winst of verlies als gevolg van het afzonderlijk opnemen en presenteren van de componenten van het instrument.

    32.

    Volgens de in alinea 31 beschreven aanpak bepaalt de emittent van een naar gewone aandelen converteerbare obligatie de boekwaarde van de vreemd-vermogenscomponent op basis van de reële waarde van een vergelijkbare verplichting (met inbegrip van eventuele in de verplichting besloten afgeleide vreemd-vermogenselementen) waaraan geen eigen-vermogenscomponent is gekoppeld. De boekwaarde van het eigen-vermogensinstrument dat wordt weergegeven door de optie tot conversie van het instrument naar gewone aandelen wordt vervolgens bepaald door de reële waarde van de financiële verplichting op de reële waarde van het samengestelde instrument als geheel in mindering te brengen.

    Ingekochte eigen aandelen (zie tevens alinea T L36)

    33.

    Indien een entiteit haar eigen-vermogensinstrumenten inkoopt, dienen deze instrumenten („ingekochte eigen aandelen”) op het eigen vermogen in mindering te worden gebracht. Er mag in de winst- en verliesrekening geen winst of verlies worden opgenomen op de inkoop, verkoop, uitgifte of intrekking van de eigen-vermogensinstrumenten van een entiteit. Dergelijke ingekochte eigen aandelen kunnen worden verkregen en gehouden door de entiteit, of door andere groepsondernemingen. Een betaalde of ontvangen vergoeding dient rechtstreeks in het eigen vermogen te worden verwerkt.

    34.

    Het bedrag van de gehouden ingekochte eigen aandelen wordt afzonderlijk vermeld in de balans of in de toelichting, overeenkomstig IAS 1 Presentatie van de jaarrekening. Een entiteit verschaft informatie overeenkomstig IAS 24 Informatieverschaffing over verbonden partijen indien de entiteit haar eigen-vermogensinstrumenten inkoopt bij verbonden partijen.

    Rente, dividenden, verliezen en winsten (zie tevens alinea TL37)

    35.

    Rente, dividenden, verliezen en winsten die verband houden met een financieel instrument of een component die een financiële verplichting is, dienen als bate of last in de winst- en verliesrekening te worden opgenomen. Uitkeringen aan houders van een eigen-vermogensinstrument dienen door de entiteit rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen te worden gebracht, na aftrek van een eventueel hiermee verband houdend winstbelastingvoordeel. Transactiekosten van een eigen-vermogenstransactie, niet zijnde de aan de uitgifte van een eigen-vermogensinstrument verbonden kosten die direct aan de verwerving van een bedrijf (die administratief wordt verwerkt conform IAS 22) zijn toe te wijzen, dienen in mindering te worden gebracht op het eigen vermogen, na aftrek van een eventueel hiermee verband houdend winstbelastingvoordeel).

    36.

    De classificatie van een financieel instrument als een financiële verplichting of een eigen-vermogensinstrument bepaalt of rente, dividenden, verliezen en winsten met betrekking tot dat instrument als bate of last in de winst- en verliesrekening worden opgenomen. Bijgevolg worden dividendbetalingen op aandelen die volledig als verplichting worden opgenomen, als last opgenomen, op dezelfde wijze als rente op een obligatie. Op vergelijkbare wijze worden winsten en verliezen in verband met de aflossing of herfinanciering van financiële verplichtingen in de winst- en verliesrekening opgenomen, terwijl de inkoop of herfinanciering van eigen-vermogensinstrumenten in het eigen vermogen wordt verwerkt. Wijzigingen in de reële waarde van een eigen-vermogensinstrument worden niet in de jaarrekening opgenomen.

    37.

    Een entiteit maakt gewoonlijk verscheidene kosten bij de uitgifte of verwerving van haar eigen-vermogensinstrumenten. Deze kosten kunnen bestaan uit registratierechten en andere door de wet opgelegde vergoedingen, aan juridische adviseurs, accountants en andere professionele dienstverleners betaalde bedragen, drukkosten en zegelrechten. De transactiekosten van een eigen-vermogenstransactie worden ten laste van het eigen vermogen gebracht (na aftrek van het eventuele winstbelastingvoordeel) voorzover zij bijkomende kosten zijn die direct zijn toe te rekenen aan de eigen-vermogenstransactie, die zich anders niet zouden hebben voorgedaan. De kosten van een eigen-vermogenstransactie die wordt gestaakt, worden als last verwerkt.

    38.

    Transactiekosten die betrekking hebben op de uitgifte van een samengesteld financieel instrument worden aan de vreemd-vermogens- en de eigenvermogenscomponent toegerekend naar rato van de toerekening van de opbrengsten. Transactiekosten die gezamenlijk betrekking hebben op meer dan één transactie (bijvoorbeeld kosten van een gelijktijdige aanbieding van bepaalde aandelen en een beursnotering van andere aandelen) worden aan deze transacties toegerekend volgens een rationele toerekeningsbasis die in overeenstemming is met soortgelijke transacties.

    39.

    Het bedrag van de transactiekosten diein de periode ten laste van het eigen vermogen worden verwerkt, wordt overeenkomstig IAS 1 Presentatie van de jaarrekening afzonderlijk vermeld. Het daarmee samenhangende winstbelastingbedrag dat rechtstreeks in het eigen vermogen is verwerkt, wordt opgenomen in het totaalbedrag van de winstbelasting over de verslagperiode en de uitgestelde winstbelasting verwerkt in het eigen vermogen, dat overeenkomstig IAS 12 Winstbelastingen wordt vermeld.

    40.

    Dividenden die als last zijn geclassificeerd mogen in de winst- en verliesrekening worden gepresenteerd als rente op overige verplichtingen of als een afzonderlijke post. Naast de voorschriften van deze standaard dient de vermelding van rente en dividenden te geschieden overeenkomstig de vereisten in IAS 1 en IAS 30 Informatieverschaffing in de jaarrekening van banken en soortgelijke financiële instellingen. In bepaalde omstandigheden is het vanwege de verschillen tussen rente en dividenden met betrekking tot aspecten zoals fiscale aftrekbaarheid wenselijk om ze afzonderlijk te vermelden in de winst- en verliesrekening. De vermelding van de belastingeffecten geschiedt in overeenstemming met IAS 12.

    41.

    Winsten en verliezen naar aanleiding van wijzigingen in de boekwaarde van een financiële verplichting worden als bate of last in de winst- en verliesrekening opgenomen, zelfs wanneer zij betrekking hebben op een instrument dat een recht omvat op het overblijvende belang in de activa van de entiteit in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief (zie alinea 18(b)). Op basis van IAS 1 presenteert de entiteit elke winst en elk verlies dat uit de herwaardering van een dergelijk instrument voortvloeit afzonderlijk in de winst- en de winstverliesrekening, indien het relevant is om de prestaties van de entiteit toe te lichten.

    Saldering van een financieel actief en een financiële verplichting (zie tevens alinea TL38 en TL39)

    42.

    Een financieel actief en een financiële verplichting dienen te worden gesaldeerd en het nettobedrag moet uitsluitend in de balans worden opgenomen indien een entiteit:

    (a)

    thans een in rechte afdwingbaar recht heeft om de opgenomen bedragen te salderen;

    en

    (b)

    voornemens is om hetzij de verplichting op nettobasis af te wikkelen, ofwel om het actief te realiseren op hetzelfde moment dat de verplichting wordt afgewikkeld.

    Bij de administratieve verwerking van een overdracht van een financieel actief dat niet voor verwijdering van de balans in aanmerking komt, dient de entiteit het overgedragen actief en de daarmee samenhangende verplichting niet te salderen (zie IAS 39, alinea 36).

    43.

    Deze standaard vereist dat financiële activa en financiële verplichtingen op nettobasis worden gepresenteerd indien dit een uitdrukking vormt van de verwachte toekomstige kasstromen van een entiteit uit de afwikkeling van twee of meer afzonderlijke financiële instrumenten. Als een entiteit het recht heeft om één enkel nettobedrag te ontvangen of betalen en dit ook van plan is, heeft zij in feite slechts één enkel financieel actief of één enkele financiële verplichting. In andere omstandigheden worden financiële activa en financiële verplichtingen afzonderlijk van elkaar gepresenteerd in overeenstemming met hun kenmerken als zijnde economische middelen of verplichtingen van de entiteit.

    44.

    De saldering van een opgenomen financieel actief en een opgenomen financiële verplichting en de presentatie van het nettobedrag is niet hetzelfde als een financieel actief of een financiële verplichting niet langer opnemen. Saldering leidt niet tot de opname van een winst of een verlies. Anderzijds resulteert het niet langer opnemen van een financieel instrument niet alleen in de verwijdering van de voorheen opgenomen post van de balans, maar kan dit ook leiden tot de opname van een winst of een verlies.

    45.

    Een recht van saldering is een juridisch recht van een schuldenaar, contractueel of anderszins, om een bedrag dat is verschuldigd aan een schuldeiser geheel of gedeeltelijk af te wikkelen of anderszins te elimineren door het te verrekenen met een bedrag dat is verschuldigd door de schuldeiser. In zeer bijzondere omstandigheden kan een schuldenaar een juridisch recht hebben om een door een derde verschuldigd bedrag te verrekenen met het bedrag dat aan een schuldeiser is verschuldigd, op voorwaarde dat er tussen de drie partijen een overeenkomst bestaat waarin het recht van de schuldenaar tot saldering duidelijk is vastgelegd. Aangezien het recht tot saldering een juridisch recht is, kunnen de voorwaarden die samenhangen met dat recht van rechtsgebied tot rechtsgebied verschillen en dient de wetgeving die van toepassing is op de relaties tussen de partijen in beschouwing te worden genomen.

    46.

    Het bestaan van een afdwingbaar recht om een financieel actief en een financiële verplichting met elkaar te verrekenen heeft invloed op de rechten en verplichtingen die gekoppeld zijn aan een financieel actief en een financiële verplichting, en kan de blootstelling van een entiteit aan krediet- en liquiditeitsrisico's aanzienlijk beïnvloeden. Het bestaan van het recht is op zichzelf onvoldoende basis voor saldering. Indien er geen voornemen is om het recht uit te oefenen of om gelijktijdig af te wikkelen, worden het bedrag en het tijdstip van de toekomstige kasstromen van een entiteit niet beïnvloed. Indien een entiteit van plan is om het recht uit te oefenen of om gelijktijdig af te wikkelen, komen de bedragen en tijdstippen van de verwachte toekomstige kasstromen, evenals de risico’s waaraan deze kasstromen zijn blootgesteld, nauwkeuriger tot uiting in de nettopresentatie van het actief en de verplichting. Een voornemen van één of beide partijen om op nettobasis af te wikkelen zonder het juridisch recht om dit te doen, volstaat niet om saldering te rechtvaardigen, omdat de rechten en verplichtingen die verband houden met het afzonderlijke financieel actief en de afzonderlijke financiële verplichting ongewijzigd blijven.

    47.

    Het voornemen van een entiteit om bepaalde activa te realiseren of verplichtingen af te wikkelen, kan worden beïnvloed door haar normale bedrijfspraktijken, de vereisten van de financiële markten en andere omstandigheden die de mogelijkheid om op nettobasis of gelijktijdig af te wikkelen kunnen beperken. Indien een entiteit een recht tot saldering heeft maar niet de intentie heeft om op nettobasis af te wikkelen, of om het actief te realiseren en de verplichting gelijktijdig af te wikkelen, wordt het effect van het recht op de blootstelling van de entiteit aan kredietrisico's vermeld in overeenstemming met alinea 76.

    48.

    Gelijktijdige afwikkeling van twee financiële instrumenten kan bijvoorbeeld plaatsvinden via een clearinginstituut in een georganiseerde financiële markt of via een gelijktijdige overdracht door betrokken partijen. In deze omstandigheden zijn de kasstromen in wezen gelijk aan één nettobedrag en is er geen sprake van een krediet- of liquiditeitsrisico. In andere omstandigheden kan een entiteit twee instrumenten afwikkelen door afzonderlijke bedragen te ontvangen en betalen, waarbij de entiteit wordt blootgesteld aan een kredietrisico voor het volledige bedrag van het actief of aan een liquiditeitsrisico voor het volledige bedrag van de verplichting. Dergelijke risico’s bestaan relatief kort, maar kunnen wel aanzienlijk zijn. Derhalve worden de realisatie van een financieel actief en de afwikkeling van een financiële verplichting uitsluitend als gelijktijdig behandeld als de transacties op hetzelfde moment plaatsvinden.

    49.

    De in alinea 42 beschreven voorwaarden zijn in het algemeen niet vervuld en saldering is gewoonlijk niet geëigend indien:

    (a)

    meerdere verschillende financiële instrumenten worden gebruikt om de kenmerken van één financieel instrument na te bootsen (een zogenaamd „synthetisch instrument”);

    (b)

    financiële activa en financiële verplichtingen voortvloeien uit financiële instrumenten die zijn blootgesteld aan hetzelfde primaire risico (bijvoorbeeld activa en verplichtingen in een portefeuille van termijncontracten of andere derivaten) maar verschillende tegenpartijen kennen;

    (c)

    financiële of andere activa worden gebruikt als zekerheid voor regresvrije financiële verplichtingen;

    (d)

    financiële activa door een schuldenaar worden ondergebracht in een trust met als doel een verplichting na te komen zonder dat de schuldeiser deze activa heeft geaccepteerd ter vereffening van de verplichting (bijvoorbeeld een „sinking fund”-regeling);

    of

    (e)

    verplichtingen als gevolg van gebeurtenissen die aanleiding geven tot verliezen naar verwachting van een derde zullen worden geïnd krachtens een claim uit hoofde van een verzekeringspolis.

    50.

