EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31988L0380

Richtlijn 88/380/EEG van de Raad van 13 juni 1988 houdende wijziging van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

PB L 187 van 16.7.1988, p. 31–48 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1988/380/oj

31988L0380

Richtlijn 88/380/EEG van de Raad van 13 juni 1988 houdende wijziging van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

Publicatieblad Nr. L 187 van 16/07/1988 blz. 0031 - 0048
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 26 blz. 0251
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 26 blz. 0251


RICHTLIJN VAN DE RAAD van 13 juni 1988 houdende wijziging van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG,

66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (88/380/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat om de hierna uiteengezette redenen de volgende richtlijnen betreffende het in de handel brengen van zaaizaad en pootgoed dienen te worden gewijzigd:

- Richtlijn 66/400/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/95/EEG (4),

- Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/480/EEG (6),

- Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (7), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/120/EEG (8),

- Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (9), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/374/EEG (10),

- Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (11), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/480/EEG,

- Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (12), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 86/155/EEG (13),

- Richtlijn 70/458/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (14), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/481/EEG (15);

Overwegende dat paardegras, Alaskadravik, facelia, triticale, Chinese kool en voor de industrie bestemde cichorei in de werkingssfeer van de richtlijnen dienen te worden opgenomen, omdat hun betekenis in de Gemeenschap is toegenomen; dat om dezelfde reden ook hybriderassen van nog enkele graansoorten en van zonnebloem in de werkingssfeer van de richtlijnen dienen te worden opgenomen; dat de eisen die aan het gewas en het zaaizaad van deze soorten en typen van rassen worden gesteld, in overeenstemming moeten zijn met de door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aangenomen regelingen betreffende voor het internationale handelsverkeer bestemd zaaizaad, behalve voor de triticalerassen met kruisbestuiving en de hybriderassen van nog enkele graansoorten, waarvoor de OESO nog geen dergelijke eisen heeft vastgesteld;

Overwegende dat het aanbeveling verdient enerzijds enige bepalingen te herzien om de vermeerdering van zaaizaad in andere Lid-Staten dan de Lid-Staat van oorsprong te vergemakkelijken, en anderzijds communautaire maatregelen te nemen om de identiteit van dit zaad te waarborgen wanneer het in niet-bewerkte staat in de handel wordt gebracht met het oog op de bewerking;

Overwegende dat het aanbeveling verdient de perioden te verlengen waarin de Lid-Staten kunnen worden gemachtigd om zaaizaad van zelfbestuivende graansoorten dat niet aan een officiële veldkeuring is onderworpen, onder bepaalde voorwaarden officieel goed te keuren, en om bepaalde roggerassen die niet voldoen aan sommige van de eisen die zijn vastgesteld in bijlage II bij Richtlijn 66/402/EEG, tot de handel toe te laten, zodat de nodige ervaring kan worden opgedaan om een meer algemene en definitieve oplossing uit te werken, met name, wat betreft rogge, in het licht van de door het Verenigd Koninkrijk te verschaffen informatie;

Overwegende dat het aanbeveling verdient om, met het doel betere alternatieven te vinden voor sommige onderdelen van de goedkeuringsregelingen die uit hoofde van de richtlijnen zijn vastgesteld, onder bepaalde voorwaarden tijdelijke experimenten te organiseren; dat daarvoor derhalve een rechtsgrondslag dient te worden verschaft;

Overwegende dat de bepalingen met betrekking tot de op het officiële etiket te vermelden gegevens over de naam van soort en ras dienen te worden verbeterd ten einde de gebruikers van het zaaizaad beter te informeren en het intracommunautaire handelsverkeer te vergemakkelijken;

Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de door de Lid-Staten voorgeschreven etiketten van de leverancier een zodanige vorm hebben dat zij niet kunnen worden verward met de officiële etiketten;

Overwegende dat het wenselijk is, het de Lid-Staten gemakkelijker te maken zaaizaad van graansoorten of van oliehoudende planten en vezelgewassen van gering economisch belang van de werkingssfeer van de Richtlijnen 66/402/EEG en 69/208/EEG uit te sluiten;

Overwegende dat, wat Richtlijn 70/458/EEG betreft, enige bepalingen betreffende rassen van groentegewassen zodanig dienen te worden aangepast dat bij de verlenging van de officiële toelating van bepaalde rassen rekening kan worden gehouden met de ontwikkelingen op dat ogenblik;

Overwegende dat de eisen inzake de cultuur- en gebruikswaarde van een ras doorgaans niet hoeven te gelden indien het gaat om de toelating van rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen;

Overwegende dat moet kunnen worden geëist dat wordt aangetoond dat grasrassen die niet bestemd zijn voor de teelt van voedergewassen, geschikt zijn voor bepaalde doeleinden;

