Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R1974

    Verordening (EG) nr. 1974/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

    PB L 345 van 20.11.2004, p. 85–91 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 306M van 15.11.2008, p. 21–27 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2010

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/1974/oj

    20.11.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 345/85


    VERORDENING (EG) Nr. 1974/2004 VAN DE COMMISSIE

    van 29 oktober 2004

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 42, leden 4 en 9, artikel 145, onder c) en d), en artikel 155,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)(9)(10)(11)(12)(13)(14)(15)(16)(17)(18)(19)(20)

    Bij Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (2) zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling, die in 2005 van toepassing wordt. Op basis van die verordening is op nationaal niveau begonnen met de administratieve en operationele tenuitvoerlegging van de bedrijfstoeslagregeling en daarbij is gebleken dat voor sommige aspecten van die regeling verdere gedetailleerde regels nodig zijn en dat bestaande regels op bepaalde punten moeten worden verduidelijkt.Na de bekendmaking van Verordening (EG) nr. 795/2004 is gebleken dat bepaalde verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (3) verkeerd gepubliceerd zijn. Deze foute verwijzingen moeten worden gecorrigeerd.Artikel 46, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 verbindt specifieke voorwaarden aan de overdracht van toeslagrechten zonder grond. In artikel 46, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is duidelijk bepaald dat alleen de verkoop van toeslagrechten mogelijk is zonder grond. Om te voorkomen dat de tweede alinea verkeerd kan worden geïnterpreteerd en zo de eerste alinea zinloos maakt, moet voor de duidelijkheid worden gespecificeerd dat de overdracht, als bedoeld in de tweede alinea, alleen betrekking heeft op de verkoop van toeslagrechten zonder grond, en niet op de verhuur van toeslagrechten, die niet mogelijk is zonder grond.Om administratieve redenen moet het ontstaan van delen van toeslagrechten worden beperkt tot de gevallen waarin dat onvermijdelijk is door te bepalen dat, zodra alle hele toeslagrechten gebruikt zijn, gedeeltelijk gebruikte toeslagrechten moeten worden beschouwd als rechten die volledig zijn gebruikt terwijl zij recht geven op een betaling naar evenredigheid van de aangegeven grond, en dat, in geval van overdracht, alle bestaande delen van toeslag moeten worden gebruikt voordat een bestaand toeslagrecht wordt gesplitst.Overeenkomstig artikel 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn de „betalingen tijdens de referentieperiode” de in die periode verleende of te verlenen betalingen. In bijlage VII is bovendien bepaald dat rekening moet worden gehouden met verlagingen die voortvloeien uit de toepassing van basisarealen, maxima of andere kwantitatieve beperkingen. Omwille van de duidelijkheid moet derhalve worden gespecificeerd dat voor alle in bijlage VI van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde rechtstreekse betalingen geldt dat de kortingen en uitsluitingen in het kader van Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie (4) niet in aanmerking mogen worden genomen, om te voorkomen dat de in de referentieperiode toegepaste kortingen en uitsluitingen een permanent karakter krijgen. Bijgevolg moet bij de vaststelling van de toeslagrechten worden uitgegaan van het aantal geconstateerde dieren en hectaren, onverminderd verdere controles en de toepassing van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (5).Landbouwers die hectaren hebben verhuurd of verkocht, dienen voor de betrokken oppervlakte niet in aanmerking te komen voor het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 795/2004 bedoelde mechanisme. Daarom moet de verkochte of verhuurde grond zijn begrepen in het aantal hectaren dat door deze landbouwers wordt aangegeven, zodat voor die grond niet van het mechanisme wordt geprofiteerd.Artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet in de toepassing van een andere referentieperiode, indien een productietak in de normale referentieperiode nadelig is beïnvloed door een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. Derhalve dient te worden gespecificeerd dat het genoemde artikel moet worden toegepast op basis van elk van de in bijlage VI bij die verordening vermelde rechtstreekse betalingen die voor de verschillende productietakken hebben gegolden.Wat artikel 42, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 betreft, moet worden gespecificeerd hoe deze bepaling in geval van de overdracht van premierechten moet worden toegepast en welke gevolgen de berekening van het overgebleven referentiebedrag heeft voor de bepaling van de overgebleven hectaren. Bovendien is bij Verordening (EG) nr. 864/2004 in het genoemde lid de datum 29 september 2003 veranderd in 15 mei 2004; om te voorkomen dat in geval van toepassing van dat lid die wijziging een effect heeft op de legitieme verwachting van landbouwers die contracten hebben gesloten tussen 30 september 2003 en 15 mei 2004 terwijl zij zich van de toepassing van artikel 42, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bewust waren, moet worden bepaald dat het genoemde lid 9 in dergelijke gevallen niet van toepassing is.Om rekening te houden met het feit dat de lidstaten overeenkomstig artikel 34, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 een tweede toewijzing van referentiebedragen mogen organiseren tijdens het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, moet de uiterste datum voor de definitieve vaststelling van de toeslagrechten worden vastgesteld op 15 augustus, met dien verstande dat de lidstaten om administratieve redenen hiervoor ook een latere datum moeten kunnen bepalen. Bovendien moet worden gepreciseerd op welk areaal de minimumomvang betrekking heeft en wanneer de percelen moeten worden aangegeven.Naar aanleiding van de bij Verordening (EG) nr. 864/2004 ingevoerde wijziging van de datum 29 september 2003 in 15 mei 2004, moet, omwille van de coherentie, dezelfde wijziging worden aangebracht in de bepalingen over landbouwers die zich in een bijzondere situatie bevinden.Er moet rekening worden gehouden met de uiteindelijke bestuursrechtelijke besluiten of gerechtelijke uitspraken die een geschil tussen de overheid en de landbouwer beslechten, in het geval dat die besluiten of uitspraken uitmonden in een toewijzing of een verhoging van toeslagrechten. Een dergelijke situatie moet worden beschouwd als een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 42, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en moet dienovereenkomstig worden behandeld.Onverminderd de toepassing van artikel 43, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003, waarin is bepaald dat alle voederareaal in de referentieperiode moet worden opgenomen in de berekening van de toeslagrechten, moeten de nationale overheden, met het oog op de vergemakkelijking van hun taak de voorlopige toeslagrechten vast te stellen, de mogelijkheid krijgen om uit te gaan van het voederareaal dat in de steunaanvraag „oppervlakten” is aangegeven in het jaar vóór de invoering van de bedrijfstoeslagregeling, of van het voederareaal zoals dit is aangegeven in geval van voorlopige vaststelling van de toeslagrechten, terwijl de landbouwer de mogelijkheid moet krijgen te bewijzen dat zijn voederareaal in de referentieperiode kleiner was.De bestaande uitvoeringsbepalingen over toeslagrechten die aan speciale voorwaarden onderworpen zijn, moeten met betrekking tot bepaalde aspecten inzake de vaststelling en het beheer van die toeslagrechten worden aangevuld of gespecificeerd.In de referentieperiode zijn de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde extensiveringsbedragen en extra betalingen in de rundvleessector en in de schapen- en geitensector toegekend overeenkomstig subsidievoorwaarden en — bedragen die door de lidstaten zijn vastgesteld en die van jaar tot jaar konden verschillen. Wegens die veranderende elementen moeten de betrokken lidstaten de mogelijkheid krijgen om op basis van objectieve criteria die verschillende subsidievoorwaarden en -bedragen in aanmerking te nemen wanneer zij, met inachtneming van de desbetreffende begrotingsmaxima, het referentiebedrag voor die bedragen en betalingen berekenen. Om de opname van de huidige regeling inzake de slachtpremie in de bedrijfstoeslagregeling te vergemakkelijken, moet het in artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde maximum in aanmerking worden genomen bij de berekening van het betrokken referentiebedrag.Om bij de toepassing van het regionale model rekening te kunnen houden met eventuele gevallen van onbillijkheid, moet worden bepaald dat de desbetreffende regels van artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ook in dit geval van toepassing zijn.Bij de toepassing van de bepalingen inzake bijzondere situaties moet rekening worden gehouden met landbouwers die groenten en fruit en consumptieaardappelen telen.Overeenkomstig hoofdstuk 6 van titel III van Verordening (EG) nr. 1782/2003 passen de nieuwe lidstaten de bedrijfstoeslagregeling alleen op een geregionaliseerde manier toe volgens een regeling die is gebaseerd op het geregionaliseerde model als bedoeld in de artikelen 58 tot en met 63 van die verordening. Voor de tenuitvoerlegging van de bedrijfstoeslagregeling in de nieuwe lidstaten moeten derhalve dezelfde gedetailleerde regels van Verordening (EG) nr. 795/2004 gelden als voor de regionale uitvoering in de oude lidstaten.Voor lidstaten die beslissen gebruik te maken van de in artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, moet een uiterste termijn voor de mededeling van de besluiten die die lidstaten overeenkomstig de artikelen 58, 59, 61 tot en met 64 en 70 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 hebben genomen, worden bepaald, om de Commissie de gelegenheid te geven de in die artikelen bedoelde maxima vast te stellen.Overeenkomstig artikel 60, lid 2, en bijlage VII, punt B en punt D, laatste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet de Commissie op basis van de door de lidstaten meegedeelde gegevens een maximumareaal voor groenten en fruit, gedroogde voedergewassen en zetmeelaardappelen vaststellen. Er dient een uiterste termijn voor die mededelingen te worden bepaald.De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1)

    Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    In de punten b) en e) wordt „Verordening (EG) nr. 795/2004” vervangen door „Verordening (EG) nr. 796/2004”.

    b)

    Aan punt i) wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Bij de overdracht van toeslagrechten zonder grond, als bedoeld in artikel 46, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, gaat het om de verkoop van toeslagrechten zonder grond.”.

    2)

    Artikel 3, lid 2, wordt vervangen door de volgende leden:

    „2.   Indien een landbouwer, na aangifte van alle mogelijke hele toeslagrechten overeenkomstig artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, een toeslagrecht moet aangeven met een perceel dat een fractie van een hectare bedraagt, geeft dat toeslagrecht recht op een naar evenredigheid van de oppervlakte van dat perceel berekende betaling en wordt het voor de toepassing van artikel 45 van die verordening als volledig gebruikt beschouwd.

    3.   Indien de oppervlakte van een perceel dat overeenkomstig artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 met een toeslagrecht wordt overgedragen, een fractie van een hectare bedraagt, mag de landbouwer het benodigde deel van het betrokken toeslagrecht samen met de grond overdragen tegen een waarde die wordt berekend op basis van de betrokken fractie. Het resterende deel van het toeslagrecht blijft ter beschikking van de landbouwer tegen een dienovereenkomstig berekende waarde.

    4.   De leden 2 en 3 zijn alleen van toepassing, indien de landbouwer, na aangifte of overdracht van bestaande toeslagrechten of delen van toeslagrechten, nog een toeslagrecht of een deel van een toeslagrecht met een fractie van een hectare moet aangeven of overdragen.”.

    3)

    Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

    „Artikel 3 bis

    Geconstateerde hectaren en dieren

    Onverminderd de toepassing van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003, is het voor de vaststelling van het in artikel 37, lid 1, van die verordening bedoelde referentiebedrag in aanmerking te nemen aantal hectaren of dieren waarvoor in de referentieperiode een rechtstreekse betaling is of had moeten worden toegekend, het aantal geconstateerde hectaren of dieren in de zin van artikel 2, onder r) en s), van Verordening (EG) nr. 2419/2001 voor elke van de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde rechtstreekse betalingen.”.

    4)

    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Voor de toepassing van het onderhavige artikel worden met „toeslagrechten” alleen de toeslagrechten bedoeld die de lidstaat in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling heeft toegewezen.”.

    b)

    Lid 6 wordt vervangen door:

    „Voor de toepassing van de leden 1, 2, 3 en 4 moeten de door verkoop of verhuur overgedragen hectaren zijn begrepen in het aantal hectaren dat de landbouwer aangeeft.”.

    5)

    In artikel 8, lid 1, tweede alinea, wordt „Verordening (EG) nr. 795/2004” vervangen door „Verordening (EG) nr. 796/2004”.

    6)

    Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    In lid 1, onder a), b) en c), wordt aan het einde van het punt telkens het volgende toegevoegd:

    „, of met betrekking tot de overgedragen premierechten”.

    b)

    In lid 2 wordt „het referentiebedrag en de hectaren die zijn overgebleven” vervangen door:

    „het overgebleven referentiebedrag en de met dat overgebleven referentiebedrag overeenstemmende hectaren in de referentieperiode.”.

    c)

    In lid 3 wordt „30 april 2004” vervangen door „15 mei 2004”.

    d)

    Het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

    5.   „ Onverminderd de toepassing van lid 4, is lid 1 niet van toepassing, indien de in artikel 17 en, in voorkomend geval, in artikel 27 bedoelde clausule vóór 15 mei 2004 in het betrokken contract is opgenomen.”.

