This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31993L0015
Council Directive 93/15/EEC of 5 April 1993 on the harmonization of the provisions relating to the placing on the market and supervision of explosives for civil uses
Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik
Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik
PB L 121 van 15.5.1993, p. 20–36
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2016; opgeheven door 32014L0028
Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik
Publicatieblad Nr. L 121 van 15/05/1993 blz. 0020 - 0036
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0185
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0185
RICHTLIJN 93/15/EEG VAN DE RAAD van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A, Gezien het voorstel van de Commissie(1) , In samenwerking met het Europees Parlement(2) , Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3) , Overwegende dat in artikel 8 A is bepaald dat de interne markt ten laatste op 31 december 1992 tot stand moet zijn gebracht en dat deze een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag; Overwegende dat in artikel 100 A, lid 3, van het EEG-Verdrag is bepaald dat de Commissie bij haar voorstellen op het gebied van de veiligheid uitgaat van een hoog beschermingsniveau; Overwegende dat vrij verkeer van goederen eerst mogelijk is wanneer aan bepaalde basisvoorwaarden is voldaan; dat met name vrij verkeer van explosieven harmonisatie van de wetgevingen betreffende het in de handel brengen van explosieven vereist; Overwegende dat explosieven voor civiel gebruik het voorwerp zijn van gedetailleerde nationale regelgeving, voornamelijk wat de vereisten inzake veiligheid en beveiliging betreft; dat in die regelgeving met name is bepaald dat vergunningen voor het in de handel brengen slechts worden verleend, indien de betrokken explosieven met goed gevolg aan bepaalde proeven zijn onderworpen; Overwegende dat het voor het waarborgen van het vrije verkeer van produkten noodzakelijk is de uiteenlopende nationale bepalingen te harmoniseren, zonder dat dit een verlaging van de optimale beveiligings- en veiligheidsniveaus inhoudt; Overwegende dat bij deze richtlijn slechts de fundamentele eisen worden omschreven waaraan de conformiteitsproeven voor explosieven dienen te beantwoorden; dat het, om het aantonen van de conformiteit met deze fundamentele eisen te vergemakkelijken, zeer nuttig is over op Europees niveau geharmoniseerde normen te kunnen beschikken, met name wat de beproevingsmethoden voor explosieven betreft; dat dergelijke normen thans nog niet bestaan; Overwegende dat deze op Europees niveau geharmoniseerde normen, die door particuliere instellingen worden opgesteld, hun niet-verbindend karakter dienen te behouden; dat te dien einde de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) is erkend als een van de beide lichamen die bevoegd zijn om geharmoniseerde normen vast te stellen overeenkomstig de op 13 november 1984 bekrachtigde algemene beleidslijnen inzake de samenwerking tussen de Commissie, het CEN en het Cenelec; dat, overeenkomstig Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(4) , en krachtens de eerder genoemde algemene beleidslijnen, in de onderhavige richtlijn met "geharmoniseerde norm" een geheel van door het CEN, in het kader van een mandaat van de Commissie goedgekeurde technische specificaties wordt bedoeld; Overwegende dat de Raad, bij Beschikking 90/683/EEG van 13 december 1990 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de conformiteitsbeoordelingsprocedures die in de richtlijnen voor technische harmonisatie moeten worden gebruikt(5) de geharmoniseerde middelen heeft vastgesteld ter zake van de conformiteitsbeoordelingsprocedure; dat door toepassing van deze modules op explosieven, de verantwoordelijkheid bepaald kan worden van fabrikanten en instanties die belast zijn met de uitvoering van de procedures voor conformiteitsbeoordeling, waarbij rekening gehouden wordt met de aard van de betrokken explosieven; Overwegende op beveiligingsgebied dat het vervoer van explosieven in internationale verdragen en overeenkomsten is geregeld; dat op internationaal niveau "Aanbevelingen" van de Verenigde Naties met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen, waaronder explosieven, bestaan waarvan de draagwijdte verder reikt dan het communautaire kader; dat deze richtlijn derhalve geen betrekking heeft op de vervoersreglementering; Overwegende dat met betrekking tot de pyrotechnische artikelen, ter bescherming van de consument en voor de veiligheid van het publiek in het algemeen, specifieke maatregelen zijn vereist; dat een aanvullende richtlijn ter zake zal worden opgesteld; Overwegende dat de omschrijving van de onder deze richtlijn vallende produkten bij die in de bovengenoemde Aanbevelingen dient aan te sluiten; Overwegende dat munitie binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt, doch enkel wat betreft de reglementering inzake het toezicht op de overbrenging ervan, alsmede de desbetreffende bepalingen; dat voor de overbrenging van munitie die in soortgelijke omstandigheden als de overbrenging van wapens geschiedt, bepalingen moeten gelden die vergelijkbaar zijn met de bepalingen die van toepassing zijn op de overbrenging van wapens, zoals vervat in Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens(6) ; Overwegende dat voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers die explosieven produceren of gebruiken, eveneens zorg dient te worden gedragen; dat een aanvullende richtlijn in voorbereiding is die met name de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers bij de fabricage, de opslag en het gebruik van explosieven ten doel heeft; Overwegende dat, indien de veiligheid ernstig in gevaar wordt gebracht of dreigt te worden gebracht door het ongeoorloofde in bezit hebben of gebruik van onder deze richtlijn vallende explosieven of munitie, de Lid-Staten de mogelijkheid moeten krijgen om onder bepaalde omstandigheden af te wijken van de bepalingen van deze richtlijn inzake overbrenging; Overwegende dat administratieve samenwerkingsmechanismen dienen te worden opgezet; dat de bevoegde autoriteiten zich in dat verband zouden moeten laten leiden door Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften(7) ; Overwegende dat deze richtlijn de Lid-Staten niet belet om maatregelen te nemen ter voorkoming van het illegale verkeer van explosieven en munitie, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 1. Deze richtlijn is van toepassing op explosieven als omschreven in lid 2. 