    Een entiteit die een aantal transacties in financiële instrumenten met één tegenpartij afsluit, kan een zogenaamde „master netting”-overeenkomst met die tegenpartij aangaan. Een dergelijke overeenkomst voorziet in de afwikkeling in één nettobedrag van alle financiële instrumenten die onder de overeenkomst vallen ingeval er sprake is van in gebreke blijven met betrekking tot of beëindiging van een van de afgesloten overeenkomsten. Deze overeenkomsten worden veelvuldig gebruikt door financiële instellingen om bescherming te bieden tegen verliezen als gevolg van een faillissement of andere omstandigheden die ertoe leiden dat de tegenpartij niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Een „master netting”-overeenkomst creëert gewoonlijk een recht tot saldering dat afdwingbaar wordt en invloed heeft op de realisatie of afwikkeling van respectievelijk individuele financiële activa en financiële verplichtingen indien zich een specifieke gebeurtenis voordoet waarbij de tegenpartij in gebreke blijft of in andere omstandigheden waarvan men niet verwacht dat ze ontstaan in het normale verloop van de bedrijfsvoering. Een „master netting”-overeenkomst verschaft geen basis voor saldering, tenzij aan beide in alinea 42 vermelde criteria is voldaan. Als financiële activa en financiële verplichtingen die vallen onder een „master netting”-overeenkomst niet worden gesaldeerd, wordt het effect van de overeenkomst op het kredietrisico dat de entiteit loopt, vermeld in overeenstemming met alinea 76.

    INFORMATIEVERSCHAFFING

    51.

    Het verstrekken van gegevens die door deze standaard worden vereist, is bedoeld om informatie te verschaffen die leidt tot een beter inzicht in het belang van financiële instrumenten voor de financiële positie, financiële prestaties en de kasstromen van een entiteit, en die helpt bij de beoordeling van de bedragen, de tijdstippen en de mate van zekerheid van toekomstige kasstromen die verband houden met deze instrumenten.

    52.

    Transacties in financiële instrumenten kunnen ertoe leiden dat een entiteit een of meer van de hieronder beschreven financiële risico’s overneemt van of overdraagt aan een andere partij. De te vermelden gegevens verschaffen informatie om gebruikers van jaarrekeningen te ondersteunen bij het beoordelen van de omvang van risico's die verbonden zijn aan financiële instrumenten.

    (a)

    Marktrisico omvat drie soorten risico:

    (i)

    valutarisico – het risico dat de waarde van een financieel instrument zal schommelen als gevolg van wisselkoerswijzigingen;

    (ii)

    renterisico – het risico dat de waarde van een financieel instrument zal schommelen als gevolg van veranderingen in de marktrente;

    (iii)

    prijsrisico – het risico dat de waarde van een financieel instrument zal schommelen als gevolg van veranderingen in marktprijzen, ongeacht of deze veranderingen worden veroorzaakt door factoren die specifiek gelden voor het individuele instrument of de emittent hiervan, of door factoren die alle op de markt verhandelde effecten beïnvloeden.

    Het marktrisico omvat niet alleen de kans op verliezen maar ook de kans op winsten.

    (b)

    Kredietrisico – het risico dat de ene partij bij een financieel instrument haar verplichting niet zal nakomen, waardoor de andere partij een financieel verlies te verwerken krijgt.

    (c)

    Liquiditeitsrisico (ook wel financieringsrisico genoemd) – het risico dat een entiteit problemen zal hebben om de financiële middelen te verkrijgen die nodig zijn om te voldoen aan de verplichtingen die verband houden met financiële instrumenten. Liquiditeitsrisico’s kunnen ontstaan doordat een financieel actief niet snel tegen nagenoeg de reële waarde kan worden verkocht.

    (d)

    Kasstroom-renterisico – het risico dat de toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Bij een schuldbewijs met variabele rente resulteren dergelijke schommelingen bijvoorbeeld in een verandering van de effectieve rentevoet van het financiële instrument, gewoonlijk zonder een overeenkomstige verandering in de reële waarde van het financiële instrument.

    Indeling, locatie en categorieën van financiële instrumenten

    53.

    Deze standaard schrijft niet voor in welke vorm en waar de te vermelden informatie in de jaarrekening moet worden opgenomen. Voorzover de vereiste informatie in de balans en/of de winst- en verliesrekening wordt gepresenteerd, is het niet noodzakelijk deze informatie te herhalen in de toelichting op de jaarrekening. De daarin verstrekte informatie kan bestaan uit een combinatie van tekst en kwantitatieve gegevens, al naar gelang de aard van de instrumenten en hun relatieve belang voor de entiteit.

    54.

    Het bepalen van de mate van detail van de toelichtingen over bepaalde financiële instrumenten vereist deskundige beoordeling, waarbij rekening moet worden gehouden met het relatieve belang van deze instrumenten. Het is noodzakelijk om een juist evenwicht te vinden tussen het overladen van jaarrekeningen met details waar gebruikers van jaarrekeningen mogelijk niet veel aan hebben en het versluieren van belangrijke informatie door een te hoge mate van aggregatie. Als een entiteit bijvoorbeeld een partij is bij een groot aantal financiële instrumenten met soortgelijke kenmerken en geen enkel contract individueel materieel is, is samengevatte informatie op basis van categorieën van instrumenten op zijn plaats. Anderzijds kan informatie over een individueel instrument belangrijk zijn, indien dat instrument bijvoorbeeld een materieel element in de vermogensstructuur van een entiteit vormt.

    55.

    Het management van een entiteit groepeert financiële instrumenten in categorieën die aansluiten bij de aard van de vermelde informatie, waarbij rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld de kenmerken van de instrumenten en de toegepaste waarderingsgrondslag. Over het algemeen geven de categorieën het onderscheid aan tussen posten die tegen kostprijs of geamoritseerde kostprijs worden gewaardeerd en posten die tegen reële waarde worden gewaardeerd. Er wordt voldoende informatie verschaft om een aansluiting mogelijk te maken met relevante posten in de balans. Indien een entiteit partij is bij financiële instrumenten die niet binnen het toepassingsgebied van deze standaard vallen, vormen deze instrumenten een of meer categorieën van financiële activa of financiële verplichtingen die gescheiden van de door deze standaard behandelde instrumenten worden vermeld. De informatieverschaffing over deze financiële instrumenten wordt in andere IFRSs behandeld.

    Beleid inzake risicobeheer en afdekkingsactiviteiten

    56.

    Een entiteit dient haar doelstellingen en beleid inzake het beheer van financiële risico's te beschrijven, met inbegrip van haar beleid voor het afdekken van ieder belangrijk type verwachte toekomstige transactie waarvoor de administratieve verwerking van afdekkingstransacties wordt toegepast.

    57.

    Naast het verschaffen van specifieke informatie over bepaalde posities en transacties met betrekking tot financiële instrumenten, geeft een entiteit een uiteenzetting omtrent de mate waarin financiële instrumenten worden gebruikt, de risico's die eraan zijn verbonden en de bedrijfsdoeleinden die ermee worden gediend. Een uiteenzetting omtrent het beleid van het management om de aan financiële instrumenten verbonden risico’s te beheersen, omvat het beleid inzake het afdekken van risicoposities en het vermijden van te grote concentraties van risico’s en de vereisten voor zekerheden om kredietrisico’s te beperken. Een dergelijke uiteenzetting verschaft een waardevol aanvullend inzicht dat onafhankelijk is van de specifieke instrumenten die op een bepaald moment worden gehouden of uitstaan.

    58.

    Een entiteit dient omtrent reële-waardeafdekkingen, kasstroomafdekkingen en afdekkingen van netto-investeringen in een buitenlandse entiteit (zoals gedefinieerd in IAS 39) de volgende informatie afzonderlijk te vermelden:

    (a)

    een beschrijving van de afdekking;

    (b)

    een beschrijving van de financiële instrumenten die als afdekkingsinstrument zijn aangemerkt en de reële waarde daarvan op de balansdatum;

    (c)

    de aard van de risico’s die worden afgedekt;

    en

    (d)

    voor kasstroomafdekkingen, de perioden waarin de kasstromen naar verwachting zullen plaatsvinden, wanneer hiermee naar verwachting rekening zal worden gehouden bij de bepaling van de winst of het verlies, en een beschrijving van iedere verwachte toekomstige transactie waarop voordien van hedge accounting was toegepast, maar die naar verwachting niet meer zal plaatsvinden.

    59.

    Indien een winst of verlies op een afdekkingsinstrument bij een kasstroomafdekking rechtstreeks in het eigen vermogen, in het mutatieoverzicht van het eigen vermogen, wordt verwerkt, dient een entiteit:

    (a)

    het bedrag te vermelden dat in de lopende periode aldus in het eigen vermogen is opgenomen;

    (b)

    het bedrag te vermelden dat van het eigen vermogen is overgeboekt naar de winst- en verliesrekening over de periode;

    en

    (c)

    het bedrag op te nemen dat in de lopende periode van het eigen vermogen is overgeboekt en opgenomen in de eerste waardering op basis van de verkrijgingsprijs of andere boekwaarde van een niet-financieel actief of niet-financiële verplichting in het kader van een afgedekte, zeer waarschijnlijke, verwachte toekomstige transactie.

    Bepalingen en grondslagen voor financiële verslaggeving

    60.

    Voor iedere categorie van financiële activa, financiële verplichtingen en eigen-vermogensinstrumenten dient een entiteit het volgende te vermelden:

    (a)

    informatie over de omvang en aard van de financiële instrumenten, met inbegrip van belangrijke contractuele bepalingen die invloed kunnen hebben op het bedrag, het tijdstip en de mate van zekerheid van toekomstige kasstromen;

    en

    (b)

    de toegepaste grondslagen en methoden voor financiële verslaggeving, met inbegrip van de criteria voor opname en de toegepaste waarderingsgrondslag.

    61.

    Als onderdeel van de vermelde grondslagen voor financiële verslaggeving dient een entiteit voor iedere categorie van financiële activa te vermelden of volgens standaard marktconventies afgewikkelde aankopen en verkopen van financiële activa administratief op de transactiedatum of op de afwikkelingsdatum worden verwerkt (zie IAS 39, alinea 38).

    62.

    De contractuele bepalingen van een financieel instrument zijn van invloed op de omvang, het tijdstip en de mate van zekerheid van toekomstige contante ontvangsten en betalingen door de bij het instrument betrokken partijen. Indien financiële instrumenten individueel of als categorie belangrijk zijn voor de financiële positie van een entiteit en haar toekomstige bedrijfsresultaten, worden de voorwaarden daarvan vermeld. Als geen enkel instrument individueel belangrijk is voor de toekomstige kasstromen van de entiteit, worden de essentiële kenmerken van de instrumenten beschreven op basis van relevante groepen van soortgelijke instrumenten.

    63.

    Indien financiële instrumenten die individueel of als categorie door een entiteit worden gehouden of zijn uitgegeven, leiden tot een mogelijk aanzienlijke blootstelling aan de in alinea 52 beschreven risico's, is het noodzakelijk om de volgende contractuele bepalingen te vermelden:

    (a)

    de hoofdsom, het nominale of een ander vergelijkbaar bedrag dat voor bepaalde afgeleide instrumenten, zoals renteswaps, het bedrag zou kunnen zijn (aangeduid als het referentiebedrag) waarop toekomstige betalingen zijn gebaseerd;

    (b)

    de afloopdatum, vervaldatum of uitoefendatum;

    (c)

    opties tot vervroegde afwikkeling die door een van de partijen bij het instrument worden gehouden, met inbegrip van de periode waarin, of de datum waarop, de opties kunnen worden uitgeoefend en de uitoefenprijs of de bandbreedte van prijzen;

    (d)

    opties die door een van beide partijen worden gehouden om het instrument te converteren naar, of te ruilen voor, een ander financieel instrument of een ander actief of andere verplichting, met inbegrip van de periode waarin, of de datum waarop, de opties kunnen worden uitgeoefend, evenals de conversie- of ruilverhouding(en);

    (e)

    de bedragen en tijdstippen van verwachte toekomstige contante ontvangsten of betalingen van de hoofdsom van het instrument, inclusief afbetalingstermijnen en eventuele „sinking fund”- of vergelijkbare bepalingen;

    (f)

    het overeengekomen percentage of bedrag van rente, dividenden of een ander periodiek rendement op de hoofdsom en de tijdstippen van betalingen;

    (g)

    de verkregen zekerheden bij een financieel actief, of de verstrekte zekerheden bij een financiële verplichting;

    (h)

    bij een instrument waarvan de kasstromen worden uitgedrukt in een andere valuta dan de functionele valuta van de entiteit, de valuta waarin de ontvangsten of betalingen dienen plaats te vinden;

    (i)

    indien het instrument een ruil inhoudt, de informatie die is beschreven in (a) tot en met (h) voor het instrument dat via de ruil wordt verkregen;

    en

    (j)

    elke voorwaarde van het instrument of een gerelateerde bepaling die, indien deze in werking treedt, zou leiden tot een belangrijke verandering van één of meer van de andere bepalingen (bijvoorbeeld een bepaling inzake een maximale solvabiliteitsratio in een obligatieovereenkomst die, indien deze ratio wordt overschreden, ertoe zou leiden dat de volledige hoofdsom van de obligatie onmiddellijk verschuldigd en betaalbaar wordt).

    64.

    Indien de presentatie van een financieel instrument in de balans afwijkt van de juridische vorm van het instrument, is het wenselijk dat de entiteit de aard van het instrument toelicht in de toelichting bij de jaarrekening.

    65.

    Het nut van informatie over de aard en omvang van financiële instrumenten wordt vergroot indien zij duidelijkheid verschaft over elke relatie tussen individuele instrumenten die in belangrijke mate invloed kunnen hebben op het bedrag, het tijdstip of de mate van zekerheid van toekomstige kasstromen van een entiteit. Het kan bijvoorbeeld belangrijk zijn om afdekkingsrelaties, zoals een die zou kunnen bestaan indien een entiteit een belegging in aandelen aanhoudt waarvoor zij een putoptie heeft gekocht. De mate waarin een risicopositie wordt gewijzigd door de relatie tussen de activa en verplichtingen kan voor gebruikers van jaarrekeningen blijken uit informatie van het type dat is beschreven in alinea 63, maar in bepaalde omstandigheden zijn nadere toelichtingen noodzakelijk.