Overwegende dat verzoeken van de Helleense Republiek om op heel haar grondgebied of op een deel daarvan het in de handel brengen te mogen verbieden van zaaizaad of pootgoed van bepaalde rassen die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen of in de gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen, in overweging dienen te worden genomen, opdat dit land de aanpassing van zijn produktie van en zijn handel in zaaizaad en pootgoed aan de communautaire eisen in samenhang met de gemeenschappelijke rassenlijsten kan voltooien;

Overwegende dat het nuttig is sommige bepalingen van de bovenvermelde richtlijnen te verduidelijken;

Overwegende dat het passend is de datum van tenuitvoerlegging van de wijzigingen die in bovengenoemde richtlijnen reeds zijn aangebracht bij Richtlijn 86/155/EEG en Richtlijn 86/320/EEG uit te stellen, zodat die datum in overeenstemming wordt gebracht met de hoofddatum van tenuitvoerlegging van deze richtlijn,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 66/400/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 2, lid 1, punt E, wordt "sub bb)'' vervangen door "onder aa) bis en onder bb)'';

2. in artikel 2 wordt het volgende lid ingevoegd:

"1 bis. Volgens de procedure van artikel 21 kan worden gespecificeerd en bepaald welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring volgens het bepaalde in deze richtlijn.'';

3. artikel 12 wordt artikel 12, lid 1;

4. aan artikel 12 wordt het volgende lid toegevoegd:

"2. Het in lid 1 bedoelde etiket moet zo zijn opgesteld dat het niet kan worden verward met het in artikel 11, lid 1, bedoelde officiële etiket.'';

5. na artikel 13 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 13 bis

Om betere alternatieven te vinden voor bepaalde onderdelen van de goedkeuringsregeling die bij deze richtlijn is vastgesteld, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten onder bepaalde voorwaarden op communautair niveau tijdelijke experimenten te organiseren.

In het kader van dergelijke experimenten kunnen de Lid-Staten vrijgesteld worden van bepaalde verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. In deze vrijstelling wordt aangegeven op welke bepalingen zij betrekking heeft. De duur van een experiment mag niet meer bedragen dan zeven jaar.'';

6. in artikel 14, lid 2, onder c), wordt "sub bb)'' vervangen door "onder aa) bis en onder bb)'';

7. in artikel 14, lid 3, onder c), worden het vijfde en het zesde streepje vervangen door:

"- soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten;

"- ras, ten minste vermeld in Latijns schrift,'';

8. artikel 15 wordt vervangen door:

"Artikel 15

1. De Lid-Staten schrijven voor dat bietenzaad

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen, en

- dat in een andere Lid-Staat is geoogst,

op verzoek en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 70/457/EEG, in elke Lid-Staat officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I, deel A, voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage I, deel B, voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer, in dergelijke gevallen, het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van gene-

raties die aan het basiszaad voorafgaan, kunnen de Lid-Staten ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.

2. Bietenzaad dat is geoogst in een andere Lid-Staat en dat is bestemd voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, onder C.

3. De Lid-Staten schrijven eveneens voor dat bietenzaad

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), de gelijkstelling heeft verkregen, en

- dat in een derde land is geoogst,

op verzoek in iedere Lid-Staat waarin het basiszaad is voortgebracht of officieel goedgekeurd, officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, indien het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling, en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage I, deel B, voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Ook andere Lid-Staten kunnen toestaan dat dergelijk zaad officieel wordt goedgekeurd.'';

9. punt 4 in bijlage III, onder A. I, wordt vervangen door:

"4. Soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.'';

10. aan de tekst van punt 5 in bijlage III, onder A. I, wordt het volgende toegevoegd: "ten minste vermeld in Latijns schrift'';

11. punt 6 in bijlage III, onder B, wordt vervangen door:

"6. Soort, ten minste vermeld in Latijns schrift; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.'';

12. aan de tekst van punt 7 in bijlage III, onder B, wordt het volgende toegevoegd: "ten minste vermeld in Latijns schrift'';

13. de volgende bijlage wordt toegevoegd:

"BIJLAGE IV

Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere Lid-Staat

A. Op het etiket te vermelden gegevens

- Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en Lid-Staat of hun kenteken.

- Soort, ten minste in Latijns schrift, aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Opgegeven netto- of brutogewicht.

- De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad''.

B. Kleur van het etiket Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens

- Instantie die het document afgeeft.

- Soort, ten minste in Latijns schrift, aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Oppervlakte die is beteeld voor de produktie van de bij het document behorende partij.

- Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.

- Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

- In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.''.