2. Onder "explosieven" wordt verstaan, alle stoffen en voorwerpen die in de "United Nations Recommendations on the transport of dangerous goods" als dusdanig worden omschreven en aldaar zijn ingedeeld in klasse 1. 3. Deze richtlijn is niet van toepassing op: - explosieven, met inbegrip van munitie, die bestemd zijn om overeenkomstig de nationale wetgeving te worden gebruikt door de strijdkrachten of de politie; - pyrotechnische artikelen; - munitie, behalve wat betreft het bepaalde in de artikelen 10, 11, 12, 13, 17, 18 en 19. 4. In deze richtlijn wordt verstaan onder: - "Aanbevelingen van de Verenigde Naties": de door de Commissie van Deskundigen inzake het Vervoer van Gevaarlijke Stoffen van de Verenigde Naties vastgestelde aanbevelingen zoals die door die organisatie zijn gepubliceerd (Oranjeboek), en zoals die op de datum van aanneming van deze richtlijn zijn gewijzigd; - "veiligheid": voorkoming van ongevallen en, indien zulks onmogelijk is, het beperken van de gevolgen daarvan; - "beveiliging": voorkoming van gebruik voor doeleinden die strijdig zijn met de openbare orde; - "wapenhandelaar": iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens beroepswerkzaamheden geheel of ten dele bestaan uit de vervaardiging, handel, uitwisseling, verhuur, reparatie of transformatie van vuurwapens en munitie; - "overbrengingsvergunning": het besluit dat wordt genomen na de controle op geplande overbrengingen van explosieven binnen de Gemeenschap; - "onderneming uit de sector explosieven": elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een licentie of vergunning inzake de vervaardiging, de opslag, het gebruik en het overbrengen van, respectievelijk bij de handel in explosieven; - "in de handel brengen": het voor de eerste keer, al dan niet tegen betaling, beschikbaar stellen van explosieven die onder deze richtlijn vallen, met het oog op distributie en/of gebruik ervan op de markt van de Gemeenschap; - "overbrenging": materiële verplaatsing van explosieven binnen het grondgebied van de Gemeenschap, met uitzondering van verplaatsingen die op hetzelfde terrein worden uitgevoerd. 5. Deze richtlijn vormt voor de Lid-Staten geen beletsel om bepaalde stoffen die niet onder deze richtlijn vallen, krachtens een nationale wet of regeling als explosieven aan te merken. HOOFDSTUK II Harmonisatie van de wetgevingen inzake explosieven Artikel 2 1. De Lid-Staten mogen het in de handel brengen van explosieven die tot de werkingssfeer van deze richtlijn behoren en aan de eisen van deze richtlijn voldoen, niet verbieden, beperken of belemmeren. 2. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat explosieven die tot de werkingssfeer van deze richtlijn behoren, in de Gemeenschap alleen in de handel kunnen worden gebracht indien zij voldoen aan alle bepalingen van deze richtlijn, voorzien zijn van het EG-merkteken beschreven in artikel 7, en volgens de procedures van bijlage II op hun conformiteit zijn beoordeeld. 3. Wanneer explosieven die tot de werkingssfeer van deze richtlijn behoren, ook onder de toepassing vallen van andere richtlijnen betreffende andere aspecten, die voorzien in het aanbrengen van het EG-merkteken, geeft dit teken te kennen dat die produkten geacht worden ook aan de desbetreffende bepalingen van die andere richtlijnen te voldoen. Artikel 3 Explosieven die tot de werkingssfeer van deze richtlijn behoren, moeten voldoen aan de in bijlage I opgenomen fundamentele veiligheidseisen die erop van toepassing zijn. Artikel 4 1. De Lid-Staten gaan uit van het vermoeden dat explosieven die tot de werkingssfeer van deze richtlijn behoren, aan de in artikel 3 bedoelde fundamentele veiligheidseisen voldoen wanneer zij in overeenstemming zijn met de desbetreffende nationale normen welke zijn vastgesteld overeenkomstig de geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt. De Lid-Staten maken de referentienummers van de bedoelde nationale normen bekend. 2. De Commissie zal de op het gebied van de geharmoniseerde normen verrichte werkzaamheden nader toelichten in het in artikel 11, lid 2, van Richtlijn 83/189/EEG bedoelde verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van die richtlijn. Artikel 5 Wanneer een Lid-Staat of de Commissie van oordeel is dat de in artikel 4 bedoelde geharmoniseerde normen niet geheel voldoen aan de in artikel 3 bedoelde fundamentele eisen, legt de Commissie of de betrokken Lid-Staat onder opgave van redenen de zaak voor aan het Permanent Comité ingesteld bij Richtlijn 83/189/EEG. Dit Comité brengt onverwijld advies uit. Vervolgens stelt de Commissie, na kennisname van het advies van het Comité, de Lid-Staten in kennis van de te nemen maatregelen op het stuk van de in artikel 4 bedoelde normen en bekendmaking. Artikel 6 1. De procedures voor conformiteitsverklaring van explosieven zijn de volgende: a) of wel het EG type-onderzoek (module B) bedoeld in bijlage II, rubriek 1), en naar keuze van de fabrikant: - of wel de overeenstemming met het type (module C), bedoeld in bijlage II, rubriek 2); - of wel de procedure betreffende produktiekwaliteitsbewaking (module D), bedoeld in bijlage II, rubriek 3); - of wel de procedure betreffende de produktkwaliteitsbewaking (module E), bedoeld in bijlage II, rubriek 4); - of wel de produktkeuring (module F), bedoeld in bijlage II, rubriek 5); b) of wel de eenheidskeuring (module G), bedoeld in bijlage II, rubriek 6). 2. De Lid-Staten delen de Commissie en de andere Lid-Staten mee welke instanties zij met bovenbedoelde procedures inzake conformiteitsbeoordeling hebben belast, met welke specifieke taken deze instanties belast zijn en welke identificatienummers de Commissie hun vooraf heeft toegekend. De Commissie publiceert in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen de lijst van aangemelde instanties met hun identificatienummers en de taken waarvoor zij aangemeld zijn. Zij zorgt voor de bijwerking van deze lijst. Voor de beoordeling van de aan te wijzen instanties passen de Lid-Staten de minimumcriteria van bijlage III toe. Instanties die voldoen aan de in de desbetreffende geharmoniseerde normen vermelde beoordelingscriteria worden geacht aan de relevante minimumcriteria te voldoen. Een Lid-Staat die een instantie heeft aangewezen, dient deze aanwijzing in te trekken indien hij constateert dat die instantie niet langer voldoet aan in de derde alinea bedoelde criteria. Hij stelt de Commissie en de overige Lid-Staten hiervan onverwijld in kennis. Artikel 7 1. Het EG-merkteken van overeenstemming moet zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht op de explosieven of, indien dat niet mogelijk is, op een daarop bevestigde opschriftplaat, of, indien deze twee methoden onbruikbaar zijn, op de verpakking. De opschriftplaat moet zodanig zijn ontworpen dat zij niet opnieuw kan worden gebruikt. Het voor het EG-merkteken te gebruiken model is weergegeven in bijlage IV. 2. Het is verboden op de explosieven merktekens en dergelijke aan te brengen die bij derden verwarring zouden kunnen stichten met betrekking tot de betekenis en de grafische vormgeving van het EG-merkteken. Elk ander merkteken mag op de explosieven worden aangebracht, op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van het EG-merkteken er niet door verminderd worden. 