    66.

    In overeenstemming met IAS 1 vermeldt een entiteit alle belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving, met inbegrip van de toegepaste algemene grondsalgen en de wijze waarop deze worden toegepast op transacties, andere gebeurtenissen en omstandigheden die zich voordoen bij de bedrijfsactiviteiten van de entiteit. Bij financiële instrumenten omvat dit de vermelding van:

    (a)

    de criteria die worden toegepast om te bepalen wanneer een financieel actief of een financiële verplichting in de balans wordt opgenomen en wanneer de opname ervan wordt beëindigd;

    (b)

    de toegepaste waarderingsgrondslag voor financiële activa en financiële verplichtingen, zowel bij de eerste opname als daarna;

    en

    (c)

    de grondslag waarop baten en lasten uit financiële activa en financiële verplichtingen worden opgenomen en gewaardeerd.

    Renterisico

    67.

    Voor elke categorie van financiële activa en financiële verplichtingen dient een entiteit informatie te verstrekken over de mate waarin zij blootstaat aan renterisico, met inbegrip van:

    (a)

    de contractuele renteherzienings- of vervaldata, voorzover laatstgenoemde vroeger plaatshebben;

    en

    (b)

    de effectieve rentevoet, indien van toepassing.

    68.

    Een entiteit dient informatie te verstrekken over de mate waarin zij is blootgesteld aan de gevolgen van toekomstige veranderingen in de geldende rente. Veranderingen in de marktrente hebben een direct effect op de contractueel bepaalde kasstromen die verband houden met sommige financiële activa en financiële verplichtingen (kasstroom-renterisico) en op de reële waarde van andere (reële waarde-renterisico).

    69.

    Informatie over vervaldata (of renteherzieningsdata, wanneer die eerder plaatsvinden) geeft de periode aan waarvoor de rente vaststaat, terwijl informatie over de effectieve rente het niveau aangeeft waartegen de rente vaststaat. Deze gegevens verschaffen gebruikers van jaarrekeningen een basis voor het beoordelen van het reële waarde-renterisico dat een entiteit loopt, en dus het potentieel voor winst of verlies. Voor instrumenten met renteherzieningsdata vóór het einde van de looptijd is het vermelden van de periode tot de volgende renteherziening in dit kader belangrijker dan het vermelden van de periode tot de vervaldatum.

    70.

    Ter aanvulling op de informatie over contractuele renteherzienings- en vervaldata kan een entiteit ervoor kiezen om informatie op te nemen over verwachte renteherzienings- of vervaldata als deze data aanzienlijk verschillen van de contractueel overeengekomen data. Dergelijke informatie kan met name relevant zijn als een entiteit bijvoorbeeld in staat is om met een redelijke mate van betrouwbaarheid te voorspellen welke bedragen van hypothecaire leningen tegen een vaste rente zullen worden afgelost vóór de vervaldatum, en de entiteit deze informatie gebruikt als basis voor het beheersen van haar renterisico. De aanvullende informatie omvat de vermelding dat zij is gebaseerd op verwachtingen van het management met betrekking tot toekomstige gebeurtenissen, en beschrijft van welke veronderstellingen werd uitgegaan inzake renteherzieningsdata of vervaldata, en hoe die veronderstellingen afwijken van de contractueel bepaalde data.

    71.

    Een entiteit geeft aan welke van haar financiële activa en financiële verplichtingen:

    (a)

    zijn blootgesteld aan een renteprijsrisico, zoals monetaire financiële activa en financiële verplichtingen met een vaste rente;

    (b)

    zijn blootgesteld aan een kasstroom-renterisico, zoals financiële activa en financiële verplichtingen met een variabele rente die wordt aangepast wanneer de marktrente verandert;

    en

    (c)

    niet direct zijn blootgesteld aan een renterisico, zoals bepaalde beleggingen in eigen-vermogensinstrumenten.

    72.

    De vereiste in alinea 67(b) is van toepassing op kort- en langlopende obligaties en vergelijkbare financiële instrumenten met toekomstige betalingen die resulteren in rendement voor de houder en kosten voor de emittent, waarbij de tijdswaarde van geld wordt weerspiegeld. De vereiste is niet van toepassing op financiële instrumenten zoals beleggingen in eigen-vermogensinstrumenten en afgeleide instrumenten zonder een bepaalbare effectieve rentevoet. Hoewel instrumenten zoals rentederivaten (met inbegrip van swaps, rentetermijncontracten en opties) bijvoorbeeld als gevolg van veranderingen in de marktrente zijn blootgesteld aan een reële-waarderisico of kasstroomrisico, is het niet vereist om de effectieve rente te vermelden. Door informatie over de effectieve rentevoet te verstrekken, toont een entiteit echter het effect op het renterisico waaraan zij blootstaat met betrekking tot afdekkingstransacties zoals renteswaps.

    73.

    Een entiteit kan bloot komen te staan aan renterisico als gevolg van een transactie waarbij geen financieel actief of financiële verplichting wordt opgenomen in de balans. In dergelijke gevallen vermeldt de entiteit informatie die gebruikers van haar jaarrekening in staat stelt om inzicht te verwerven in de aard en omvang van het renterisico. Indien een entiteit bijvoorbeeld een verplichting heeft tot het verstrekken van een lening tegen een vaste rente omvat de informatie gewoonlijk de nominale hoofdsom, de rentevoet, de looptijd van de te verstrekken lening en de belangrijke contractuele bepalingen van de transactie die aanleiding geven tot de blootstelling aan renterisico.

    74.

    De aard van de bedrijfsactiviteiten van een entiteit en de mate waarin financiële instrumenten worden gebruikt, bepalen of informatie over renterisico's wordt gepresenteerd door middel van tekst, tabellen of een combinatie daarvan. Indien een entiteit verschillende financiële instrumenten heeft die onderhevig zijn aan reële waarde- of kasstroom-renterisico's, kan zij een of meer van de volgende benaderingen kiezen voor het presenteren van informatie:

    (a)

    De boekwaarde van financiële instrumenten die onderhevig zijn aan het renterisico kunnen worden gepresenteerd in tabelvorm, gegroepeerd volgens deze die contractueel aflopen of waarvan de rente contractueel zal worden herzien:

    (i)

    binnen één jaar vanaf de balansdatum;

    (ii)

    binnen meer dan één jaar maar niet meer dan twee jaar vanaf de balansdatum;

    (iii)

    binnen meer dan twee jaar maar niet meer dan drie jaar vanaf de balansdatum;

    (iv)

    binnen meer dan drie jaar maar niet meer dan vier jaar vanaf de balansdatum;

    (v)

    binnen meer dan vier jaar maar niet meer dan vijf jaar vanaf de balansdatum;

    en

    (vi)

    meer dan vijf jaar vanaf de balansdatum.

    (b)

    Indien de financiële prestaties van een entiteit aanzienlijk worden beïnvloed door het niveau van haar blootstelling aan renterisico's of veranderingen in die blootstelling, is het wenselijk om meer gedetailleerde informatie te verstrekken. Een bank zou bijvoorbeeld de boekwaarden van financiële instrumenten kunnen groeperen naar de volgende contractuele looptijden of perioden tot de volgende renteherzieningsdata:

    (i)

    tot en met één maand vanaf de balansdatum;

    (ii)

    meer dan één maand maar minder dan drie maanden vanaf de balansdatum;

    en

    (iii)

    meer dan drie maanden maar minder dan twaalf maanden vanaf de balansdatum.

    (c)

    Zo ook kan een entiteit het kasstroom-renterisico dat zij loopt weergeven door een tabel op te nemen met de totale boekwaarden van groepen van financiële activa met variabele rente en financiële verplichtingen die vervallen in verschillende toekomstige perioden.

    (d)

    Er kan rente-informatie worden vermeld voor individuele financiële instrumenten, dan wel gewogen gemiddelde rentevoeten of een bandbreedte van rentevoeten voor elke categorie van financiële instrumenten. Een entiteit kan instrumenten die luiden in verschillende valuta's of die aanzienlijk verschillende kredietrisico's hebben in afzonderlijke categorieën groeperen indien deze factoren resulteren in instrumenten met aanzienlijk verschillende effectieve rentevoeten.

    75.

    In bepaalde omstandigheden kan een entiteit in staat zijn nuttige informatie te verschaffen over haar blootstelling aan renterisico's door het effect weer te geven dat een hypothetische verandering in de marktrente zou hebben op de reële waarde van haar financiële instrumenten en op de toekomstige resultaat en kasstromen. Dergelijke informatie kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op een veronderstelde verandering van één procentpunt (100 basispunten) in de marktrente op de balansdatum. De effecten van een rentewijziging omvatten veranderingen in rentebaten en -lasten die samenhangen met financiële instrumenten met een variabele rente en winsten of verliezen die voortkomen uit veranderingen in de reële waarde van vastrentende instrumenten. De gerapporteerde rentegevoeligheid kan worden beperkt tot de directe effecten van een renteverandering op rentedragende financiële instrumenten die op de balansdatum in de balans zijn opgenomen, omdat de indirecte effecten van een renteverandering op financiële markten en individuele entiteiten normaliter niet betrouwbaar kunnen worden voorspeld. Indien informatie over de rentegevoeligheid wordt opgenomen, geeft een entiteit aan op welke basis deze informatie is opgesteld, inclusief de belangrijke veronderstellingen waarvan de entiteit is uitgegaan.

    Kredietrisico

    76.

    Voor elke categorie van financiële activa en andere kredietposities dient een entiteit informatie te verstrekken over de mate waarin zij blootstaat aan kredietrisico, met inbegrip van:

    (a)

    het bedrag dat het best het maximale kredietrisico weergeeft waaraan de entiteit op de balansdatum is blootgesteld, zonder rekening te houden met de reële waarde van eventuele zekerheidstellingen, ingeval andere partijen hun verplichtingen uit hoofde van financiële instrumenten niet nakomen;

    en

    (b)

    belangrijke concentraties van kredietrisico.

    77.

    Een entiteit verschaft informatie met betrekking tot het kredietrisico opdat de gebruikers van de jaarrekening kunnen inschatten in welke mate de omvang van de toekomstige instroom van kasmiddelen uit financiële activa die op de balansdatum zijn opgenomen, zou kunnen afnemen als gevolg van het feit dat tegenpartijen niet aan hun verplichtingen voldoen, of in welke mate dit tot een uitstroom van kasmiddelen uit andere kredietposities (zoals een kredietderivaat of een afgegeven garantie betreffende de verplichtingen van een derde) zou kunnen leiden. Een dergelijk in gebreke blijven geeft aanleiding tot een financieel verlies dat wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening van de entiteit. Op grond van alinea 76 is het niet vereist dat een entiteit een inschatting opneemt van de waarschijnlijkheid van toekomstige verliezen.

    78.

    Het vermelden van bedragen die zijn blootgesteld aan kredietrisico zonder rekening te houden met potentieel te innen bedragen uit hoofde van de realisatie van zekerheidstellingen (het „maximale kredietrisico” van een entiteit) is bedoeld om:

    (a)

    de gebruikers van jaarrekeningen een consistente maatstaf te verstrekken voor de mate waarin financiële activa en andere kredietposities aan kredietrisico zijn blootgesteld;

    en

    (b)

    rekening te houden met de mogelijkheid dat het maximale verliesrisico afwijkt van de boekwaarde van op de balansdatum opgenomen financiële activa.

    79.

    Bij financiële activa die onderhevig zijn aan kredietrisico geeft de boekwaarde van de activa in de balans, na aftrek van de toepasselijke voorzieningen in verband met verlies, gewoonlijk het bedrag weer waarover kredietrisico wordt gelopen. Bijvoorbeeld in het geval van een renteswap die tegen reële waarde wordt gewaardeerd, is het maximale verliesrisico op de balansdatum normaliter de boekwaarde, omdat de boekwaarde de kosten weergeeft op basis van de actuele marktrente voor het vervangen van de swap mocht de tegenpartij in gebreke blijven. In deze situatie is er geen aanvullende toelichting noodzakelijk naast de in de balans opgenomen informatie. Anderzijds kan het maximale potentiële verlies op bepaalde financiële instrumenten aanzienlijk verschillen van de boekwaarde van de financiële instrumenten en van andere vermelde bedragen, zoals de reële waarde of de hoofdsom. In dergelijke omstandigheden is aanvullende informatie nodig om aan de vereisten van alinea 76(a) te voldoen.

    80.

    Een financieel actief dat is onderworpen aan een in rechte afdwingbaar recht tot verrekening met een financiële verplichting wordt niet gepresenteerd in de balans na aftrek van de verplichting, tenzij het de bedoeling is dat de afwikkeling op nettobasis of gelijktijdig zal plaatsvinden. Niettemin vermeldt een entiteit het bestaan van het juridische recht tot verrekening wanneer zij informatie verschaft in overeenstemming met alinea 76. Als een entiteit bijvoorbeeld de opbrengsten uit de realisatie van een financieel actief zou moeten ontvangen vóór de afwikkeling van een financiële verplichting van een even groot of groter bedrag waarvoor de entiteit een juridisch recht tot verrekening heeft, kan de entiteit dat recht uitoefenen om een verlies te vermijden ingeval de tegenpartij in gebreke blijft. Indien de entiteit echter reageert, of waarschijnlijk zal reageren, op het in gebreke blijven door de looptijd van het financieel actief te verlengen, zou zij aan een kredietrisico zijn blootgesteld als de herziene voorwaarden bepalen dat de ontvangst van de opbrengst naar verwachting zal worden uitgesteld tot na de datum waarop de verplichting moet worden afgewikkeld. Om gebruikers van jaarrekeningen te informeren over de mate waarin de blootstelling aan kredietrisico op een bepaald moment werd verlaagd, vermeldt de entiteit het bestaan en effect van het recht tot verrekening als het financieel actief naar verwachting in overeenstemming met de voorwaarden van dit actief zal worden geïnd. Als de financiële verplichting waarvoor een recht tot saldering bestaat moet worden afgewikkeld vóór het financieel actief, is de entiteit blootgesteld aan een kredietrisico op de volledige boekwaarde van het actief ingeval de tegenpartij in gebreke blijft nadat de verplichting werd afgewikkeld.