    7)

    Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Lid 4, tweede alinea, wordt vervangen door de volgende alinea's:

    „De toeslagrechten mogen pas definitief worden overgedragen nadat ze definitief zijn vastgesteld.

    De definitieve toeslagrechten worden uiterlijk op 15 augustus van het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling vastgesteld. Wegens specifieke administratieve omstandigheden mag een lidstaat de datum voor de definitieve vaststelling laten samenvallen met de datum voor de kennisgeving van de bedrijfstoeslag voor het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, maar de definitieve vaststelling mag beslist niet later plaatsvinden dan op 31 december van het eerste jaar van toepassing.

    Onder voorbehoud van de definitieve vaststelling mogen landbouwers aanvragen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling indienen op basis van voorlopige toeslagrechten die zijn vastgesteld door de lidstaat of zijn verkregen op grond van de in artikel 17 of 27 bedoelde contractclausule.”

    b)

    In lid 6, eerste alinea, wordt „met een bepaalde minimumomvang” vervangen door:

    „met een landbouwareaal van een bepaalde minimumomvang”.

    c)

    Het volgende lid 8 wordt toegevoegd:

    „8.   Behalve voor de vaststelling van toeslagrechten uit de nationale reserve als bedoeld in de artikelen 6, 7 en 18 tot en met 23 bis, en onverminderd de leden 5 en 6 van het onderhavige artikel, hoeven voor de vaststelling van de toeslagrechten geen percelen te worden aangegeven. De in artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aangifte van de percelen moet worden gedaan ten behoeve van de aanvraag tot betaling van de toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.”.

    8)

    Aan artikel 16 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

    „3.   Artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (*) wordt toegepast op basis van elke in bijlage VI bij die verordening vermelde rechtstreekse betaling.”.

    9)

    In artikel 18, leden 1 en 2, wordt „23” vervangen door „23 bis”.

    10)

    Artikel 20, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    De woorden „ten gevolge van een gratis overdracht, een verhuurcontract voor ten minste zes jaar” worden vervangen door:

    „ten gevolge van een gratis of tegen een symbolische prijs verrichte overdracht in het kader van verkoop of van verhuur voor ten minste zes jaar”.

    b)

    „een landbouwer die met pensioen is gegaan” wordt vervangen door:

    „een landbouwer die vanwege zijn pensionering geen landbouwactiviteiten meer uitoefent”.

    11)

    In de artikelen 21, 22 en 23 wordt „29 september 2003” overal vervangen door „15 mei 2004”.

    12)

    Het volgende artikel 23 bis wordt ingevoegd:

    „Artikel 23 bis

    Bestuursrechtelijke besluiten en gerechtelijke uitspraken

    Een landbouwer die op grond van een definitieve gerechtelijke uitspraak of een definitief bestuursrechtelijk besluit van de bevoegde autoriteit van een lidstaat recht heeft op de toewijzing van toeslagrechten of op een verhoging van de waarde van de reeds bestaande toeslagrechten, ontvangt het aantal toeslagrechten en de waarde daarvan die in die uitspraak of dat besluit zijn vastgesteld, op een door de lidstaat te bepalen datum, die echter niet later mag zijn dan de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling na de datum van de uitspraak of het besluit; daarbij wordt rekening gehouden met de toepassing van artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.”.

    13)

    Artikel 28 wordt vervangen door:

    „Artikel 28

    Voederareaal

    1.   Voor de toepassing van artikel 34, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mag een lidstaat in voorkomend geval besluiten tot het gebruik van:

    a)

    het voederareaal dat de landbouwer heeft aangegeven in de steunaanvraag „oppervlakten” voor 2004 of voor het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, of

    b)

    het voederareaal dat in het kader van artikel 12, lid 1 of lid 2, van de onderhavige verordening is aangegeven.

    2.   Met het oog op de vaststelling van de definitieve toeslagrechten mag de landbouwer ten genoegen van de bevoegde autoriteit bewijzen dat zijn voederareaal in de referentieperiode kleiner was, of geeft hij, wanneer het door de lidstaat gebruikte areaal te klein is, overeenkomstig artikel 43, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 alle voederareaal aan dat hij in de referentieperiode in bezit had.”.