3. Onverminderd artikel 8: a) ontstaat wanneer een Lid-Staat constateert dat het EG-merkteken ten onrechte is aangebracht, voor de fabrikant, zijn gemachtigde of, bij gebreke daarvan, degene die verantwoordelijk is voor het in de Gemeenschap in de handel brengen van het betrokken produkt, de verplichting de conformiteit ten aanzien van de voorschriften inzake het merken van het produkt te herstellen en aan de inbreuk een einde te maken onder de door de Lid-Staat gestelde voorwaarden; b) neemt de Lid-Staat, indien de niet-conformiteit blijft voortduren, alle passende maatregelen om het in de handel brengen van het betrokken produkt te beperken of te verbieden of om het uit de handel te nemen volgens de procedures van artikel 8. Artikel 8 1. Wanneer een Lid-Staat constateert dat een explosief waarop het EG-merkteken van overeenstemming is aangebracht en dat overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt de veiligheid in gevaar kan brengen, neemt hij alle passende voorlopige maatregelen om dit explosief uit de handel te nemen en het in de handel brengen of het vrije verkeer ervan te verbieden. De Lid-Staat stelt de Commissie onverwijld van deze maatregel in kennis, deelt de redenen van dit besluit mee, en met name of de niet-conformiteit het gevolg is van: - niet-naleving van de fundamentele eisen, - verkeerde toepassing van de normen, - een leemte in deze normen. 2. De Commissie treedt zo spoedig mogelijk in overleg met de betrokken partijen. Wanneer de Commissie, na dit overleg, constateert dat de maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de Lid-Staat die het initiatief heeft genomen en de andere Lid-Staten daarvan onmiddellijk in kennis. Wanneer de Commissie, na het overleg, constateert dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, stelt zij de Lid-Staat die het besluit heeft genomen, daarvan onverwijld in kennis. In het bijzondere geval dat de in lid 1 bedoelde maatregelen ingegeven zijn door een leemte in de normen, legt de Commissie het, na raadpleging van de betrokken partijen, binnen twee maanden voor aan het Permanent Comité ingesteld bij Richtlijn 83/189/EEG indien de Lid-Staat die de maatregelen heeft genomen voornemens is deze te handhaven, en leidt zij de procedures van artikel 5 in. 3. Wanneer een niet-conform explosief is voorzien van een EG-merkteken van overeenstemming, neemt de bevoegde Lid-Staat passende maatregelen tegen degene die het merkteken heeft aangebracht en stelt hij de Commissie en de andere Lid-Staten daarvan in kennis. HOOFDSTUK III Bepalingen betreffende het verkeer van en de controle op explosieven in de Gemeenschap Artikel 9 1. Explosieven die onder deze richtlijn vallen, mogen alleen volgens de procedure van de volgende leden worden overgebracht. 2. Het toezicht dat krachtens het Gemeenschaps- of het nationale recht wordt uitgeoefend op de overbrenging van de in deze richtlijn bedoelde explosieven waarop dit artikel van toepassing is, geschiedt niet meer als controle aan de binnengrenzen, doch uitsluitend in het kader van het normale toezicht dat op niet-discriminerende wijze over het gehele grondgebied van de Gemeenschap plaatsvindt. 3. Om explosieven te mogen overbrengen moet de verwerver van de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming een overbrengingsvergunning hebben gekregen. De bevoegde autoriteit gaat na of degene voor wie de explosieven bestemd zijn, wettelijk bevoegd is explosieven te verwerven en of hij in het bezit is van de vereiste licenties of vergunningen. De doorvoer van explosieven over het grondgebied van een of meer Lid-Staten wordt door de voor de overbrenging verantwoordelijke persoon gemeld aan de bevoegde autoriteiten van die Lid-Sta(a)t(en), die de overbrenging moeten goedkeuren. 4. Indien een Lid-Staat van mening is dat de in lid 3 bedoelde controle op de machtiging tot verwerving problemen oplevert, zendt die Lid-Staat ter zake de beschikbare gegevens aan de Commissie, die deze kwestie onverwijld aan het in artikel 13 bedoelde Comité voorlegt. 5. Indien de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming de overbrenging toestaat, verstrekt hij degene voor wie de explosieven zijn bestemd een vergunning waarin alle in lid 7 opgesomde inlichtingen zijn vermeld. Dat document vergezelt de explosieven tot aan de beoogde plaats van bestemming van de explosieven. Het wordt op verzoek van de bevoegde autoriteiten overgelegd. Een kopie van dit document wordt bewaard door degene voor wie de explosieven zijn bestemd en deze legt het aan de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming voor indien deze het wenst te onderzoeken. 6. Indien de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat van oordeel is dat er geen bijzondere beveiligingseisen als bedoeld in lid 7 nodig zijn, mag de overbrenging van explosieven op het grondgebied van die Lid-Staat of op een deel daarvan zonder voorafgaande kennisgeving als bedoeld in lid 7 plaatsvinden. De bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming geeft dan een overbrengingsvergunning van bepaalde duur af die te allen tijde bij een met redenen omkleed besluit kan worden geschorst of ingetrokken. Het in lid 5 bedoelde document dat de explosieven tot op de plaats van bestemming vergezelt, maakt dan uitsluitend van deze overbrengingsvergunning melding. 