    81.

    Een entiteit kan een of meer „master netting”-overeenkomsten zijn aangegaan die bedoeld zijn om haar blootstelling aan kredietverliezen te beperken, maar die niet aan de criteria voor saldering voldoen. Als een „master netting”-overeenkomst het kredietrisico dat is verbonden aan financiële activa die niet worden gesaldeerd met financiële verplichtingen jegens dezelfde tegenpartij, aanzienlijk reduceert, verschaft een entiteit aanvullende informatie over het effect van deze overeenkomst. Uit een dergelijke toelichting blijkt:

    (a)

    het kredietrisico dat is verbonden aan financiële activa die zijn onderworpen aan een „master netting”-overeenkomst slechts wordt geëlimineerd voorzover financiële verplichtingen jegens dezelfde tegenpartij zullen worden afgewikkeld nadat de activa zijn gerealiseerd;

    en

    (b)

    de mate waarin het door een entiteit gelopen totale kredietrisico wordt beperkt door een „master netting”-overeenkomst binnen een korte periode na de balansdatum aanzienlijk kan veranderen, omdat het kredietrisico wordt beïnvloed door iedere transactie die onder de overeenkomst valt.

    Het is ook wenselijk dat een entiteit melding maakt van de contractuele bepalingen van haar „master netting”-overeenkomsten die bepalend zijn voor de mate waarin haar kredietrisico wordt beperkt.

    82.

    Een entiteit kan blootstaan aan kredietrisico als gevolg van een transactie waarbij geen financieel actief wordt opgenomen in de balans, zoals bij een contract betreffende een financiële garantie of kredietderivaat. Door het garanderen van een verplichting van een andere partij loopt de garantiegever kredietrisico waarmee rekening wordt gehouden bij de vermelding van informatie die vereist is krachtens alinea 76.

    83.

    Concentraties van kredietrisico worden vermeld indien zij niet blijken uit andere informatie over de aard van de bedrijfsactiviteiten en de financiële positie van de entiteit en indien de concentraties leiden tot een aanzienlijk verliesrisico indien andere partijen in gebreke blijven. De identificatie van belangrijke concentraties vereist oordeelsvorming van het management, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden waarin de entiteit en haar debiteuren verkeren. IAS 14 Gesegmenteerde informatie, verschaft richtlijnen voor het onderscheiden van bedrijfssegmenten en geografische segmenten waarbinnen concentraties van kredietrisico kunnen ontstaan.

    84.

    Concentraties van kredietrisico kunnen ontstaan als gevolg van de blootstelling aan één debiteur of aan groepen van debiteuren die een zodanig vergelijkbaar kenmerk hebben dat hun mogelijkheden om aan hun verplichtingen te voldoen naar verwachting op vergelijkbare wijze zullen worden beïnvloed door veranderingen in economische of andere omstandigheden. Onder kenmerken die aanleiding kunnen geven tot een concentratie van risico vallen de aard van de activiteiten van de debiteuren, zoals de bedrijfstak en het geografische gebied waarin zij actief zijn, en het niveau van kredietwaardigheid van groepen van leningnemers. Een fabrikant van materieel voor de olie- en gasindustrie zal bijvoorbeeld doorgaans uitstaande handelsvorderingen hebben uit de verkoop van zijn producten, waarbij het risico van niet-betaling wordt beïnvloed door economische veranderingen in de olie- en gassector. Een bank die normaliter internationale kredieten verstrekt kan veel leningen uit hebben staan aan minder ontwikkelde landen, en het vermogen van de bank om dergelijke leningen te innen kan in negatieve zin worden beïnvloed door lokale economische omstandigheden.

    85.

    De te verstrekken gegevens over concentraties van kredietrisico omvatten een beschrijving van het gemeenschappelijke kenmerk van elke concentratie en van het maximumbedrag aan kredietrisico dat is verbonden aan alle financiële activa met dat kenmerk.

    Reële waarde

    86.

    Behoudens hetgeen is vermeld in alinea 90 dient een entiteit voor iedere categorie van financiële activa en financiële verplichtingen informatie over de reële waarde van die categorie van activa en verplichtingen te vermelden op een wijze die vergelijking mogelijk maakt met de overeenkomstige boekwaarde in de balans. (IAS 39 bevat een nadere leidraad voor het bepalen van de reële waarde.)

    87.

    Informatie over de reële waarde wordt veelvuldig gebruikt voor bedrijfsdoeleinden bij het vaststellen van de totale financiële positie van een entiteit en bij het nemen van beslissingen over individuele financiële instrumenten. Deze informatie is tevens relevant voor vele beslissingen die worden genomen door gebruikers van jaarrekeningen, omdat zij in veel gevallen het oordeel van de financiële markten weergeeft over de contante waarde van verwachte toekomstige kasstromen met betrekking tot een instrument. Informatie over de reële waarde maakt vergelijking mogelijk tussen financiële instrumenten die in wezen dezelfde economische kenmerken hebben, ongeacht de reden dat zij worden gehouden en wanneer en door wie ze zijn uitgegeven of verworven. De reële waarde verschaft een objectieve basis voor het beoordelen van het beheer door het management, omdat zij de gevolgen aangeeft van beslissingen om financiële activa te kopen, verkopen of aan te houden en financiële verplichtingen aan te gaan, aan te houden of af te wikkelen. Indien een entiteit een financieel actief of een financiële verplichting in haar balans niet tegen reële waarde waardeert, dient zij informatie over de reële waarde te verschaffen via aanvullende informatie in de toelichting.

    88.

    Voor financiële instrumenten zoals kortlopende handelsvorderingen en –schulden hoeft geen informatie over de reële waarde te worden verschaft indien de boekwaarde een redelijke benadering is van de reële waarde.

    89.

    Bij het vermelden van de reële waarde groepeert een entiteit financiële activa en financiële verplichtingen naar categorieën; saldering vindt slechts plaats voorzover de boekwaarde van de financiële activa en financiële verplichtingen in de balans wordt gesaldeerd.

    90.

    Indien beleggingen in niet ter beurze genoteerde eigen-vermogensinstrumenten of aan dergelijke eigen-vermogensinstrumenten gekoppelde derivaten op basis van IAS 39 tegen kostprijs worden gewaardeerd, doordat de reële waarde niet op een betrouwbare wijze kan worden bepaald, dan wordt dit feit vermeld, tezamen met een beschrijving van de financiële instrumenten, de boekwaarde, een verklaring voor het niet op betrouwbare wijze kunnen bepalen van de reële waarde en, indien mogelijk, de bandbreedte waarbinnen de reële waarde zich naar alle waarschijnlijkheid bevindt. Verder dient bij verkoop van financiële activa waarvan de reële waarde voorheen niet betrouwbaar kon worden bepaald, dit feit te worden vermeld, alsmede de boekwaarde van dergelijke financiële activa ten tijde van de verkoop en het opgenomen winst- of het verliesbedrag.

    91.

    Indien beleggingen in niet ter beurze genoteerde eigen-vermogensinstrumenten of daaraan gekoppelde derivaten op basis van IAS 39 tegen kostprijs worden gewaardeerd doordat hun reële waarde niet op een betrouwbare wijze kan worden bepaald, is de informatieverschaffing over de reële waarde overeenkomstig alinea 86 en 92 niet vereist. In plaats daarvan wordt informatie verstrekt om gebruikers van de jaarrekening te ondersteunen bij het vormen van hun eigen oordeel over de omvang van mogelijke verschillen tussen de boekwaarde van dergelijke financiële activa en financiële verplichtingen en de reële waarde. Naast de vermelding van de voornaamste kenmerken van de financiële instrumenten die van invloed zijn op hun waarde, en de reden voor het weglaten van de reële waarde, wordt informatie verstrekt over de markt voor de instrumenten. In bepaalde gevallen geven de contractuele bepalingen van de instrumenten die overeenkomstig alinea 60 in de toelichting zijn opgenomen, voldoende informatie. Indien daarvoor een redelijke basis bestaat, kan het management zijn mening geven over de relatie tussen de reële waarde en de boekwaarde van financiële activa en financiële verplichtingen waarvoor zij de reële waarde niet op een betrouwbare wijze kan bepalen.

    92.

    Een entiteit dient:

    (a)

    voor individuele belangrijke categorieën van financiële activa en financiële verplichtingen te vermelden welke methoden en belangrijke veronderstellingen zijn toegepast bij het bepalen van de reële waarde van de financiële activa en financiële verplichtingen(alinea 55 bevat richtlijnen voor het bepalen van categorieën van financiële activa);

    (b)

    te vermelden of de reële waarde van financiële activa en financiële verplichtingen direct, geheel of gedeeltelijk, op basis van officiële noteringen op een actieve markt wordt bepaald, of met behulp van een waarderingstechniek wordt geschat (zie IAS 39, alinea TL71 tot en met TL79);

    (c)

    te vermelden of in de jaarrekening financiële instrumenten zijn opgenomen die tegen reële waarde worden gewaardeerd die geheel of gedeeltelijk met behulp van een waarderingtechniek is bepaald waarbij veronderstellingen worden gehanteerd die niet worden ondersteund door marktprijzen of markttarieven. Indien het hanteren van een alternatief voor een dergelijke veronderstelling zou resulteren in een aanzienlijk afwijkende reële waarde, dient de entiteit dit feit te vermelden, alsmede het effect voor de reële waarde van een reeks van redelijkerwijs mogelijke alternatieve veronderstellingen. Hiervoor dient het belang te worden beoordeeld in verhouding tot de winst of het verlies en het totaal van de activa of het totaal van de verplichtingen;

    (d)

    het totale bedrag van de met behulp van een waarderingstechniek geschatte verandering van de reële waarde te vermelden, die in de periode in de winst- en verliesrekening is verwerkt.

    93.

    Bij het opnemen van informatie over de reële waarde moet ook de methode worden vermeld die voor de bepaling van de reële waarde werd gehanteerd, evenals de belangrijke veronderstellingen waarvan bij de toepassing van de betreffende methode werd uitgegaan. Een entiteit vermeldt bijvoorbeeld informatie over de veronderstellingen met betrekking tot het percentage vooruitbetalingen, het percentage geschatte kredietverliezen, en de rente- of disconteringsvoeten als deze belangrijk zijn.

    Overige informatie

    Niet langer opnemen in de balans

    94.

    (a)

    Een entiteit kan hetzij een financieel actief hebben overgedragen (zie alinea 18 van IAS 39) of een in alinea 19 van IAS 39 beschreven type overeenkomst op een zodanige wijze hebben gesloten dat de overeenkomst niet wordt aangemerkt als een overdracht van een financieel actief. Indien de entiteit hetzij het gehele actief in de balans blijft opnemen of het actief blijft opnemen overeenkomstig de omvang van de aanhoudende betrokkenheid van de entiteit (zie IAS 39, alinea 29 en 30) dient zij voor iedere categorie van financiële activa te vermelden:

    (i)

    de aard van de activa;

    (ii)

    de aard van de risico’s en voordelen waaraan de entiteit als rechthebbende blijft blootgesteld;

    (iii)

    indien de entiteit het gehele actief blijft opnemen, de boekwaarde van het actief en van de daarmee verbonden verplichting;

    en

    (iv)

    indien de entiteit het actief overeenkomstig de omvang van de aanhoudende betrokkenheid blijft opnemen, het totale bedrag van het actief, het bedrag van het actief dat de entiteit blijft opnemen en de boekwaarde van de daarmee verbonden verplichting.

    Zekerheid

    94.

    (b)

    Een entiteit dient de boekwaarde van de financiële activa te vermelden die als zekerheid zijn verstrekt voor verplichtingen, de boekwaarde van de financiële activa die als zekerheid zijn verstrekt voor voorwaardelijke verplichtingen en (in overeenstemming met alinea 60(a) en 63(g)) alle belangrijke contractuele bepalingen van deze tot zekerheid verstrekte activa.

    (c)

    Indien een entiteit tot zekerheid verkregen activa heeft aanvaard die zij vrij is te verkopen of tot zekerheid te verstrekken als de eigenaar of rechthebbende niet in gebreke is, dient zij te vermelden:

    (i)

    de reële waarde van de tot zekerheid verkregen activa (zowel financiële als niet-financiële activa);

    (ii)

    de reële waarde van dergelijke zekerheden die zijn verkocht of tot zekerheid zijn verstrekt aan derden, en of de entiteit een verplichting heeft deze te retourneren;

    en

    (iii)

    belangrijke contractuele bepalingen die gekoppeld zijn aan het gebruik van deze tot zekerheid verkregen activa (in overeenstemming met alinea 60(a) en 63(g)).

    Samengestelde financiële instrumenten met meerdere in het contract besloten derivaten

    94.

    (d)

    Indien een entiteit een instrument heeft uitgegeven dat zowel een vreemd-vermogens- als een eigen-vermogenscomponent omvat (zie alinea 28) en het instrument wordt gekenmerkt door meerdere in het contract besloten derivaten waarvan de waarden onderling afhankelijk zijn (zoals een vervroegd aflosbaar converteerbaar schuldbewijs), dient zij het bestaan van deze kenmerken en de effectieve rentevoet op de vreemd-vermogenscomponent te vermelden (uitgezonderd eventuele in het contract besloten derivaten die administratief afzonderlijk worden verwerkt).

    Financiële activa en financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening (zie alinea TL40)

    94.

    (e)

    Een entiteit dient de boekwaarde te vermelden van de financiële activa en financiële verplichtingen die:

    (i)

    worden aangemerkt als aangehouden voor handelsdoeleinden;

    en

    (ii)

    bij eerste opname door de entiteit werden aangemerkt als financiële activa en financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening (dat wil zeggen niet zijnde financiële instrumenten die worden geclassificeerd als aangehouden voor handelsdoeleinden).