Artikel 2

Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 2, lid 1, punt A, onder a), worden de woorden:

"Bromus catharticus Vahl Paardegras

Bromus sitchensis Trin. Alaskadravik''

ingevoegd na de woorden:

"Arrhenatherum elatius (L.) P. Beauv. ex J. S. et K. B. Presl Frans raai-gras''

en in artikel 2, lid 1, punt A, onder c), worden de woorden:

"Phacelia tanacetifolia Benth. Facelia''

ingevoegd na de woorden:

"Brassica oleracea L. convar. acephala (DC) Alef. var. medullosa Thell + var. viridis L. Mergkool'';

2. in de Engelse tekst wordt in artikel 2, lid 1 bis, het woord "descriptions'' vervangen door het woord "names'';

3. lid 1 ter en lid 1 quater van artikel 2 worden respectievelijk lid 1 quater en lid 1 quinquies;

4. in artikel 2 wordt het volgende lid ingevoegd:

"1 ter. Volgens de procedure van artikel 21 kan worden gespecificeerd en bepaald welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring volgens het bepaalde in deze richtlijn.'';

5. artikel 11 wordt artikel 11, lid 1;

6. aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd:

"2. Het in lid 1 bedoelde etiket moet zo zijn opgesteld dat het niet kan worden verward met het in artikel 10, lid 1, bedoelde officiële etiket.'';

7. na artikel 13 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 13 bis

Om betere alternatieven te vinden voor bepaalde onderdelen van de goedkeuringsregeling die bij deze richtlijn is vastgesteld, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten onder bepaalde voorwaarden op communautair niveau tijdelijke experimenten te organiseren.

In het kader van dergelijke experimenten kunnen de Lid-Staten vrijgesteld worden van bepaalde verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. In deze vrijstelling wordt aangegeven op welke bepalingen zij betrekking heeft. De duur van een experiment mag niet meer bedragen dan zeven jaar.'';

8. in artikel 14, lid 3, onder c), worden het vijfde en het zesde streepje vervangen door:

"- soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs,

"- ras, ten minste vermeld in Latijns schrift,'';

9. de volgende zin wordt toegevoegd aan artikel 14, lid 3:

"Volgens de procedure van artikel 21 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

10. artikel 15 wordt vervangen door:

"Artikel 15

1. De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van groenvoedergewassen

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten of een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- dat in een andere Lid-Staat is geoogst,

op verzoek, en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 70/457/EEG, in elke Lid-Staat officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer, in dergelijke gevallen, het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, kunnen de Lid-Staten ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.

2. Zaad van groenvoedergewassen dat is geoogst in een andere Lid-Staat en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

- vergezeld gaan van een document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

3. De Lid-Staten schrijven eveneens voor dat zaad van groenvoedergewassen

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- dat in een derde land is geoogst,

op verzoek in iedere Lid-Staat waarin bovengenoemd basiszaad of gecertificeerd zaad is voortgebracht of officieel goedgekeurd, officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, indien het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 16, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling, en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Ook andere Lid-Staten kunnen toestaan dat dergelijk zaad officieel wordt goedgekeurd.'';

11. in bijlage I, punt 2, wordt in de eerste kolom van de tabel na "Brassica-soorten'' telkens ingevoegd "Phacelia tanacetifolia'';

12. in de Franse tekst worden in bijlage I, punt 3, tweede zin, de woorden "la variété'' vervangen door de woorden "l'espèce'';

13. in de Franse tekst wordt in bijlage II, punt I. 2. A, in de kop van kolom 4 het woord "animale'' vervangen door het woord "minimale'';

14. in bijlage II, punt I. 2. A, worden na de regels betreffende Arrhenatherum elatius en Brassica oleracea convar. acephala respectievelijk de volgende regels ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

15. in bijlage II, punt II. 2. A, worden na de regels betreffende Arrhenatherum elatius en Brassica oleracea convar. acephala respectievelijk de volgende regels ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

16. in bijlage III worden na de regels betreffende Arrhenatherum elatius en Brassica oleracea convar. acephala respectievelijk de volgende regels ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

17. aan de tekst van punt 4 in bijlage IV, onder A. I. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift'';

18. de volgende zin wordt toegevoegd aan bijlage IV, onder A. I. a):

"Volgens de procedure van artikel 21 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

19. aan de tekst van punt 5 in bijlage IV, onder A. I. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste vermeld in Latijns schrift'';

20. aan de tekst van punt 5 in bijlage IV, onder A. I. b), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm, zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift'';

21. de volgende zin wordt toegevoegd aan bijlage IV, onder A. I. b):

"Volgens de procedure van artikel 21 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