7. Wanneer de overbrengingen van explosieven specifieke controles vergen om na te gaan of zij voldoen aan bijzondere beveiligingseisen op het grondgebied van een Lid-Staat of op een gedeelte daarvan, worden, vóór de overbrenging plaatsvindt, de volgende gegevens door degene voor wie de zending is bestemd verstrekt aan de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming: - naam en adres van de betrokkenen. Deze gegevens dienen voldoende gedetailleerd te zijn om het mogelijk te maken met de betrokkenen contact op te nemen enerzijds en zich ervan te vergewissen dat de betrokken personen officieel gemachtigd zijn om de zending in ontvangst te nemen anderzijds; - aantal en hoeveelheid van de overgebrachte explosieven; - een volledige beschrijving van de betrokken explosieven en de middelen waarmee deze kunnen worden geïdentificeerd, met inbegrip van het identificatienummer van de Verenigde Naties; - de gegevens met betrekking tot de inachtneming van de voorwaarden voor het in de handel brengen, voor zover de explosieven in de handel worden gebracht; - de wijze van overbrenging en de route; - de geplande data van vertrek en aankomst; - zo nodig, de precieze plaats waar de explosieven in de Lid-Staten worden binnengebracht, respectievelijk de Lid-Staten verlaten. De bevoegde autoriteiten van de plaats van bestemming onderzoeken de voorwaarden waaronder de overbrenging moet geschieden, met name wat de bijzondere beveiligingseisen betreft. In de gevallen waarin aan de bijzondere eisen is voldaan, wordt de overbrenging toegestaan. In geval van doorvoer over het grondgebied van andere Lid-Staten worden de gegevens betreffende de overbrenging door deze Lid-Staten onder dezelfde voorwaarden onderzocht en goedgekeurd. 8. Onverminderd de normale controles die de Lid-Staat van vertrek overeenkomstig deze richtlijn op zijn grondgebied uitoefent, zenden degenen voor wie de explosieven bestemd zijn of de ondernemingen uit de sector explosieven op verzoek van de betrokken bevoegde autoriteiten alle te hunner beschikking staande relevante gegevens over overbrengingen van explosieven toe aan de Lid-Staten van vertrek en aan de Lid-Staten van doorvoer. 9. Geen enkele leverancier mag explosieven overbrengen zolang degene voor wie de explosieven bestemd zijn, niet in het bezit is van de vergunningen die daartoe op grond van de bepalingen van de leden 3, 5, 6 en 7 vereist zijn. Artikel 10 1. Munitie mag slechts van een Lid-Staat naar een andere worden overgebracht indien de in de volgende leden omschreven procedure wordt gevolgd. Deze bepalingen gelden ook voor overbrenging van munitie door middel van postorderverkoop. 2. Wat de overbrenging van munitie naar een andere Lid-Staat betreft, doet de belanghebbende voor iedere verzending de Lid-Staat waar de munitie zich bevindt, mededeling van: - naam en adres van de verkoper of overdrager en van de koper of verwerver of, in voorkomend geval, van de eigenaar, - het adres waarnaar de munitie zal worden verzonden of vervoerd, - de hoeveelheid munitie die van de zending of het vervoer deel uitmaakt, - de identificatiegegevens betreffende deze munitie, en bovendien de vermelding dat zij is gecontroleerd volgens de bepalingen van het Verdrag van 1 juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken van handvuurwapens, - de wijze van overbrenging, - de datum van vertrek en de vermoedelijke datum van aankomst. Bij overbrenging tussen wapenhandelaars behoeven de gegevens bedoeld in de laatste twee streepjes niet te worden meegedeeld. De Lid-Staat onderzoekt onder welke omstandigheiden de overbrenging zal geschieden, met name met het oog op de beveiligingseisen. Indien de Lid-Staat deze overbrenging toestaat, verleent hij daarvoor een vergunning waarin alle in de eerste alinea genoemde gegevens zijn vermeld. Dit document dient de munitie tot aan de bestemming te vergezellen en dient op elk verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten te worden overgelegd. 3. Iedere Lid-Staat kan aan wapenhandelaars het recht toekennen om, zonder voorafgaande vergunning in de zin van lid 2, munitie van zijn grondgebied naar een in een andere Lid-Staat gevestigde wapenhandelaar over te brengen. Hij verleent daartoe een machtiging voor drie jaar, die te allen tijde bij een gemotiveerd besluit kan worden geschorst of ingetrokken. De munitie moet tot de bestemming vergezeld blijven van een document waarin die machtiging wordt vermeld; dat document moet op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten worden voorgelegd. Alvorens de overbrenging plaatsvindt, delen de wapenhandelaars aan de autoriteiten van de Lid-Staat van waaruit de overbrenging zal geschieden, alle in de eerste alinea van lid 2 vermelde gegevens mee. 4. Iedere Lid-Staat verstrekt de andere Lid-Staten een lijst van munitie waarvoor de vergunning om deze naar zijn grondgebied over te brengen, zonder zijn voorafgaande toestemming mag worden verleend. Deze lijsten met munitie worden meegedeeld aan wapenhandelaars die overeenkomstig lid 3 een machtiging hebben verkregen om munitie zonder voorafgaande toestemming over te brengen. 5. Iedere Lid-Staat zendt alle nuttige gegevens waarover hij betreffende definitieve overbrengingen van munitie beschikt, toe aan de Lid-Staat naar het grondgebied waarvan de overbrenging geschiedt. De gegevens die de Lid-Staten krachtens de procedure van dit artikel ontvangen, worden, uiterlijk tijdens de overbrenging, aan de Lid-Staat van bestemming en, in voorkomend geval, uiterlijk tijdens de overbrenging aan de Lid-Staten van doorvoer meegedeeld. Artikel 11 In afwijking van artikel 9, leden 3, 5, 6 en 7, en artikel 10, kan een Lid-Staat, indien de veiligheid ernstig in gevaar wordt gebracht of dreigt te worden gebracht door het ongeoorloofde in bezit hebben of gebruik van onder deze richtlijn vallende explosieven of munitie, alle noodzakelijke maatregelen inzake het in bezit hebben of gebruik van explosieven of munitie treffen om voornoemd ongeoorloofd in bezit hebben of gebruik te voorkomen. Deze maatregelen worden genomen met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Zij mogen noch een middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de Lid-Staten vormen. Elke Lid-Staat die dergelijke maatregelen treft, stelt de Commissie daarvan onverwijld in kennis. De Commissie stelt de andere Lid-Staten op de hoogte. HOOFDSTUK IV Overige bepalingen Artikel 12 1. De Lid-Staten zetten gegevensuitwisselingsnetten voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 op. Zij delen de andere Lid-Staten en de Commissie mee welke nationale autoriteiten met het verstrekken en in ontvangst nemen van deze gegevens en met het vervullen van de in de artikelen 9 en 10 genoemde formaliteiten zijn belast. 2. Bij de toepassing van deze richtlijn zijn de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1468/81, inzonderheid die betreffende het vertrouwelijke karakter van gegevens, mutatis mutandis van toepassing. Artikel 13 1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. Het Comité behandelt elk vraagstuk met betrekking tot de toepassing van deze richtlijn dat zijn voorzitter, op eigen initiatief of op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat, aan het Comité voorlegt. 