    (f)

    Indien de entiteit een financiële verplichting heeft aangewezen als financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, dient zij te vermelden:

    (i)

    het bedrag van de verandering van de reële waarde die niet is toe te rekenen aan veranderingen in een referentierente (bijvoorbeeld LIBOR);

    en

    (ii)

    het verschil tussen de boekwaarde en het bedrag dat de entiteit contractueel verplicht is aan de houder van de verplichting te betalen op de vervaldatum.

    Herclassificatie

    94.

    (g)

    Indien de entiteit een financieel actief heeft geherclassificeerd als een financieel actief dat tegen (geamortiseerde) kostprijs wordt gewaardeerd in plaats van tegen reële waarde (zie IAS 39, alinea 54), dient zij de reden van deze herclassificatie te vermelden.

    Winst- en verliesrekening en eigen vermogen

    94.

    (h)

    Een entiteit dient informatie te verschaffen over belangrijke baten, lasten, winsten en verliezen die voortvloeien uit financiële activa en financiële verplichtingen, of deze nu in de winst- en verliesrekening of als afzonderlijke component van het eigen vermogen worden opgenomen. Hiertoe dient ten minste de volgende informatie te worden vermeld:

    (i)

    de totale rentebaten en totale rentelasten (berekend met behulp van de effectieve-rentemethode) voor financiële activa en financiële verplichtingen die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening;

    (ii)

    met betrekking tot voor verkoop beschikbare activa, het bedrag van alle gedurende de periode rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkte winsten of verliezen, en het bedrag dat in de periode van het eigen vermogen werd overgeboekt naar de winst- en verliesrekening;

    en

    (iii)

    het bedrag van de rentebaten die zijn opgebouwd op financiële activa die een bijzondere waardevermindering hebben ondergaan, in overeenstemming met alinea TL93 van IAS 39.

    Bijzondere waardevermindering

    94.

    (i)

    Een entiteit dient informatie te verschaffen over de aard en het bedrag van een eventueel bijzonder waardeverminderingsverlies met betrekking tot de financiële activa dat in de winst- en verliesrekening is verwerkt, en wel voor iedere belangrijke categorie van financiële activa afzonderlijk (alinea 55 geeft een leidraad voor het bepalen van categorieën van financiële activa).

    Niet-nakoming en schending

    94.

    (j)

    Met betrekking tot het gedurende de periode niet nakomen van bepalingen aangaande de hoofdsom, rente, het „sinking fund” en aflossing inzake op de balansdatum aangegane leningen, en eventuele andere schendingen gedurende de periode van leningovereenkomsten, indien deze schendingen de kredietverstrekker in staat stellen aflossing te eisen (uitgezonderd schendingen die worden opgeheven, of in reactie waarop op of vóór de balansdatum over de leningvoorwaarden wordt heronderhandeld) dient een entiteit te vermelden:

    (i)

    details van deze schendingen;

    (ii)

    het op de balansdatum in de balans opgenomen bedrag van de aangegane leningen waarbij de schendingen hebben plaatsgevonden;

    en

    (iii)

    met betrekking tot bedragen die op grond van (ii) worden vermeld, of de schending is opgeheven of de voorwaarden van de aangegane leningen na heronderhandeling zijn aangepast vóór de datum waarop de jaarrekening voor publicatie werd goedgekeurd.

    95.

    Voor de vermelding van informatie over schendingen van leningovereenkomsten in overeenstemming met alinea 94(j) omvatten aangegane leningen uitgegeven schuldinstrumenten en financiële verplichtingen niet zijnde kortlopende handelsschulden tegen normale kredietvoorwaarden. Indien een dergelijke schending zich tijdens de periode heeft afgespeeld, en de schending uiterlijk op de balansdatum niet is opgeheven of over de voorwaarden van de aangegane lening niet is heronderhandeld, wordt het effect van de schending op de classificatie van de verplichting als kortlopend of langlopend bepaald op basis van IAS 1.

    INGANGSDATUM

    96.

    Een entiteit dient deze standaard toe te passen voor jaarperioden die aanvangen op of na 1 januari 2005. Eerdere toepassing is toegestaan. Een entiteit mag deze standaard niet toepassen voor jaarperioden die aanvangen vóór 1 januari 2003 tenzij de entiteit tevens IAS 39 toepast (uitgegeven in december 2003). Als een entiteit deze standaard toepast op jaarrekeningen die betrekking hebben op verslagperioden die aanvangen vóór 1 januari 2005 dient zij dit feit te vermelden.

    97.

    Deze standaard dient retroactief te worden toegepast.

    INTREKKING VAN ANDERE UITSPRAKEN

    98.

    Deze standaard vervangt IAS 32 Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie, herzien in 2000.

    99.

    Deze standaard vervangt de volgende interpretaties:

    (a)

    SIC-5 Classificatie van financiële instrumenten – Voorzieningen voor voorwaardelijke afwikkeling;

    (b)

    SIC 16 Aandelenkapitaal – Ingekochte eigen-vermogensinstrumenten (ingekochte eigen aandelen);

    en

    (c)

    SIC-17 Eigen vermogen – Kosten van een eigen-vermogenstransactie.

    100.

    Met deze standaard wordt SIC-interpretatie D34 Financiële instrumenten – Op verzoek van de houder terug te nemen instrumenten of rechten (concept) ingetrokken.


    (1)  In deze Standaard luiden geldbedragen in „geldeenheden” („currency units”, CU).

    BIJLAGE A

    Toepassingsleidraad IAS 32 Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie

    Deze bijlage maakt integraal deel uit van IAS 32.

    TL1.

    Deze implementatieleidraad geeft een toelichting op de toepassing van bepaalde aspecten van IAS 32.

    TL2.

    IAS 32 behandelt niet de opname in de balans en de waardering van financiële instrumenten. Voorschriften inzake de opname en waardering van financiële activa en financiële verplichtingen worden uiteengezet in IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering.

    Definities (alinea 11 tot en met 14)

    Financiële activa en financiële verplichtingen

    TL3.

    Geldmiddelen zijn een financieel actief omdat zij als ruilmiddel functioneren en derhalve de maatstaf vormen voor het uitdrukken van uitdrukken van transacties en de opname daarvan in de jaarrekening. Een bij een bank of een vergelijkbare financiële instelling gedeponeerd geldbedrag is een financieel actief omdat dit het contractuele recht van de depositogever voorstelt om geldmiddelen bij de instelling op te nemen, of door middel van een cheque of een vergelijkbaar instrument ten laste van het saldo financiële verplichtingen jegens schuldeisers te voldoen.

    TL4.

    Bekende voorbeelden van financiële activa die een contractueel recht voorstellen op ontvangst van geldmiddelen in de toekomst en de overeenkomstige financiële verplichtingen die een contractuele verplichting inhouden tot levering van geldmiddelen in de toekomst, zijn:

    (a)

    handelsvorderingen en -schulden;

    (b)

    te innen en te betalen wissels;

    (c)

    verstrekte en opgenomen leningen;

    en

    (d)

    verstrekte en opgenomen obligatieleningen.

    In ieder voorbeeld staat tegenover het contractuele recht van één partij op ontvangst (of verplichting tot betaling) van geldmiddelen de overeenkomstige verplichting tot betaling (of recht op ontvangst) van de tegenpartij.

    TL5.

    Een andere soort financieel instrument is die waarbij het economische voordeel dat wordt ontvangen of waarvan wordt afgezien een financieel actief is niet zijnde geldmiddelen. Bijvoorbeeld een schuldbewijs betreffende de levering van staatsobligaties geeft de houder ervan het contractuele recht om in plaats van geldmiddelen staatsobligaties te ontvangen, en de emittent de contractuele verplichting om deze staatsobligaties in plaats van geldmiddelen te leveren. De obligaties zijn financiële activa omdat zij een verplichting inhouden van de uitgevende staat tot betaling van geldmiddelen. Het schuldbewijs is derhalve een financieel actief van de wisselhouder een financiële verplichting van de emittent van het schuldbewijs.

    TL6.

    „Perpetuele” schuldbewijzen (zoals „perpetuele” obligaties en ongedekte achtergestelde bedrijfsobligaties („capital notes”)) geven de houder normaliter het eeuwigdurende contractuele recht op ontvangst van rente op vaste tijdstippen, hetzij zonder recht op aflossing van de hoofdsom of met het recht op aflossing onder voorwaarden waardoor deze aflossing zeer onwaarschijnlijk is, of in de zeer verre toekomst zal plaatsvinden. Een entiteit kan bijvoorbeeld een financieel instrument uitgeven op grond waarvan zij verplicht is om eeuwigdurend jaarlijks betalingen te verrichten op basis van een vastgesteld rentepercentage van acht procent over een vastgesteld nominaal of hoofdsombedrag van CU 1 000. (1) Ervan uitgaand dat acht procent overeenkomt met de marktrente bij uitgifte van het instrument gaat de emittent een contractuele verplichting aan tot het een reeks van toekomstige rentebetalingen die bij eerste opname in de balans een reële waarde (contante waarde) hebben van CU 1 000. De houder en de emittent van het instrument hebben respectievelijk een financieel actief en een financiële verplichting.

    TL7.

    Een contractueel recht op, of contractuele verplichting tot, de ontvangst, levering of ruil van financiële instrumenten is op zichzelf een financieel instrument. Een reeks van contractuele rechten of contractuele verplichtingen voldoet aan de definitie van een financieel instrument indien deze uiteindelijk zal leiden tot de ontvangst of betaling van geldmiddelen, of de verwerving of uitgifte van een eigen-vermogensinstrument.

    TL8.

    De mogelijkheid om een contractueel recht uit te oefenen of het vereiste om een contractuele verplichting na te komen kan absoluut vaststaan, maar kan ook afhankelijk zijn van het al dan niet plaatsvinden van een toekomstige gebeurtenis. Een financiële garantie is bijvoorbeeld een contractueel recht van de leninggever om geldmiddelen te ontvangen van de garantiegever, en een overeenkomstige contractuele verplichting van de garantiegever om de leninggever te betalen indien de leningnemer in gebreke blijft. Het contractuele recht en de contractuele verplichting bestaan door een transactie of gebeurtenis in het verleden (het aangaan van de garantie), ook al zijn de mogelijkheid van de leninggever om zijn recht uit te oefenen en het vereiste voor de garantiegever om zijn verplichting na te komen beide afhankelijk van een toekomstige gebeurtenis, namelijk het in gebreke blijven van de leningnemer. Een voorwaardelijk recht en een voorwaardelijke verplichting voldoen aan de definitie van een financieel actief en een financiële verplichting, ook al worden dergelijke activa en verplichtingen niet altijd in de jaarrekening opgenomen.

    TL9.

    Op grond van IAS 17 Lease-overeenkomsten wordt een financiële lease voornamelijk beschouwd als een recht van de lessor op ontvangst, een verplichting van de lessee tot betaling, van een reeks van betalingen die in wezen annuïteitbetalingen bestaande uit hoofdsom- en rente ingevolge een leningovereenkomst. De lessor verwerkt uit hoofde van de lease-overeenkomst zijn leasevordering en niet het geleasde actief zelf. Daarentegen wordt een operationele lease hoofdzakelijk beschouwd als een lopend contract waarbij de lessor verplicht is een actief voor gebruik in toekomstige perioden beschikbaar te stellen in ruil voor een vergoeding die vergelijkbaar is met een vergoeding voor een dienst. De lessor blijft zelf het geleasde actief verwerken in plaats van krachtens het contract in de toekomst te ontvangen bedragen. Een financiële lease wordt derhalve beschouwd als een financieel instrument, en een operationele lease wordt niet beschouwd als een financieel instrument (behalve wat betreft individuele bedragen die op enig moment verschuldigd en betaalbaar zijn).

    TL10.

    Materiële activa (zoals voorraden en materiële vaste activa), geleasde activa en immateriële activa (zoals octrooien en handelsmerken) zijn geen financiële activa. Zeggenschap over dergelijke materiële en immateriële activa creëert de mogelijkheid om de ontvangst van geldmiddelen of een ander financieel actief te bewerkstelligen, maar geeft geen recht om geldmiddelen of een ander financieel actief te ontvangen.

    TL11.

    Activa (zoals vooruitbetaalde kosten) waarvan het toekomstig economisch voordeel bestaat uit de ontvangst van goederen of afname van diensten, en niet zozeer het recht om geldmiddelen of een ander financieel actief te ontvangen, zijn geen financiële activa. Posten zoals uitgestelde opbrengsten en de meeste garantieverplichtingen zijn geen financiële verplichtingen, omdat de hiermee verbonden uitstroom van economische voordelen bestaat uit de levering van goederen en diensten in plaats van betaling in de vorm van geldmiddelen of een ander financieel actief.

    TL12.

    Verplichtingen of activa die niet uit een contract voortvloeien, zoals winstbelastingen die ontstaan als gevolg van door overheden opgelegde wettelijke vereisten, zijn geen financiële verplichtingen of financiële activa. De administratieve verwerking van winstbelastingen wordt behandeld in IAS 12 Winstbelastingen. Evenzo vloeien feitelijke verplichtingen, zoals gedefinieerd in IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa niet voort uit contracten en zijn zij geen financiële verplichtingen.

    Eigen-vermogensinstrumenten

    TL13.

    Voorbeelden van eigen-vermogensinstrumenten zijn gewone aandelen zonder terugneemverplichting („non-puttable ordinary shares”), sommige soorten preferente aandelen (zie alinea TL 25 en TL26), en warrants of geschreven callopties die de houder ervan het recht geven in te schrijven op een vast aantal gewone aandelen zonder terugneemverplichting van de uitgevende entiteit, of deze te verwerven, in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een ander financieel actief. De verplichting van een entiteit om een vast aantal van haar eigen-vermogensinstrumenten uit te geven of te verwerven in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een ander financieel actief is een eigen-vermogensinstrument van de entiteit. Indien een dergelijk contract echter een verplichting voor de entiteit inhoudt tot betaling in de vorm van geldmiddelen of een ander financieel actief, ontstaat er tevens een verplichting ter grootte van de contante waarde van het aflossingsbedrag (zie alinea TL27(a)). Een emittent van gewone aandelen zonder terugneemverplichting gaat een verplichting aan wanneer hij formeel voorbereidingen treft tot het doen van een uitkering en jegens de aandeelhouders juridisch verplicht wordt de uitkering te doen. Dit kan het geval zijn na de declaratie van dividend of indien de entiteit wordt geliquideerd en eventuele activa die overblijven nadat aan alle verplichtingen is voldaan, uitkeerbaar worden aan de aandeelhouders.