22. aan de tekst van punt 4 in bijlage IV, onder A. I. c), wordt na de woorden "naar soort en, in voorkomend geval, naar ras'' ingevoegd " , waarbij soort en ras ten minste dienen te worden vermeld in Latijns schrift'';

23. in de Italiaanse tekst worden in bijlage IV, onder A. I. c), punt 4, laatste zin, de woorden "al fornitore'' vervangen door de woorden "all'acquirente'';

24. aan de tekst van punt 6 in bijlage IV, onder B. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste vermeld in Latijns schrift'';

25. aan de tekst van punt 7 in bijlage IV, onder B. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste vermeld in Latijns schrift'';

26. aan de tekst van punt 6 in bijlage IV, onder B. b), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste vermeld in Latijns schrift'';

27. aan de tekst van punt 11 in bijlage IV, onder B. c), wordt na de woorden "naar soort en, in voorkomend geval, naar ras'' ingevoegd " , waarbij soort en ras ten minste dienen te worden vermeld in Latijns schrift'';

28. de volgende bijlage wordt toegevoegd:

"BIJLAGE V

Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere Lid-Staat

A. Op het etiket te vermelden gegevens

- Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en Lid-Staat of hun kenteken.

- Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm, zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Opgegeven netto- of brutogewicht.

- De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad''.

Volgens de procedure van artikel 21 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.

B. Kleur van het etiket Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens

- Instantie die het document afgeeft.

- Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Oppervlakte die is beteeld voor de produktie van de bij het document behorende partij.

- Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.

- Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad.

- Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

- In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.''.

Artikel 3

Richtlijn 66/402/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2, lid 1, punt A, worden de woorden:

"X Triticosecale Wittm.

triticale''

ingevoegd na de woorden:

"Sorghum sudanense (Piper) Stapf

Soedangras'';

2. in de Duitse tekst wordt in artikel 2, lid 1, punt A, in de regel "Phalaris canariensis L.'' het woord "Kanariensaat'' vervangen door "Kanariengras'';

3. in artikel 2, lid 1, punt C, worden de inleidende woorden als volgt gelezen:

"C. Basiszaad (haver, gerst, rijst, kanariezaad, rogge, triticale, tarwe, durum tarwe en spelt, andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft): zaad'';

4. in artikel 2, lid 1, wordt een punt C bis ingevoegd, luidende:

"C bis. Basiszaad (hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, durum tarwe en spelt): zaad

a) dat is bestemd voor de voortbrenging van hybriden,

b) dat, overeenkomstig de in artikel 4 bedoelde normen, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en

c) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.'';

5. in artikel 2, lid 1, punt E, worden de inleidende woorden gelezen:

"E. Gecertificeerd zaad (kanariezaad en rogge, andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft, Sorgum spp., Soedangras, maïs en hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, durum tarwe en spelt): zaad'';

6. in artikel 2, lid 1, punt F, worden de inleidende woorden gelezen:

"F. Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (haver, gerst, rijst, triticale, tarwe, durum tarwe en spelt, andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft): zaad'';

7. in artikel 2, lid 1, punt G, worden de inleidende woorden gelezen:

"G. Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (haver, gerst, rijst, triticale, tarwe, durum tarwe en spelt, andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft): zaad'';

8. in de Engelse tekst wordt in artikel 2, lid 1 bis, het woord "descriptions'' vervangen door het woord "names'';

9. lid 1 ter en lid 1 quater van artikel 2 worden respectievelijk lid 1 quinquies en lid 1 sexies;

10. in artikel 2 worden de volgende leden ingevoegd:

"1 ter. Wijzigingen die in lid 1, punten C, C bis, E, F en G, moeten worden aangebracht ten einde hybriden van kanariezaad, rogge of triticale onder de werkingssfeer van deze richtlijn te laten vallen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

1 quater. Volgens de procedure van artikel 21 kan worden gespecificeerd en bepaald welke typen rassen, met inbegrip van kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring volgens het bepaalde in deze richtlijn. Volgens dezelfde procedure worden de definities in lid 1, punt B, dienovereenkomstig aangepast.'';

11. in artikel 2, lid 1 sexies, wordt "30 juni 1982'' vervangen door "30 juni 1987'' en vervalt het tweede streepje;

12. in artikel 2, lid 2, onder d), wordt "31 december 1982'' vervangen door "30 juni 1989'';

13. het volgende lid wordt toegevoegd aan artikel 4:

"3. In het geval van triticalezaad bestemd voor verhandeling op hun eigen grondgebied mogen de Lid-Staten het in bijlage II bepaalde minimumpercentage van de kiemkracht tot 80% verlagen. Indien triticalezaad in dergelijke gevallen niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II voor wat betreft de kiemkracht, worden dit feit en het feit dat het zaad alleen bestemd is voor verhandeling op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat op het etiket vermeld.'';