    14)

    In artikel 29 wordt „Verordening (EG) nr. 795/2004” vervangen door „Verordening (EG) nr. 796/2004”.

    15)

    Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   Voor de berekening van de in grootvee-eenheden (GVE) uitgedrukte landbouwactiviteit als bedoeld in artikel 49, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de in artikel 131, lid 2, onder a), van die verordening opgenomen omrekeningstabel toegepast op het over de betrokken periode van drie jaar berekende gemiddelde aantal dieren per jaar waarvoor in de referentieperiode een in artikel 47 van die verordening genoemde rechtstreekse betaling is verleend.”.

    b)

    Aan lid 2 worden de volgende alinea's toegevoegd:

    „Gaat het om de melkpremie en de extra betalingen, dan wordt het aantal GVE berekend door de referentiehoeveelheid die wordt gebruikt voor de berekening van het bedrag van de melkpremie en de extra betalingen bij de opneming daarvan in de bedrijfstoeslagregeling, te delen door de op dat moment geldende gemiddelde melkopbrengst als vastgesteld in bijlage XVI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004, of door de individuele melkopbrengst indien deze hoger lag dan de gemiddelde melkopbrengst. Indien de lidstaat gebruikt maakt van de in artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, wordt het aantal GVE dienovereenkomstig gewijzigd.

    Gaat het om de slachtpremie en zijn de vereiste gegevens over de leeftijd van de dieren niet beschikbaar, dan mag de lidstaat voor de omrekening van stieren, ossen, koeien en vaarzen in GVE de coëfficiënt 0,7 gebruiken, en voor kalveren de coëfficiënt 0,25.

    Voor een dier waarvoor verschillende premies zijn betaald, wordt een coëfficiënt toegepast die het gemiddelde is van de voor die verschillende premies geldende coëfficiënten.

    (*) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.”.

    c)

    Het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

    „3 bis   Het aantal GVE wordt berekend naar evenredigheid van de toeslagrechten waarvoor de landbouwer in de referentieperiode geen hectaren bezat en waarvoor hij om toepassing van de speciale voorwaarden verzoekt. Het wordt toegepast te beginnen met de toeslagrechten met de laagste waarde.

    Het verzoek wordt alleen in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling gedaan. De datum voor de indiening van het verzoek wordt door de lidstaat vastgesteld. Het verzoek mag in de daaropvolgende jaren worden hernieuwd voor hetzelfde aantal toeslagrechten als het aantal dat in het voorgaande jaar aan speciale voorwaarden was onderworpen, of voor het overgebleven deel van die toeslagrechten ingeval een aantal van die toeslagrechten is overgedragen of ingeval een aantal van die toeslagrechten met een overeenkomstig aantal hectaren wordt aangegeven.

    In die gevallen wordt het aantal GVE opnieuw berekend naar evenredigheid van de overgebleven toeslagrechten waarvoor de landbouwer om toepassing van de speciale voorwaarden verzoekt.

    Als toeslagrechten eenmaal met een overeenkomstig aantal hectaren zijn aangegeven of zijn overgedragen, kan voor die toeslagrechten geen verzoek tot herstel van de speciale voorwaarden worden ingediend, onverminderd artikel 49, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.”.

    16)

    Het volgende artikel 31 bis wordt ingevoegd:

    „Artikel 31 bis

    Betalingen in de rundvleessector en in de schapen- en geitensector

    1.   Voor de berekening van het referentiebedrag voor de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde extensiveringsbedragen en extra betalingen in de rundvleessector en de schapen- en geitensector, houdt de lidstaat, op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen, rekening met de subsidievoorwaarden en -bedragen die hij bij de toekenning van die bedragen en betalingen in de referentieperiode heeft toegepast, met dien verstande dat het aandeel van die bedragen en betalingen in het in bijlage VIII bij de onderhavige verordening vermelde maximum niet mag worden overschreden.

    2.   Voor de berekening van het referentiebedrag voor de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde slachtpremie in de rundvleessector houdt de lidstaat rekening met de toepassing van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1254/1999.”.