    TL14.

    Een gekochte calloptie of een vergelijkbaar contract dat door een entiteit is verworven en dat het recht verschaft om, in ruil voor de levering van een vast bedrag in de vorm van geld of een ander financieel actief, een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit opnieuw te verwerven, is geen financieel actief van de entiteit. De voor een dergelijk contract betaalde vergoeding wordt in mindering gebracht op het eigen vermogen.

    Afgeleide financiële instrumenten

    TL15.

    Financiële instrumenten omvatten zowel primaire instrumenten (zoals vorderingen, te betalen posten en eigen-vermogensinstrumenten) als afgeleide financiële instrumenten (zoals financiële opties, futures en andere termijncontracten, renteswaps en valutaswaps). Afgeleide financiële instrumenten voldoen aan de definitie van een financieel instrument en vallen derhalve binnen het toepassingsgebied van deze standaard.

    TL16.

    Met afgeleide financiële instrumenten worden rechten en verplichtingen gecreëerd waardoor een of meer financiële risico's die inherent zijn aan het onderliggende primaire financiële instrument tussen de betrokken partijen worden overgedragen. Afgeleide financiële instrumenten geven bij creatie één partij een contractueel recht om financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met een andere partij, onder voorwaarden die potentieel voordelig zijn, of bij één partij leiden tot een contractuele verplichting tot ruil van financiële activa of financiële verplichtingen met een andere partij, onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn. Derivaten resulteren echter veelal (2) niet in de overdracht van het onderliggende primaire financiële instrument bij het aangaan van het contract, en een dergelijke overdracht vindt niet noodzakelijkerwijs plaats op de vervaldatum van het contract. Sommige instrumenten houden zowel een recht als een verplichting tot ruil in. Omdat de contractuele bepalingen van de ruil bij het aangaan van het financiële instrument worden bepaald, kunnen deze bepalingen als gevolg van prijsveranderingen op financiële markten voordelig of nadelig uitvallen.

    TL17.

    Een put- of een calloptie op financiële activa of financiële verplichtingen (dat wil zeggen andere financiële instrumenten dan de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit) geeft de houder het recht om toekomstige economische voordelen te verkrijgen die samenhangen met veranderingen van de reële waarde van het aan het contract ten grondslag liggende financiële instrument. Daar staat tegenover dat de schrijver van een optie een verplichting aangaat om potentiële toekomstige economische voordelen op te geven of potentiële verliezen op economische voordelen te dragen in verband met veranderingen van de reële waarde van de onderliggende financiële instrumenten. Het contractuele recht van de houder en de verplichting van de schrijver voldoen aan de definitie van respectievelijk een financieel actief en een financiële verplichting. Het aan een optiecontract ten grondslag liggende financiële instrument kan elk financieel actief zijn, inclusief aandelen in andere entiteiten en rentedragende instrumenten. De schrijver van een optie kan op grond van het optiecontract verplicht zijn een schuldbewijs uit te geven, in plaats van een financieel actief over te dragen, maar het aan de optie ten grondslag liggende instrument zou een financieel actief van de houder zijn, indien de optie zou worden uitgeoefend. Het recht van de optiehouder om het financiële actief onder potentieel voordelige voorwaarden te ruilen, en de verplichting van de schrijver om het financiële actief onder potentieel nadelige voorwaarden te ruilen, staan los van het bij uitoefening van de optie te ruilen onderliggende financiële actief. De aard van het recht van de houder en van het recht de verplichting van de schrijver worden niet beïnvloed door de kans dat de optie wordt uitgeoefend.

    TL18.

    Een ander voorbeeld van een afgeleid financieel instrument is een over zes maanden af te wikkelen termijncontract waarbij één partij (de koper) toezegt CU 1 000 000 aan geldmiddelen te leveren in ruil voor vastrentende staatsobligaties met een nominale waarde van CU 1 000 000, en de andere partij (de verkoper) toezegt vastrentende staatsobligaties met een nominale waarde van CU 1 000 000 te leveren in ruil voor CU 1 000 000 aan geldmiddelen. Gedurende de zes maanden hebben beide partijen een contractueel recht en een contractuele verplichting om de financiële instrumenten te ruilen. Indien de marktwaarde van de staatsobligaties boven CU 1 000 000 uitstijgt, zijn de voorwaarden voordelig voor de koper en nadelig voor de verkoper; indien de marktwaarde beneden CU 1 000 000 daalt, geldt het omgekeerde. De koper heeft een contractueel recht (een financieel actief) dat vergelijkbaar is met het recht bij een gehouden calloptie en een contractuele verplichting (een financiële verplichting) die vergelijkbaar is met een verplichting bij een geschreven putoptie; de verkoper heeft een contractueel recht (een financieel actief) dat vergelijkbaar is met het recht bij een gehouden putoptie en een contractuele verplichting (een financiële verplichting) die vergelijkbaar is met een verplichting bij een geschreven calloptie. Net als bij opties vormen deze contractuele rechten en verplichtingen financiële activa en financiële verplichtingen en staan zij los van de onderliggende financiële instrumenten (de uit te wisselen obligaties en geldmiddelen). Beide partijen bij een termijncontract hebben een verplichting om op het overeengekomen tijdstip te leveren, terwijl bij een optiecontract de uitwisseling slechts plaatsvindt indien de houder van de optie besluit deze uit te oefenen.

    TL19.

    Vele andere soorten afgeleide instrumenten belichamen een recht of verplichting tot een toekomstige ruil, bijvoorbeeld rente- en valutaswaps, rentecaps, collars en floors, verplichtingen uit hoofde van leningen, uitgiftegaranties zoals „note issuance facilities” en kredietbrieven. Een renteswapcontract kan worden beschouwd als een soort termijncontract waarbij de partijen overeenkomen in de toekomst een aantal ruiltransacties van geldmiddelen uit te voeren. Eén bedrag wordt berekend op basis van een variabele rente, het ander op basis van een vaste rente. Een andere variant op termijncontracten wordt gevormd door futurescontracten; de belangrijkste verschillen zijn de standaardisatie van de contracten en feit dat deze ter beurze worden verhandeld.

    Contracten tot aankoop of verkoop van niet-financiële goederen (alinea 8 tot en met 10)

    TL20.

    Contracten tot aankoop of verkoop van niet-financiële goederen voldoen niet aan de definitie van een financieel instrument, omdat het contractuele recht van één partij op ontvangst van een niet-financieel goed of afname van een niet-financiële dienst en de overeenkomstige verplichting van de andere partij geen huidig recht, respectievelijk huidige verplichting, vormt van een van beide partijen om een financieel actief te ontvangen, leveren of ruilen. Contracten waarbij de afwikkeling uitsluitend geschiedt door middel van ontvangst of levering van een niet-financieel goed (bijvoorbeeld een optie, futures of termijncontracten betreffende zilver) zijn bijvoorbeeld geen financieel instrument. Veel commodity-contracten behoren tot deze soort. Sommige van deze contracten zijn qua vorm gestandaardiseerd en worden op een georganiseerde markt verhandeld, min of meer op dezelfde wijze als sommige afgeleide financiële instrumenten. Een commodity-futurescontract kan bijvoorbeeld gemakkelijk voor geldmiddelen worden gekocht en verkocht omdat het ter beurze wordt genoteerd en verhandeld en vele malen van rechthebbende kan wisselen. De partijen die het contract kopen en verkopen, handelen echter feitelijk in de onderliggende commodity. De mogelijkheid om een commodity-contract voor geldmiddelen te kopen of verkopen, het gemak waarmee het kan worden gekocht en verkocht, en de mogelijkheid tot onderhandeling over de afwikkeling in geldmiddelen van de verplichting om de commodity te ontvangen of leveren veranderen de aard van het contract niet op zodanig wezenlijke wijze dat er sprake is van een financieel instrument. Sommige contracten tot aankoop of verkoop van niet-financiële goederen die op nettobasis kunnen worden afgewikkeld of door financiële instrumenten te ruilen, of waarbij het niet-financiële goed op korte termijn in geldmiddelen is om te zetten, vallen binnen het toepassingsgebied van de standaard alsof zij financiële instrumenten waren (zie alinea 8).

    TL21.

    Een contract waarbij sprake is van ontvangst of levering van fysieke activa resulteert niet in een financieel actief van één partij en een financiële verplichting van de andere partij, tenzij een overeenkomstige betaling wordt uitgesteld tot na de datum waarop de fysieke activa worden overgedragen. Dit is het geval bij de aankoop of verkoop van goederen op handelskrediet.

    TL22.

    Sommige contracten hebben commodities als onderliggende waarde, waarbij de afwikkeling niet geschiedt via de fysieke ontvangst of levering van een commodity. Zij voorzien in afwikkeling via geldbetalingen die worden bepaald op basis van een formule in het contract, en niet via betaling van vaste bedragen. Het hoofdsombedrag van een obligatie kan bijvoorbeeld worden berekend door de marktprijs van olie op de vervaldatum van de obligatie te vermenigvuldigen met een vaste hoeveelheid olie. De hoofdsom is gerelateerd aan een commodity-prijs, maar wordt uitsluitend in geldmiddelen afgewikkeld. Een dergelijk contract vormt een financieel instrument.

    TL23.

    De definitie van een financieel instrument omvat tevens contracten die, naast een financieel actief of een financiële verplichting, aanleiding geven tot een niet-financieel actief of niet-financiële verplichting. Dergelijke financiële instrumenten bieden vaak één partij de mogelijkheid om een financieel actief te ruilen voor een niet-financieel actief. Een oliegerelateerde obligatie kan bijvoorbeeld de houder het recht geven op ontvangst van een reeks van vaste periodieke rentebetalingen en een vast geldbedrag op vervaldatum, met de mogelijkheid om het hoofdsombedrag te ruilen voor een vaste hoeveelheid olie. De wenselijkheid om deze optie uit te oefenen zal van tijd tot tijd verschillen, afhankelijk van de reële waarde van olie ten opzichte van de aan de obligatie gekoppelde ruilverhouding tussen geldmiddelen en olie (de ruilprijs). De voornemens van de obligatiehouder betreffende de uitoefening van de optie zijn niet van invloed op de economische realiteit van de individuele activa. Het financiële actief van de houder en de financiële verplichting van de emittent maken de obligatie tot een financieel instrument, ongeacht de andere soorten activa en verplichtingen die ook worden gecreëerd.

    TL24.

    Hoewel de standaard niet is ontwikkeld voor commodity- of andere contracten die niet aan de definitie van een financieel instrument of de in alinea 8 vermelde contracten voldoen, kunnen entiteiten de relevante vereisten inzake informatieverschaffing van deze standaard op dergelijke contracten toepassen.

    Presentatie

    Verplichtingen en eigen vermogen (alinea 15 tot en met 27)

    Geen contractuele verplichting tot levering van geldmiddelen of een ander financieel actief (alinea 17 tot en met 20)

    TL25.

    Er kunnen preferente aandelen worden uitgegeven met verschillende rechten. Om vast te stellen of een preferent aandeel een financiële verplichting of een eigen-vermogensinstrument is, beoordeelt een emittent de specifieke aan het aandeel verbonden rechten om te bepalen of de wezenlijke kenmerken van het aandeel voldoen aan die van een financiële verplichting. Een preferent aandeel dat bijvoorbeeld voorziet in de aflossing op een bepaalde datum of afhankelijk van de keuze van de houder bevat een financiële verplichting, omdat de emittent een verplichting heeft om financiële activa aan de houder van het aandeel over te dragen. Deze verplichting gaat niet teniet indien de emittent, ondanks de contractuele plicht, niet in staat is aan de verplichting tot aflossing van een eigen preferent aandeel te voldoen, ongeacht of dit het gevolg is van een gebrek aan middelen, een wettelijke beperking of van onvoldoende winst of reserves. Een optie van de emittent om de aandelen af te lossen in geldmiddelen voldoet niet aan de definitie van een financiële verplichting, omdat de emittent geen feitelijke verplichting heeft om financiële activa aan de aandeelhouders over te dragen. In dit geval vindt de aflossing van de aandelen uitsluitend plaats op initiatief van de emittent. Er kan echter een verplichting ontstaan wanneer de emittent van de aandelen zijn optie uitoefent, gewoonlijk door formeel de aandeelhouders op de hoogte te stellen van het voornemen om de aandelen af te lossen.

    TL26.

    Indien de preferente aandelen niet-aflosbaar zijn, wordt de classificatie bepaald op basis van de overige aan de preferente aandelen verbonden rechten. De classificatie wordt gebaseerd op een beoordeling van de economische realiteit van de contractuele afspraken en de definitie van een financiële verplichting en van een eigen-vermogensinstrument. Indien uitkeringen aan de houders van preferente aandelen, ongeacht of deze cumulatief of niet-cumulatief preferent zijn, op initiatief van de emittent plaatsvinden, zijn de aandelen eigen-vermogensinstrumenten. De classificatie van een preferent aandeel als eigen-vermogensinstrument of financiële verplichting wordt niet beïnvloed door bijvoorbeeld:

    (a)

    een verleden waarin frequent uitkeringen zijn gedaan;

    (b)

    een voornemen om in de toekomst uitkeringen te doen;

    (c)

    de mogelijk negatieve gevolgen voor de prijs van gewone aandelen van de emittent indien de uitkeringen niet worden gedaan (vanwege beperkingen ten aanzien van dividendbetalingen op de gewone aandelen indien er op preferente aandelen geen dividend wordt uitgekeerd);

    (d)

    de omvang van de reserves van de emittent;

    (e)

    de verwachtingen van een emittent ten aanzien van de winst of het verlies over de periode;

    of

    (f)

    de mogelijkheid van de emittent om al dan niet het winst- of verliesbedrag over de periode te beïnvloeden.