14. artikel 11 wordt artikel 11, lid 1;

15. aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd:

"2. Het in lid 1 bedoelde etiket moet zo zijn opgesteld dat het niet kan worden verward met het in artikel 10, lid 1, bedoelde etiket.'';

16. na artikel 13 wordt een artikel 13 bis ingevoegd, luidende:

"Artikel 13 bis

Om betere alternatieven te vinden voor bepaalde onderdelen van de goedkeuringsregeling die bij deze richtlijn is vastgesteld, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten onder bepaalde voorwaarden op communautair niveau tijdelijke experimenten te organiseren.

In het kader van dergelijke experimenten kunnen de Lid-Staten vrijgesteld worden van bepaalde verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. In deze vrijstelling wordt aangegeven op welke bepalingen zij betrekking heeft. De duur van een experiment mag niet meer bedragen dan zeven jaar.'';

17. in artikel 14, lid 2, onder a), wordt na het woord "rijst'' het woord "triticale'' ingevoegd;

18. in artikel 14, lid 3, onder c), worden het vijfde en het zesde streepje vervangen door:

"- soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift,

- ras, ten minste vermeld in Latijns schrift,'';

19. de volgende zin wordt toegevoegd aan artikel 14,

lid 3:

"Volgens de procedure van artikel 21 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten

en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

20. artikel 15 wordt vervangen door:

"Artikel 15

1. De Lid-Staten schrijven voor dat zaaigranen

- die rechtstreeks afkomstig zijn van basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- die in een andere Lid-Staat zijn geoogst,

op verzoek, en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 70/457/EEG, in elke Lid-Staat officieel moeten worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als zij zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat zij voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen, die aan het basiszaad voorafgaan, kunnen de Lid-Staten ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.

2. Zaaigranen die zijn geoogst in een andere Lid-Staat en die bestemd zijn voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moeten

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

3. De Lid-Staten schrijven eveneens voor dat zaaigranen

- die rechtstreeks afkomstig zijn van basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- die in een derde land zijn geoogst,

op verzoek in iedere Lid-Staat waarin het basiszaad is voortgebracht of officieel goedgekeurd, officieel moeten worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, indien zij zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 16, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling, en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat zij voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Ook andere Lid-Staten kunnen toestaan dat dergelijk zaad officieel wordt goedgekeurd.'';

21. na artikel 21 bis wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 21 ter

Wijzigingen die in de bijlagen moeten worden aangebracht met het oog op vaststelling van de eisen waaraan moet worden voldaan door het gewas en het zaad van hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, durum tarwe en spelt en andere soorten waarvoor hybriden overeenkomstig artikel 2, lid 1 ter, in de werkingssfeer van deze richtlijn zijn opgenomen, alsmede de eisen waaraan moet worden voldaan door het gewas en het zaad van rassen van triticale met kruisbestuiving, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.'';

22. in artikel 22 worden de woorden "bijlage II, sub 2,'' vervangen door de woorden "bijlage II, onder 3,'';

23. artikel 23 bis wordt vervangen door:

"Artikel 23 bis

Volgens de procedure van artikel 21 kan een Lid-Staat die daarom verzoekt geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn, met uitzondering van artikel 14, lid 1:

a) voor wat betreft de volgende soorten:

- kanariezaad,

- sorgho,

- soedangras;

b) voor wat betreft de overige soorten indien het zaad van die soorten normaliter niet op zijn grondgebied wordt vermeerderd en verhandeld.'';

24. in de tabel in bijlage I, punt 2, worden vóór de regel betreffende Zea mays de volgende regels ingevoegd:

"Triticosecale, zelfbestuivende rassen

- voor de produktie van basiszaad 50 m

- voor de produktie van gecertificeerd 20 m'';

zaad

25. in bijlage I, onder 5. B. a), wordt na "Phalaris canariensis'' ingevoegd "Triticosecale'';

26. in de Franse tekst wordt in bijlage I, onder 5. B. b), het getal "3'' vervangen door "1'' en het getal "1'' door "3'';

27. in bijlage II, onder 1. A, worden de woorden "andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft,'' ingevoegd na de woorden "Triticum spelta,'';

28. in bijlage II, onder 1, wordt na punt A de volgende tekst ingevoegd:

"A bis Zelfbestuivende rassen van triticosecale:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Of aan de eisen inzake minimumraszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.'';

29. In bijlage II, onder 2. A, worden na de regels betreffende Sorghum spp. de volgende regels ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

30. in bijlage III wordt na "Secale cereale'' ingevoegd

" , Triticosecale''.