2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten uit voor een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving. De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. 3. De in lid 2 omschreven procedure geldt met name om rekening te houden met de toekomstige wijzigingen van de Aanbevelingen van de Verenigde Naties. Artikel 14 De Lid-Staten houden de bijgewerkte informatie betreffende de in artikel 1, lid 4, bedoelde ondernemingen uit de sector explosieven die in het bezit zijn van een vergunning of een machtiging, ter beschikking van de andere Lid-Staten en van de Commissie. De Lid-Staten gaan na of deze ondernemingen uit de sector explosieven over een systeem van trajectcontrole beschikken waardoor te allen tijde de houder van bepaalde explosieven kan worden geïdentificeerd. De toepassingsvoorwaarden van deze alinea worden vastgesteld volgens de in artikel 13 bedoelde procedure van het Comité. De betrokken ondernemingen uit de sector explosieven houden een register van hun transacties bij om aan de in dit artikel bedoelde verplichtingen te kunnen voldoen. De in dit artikel bedoelde documenten moeten worden bewaard gedurende een periode van ten minste drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de geregistreerde transactie is geschied, zelfs wanneer de onderneming haar activiteiten heeft stopgezet. Zij moeten op verzoek van de bevoegde autoriteiten onmiddellijk beschikbaar zijn voor een eventuele controle. Artikel 15 De Lid-Staten zorgen ervoor dat de explosieven worden voorzien van een passend merkteken. Artikel 16 Iedere Lid-Staat stelt het uitoefenen door een persoon van werkzaamheden in de sector explosieven op zijn grondgebied afhankelijk van een vergunning of een machtiging. Hij controleert ten minste de integriteit van de betrokken persoon. Wanneer het een rechtspersoon betreft, heeft de controle betrekking op de persoon (personen) die het bedrijf leidt (leiden). HOOFDSTUK V Slotbepalingen Artikel 17 Elke Lid-Staat stelt de sancties vast voor inbreuken op de bepalingen die krachtens deze richtlijn zijn aangenomen. Deze sancties moeten zwaar genoeg zijn om aan te zetten tot inachtneming van deze bepalingen. Artikel 18 Elke Lid-Staat treft, in het kader van zijn nationale recht, de nodige maatregelen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen elk produkt dat onder de werkingssfeer van deze richtlijn valt, in beslag te nemen indien er voldoende bewijzen bestaan dat dit produkt op illegale wijze zal worden verworven, gebruikt of verhandeld. Artikel 19 1. De Lid-Staten doen de nodige bepalingen in werking treden om vóór 30 september 1993 aan de artikelen 9, 10, 11, 12, 13 en 14 te voldoen. 2. Vóór 30 juni 1994 nemen de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om aan de andere dan de in lid 1 bedoelde bepalingen te voldoen, en maken zij deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 1 januari 1995. 3. Wanneer de Lid-Staten de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten. 4. Tot 31 december 2002 staan de Lid-Staten echter het in de handel brengen toe van explosieven die beantwoorden aan de nationale wetgeving die tot 31 december 1994 op hun grondgebied van kracht is. 5. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mee van de voornaamste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 20 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Luxemburg, 5 april 1993. Voor de Raad De Voorzitter J. TROEJBORG (1) PB nr. C 121 van 13. 5. 1992, blz. 219. (2) PB nr. C 305 van 23. 11. 1992, blz. 128, en PB nr. C 115 van 26. 4. 1993. (3) PB nr. C 313 van 30. 11. 1992, blz. 13. (4) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 90/230/EEG van de Commissie (PB nr. L 128 van 18. 5. 1990, blz. 15). (5) PB nr. L 380 van 31. 12. 1990, blz. 13. (6) PB nr. L 256 van 23. 9. 1991. (7) PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 945/87 (PB nr. L 90 van 2. 4. 1987, blz. 4). BIJLAGE I FUNDAMENTELE VEILIGHEIDSEISEN I. Algemene eisen 1. Elk explosief moet zodanig ontworpen, vervaardigd en geleverd worden dat het voor de veiligheid en gezondheid van personen slechts een minimaal gevaar oplevert en dat schade aan eigendommen of aan het milieu kan worden voorkomen in normale of redelijkerwijze te verwachten omstandigheden, met name gelet op de veiligheidsvoorschriften en de regels van vakmanschap met inbegrip van de periode die aan het gebruik van het explosief voorafgaat. 2. Elk explosief moet het daaraan door de fabrikant toegeschreven prestatievermogen bezitten, ten einde een maximale veiligheid en beveiliging te garanderen. 3. Elk explosief moet zodanig ontworpen en vervaardigd worden dat, wanneer de juiste technieken worden gebruikt, het op de meest milieuvriendelijke manier kan worden verwijderd. II. Bijzondere eisen 1. Voor zover van toepassing, moeten ten minste de volgende gegevens en eigenschappen in aanmerking worden genomen of gecontroleerd. Deze controle moet onder realistische omstandigheden worden uitgevoerd. Als dat niet in een laboratorium kan gebeuren, moeten de proeven worden verricht onder reële omstandigheden die overeenstemmen met het beoogde gebruik: a) de bouw en de kenmerkende eigenschappen van het explosief, waaronder chemische samenstelling, mate van menging, en waar van toepassing, afmetingen en korrelgrootteverdeling; b) de fysische en chemische stabiliteit van het explosief in alle omstandigheden waaraan het kan worden blootgesteld; c) de schok- en wrijvingsgevoeligheid; d) de compatibiliteit van alle bestanddelen uit het oogpunt van hun chemische en fysische stabiliteit; e) de chemische zuiverheid van het explosief; f) de bestendigheid van het explosief tegen de invloed van water wanneer het bestemd is voor gebruik in een vochtige of natte omgeving en de werkingseigenschappen ervan door water kunnen worden aangetast; g) de bestendigheid tegen lage en hoge temperaturen wanneer het explosief bestemd is voor opslag of gebruik bij dergelijke temperaturen en de veiligheid of betrouwbaarheid ervan kan worden aangetast door verwarming of afkoeling van een bestanddeel van het explosief of van het explosief in zijn geheel; h) de geschiktheid van het explosief voor gebruik in een gevaarlijke omgeving (bij voorbeeld in aanwezigheid van mijngas, van hete voorwerpen, enz.) wanneer het explosief bestemd is voor gebruik in dergelijke omstandigheden; i) de veiligheid bij ontijdige of onopzettelijke ontploffing of inleiding; j) de correcte werking en lading van het explosief wanneer het wordt gebruikt overeenkomstig zijn bestemming; k) de nodige instructies, en waar nodig, merktekens betreffende veiligheid bij behandeling, opslag, gebruik en verwijdering, in de officiële ta(a)1(en) van het land van bestemming; l) het vermogen van het explosief, zijn omhulsel of andere bestanddelen om achteruitgang tijdens de opslag tot aan de door de fabrikant opgegeven uiterste gebruiksdatum tegen te gaan; m) de aanduiding van alle inrichtingen of onderdelen die nodig zijn voor de betrouwbare en veilige werking van het explosief. 