    Afwikkeling in de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit (alinea 21 tot en met 24)

    TL27.

    De volgende voorbeelden laten zien hoe verschillende soorten contracten betreffende de eigen-vermogensinstrumenten van een entiteit moeten worden geclassificeerd:

    (a)

    Een contract dat door de entiteit wordt afgewikkeld door de ontvangst of levering van een vast aantal eigen aandelen zonder dat daar een vergoeding in de toekomst tegenover staat, of door ruil van een vast aantal eigen aandelen voor een vast geldbedrag of een ander financieel actief, is een eigen-vermogensinstrument. Elke ontvangen of betaalde vergoeding voor een dergelijk contract wordt derhalve direct ten gunste of ten laste van het eigen vermogen gebracht. Eén voorbeeld is een uitgegeven aandelenoptie die de tegenpartij het recht geeft om voor een vast geldbedrag een vast aantal aandelen van de entiteit te kopen. Indien het contract de entiteit echter verplicht om de eigen aandelen op een vaste of bepaalbare datum in te kopen (af te lossen) voor geldmiddelen of een ander financieel actief, of indien een dergelijke inkoop direct opeisbaar is, neemt de entiteit een financiële verplichting op voor de contante waarde van het aflossingsbedrag. Eén voorbeeld is de verplichting van een entiteit op grond van een termijncontract om een vast aantal eigen aandelen in te kopen voor een vast geldbedrag.

    (b)

    De verplichting van een entiteit om eigen aandelen in te kopen voor geldmiddelen geeft aanleiding tot een financiële verplichting ter grootte van de contante waarde van het aflossingsbedrag, zelfs als het aantal aandelen dat de entiteit moet inkopen niet vast is, of indien de verplichting afhankelijk is van de uitoefening door de tegenpartij van haar recht tot aflossing. Een voorbeeld van een voorwaardelijke verplichting is een uitgegeven optie op grond waarvan de entiteit verplicht is eigen aandelen in te kopen voor geldmiddelen, indien de tegenpartij de optie uitoefent.

    (c)

    Een contract dat in geldmiddelen of een ander financieel actief zal worden afgewikkeld, is een financieel actief of een financiële verplichting, zelfs indien het te ontvangen of te leveren geldbedrag of andere financiële actief gebaseerd is op de marktprijs van de eigen aandelen van de entiteit. Eén voorbeeld hiervan is een op nettobasis in geldmiddelen afgewikkelde aandelenoptie.

    (d)

    Een contract dat in een variabel aantal eigen aandelen van de entiteit zal worden afgewikkeld waarvan de waarde gelijk is aan een vast bedrag of een bedrag dat is gebaseerd op veranderingen in de onderliggende variabele (bijvoorbeeld een commodity-prijs) is een financieel actief of een financiële verplichting. Een voorbeeld hiervan is een geschreven optie om goud te kopen die bij eventuele uitoefening op nettobasis door de entiteit wordt afgewikkeld in eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit, waarbij het aantal geleverde eigen-vermogensinstrumenten gelijk is aan de waarde van het optiecontract. Een dergelijk contract is zelfs een financieel actief of een financiële verplichting indien de onderliggende variabele de prijs is van de eigen aandelen van de entiteit in plaats van goud. Evenzo is een contract dat in een vast aantal eigen aandelen van de entiteit zal worden afgewikkeld, maar waarbij de aan die aandelen verbonden rechten zo uiteenlopen dat de afwikkelingswaarde gelijk is aan een vast bedrag of een op veranderingen van een onderliggende variabele gebaseerde variabele, een financieel actief of een financiële verplichting.

    Voorzieningen voor voorwaardelijke afwikkeling (alinea 25)

    TL28.

    Alinea 25 schrijft voor dat de voorziening voor voorwaardelijke afwikkeling niet van invloed is op de classificatie van een instrument, indien een deel van een afwikkelingsvoorziening die afwikkeling in geldmiddelen of een ander financieel actief (of op een andere wijze die ertoe zou leiden dat het instrument een financiële verplichting is) zou kunnen voorschrijven geen materiële betekenis heeft. Een contract dat afwikkeling in geldmiddelen of een variabel aantal eigen aandelen van de entiteit alleen voorschrijft bij het zich voordoen van een uiterst zeldzame, ongebruikelijke en onwaarschijnlijke gebeurtenis is derhalve een eigen-vermogensinstrument. Bovendien kan de afwikkeling in een vast aantal van de eigen aandelen van een entiteit contractueel zijn uitgesloten in omstandigheden waarover de entiteit geen controle heeft. Indien er echter geen reële mogelijkheid is dat deze gebeurtenissen zich zullen voordoen, is classificatie als eigen-vermogensinstrument vereist.

    Verwerkingswijze in de geconsolideerde jaarrekening

    TL29.

    Een entiteit presenteert minderheidsbelangen – dat wil zeggen de belangen van derden in het eigen vermogen en het nettoresultaat van haar dochterondernemingen – in de geconsolideerde jaarrekening in overeenstemming met IAS 1 Presentatie van de jaarrekening en IAS 27 Geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekening. Bij de classificatie van een financieel instrument (of een component daarvan) in de geconsolideerde jaarrekening beoordeelt een entiteit alle tussen de groepsondernemingen en de houders van het instrument overeengekomen voorwaarden om te bepalen of de groep als geheel met betrekking tot het instrument een verplichting heeft tot levering van geldmiddelen of een ander financieel actief, of tot een afwikkeling van het instrument die resulteert in classificatie als een verplichting. Indien een tot een groep behorende dochteronderneming een financieel instrument uitgeeft, en een moedermaatschappij of een andere groepsentiteit direct met de houders van het instrument aanvullende bepalingen overeenkomt (bijvoorbeeld een garantie), kan de groep mogelijk niet beslissen over uitkeringen of aflossing. Hoewel het op zijn plaats kan zijn dat de dochteronderneming het instrument in de eigen jaarrekening classificeert zonder rekening te houden met deze aanvullende bepalingen worden de gevolgen van andere afspraken tussen groepsondernemingen en de houders van het instrument beoordeeld om te bewerkstelligen dat de geconsolideerde jaarrekening de door de groep als geheel aangegane contracten en transacties weergeeft. Voorzover er van een dergelijke verplichting of afwikkelingsbepaling sprake is, wordt het instrument (of de component daarvan waarvoor de verplichting geldt) geclassificeerd als een financiële verplichting in de geconsolideerde jaarrekening.

    Samengestelde financiële instrumenten (alinea 28 tot en met 32)

    TL30.

    Alinea 28 geldt alleen voor emittenten van niet-afgeleide samengestelde financiële instrumenten. In alinea 28 wordt niet ingegaan op samengestelde financiële instrumenten vanuit het perspectief van de houder ervan. IAS 39 behandelt de afscheiding van in contracten besloten derivaten vanuit het perspectief van de houder van een samengesteld financieel instrument dat kenmerken heeft van zowel vreemd vermogen als eigen vermogen.

    TL31.

    Een veel voorkomende vorm van een samengesteld financieel instrument is een schuldbewijs met een daarin besloten conversieoptie, zoals een in aandelen van de emittent converteerbare obligatie, zonder andere in het contract besloten derivaatkenmerken. De emittent van een dergelijk financieel instrument is op grond van alinea 28 verplicht om de vreemd-vermogenscomponent en de eigen-vermogenscomponent afzonderlijk in de balans te presenteren.

    (a)

    De verplichting van de emittent om periodiek rente te betalen en af te lossen is een financiële verplichting die bestaat zolang het instrument niet is geconverteerd. De reële waarde van de vreemd-vermogenscomponent is bij de eerste opname in de balans gelijk aan de contante waarde van de contractueel bepaalde reeks van toekomstige kasstromen, gedisconteerd tegen de marktrente op dat moment voor instrumenten met een vergelijkbare kredietstatus en die in wezen dezelfde kasstromen opleveren, tegen dezelfde voorwaarden, maar zonder de conversieoptie.

    (b)

    Het eigen-vermogensinstrument is een in het contract besloten optie om de verplichting te converteren naar aandelen van de emittent. De reële waarde van de optie is opgebouwd uit de tijdswaarde en, voorzover aanwezig, de intrinsieke waarde van de optie. De optie heeft bij eerste opname een waarde, zelfs indien deze „out of the money” is.

    TL32.

    Bij de conversie van een converteerbaar instrument op de vervaldag boekt de entiteit de vreemd-vermogenscomponent over naar het eigen vermogen. De oorspronkelijke eigen-vermogenscomponent blijft eigen vermogen (hoewel deze wel binnen het eigen vermogen geherclassificeerd kan worden). Er wordt bij conversie op de vervaldag geen winst of verlies geboekt.

    TL33.

    Indien een entiteit een converteerbaar instrument vóór de vervaldatum door een vervroegde aflossing of terugkoop tenietgaat, waarbij de oorspronkelijke conversierechten onveranderd blijven, rekent de entiteit de betaalde vergoeding en eventuele betaalde transactiekosten in verband met terugkoop of aflossing toe aan de vreemd-vermogens- en de eigen-vermogenscomponent van het instrument. De methode die wordt gebruikt om de betaalde vergoeding en de transactiekosten aan de afzonderlijke componenten toe te rekenen komt overeen met de methode die, in overeenstemming met alinea 28 tot en met 32, bij de oorspronkelijke toerekening van de bij uitgifte van het converteerbare instrument ontvangen opbrengst aan de afzonderlijke componenten is gebruikt.

    TL34.

    Zodra de toerekening van de vergoeding heeft plaatsgevonden worden eventuele hieruit voortvloeiende winsten of verliezen verwerkt in overeenstemming met de verwerkingsprincipes die op de desbetreffende component van toepassing zijn, als volgt:

    (a)

    het winst- of verliesbedrag dat betrekking heeft op de vreemd-vermogenscomponent wordt in de winst- en verliesrekening opgenomen;

    en

    (b)

    het vergoedingsbedrag dat betrekking heeft op de eigen-vermogenscomponent wordt in het eigen vermogen verwerkt.

    TL35.

    Een entiteit mag de voorwaarden van een converteerbaar instrument aanpassen ter bevordering van vervroegde conversie, bijvoorbeeld door een gunstigere conversieverhouding aan te bieden of door een aanvullende vergoeding te betalen als de conversie vóór een bepaalde datum plaatsvindt. Het verschil, per de datum waarop de voorwaarden worden aangepast, tussen de reële waarde van de vergoeding die de houder bij conversie van het instrument op grond van de nieuwe voorwaarden ontvangt en de reële waarde van de vergoeding die de houder volgens de oorspronkelijke voorwaarden zou hebben ontvangen, wordt als een last in de winst- en verliesrekening opgenomen.

    Ingekochte eigen aandelen (alinea 33 en 34)

    TL36.

    De eigen-vermogensinstrumenten van een entiteit worden niet opgenomen als een financieel actief, ongeacht de reden waarom deze worden ingekocht. Een entiteit die eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit inkoopt is op grond van alinea 33 verplicht deze eigen-vermogensinstrumenten op het eigen vermogen in mindering te brengen. Bij een entiteit die echter namens anderen eigen aandelen houdt (bijvoorbeeld een financiële instelling die namens een cliënt eigen aandelen houdt), is sprake van een tussenpersoonrelatie. In dergelijke gevallen worden deze aandelen niet in de balans van de entiteit opgenomen.

    Rente, dividenden, winsten en verliezen (alinea 35 tot en met 41)

    TL37.

    Het volgende voorbeeld laat zien hoe alinea 35 op een samengesteld financieel instrument wordt toegepast. Er wordt uitgegaan van een niet-cumulatief preferent aandeel dat binnen een periode van vijf jaar verplicht aflosbaar is in geldmiddelen; de entiteit beslist over de betaling van dividenden vóór de aflossingsdatum. Een dergelijk instrument is een samengesteld financieel instrument, waarvan de vreemd-vermogensinstrument gelijk is aan de contante waarde van het aflossingsbedrag. De oprenting van deze component worden als rentelast in de winst- en verliesrekening opgenomen. Eventueel betaalde dividenden hebben betrekking op de eigen-vermogensinstrument en worden derhalve als winstuitkering verwerkt. Een vergelijkbare behandeling zou worden toegepast indien de aflossing niet verplicht was maar ter keuze was van de houder, of indien het aandeel verplicht moest worden geconverteerd naar een variabel aantal gewone aandelen waarvan de waarde gelijk is aan een vast bedrag, of een bedrag dat is gebaseerd op veranderingen in de onderliggende variabele (bijvoorbeeld een commodity). Indien het aflossingsbedrag echter wordt verhoogd met onbetaalde dividenden is het gehele instrument een verplichting. In dergelijke gevallen worden eventuele dividenden geclassificeerd als rentelast.

    Saldering van een financieel actief en een financiële verplichting (alinea 42 tot en met 50)

    TL38.

    Om een financieel actief en een financiële verplichting te mogen salderen dient een entiteit een in rechte afdwingbaar recht te hebben om de opgenomen bedragen te verrekenen. Een entiteit kan een voorwaardelijk recht hebben tot verrekening van opgenomen bedragen, zoals in een „master netting”-overeenkomst of in sommige vormen van regresvrije schulden, maar dergelijke rechten zijn alleen in rechte afdwingbaar indien zich in de toekomst een bepaalde gebeurtenis voordoet, in de meeste gevallen bij het in gebreke blijven van de tegenpartij. Een dergelijke afspraak voldoet derhalve niet aan de voorwaarden voor saldering.

    TL39.