    17)

    Aan artikel 32 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

    „4.   Voor de toepassing van artikel 54, lid 2, en artikel 61 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de volgende grond beschouwd als grond die in 2003 als blijvend grasland in gebruik was:

    a)

    grond die door een landbouwer in zijn steunaanvraag voor 2003 wordt aangegeven als grond die in gebruik is als blijvend grasland, en

    b)

    grond die door een landbouwer niet wordt aangegeven in zijn steunaanvraag voor 2003, tenzij kan worden aangetoond dat die grond in 2003 niet in gebruik was als blijvend grasland.”.

    18)

    Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    In lid 3 wordt „Verordening (EG) nr. 795/2004” vervangen door „Verordening (EG) nr. 796/2004”.

    b)

    De volgende leden 4 en lid 5 worden toegevoegd:

    „4.   Artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en artikel 16 van de onderhavige verordening zijn van overeenkomstige toepassing.

    5.   Voor de toepassing van het onderhavige artikel moet de term „landbouwareaal” in artikel 12, lid 6, worden opgevat als het „subsidiabele areaal” in de zin van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.”.

    19)

    Aan artikel 41 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

    4.   „Voor de toepassing van artikel 60, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn de artikelen 20 tot en met 23 bis van de onderhavige verordening van toepassing op de landbouwers die de in artikel 60, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde producten produceren.”.

    20)

    Het volgende hoofdstuk 6 bis wordt ingevoegd na hoofdstuk 6:

    „HOOFDSTUK 6 bis

    NIEUWE LIDSTATEN

    Artikel 48 bis

    Uitvoering in de nieuwe lidstaten

    1.

    Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk, gelden de bepalingen van deze verordening tevens voor de nieuwe lidstaten.

    2.

    Elke verwijzing in de onderhavige verordening naar artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient te worden beschouwd als een verwijzing naar artikel 71quinquies van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    3.

    Elke verwijzing naar het regionale gemiddelde in artikel 6, leden 3 en 4, van de onderhavige verordening dient te worden beschouwd als een verwijzing naar het in artikel 71quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde maximum van 5 000 euro.

    4.

    Elke verwijzing in de hoofdstukken 6 en 7 van de onderhavige verordening naar de artikelen 58 en 59 of artikel 58, lid 1, en artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient te worden beschouwd als een verwijzing naar artikel 71 sexies van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    5.

    Elke verwijzing in artikel 38 van de onderhavige verordening naar artikel 59, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient te worden beschouwd als een verwijzing naar artikel 71 septies van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    6.

    Elke verwijzing in artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 1, onder e), artikel 41 en artikel 50 bis van de onderhavige verordening naar artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient te worden beschouwd als een verwijzing naar artikel 71octies van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    7.

    Elke verwijzing in de artikelen 39, 43 en 48 ter van de onderhavige verordening naar artikel 63, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient te worden beschouwd als een verwijzing naar artikel 71 undecies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    8.

    De artikelen 3 bis, 7, 10, 12 tot en met 17, 27, 28, 30, 31, 31 bis, 40, 42, 45, 46 en 49 van de onderhavige verordening zijn niet van toepassing.

    9.

    Ingeval de bij artikel 143 ter van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling wordt toegepast, zijn de artikelen 5, 19, 23, 31 en 42 van de onderhavige verordening niet van toepassing.”.

    21)

    Het volgende artikel 48 ter wordt ingevoegd:

    „Artikel 48 ter

    Mededeling van besluiten

    Lidstaten die beslissen gebruik te maken van de in artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, moeten de besluiten die zij overeenkomstig de artikelen 58, 59, 61 tot en met 64 en 70 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 hebben genomen, meedelen uiterlijk op 1 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling.”.

    22)

    Het volgende artikel 50 bis wordt ingevoegd:

    „Artikel 50 bis

    Gedroogde voedergewassen, zetmeelaardappelen en groenten en fruit

    Voor de toepassing van artikel 60, lid 2, en bijlage VII, punt B en punt D, laatste alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 delen de lidstaten het in die bepalingen bedoelde aantal hectaren aan de Commissie mee uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling.”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005, behalve artikel 1, punt 21, dat van toepassing is met ingang van 31 oktober 2004.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 29 oktober 2004.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48).

    (2)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1.

    (3)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18.

    (4)  PB L 337 van 20.12.2001, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2004 (PB L 17 van 24.1.2004, blz. 7).

    (5)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.


    Top