2. De verschillende groepen explosieven moeten ten minste ook voldoen aan de volgende eisen: A. Mijnexplosieven a) De voorgestelde inleidingsmethode moet borg staan voor een veilige en betrouwbare en volledige ontbinding van het mijnexplosief. In het bijzondere geval van zwart buskruit moet het deflagratievermogen worden gecontroleerd; b) bij brisante explosieven in de vorm van patronen moet de betrouwbaarheid en veiligheid van de detonatie in de gehele patronenreeks gewaarborgd zijn; c) mijnexplosieven die bestemd zijn voor ondergronds gebruik mogen geen koolstofmonoxide, nitreuze gassen, andere gassen of dampen of vaste deeltjes in de lucht produceren in hoeveelheden die onder normale gebruiksomstandigheden de gezondheid kunnen aantasten. B. Slagsnoeren (detonating cords), veiligheidslonten en ontstekingssnoeren (igniter cords) en "shock tubes" a) het omhulsel van slagsnoeren, veiligheidslonten en ontstekingssnoeren moet mechanisch voldoende stevig zijn en moet de explosieve vulling bij normale mechanische belasting afdoende beschermen; b) de parameters voor de brandtijd van veiligheidslonten moeten worden vermeld en moeten betrouwbaar zijn; c) slagsnoeren moeten op veilige wijze kunnen worden ingeleid, voldoende inleidend vermogen bezitten en voldoen aan bepaalde eisen inzake opslag, zelfs onder bijzondere klimatologische omstandigheden. C. Ontstekers (met inbegrip van ontstekers met vertraagde werking voor slagsnoeren) a) Ontstekers moeten de detonatie van de brisante explosieven die zijn bestemd om ermee te worden gebruikt, onder alle te verwachten omstandigheden op betrouwbare wijze inleiden. b) Ontstekers met vertraagde werking voor detonatiesnoeren moeten op betrouwbare wijze kunnen worden ingeleid. c) Het inleidend vermogen mag niet worden aangetast door vochtigheid. d) De vertragingstijd van ontstekers met vertraagde werking moet voldoende uniform zijn om te garanderen dat de vertragingstijden van aangrenzende tijdstappen elkaar normaliter niet overlappen. e) De elektrische kenmerken van elektrische ontstekers moeten op de verpakking worden vermeld (bij voorbeeld minimuminleidingsstroom, weerstand, enz.). f) De draden van de elektrische ontstekers moeten geïsoleerd en mechanisch voldoende sterk zijn, met inbegrip van de verbinding van de ontsteker, gelet op het te verwachten gebruik. D. Stuwstoffen en vaste brandstoffen voor raketten a) Deze materialen mogen bij gebruik overeenkomstig hun gebruiksdoel niet detoneren. b) Materialen van dit type moeten indien nodig (en met name wanneer zij op nitrocellulose zijn gebaseerd) beschermd zijn tegen uiteenvallen. c) Vaste brandstoffen, in samengeperste of gegoten vorm, voor raketten mogen geen onopzettelijke scheuren of ongewenste gasbellen bevatten, waardoor het gebruik ervan gevaar zou kunnen opleveren. BIJLAGE II 1) MODULE B: EG-typeonderzoek 1. In deze module wordt dat deel van de procedure beschreven in het kader waarvan een aangemelde instantie vaststelt en verklaart dat een representatief exemplaar van de betrokken produktie voldoet aan de bepalingen ter zake van deze richtlijn. 2. De aanvraag om een EG-typeonderzoek wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde ingediend bij een aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat: - naam en adres van de fabrikant, alsmede naam en adres van de gemachtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde wordt ingediend; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - de technische documentatie als omschreven in punt 3. De aanvrager stelt een voor de betrokken produktie representatief exemplaar, dat hierna "type" wordt genoemd, ter beschikking van de aangemelde instantie. De aangemelde instantie kan om meer exemplaren verzoeken indien dit nodig is voor het keuringsprogramma. 3. Op basis van de technische documentatie moet beoordeeld kunnen worden of het produkt in overeenstemming is met de voorschriften van de richtlijn. Voor zover dat voor deze beoordeling nodig is, dient de technische documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het produkt en het volgende te omvatten: - een algemene beschrijving van het type; - ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen, enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het produkt; - een lijst van de in artikel 4 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de fundamentele voorschriften van de richtlijn te voldoen ingeval de in het artikel bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de verrichte ontwerp-berekeningen en van de onderzoeken; - de keuringsrapporten. 4. De aangemelde instantie 4.1. bestudeert de technische documentatie, controleert of het type in overeenstemming daarmee vervaardigd is en identificeert de onderdelen die ontworpen zijn overeenkomstig de relevante bepalingen van de in artikel 4 bedoelde normen, alsook de onderdelen die zijn ontworpen zonder dat de desbetreffende bepalingen van die normen in acht werden genomen; 4.2. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende controles en de noodzakelijke proeven om na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de fundamentele voorschriften van de richtlijn voldoen ingeval de in artikel 4 bedoelde normen niet zijn toegepast; 4.3. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende controles en de noodzakelijke proeven om, ingeval de fabrikant heeft besloten de desbetreffende normen toe te passen, na te gaan of deze ook werkelijk zijn toegepast; 4.4. stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar de noodzakelijke controles en proeven zullen worden uitgevoerd. 5. Indien het type voldoet aan de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn, verstrekt de aangemelde instantie een verklaring van EG-typeonderzoek aan de aanvrager. De verklaring bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van de controle en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type. Een lijst van de belangrijke onderdelen van de technische documentatie wordt als bijlage bij de verklaring gevoegd en een afschrift daarvan wordt door de aangemelde instantie bewaard. Indien aan de fabrikant of aan zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een typeverklaring wordt geweigerd, dan geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 6. De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende de verklaring van EG-typeonderzoek, wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle in het goedgekeurde produkt aangebrachte wijzigingen; voor de betrokken wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend indien zij van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de fundamentele voorschriften of de voor het produkt voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-typeonderzoek. 