    De standaard bevat geen specifieke behandeling voor zogenaamde „synthetische instrumenten”. Een synthetisch instrument is een groep van afzonderlijke financiële instrumenten die worden verworven en aangehouden om de kenmerken van een ander instrument na te bootsen. Een voorbeeld hiervan is een langlopende schuld met een variabele rente in combinatie met een renteswap waarbij variabele rentebetalingen worden ontvangen in ruil voor vaste rentebetalingen, feitelijk resulterend in een langlopende schuld met een vaste rente. Ieder van de individuele financiële instrumenten die tezamen een „synthetisch instrument” vormen, is een contractueel recht of contractuele verplichting met eigen voorwaarden en ieder individueel instrument kan afzonderlijk worden overgedragen of afgewikkeld. Ieder financieel instrument is onderhevig aan risico’s die kunnen verschillen van de risico’s waaraan andere financiële zijn blootgesteld. Wanneer één financieel instrument in een „synthetisch instrument” een actief is en een ander een verplichting dan worden deze derhalve niet gesaldeerd en op nettobasis in de balans van een entiteit gepresenteerd, tenzij zij voldoen aan de criteria voor saldering in alinea 42. In de toelichting wordt informatie vermeld over de belangrijkste voorwaarden van ieder instrument. Daarnaast mag een entiteit de aarde van de relatie tussen de individuele instrumenten vermelden (zie alinea 65).

    Informatieverschaffing

    Financiële activa en financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening (alinea 94(f))

    TL40.

    Een entiteit die een financiële verplichting aanwijst als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening is verplicht tot vermelding van het bedrag van de verandering van de reële waarde van de verplichting, die niet is toe te schrijven aan veranderingen in de referentierente (bijvoorbeeld LIBOR). Voor een verplichting waarvan de reële waarde op basis van een waargenomen marktprijs wordt bepaald kan dit bedrag als volgt worden geschat:

    (a)

    De entiteit berekent eerst de interne rentevoet van de verplichting bij aanvang van de periode. Hiervoor gebruikt de entiteit de waargenomen marktprijs en de contractuele kasstromen van de verplichting aan het begin van de periode. Op dit rendement brengt de entiteit de referentierente aan het begin van de periode in mindering om te komen tot een instrumentspecifieke component van de interne rentevoet.

    (b)

    Vervolgens berekent de entiteit de contante waarde van de verplichting op basis van de contractuele kasstromen van de verplichting aan het begin van de periode en een disconteringsvoet die gelijk is aan de som van de referentierente aan het einde van de periode en de instrumentspecifieke component van de interne rentevoet aan het begin van de periode die overeenkomstig sub a is bepaald.

    (c)

    Het volgens sub b berekende bedrag wordt vervolgens verlaagd met gedurende de periode met betrekking tot de verplichting verrichte betalingen, en verhoogd in verband met de toename van de reële waarde als gevolg van het feit dat de vervaldatum waarop de contractuele kasstromen plaatsvinden één periode dichterbij is gekomen.

    (d)

    Het verschil tussen de waargenomen marktprijs van de verplichting aan het einde van de periode en het volgens sub c bepaalde bedrag is de verandering van de reële waarde die niet aan veranderingen in de referentierente is toe te rekenen. Dit bedrag dient in de toelichting te worden vermeld.


    (1)  In deze leidraad luiden geldbedragen in „geldeenheden” („currency units”, CU).

    (2)  Dit geldt voor de meeste, maar niet alle derivaten, bijvoorbeeld bij sommige renteswaps waarbij verschillende valuta’s zijn betrokken, wordt de hoofdsom bij het aangaan van het contract geruild (en op de vervaldatum teruggeruild).

    IFRIC-INTERPRETATIE 1

    Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen

    REFERENTIES

    IAS 1

    Presentatie van de jaarrekening (herziene versie van 2003)

    IAS 8

    Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten

    IAS 16

    Materiële vaste activa (herziene versie van 2003)

    IAS 23

    Financieringskosten

    IAS 36

    Bijzondere waardevermindering van activa (herziene versie van 2004)

    IAS 37

    Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa

    ACHTERGROND

    1

    Veel entiteiten hebben verplichtingen om materiële vaste activa te ontmantelen, over te plaatsen en te herstellen. In deze interpretatie worden dergelijke verplichtingen „verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen”, genoemd. Volgens IAS 16 omvat de kostprijs van een materieel vast actief de eerste schatting van de ontmantelings- en overplaatsingskosten van het materieel vast actief en de herstelkosten van de locatie waar het actief zich bevindt, waarvoor de verplichting door de entiteit wordt aangegaan, ofwel op het moment waarop het actief wordt verworven ofwel als gevolg van het feit dat het materieel gedurende een bijzondere periode is gebruikt voor andere doeleinden dan voor de productie van voorraden gedurende die periode. In IAS 37 bevat vereisten voor de wijze waarop verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen moeten worden gewaardeerd. Deze interpretatie voorziet in leidraden voor de wijze waarop het effect van wijzigingen in de waardering op bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen moet worden verwerkt.

    TOEPASSINGSGEBIED

    2

    Deze interpretatie is van toepassing op wijzigingen in de waardering van alle bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen die zowel:

    (a)

    als onderdeel van de kostprijs van een materieel vast actief zijn opgenomen overeenkomstig IAS 16;

    en

    (b)

    als een verplichting zijn opgenomen overeenkomstig IAS 37

    Bijvoorbeeld, een verplichting voor ontmanteling, herstel of een soortgelijke verplichting kan bestaan voor de ontmanteling van een fabriek, het herstellen van milieuschade veroorzaakt door winningsindustrieën of het overplaatsen van een installatie.

    PROBLEEMSTELLING

    3

    Deze interpretatie behandelt de wijze waarop het effect van de volgende gebeurtenissen, die de waardering wijzigen van een bestaande verplichting voor ontmanteling, herstel of een soortgelijke verplichting, dient te worden verwerkt:

    (a)

    een wijziging in de geschatte uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen (bijvoorbeeld kasstromen) die vereist is om de verplichting af te wikkelen;

    (b)

    een wijziging in de actuele, marktconforme disconteringsvoet zoals gedefinieerd in alinea 47 van IAS 37 (dit omvat wijzigingen in de tijdswaarde van geld en de aan de verplichting verbonden risico’s);

    en

    (c)

    een toename die het verstrijken van de tijd weerspiegelt (ook wel het ‘verloop’ van het disconto genoemd).

    CONSENSUS

    4

    Wijzigingen in de waardering van een bestaande verplichting voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichting als gevolg van wijzigingen in het geschatte tijdstip of bedrag van de uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen, of een wijziging in de disconteringsvoet, dienen overeenkomstig de navolgende alinea’s 5 tot en met 7 te worden verwerkt.

    5

    Indien het desbetreffende actief gewaardeerd wordt tegen kostprijsmodel:

    (a)

    ingevolge (b), dienen wijzigingen in de verplichting te worden toegevoegd aan, of afgetrokken te worden van de kostprijs van het desbetreffende actief in de verslagperiode.

    (b)

    het bedrag afgetrokken van de kostprijs van het actief mag niet groter zijn dan zijn boekwaarde. Wanneer de afname van de verplichting de boekwaarde van het actief overtreft, dient het surplus onmiddellijk te worden opgenomen in de winst- en verliesrekening.

    (c)

    wanneer de wijzigingen een toename van de kostprijs van een actief tot gevolg hebben, dient de entiteit te beoordelen of dit een aanwijzing is dat de nieuwe boekwaarde van het actief mogelijk niet volledig realiseerbaar is. Wanneer er sprake is van een dergelijke aanwijzing, dient de entiteit het actief te toetsen op bijzondere waardevermindering door zijn realiseerbare waarde te schatten en dient zij een eventueel bijzonder waardeverminderingsverlies te verwerken overeenkomstig IAS 36.

    6

    Indien het desbetreffende actief wordt gewaardeerd volgens het herwaarderingsmodel:

    (a)

    wijzigingen in de verplichting veranderen de herwaarderingsreserve of het herwaarderingstekort dat in het verleden voor dat actief was opgenomen; zodat:

    (i)

    een afname van de verplichting dient (ingevolge (b)) rechtstreeks te worden toegevoegd aan de herwaarderingsreserve, tenzij ze dient opgenomen te worden in de winst- of verliesrekening, wanneer ze een terugboeking is van het herwaarderingstekort voor dat actief, dat in het verleden in de winst- en verliesrekening was opgenomen. In dit geval dient de afname in de winst- en verliesrekening te worden opgenomen;

    (ii)

    een toename van de verplichting dient in de winst- en verliesrekening te worden opgenomen, behalve wanneer de herwaarderingsreserve voor het desbetreffende actief een creditsaldo heeft; in dat geval dient de toename rechtstreeks te worden verwerkt in de herwaarderingsreserve.

    (b)

    wanneer in voorkomend geval een afname van de verplichting de boekwaarde overtreft die zou zijn opgenomen indien het actief volgens het kostprijsmodel zou zijn geboekt, dient het surplus onmiddellijk te worden opgenomen in de winst- en verliesrekening.

    (c)

    een wijziging in de verplichting is een aanwijzing dat het actief mogelijk dient te worden geherwaardeerd om ervoor te zorgen dat de boekwaarde niet beduidend verschilt van de boekwaarde die zou worden bepaald op basis van de reële waarde op de balansdatum. Met elke dusdanige herwaardering dient rekening te worden gehouden bij de bepaling van de bedragen die in de winst- en verliesrekening en het eigen vermogen moeten worden opgenomen ingevolge (a). Wanneer een herwaardering noodzakelijk is, dienen alle activa van die categorie te worden geherwaardeerd.

    (d)

    IAS 1 vereist dat elke bate of last, die rechtstreeks in het eigen vermogen is opgenomen, wordt vermeld in het mutatieoverzicht van het eigen vermogen. Bij naleving van deze vereiste dient de wijziging in de herwaarderingsreserve, die voortvloeit uit een wijziging in de verplichting, afzonderlijk te worden geïdentificeerd en als zodanig te worden vermeld.

    7

    Het aangepaste af te schrijven bedrag van het actief wordt over zijn volledige gebruiksduur afgeschreven. Wanneer het desbetreffende actief eenmaal aan het einde van zijn gebruiksduur is gekomen, dienen daarom alle latere wijzigingen in de verplichting, wanneer deze zich voordoen, in de winst- en verliesrekening te worden opgenomen. Dit geldt zowel voor het kostprijsmodel als het herwaarderingsmodel.

    8

    De lasten die voortvloeien uit periodieke oprenting dienen als financieringskosten te worden opgenomen Het periodieke verlopen van het disconto dient bij het plaatsvinden als financieringskosten te worden opgenomen in de winst- en verliesrekening. De volgens IAS 23 toegestane alternatieve verwerkingswijze voor activering is niet toegestaan.

    INGANGSDATUM

    9

    Een entiteit dient deze Interpretatie toe te passen voor verslagperioden die op of na 1 september 2004 aanvangen. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd. Indien een entiteit deze Interpretatie toepast voor verslagperioden die aanvangen vóór 1 september 2004, dient zij dit feit te vermelden.

    OVERGANG

    10

    Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving moeten administratief worden verwerkt volgens de vereisten van IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten.  (1)


    (1)  Wanneer een entiteit deze Interpretatie toepast voor een verslagperiode die vóór 1 januari 2005 aanvangt, dient de entiteit de vereisten op te volgen van de vorige versie van IAS 8 onder de naam Nettowinst of -verlies over de periode, fundamentele fouten en wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving, tenzij de entiteit de herziene versie van die standaard in die eerdere verslagperiode toepast.

    BIJLAGE

    Wijzigingen in IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

    De wijzigingen in deze bijlage dienen te worden toegepast op verslagperioden die op of na 1 september 2004 aanvangen. Als een entiteit deze Interpretatie toepast op een eerdere verslagperiode, dienen deze wijzigingen op deze eerdere verslagperiode te worden toegepast.

    A1

    IFRS 1 De eerste toepassing van de International Financial Reporting Standards en de begeleidende documenten zijn als volgt gewijzigd.

    In alinea 12 van de International Financial Reporting Standards is de verwijzing naar alinea’s 13 tot en met 25D gewijzigd in de verwijzing naar alinea’s 13 tot en met 25E.

    De subalinea’s 13(h) en (i) van de International Financial Reporting Standards zijn gewijzigd en subalinea (j) is toegevoegd, en luiden als volgt:

    (h)

    op aandelen gebaseerde betalingstransacties (alinea’s 25B en 25C);

    (i)

    verzekeringscontracten (alinea 25 D);

    en

    (j)

    verplichtingen voor ontmanteling opgenomen in de kostprijs van materiële vaste activa (alinea 25E).

    In de International Financial Reporting Standards zijn een nieuw kopje en alinea 25E ingevoegd die als volgt luiden:

    Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen opgenomen in de kostprijs van materiële vaste activa

    25E

    IFRIC 1 Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen vereist dat bepaalde wijzigingen in een bestaande verplichting voor ontmanteling, herstel of een soortgelijke verplichting toegevoegd of afgetrokken worden van de kostprijs van het actiefwaarop de wijziging betrekking heeft; het aangepaste af te schrijven bedrag van het actief wordt dan op prospectieve wijze afgeschreven over zijn resterende gebruiksduur. Een eerste toepasser hoeft niet aan deze vereisten te voldoen voor wijzigingen in dergelijke verplichtingen die zich vóór de overgangsdatum naar IFRSs hebben voorgedaan. Indien een eerste toepasser gebruik maakt van deze vrijstelling, dient zij:

    (a)

    de verplichting te waarderen op de overgangsdatum naar IFRSs, overeenkomstig IAS 37;

    (b)

    het bedrag te schatten dat zou zijn opgenomen in de kostprijs van het desbetreffende actief, op het tijdstip waarop de verplichting is ontstaan, door de verplichting contant te maken naar die datum gebruikmakend van haar beste schatting van de historische, voor risico aangepaste disconteringsvoeten die op die verplichting van toepassing zou zijn geweest tijdens de tussenperiode, voor zover de verplichting binnen het toepassingsgebied van de IFRIC 1 valt;

    en

    (c)

    op de overgangsdatum naar IFRSs, de geaccumuleerde afschrijvingen op dat bedrag te berekenen, op basis van de actuele schatting van de gebruiksduur van het actief, door de afschrijvingsmethode toe te passen waarvoor de entiteit in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards heeft gekozen.


    Top