7. Iedere aangemelde instantie verstrekt de andere aangemelde instantie de nuttige gegevens omtrent de verstrekte en ingetrokken verklaringen van EG-typeonderzoek en bijbehorende aanvullingen. 8. De overige aangemelde instanties kunnen afschriften van de verklaringen van EG-typeonderzoek en/of de aanvullingen krijgen. De bijlagen bij de verklaringen worden ter beschikking van de overige aangemelde instanties gehouden. 9. Gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt bewaart de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde naast de technische documentatie ook een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop. Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het produkt in de Gemeenschap degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden. 2) MODULE C: Overeenstemming met het type 1. In deze module wordt dat deel van de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de betrokken explosieven in overeenstemming zijn met het type beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en voldoen aan de desbetreffende voorschriften van deze richtlijn. De fabrikant brengt op ieder explosief het EG-merkteken aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde produkten in overeenstemming zijn met het type beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en met de eisen van deze richtlijn. 3. Gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt bewaart de fabrikant of zijn gemachtigde een afschrift van de verklaring van overeenstemming. Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het produkt in de Gemeenschap, degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden. 4. Een door de fabrikant uitgekozen aangemelde instantie verricht op willekeurige tijdstippen controles op het produkt of laat dergelijke controles uitvoeren. Een geschikt monster van het eindprodukt, dat ter plaatse door de aangemelde instantie is genomen, wordt gecontroleerd en er worden relevante proeven uitgevoerd die zijn omschreven in de norm die van toepassing is of de normen die van toepassing zijn, als bedoeld in artikel 4 of er worden gelijkwaardige proeven uitgevoerd om na te gaan of de produktie voldoet aan de eisen van deze richtlijn. De aangemelde instantie treft passende maatregelen indien een of meer exemplaren van de gecontroleerde produkten niet in overeenstemming zijn. De fabrikant brengt tijdens het fabricageproces onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie het identificatiesymbool van deze instantie aan. 3) MODULE D: Produktiekwaliteitsbewaking 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die aan de eisen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken toestellen in overeenstemming zijn met het type beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en voldoet aan de voorschriften van de richtlijn. De fabrikant brengt op ieder toestel het EG-merkteken aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. Het EG-merkteken gaat vergezeld van het identificatiesymbool van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant hanteert een goedgekeurd produktiekwaliteitssysteem, verricht een eindproduktcontrole en keuring als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient voor de betrokken toestellen bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in. Deze aanvraag behelst: - alle relevante informatie voor de bedoelde categorie produkten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de toestellen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en met de voorschriften van de richtlijn die daarop van toepassing zijn. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgestelde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramm's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. Zij dient met name een adequate beschrijving te bevatten van: - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de produktkwaliteit; - de fabricageprocédés, de kwaliteitscontrole- en de kwaliteitsbewakingstechnieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste produktkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast. Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de produkttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant. De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem. De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is. Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten: - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde aanpassingen; - de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen. 4) MODULE E: Produktkwaliteitsbewaking 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die aan de eisen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de explosieven in overeenstemming zijn met het type beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek. De fabrikant brengt op ieder explosief het EG-merkteken aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. Het EG-merkteken gaat vergezeld van het identificatiesymbool van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant maakt gebruik van een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor de eindcontrole van en de proeven met de explosieven, zoals omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het toezicht omschreven in punt 4. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient voor de explosieven bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in. Deze aanvraag omvat: - alle relevante informatie voor de bedoelde categorie explosieven; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie over het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek. 3.2. In het kader van het kwaliteitssysteem wordt ieder explosief onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 4 bedoelde relevante norm(en) of daarmee gelijkstaande proeven verricht, ten einde de overeenstemming met de desbetreffende voorschriften van de richtlijn te controleren. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. Zij dient met name een adequate beschrijving te bevatten van: - de kwaliteitdsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de produktkwaliteit; - de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht; - de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast. Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als beoordelaar, ervaring te hebben met het beoordelen van de produkttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant. De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusie van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem. De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is. Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten: - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde aanpassingen; - de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen. 5) MODULE F: Produktkeuring 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 3 onderworpen explosieven in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn. 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de explosieven in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en met de eisen van deze richtlijn. Hij brengt op elk explosief het EG-merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 3. De aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven ten einde na te gaan of het explosief in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van de richtlijn; dit geschiedt via onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk explosief zoals aangegeven in punt 4. De fabrikant of zijn gemachtigde bewaart gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste explosief een afschrift van de verklaring van overeenstemming. 4. Keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk explosief 4.1. Alle explosieven worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 4 bedoelde relevante norm(en) of daarmee gelijkstaande proeven verricht, ten einde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en met de eisen van deze richtlijn die op die explosieven van toepassing zijn. 4.2. De aangemelde instantie brengt op ieder goedgekeurd explosief haar identificatiesymbool aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. 4.3. De fabrikant of zijn gemachtigde moet in staat zijn de verklaringen van overeenstemming van de aangemelde instantie over te leggen indien daarom wordt verzocht. 6) MODULE G: Eenheidskeuring 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant garandeert en verklaart dat het betrokken explosief waarvoor de in punt 2 bedoelde verklaring is afgegeven, in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen ter zake van deze richtlijn. De fabrikant brengt op het explosief het EG-merk aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 2. De aangemelde instantie onderzoekt het explosief en voert passende proeven als omschreven in de in artikel 4 bedoelde relevante norm(en) of daarmee gelijkstaande proeven uit ten einde de overeenstemming van het apparaat of beveiligingssystemen met de desbetreffende eisen van deze richtlijn te controleren. De aangemelde instantie brengt haar identificatiesymbool op het goedgekeurde explosief aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een verklaring van overeenstemming op. 3. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het explosief in overeenstemming is met de eisen van de richtlijn, en inzicht kan worden verkregen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het explosief. De documentatie omvat, voor zover dat voor de beoordeling noodzakelijk is: - een algemene beschrijving van het type; - ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen, enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het explosief; - een lijst van de in artikel 4 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om te voldoen aan de essentiële eisen ingeval de in artikel 6 bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de verrichte ontwerp-berekeningen, onderzoeken, enz.; - de keuringsrapporten. BIJLAGE III DOOR DE LID-STATEN IN ACHT TE NEMEN MINIMUMCRITERIA VOOR DE AANMELDING VAN INSTANTIES 1. De instantie, de directeur daarvan en het met de keuring belaste personeel mogen niet de ontwerper, de fabrikant, de leverancier of de installateur zijn van de explosieven die zij keuren, noch de gemachtigde van een der genoemde personen. Zij mogen bij het ontwerpen, de bouw, de verkoop of het onderhoud van deze explosieven noch rechtstreeks, noch als gemachtigden van de betrokken partijen optreden. Een eventuele uitwisseling van technische informatie tussen fabrikant en instantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten. 2. De instantie en het personeel dat met de keuringen is belast, dienen de keuring uit te voeren met de grootste mate van beroepsintegriteit en technische bekwaamheid; zij dienen vrij te zijn van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun beoordeling of de uitslagen van hun keuring kan beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die bij de resultaten van de keuring belang hebben. 3. De instantie dient te beschikken over het nodige personeel en de nodige middelen te bezitten om de met de uitvoering van de keuringen verbonden technische en administratieve taken op passende wijze te vervullen; tevens dient de instantie toegang te hebben tot het nodige materiaal voor bijzondere keuringen. 4. Het personeel dat met de keuringen is belast, dient: - een goede technische en beroepsopleiding te hebben genoten; - een behoorlijke kennis te bezitten van de voorschriften betreffende de keuringen die het verricht en voldoende ervaring met deze keuringen te hebben; - de vereiste bekwaamheid te bezitten om op grond van de verrichte keuringen verklaringen, processen-verbaal en rapporten op te stellen. 5. De onafhankelijkheid van het personeel dat met de keuringen is belast, dient te zijn gewaarborgd. De bezoldiging van elke functionaris mag niet afhangen van het aantal keuringen dat hij verricht, noch van de uitslagen van deze keuringen. 6. De instantie dient een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid te sluiten, tenzij deze wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de Staat wordt gedekt of de keuringen rechtstreeks door de Lid-Staten worden verricht. 7. Het personeel van de instantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van de richtlijn of van de bepalingen van intern recht die daaraan uitvoering geven, ter kennis is gekomen (behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties van de Staat waarin de instantie haar werkzaamheden uitoefent). BIJLAGE IV MERKTEKEN VAN OVEREENSTEMMING Het EG-merkteken van overeenstemming wordt gevormd door de letters "CE" volgens onderstaande afbeelding. Bij verkleining of vergroting van het merkteken moeten dezelfde verhoudingen als in bovenstaande gegradueerde afbeelding aangehouden worden.