31. aan de tekst van punt 4 in bijlage IV, onder A. a), wordt het volgende toegevoegd:

" , ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift'';

32. de volgende zin wordt toegevoegd aan bijlage IV, onder A. a):

"Volgens de procedure van artikel 21 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

33. punt 5 van bijlage IV, onder A. a), wordt vervangen door:

"Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.'';

34. punt 9 van bijlage IV, onder A. a), wordt vervangen door:

"9. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn:

- voor basiszaad waarvan de hybride of ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 70/457/EEG van de Raad:

de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner'' wordt toegevoegd;

- voor basiszaad in andere gevallen:

de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner'' wordt toegevoegd;

- voor gecertificeerd zaad:

de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride''.'';

35. in punt 1 van bijlage IV, onder A. b), worden na het woord "soorten'' de woorden "of rassen'' toegevoegd;

36. aan de tekst van punt 4 in bijlage IV, onder A. b), wordt het volgende toegevoegd:

" ; de namen van soorten en rassen moeten ten minste in Latijns schrift worden vermeld.'';

37. de volgende bijlage wordt toegevoegd:

"BIJLAGE V

Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere Lid-Staat

A. Op het etiket te vermelden gegevens

- Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en Lid-Staat of hun kenteken.

- Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen, wordt het woord

"kruisingspartner'' toegevoegd.

- Categorie.

- Bij hybriderassen, de vermelding "hybride''.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Opgegeven netto- of brutogewicht.

- De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad''.

Volgens de procedure van artikel 21 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.

B. Kleur van het etiket Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens

- Instantie die het document afgeeft.

- Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Oppervlakte die is beteeld voor de produktie van de bij het document behorende partij.

- Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.

- Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad.

- Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

- In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.''.

Artikel 4

Richtlijn 66/403/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 11 wordt artikel 11, lid 1;

2. aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd:

"2. Het in lid 1 bedoelde etiket moet zo zijn opgesteld dat het niet kan worden verward met het in artikel 10, lid 1, bedoelde officiële etiket.'';

3. in artikel 13, lid 4, onder c), worden het vierde en het vijfde streepje vervangen door:

"- soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide,

"- ras, ten minste vermeld in Latijns schrift,'';

4. aan de tekst van punt 4 in bijlage III, onder A, wordt het volgende toegevoegd:

" , ten minste vermeld in Latijns schrift''.

Artikel 5

Richtlijn 69/208/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 2, lid 1, punt B, wordt na "Basiszaad'' ingevoegd "(andere rassen dan zonnebloemhybriden)'';

2. in artikel 2, lid 1, wordt na punt B het volgende punt ingevoegd:

"B bis. Basiszaad (zonnebloemhybriden):

1. Basiszaad van ingeteelde stammen: zaad

a) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en

b) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.

2. Basiszaad van enkele hybriden: zaad

a) dat is bestemd voor de voortbrenging van drieweg-hybriden of dubbele hybriden,

b) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en

c) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.'';

3. in de Engelse tekst wordt in artikel 2, lid 1 bis, het woord "descriptions'' vervangen door het woord "names'';

4. lid 1 ter van artikel 2 wordt lid 1 quater;

5. in artikel 2 wordt het volgende lid ingevoegd:

"1 ter. Volgens de procedure van artikel 20 kan worden gespecificeerd en bepaald welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring volgens het bepaalde in deze richtlijn.'';

6. in de Engelse tekst worden in artikel 2, lid 2, onder b), na het woord "flax'' de woorden "or linseed'' ingevoegd;

7. artikel 11 wordt artikel 11, lid 1;

8. aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd:

"2. Het in lid 1 bedoelde etiket moet zo zijn opgesteld dat het niet kan worden verward met het in artikel 10, lid 1, bedoelde officiële etiket.'';

9. na artikel 12 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 12 bis

Om betere alternatieven te vinden voor bepaalde onderdelen van de goedkeuringsregeling die bij deze richtlijn is vastgesteld, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten onder bepaalde voorwaarden op communautair niveau tijdelijke experimenten te organiseren.

In het kader van dergelijke experimenten kunnen de Lid-Staten vrijgesteld worden van bepaalde verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. In deze vrijstelling wordt aangegeven, op welke bepalingen zij betrekking heeft. De duur van een experiment mag niet meer bedragen dan zeven jaar.'';

10. in artikel 13, lid 3, onder c), worden het vijfde en het zesde streepje vervangen door:

"- soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift,

"- ras, ten minste vermeld in Latijns schrift,'';

11. de volgende zin wordt toegevoegd aan artikel 13,

lid 3:

"Volgens de procedure van artikel 20 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

12. artikel 14 wordt vervangen door:

"Artikel 14

1. De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 15, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- dat in een andere Lid-Staat is geoogst,

op verzoek, en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 70/457/EEG, in elke Lid-Staat officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kunnen de Lid-Staten ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.

2. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat is geoogst in een andere Lid-Staat en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

- vergezeld gaan van een document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

3. De Lid-Staten schrijven eveneens voor dat zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten, of in een derde land dat krachtens artikel 15, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van het kruisen van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- dat in een derde land is geoogst,

op verzoek in iedere Lid-Staat waarin het basiszaad is voortgebracht of officieel goedgekeurd, officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, indien het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 15, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling, en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Ook andere Lid-Staten kunnen toestaan dat dergelijk zaad officieel wordt goedgekeurd.'';

13. artikel 22 wordt vervangen door:

"Artikel 22

Volgens de procedure van artikel 20 kan een Lid-Staat op zijn verzoek geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn, met uitzondering van artikel 13, lid 1:

a) voor wat betreft de volgende soort:

- saffloer

b) voor wat betreft de overige soorten: indien het zaad van die soorten normaliter niet op zijn grondgebied wordt vermeerderd en verhandeld.'';

14. in de eerste groep gegevens van de tabel in bijlage I, punt 2, wordt "Helianthus annuus'' geschrapt;

15. aan de tabel in bijlage I, punt 2, worden de volgende regels toegevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

16. bijlage I, punt 3, wordt vervangen door:

"3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn; een gewas van een ingeteelde stam van Helianthus annuus moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.

Bij de produktie van zaad van hybriderassen van Helianthus annuus zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

In het bijzonder gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp. en hybriden van Helianthus annuus moeten aan de volgende normen of eisen voldoen:

A. Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi en Gossypium spp.:

het aantal planten van deze soorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan:

- 1 per 30 m² voor de produktie van basiszaad,

- 1 per 10 m² voor de produktie van gecertificeerd zaad.

B. Hybriden van Helianthus annuus:

a) het aantal planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan:

aa) voor de produktie van basiszaad:

ii) ingeteelde stammen: 0,2 %

ii) enkele hybriden

- mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer ten minste 2 % van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden 0,2 %

- vrouwelijke kruisingspartner 0,5 %

bb) voor de produktie van gecertificeerd zaad:

- mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer ten minste 5 % van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden 0,5 %

- vrouwelijke kruisingspartner 1,0 %

16. "3. B. b) voor de produktie van zaad van hybriderassen moet bovendien aan de volgende normen of eisen worden voldaan:

aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan,

bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het aantal planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan 0,5 %,

cc) voor de produktie van basiszaad mag het totale aantal planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %,

dd) wanneer niet aan de in bijlage II, onder I. 1 bis, vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan: voor de produktie van gecertificeerd zaad moet een mannelijk-steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die een of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride stuifmeel produceren dat in alle opzichten normaal lijkt.'';

17. bijlage I, punt 5. B, wordt vervangen door:

"B. Voor andere gewassen dan zonnebloemhybriden moet ten minste één veldkeuring worden verricht. Voor zonnebloemhybriden moeten ten minste twee veldkeuringen worden verricht.'';

18. in bijlage II, onder I, wordt na punt 1 het volgende punt ingevoegd:

"1 bis. Wanneer niet aan de in bijlage I, onder 3. B. b) dd), vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan: wanneer voor de produktie van gecertificeerd zaad van zonnebloemhybriden gebruik is gemaakt van een vrouwelijke mannelijk-steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijk-steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerd zaad. De verhouding tussen het zaad van de mannelijk-steriele kruisingspartner en dat van de mannelijk-vruchtbare kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2 : 1.'';

19. aan de tekst van punt 5 in bijlage IV, onder A, a), wordt het volgende toegevoegd:

" , ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift'';

20. de volgende zin wordt toegevoegd aan bijlage IV, onder A. a):

"Volgens de procedure van artikel 20 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

21. punt 6 van bijlage IV, onder A, a), wordt aangevuld met:

" , ten minste vermeld in Latijns schrift,'';

22. na punt 10 van bijlage IV, onder A. a), wordt het volgende punt ingevoegd:

"10 bis. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn:

- voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 70/457/EEG:

de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner'' wordt toegevoegd;

- voor basiszaad in andere gevallen:

de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner'' wordt toegevoegd;

- voor gecertificeerd zaad:

de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride''.'';

23. aan de tekst van punt 6 in bijlage IV, onder A. b), wordt het volgende toegevoegd:

" , ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.'';

24. de volgende zin wordt toegevoegd aan bijlage IV, onder A. b):

"Volgens de procedure van artikel 20 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.'';

25. de volgende bijlage wordt toegevoegd:

"BIJLAGE V

Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere Lid-Staat

A. Op het etiket te vermelden gegevens

- Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en Lid-Staat of hun kenteken.

- Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen, wordt het woord "kruisingspartner'' toegevoegd.

- Categorie.

- Bij hybriderassen, de vermelding "hybride''.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Opgegeven netto- of brutogewicht.

- De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad''.

Volgens de procedure van artikel 20 kunnen Lid-Staten worden vrijgesteld van de verplichting tot aanduiding van de botanische benaming voor afzonderlijke soorten en, in voorkomend geval, voor beperkte tijdvakken, indien is vastgesteld dat de nadelen van het voldoen aan deze verplichting groter zijn dan de voordelen die van het in de handel brengen van het zaad worden verwacht.

B. Kleur van het etiket Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens

- Instantie die het document afgeeft.

- Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land/de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Oppervlakte die is beteeld voor de produktie van de bij het document behorende partij.

- Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.

- Voor gecertificeerd zaad, aantal generaties na het basiszaad.

- Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

- In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.''.

Artikel 6

Richtlijn 70/457/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 3 wordt het volgende lid ingelast:

"1 bis. Voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend dienen voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, zijn de bepalingen van lid 1 alleen van toepassing voor zover de zaden ervan onder de naam van die rassen in de handel moeten worden gebracht.

Na 1 juli 1992 kan volgens de procedure van artikel 23 worden bepaald onder welke voorwaarden de bepalingen van lid 1 ook van toepassing zijn op andere kruisingspartners. In afwachting daarvan kunnen de Lid-Staten bij andere granen dan maïs deze bepalingen zelf toepassen op andere kruisingspartners met betrekking tot zaad dat is bestemd voor keuring op hun grondgebied.

Kruisingspartners moeten als zodanig worden aangeduid.'';

2. aan artikel 4, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

"c) voor de toelating van rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen die voldoen aan de in lid 1 vermelde eisen'';

3. aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

"3. Bij rassen waarop lid 2, onder a), van toepassing is, kan volgens de procedure van artikel 23, en voor zover dat in het belang van het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap gerechtvaardigd is, worden besloten dat na een passend onderzoek moet blijken dat de rassen geschikt zijn voor het gebruik waarvoor ze volgens verklaring bestemd zijn. In dergelijke gevallen moeten de voorwaarden voor het onderzoek worden vastgesteld.'';

4. de volgende zin wordt ingevoegd in artikel 10, lid 2, na de eerste zin:

"Deze bepaling is niet van toepassing voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend dienen voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen.'';

5. aan artikel 15, lid 2, wordt het volgende toegevoegd:

"Wat Griekenland betreft, zullen voor rassen die vóór 1 januari 1986 in een of meer andere Lid-Staten zijn toegelaten en die vóór die datum in Griekenland nooit in de handel zijn gebracht, verzoeken van deze Lid-Staat die uiterlijk op 31 december 1986 zijn ingediend, in aanmerking worden genomen onverminderd het bepaalde in lid 1, voor zover de verzoeken worden ingediend in het kader voorzien bij het eerste alternatief vermeld in lid 3, onder c).'';

6. aan artikel 15, lid 7, wordt het volgende toegevoegd:

"Wat Griekenland betreft, kan voor verzoeken die door deze Lid-Staat uiterlijk op 31 december 1985 zijn ingediend en die zijn opgesteld in het kader voorzien bij het tweede alternatief vermeld in lid 3, onder c), de in lid 1 vastgestelde periode worden verlengd tot en met 31 december 1987.''.

Artikel 7

Richtlijn 70/458/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 2, lid 1, punt A, worden de woorden:

"Brassica pekinensis (Lour.) Rupr.

Chinese kool''

ingevoegd na de woorden:

"Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. gongylodes Koolrabi'',

het woord "cichorei'' wordt vervangen door "witlof, bladcichorei''

en de woorden:

"Cichorium intybus L. (partim) Cichorei voor de industrie''

worden ingevoegd na de woorden:

"Chichorium intybus L. (partim) Witlof, bladchichorei'';

2. in de Engelse tekst wordt in artikel 2, lid 1 bis, het woord "descriptions'' vervangen door het woord "names'';

3. lid 1 ter van artikel 2 wordt lid 1 quater;

4. in artikel 2 wordt het volgende lid ingevoegd:

"1 ter. De verschillende typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, kunnen worden gespecificeerd en gedefinieerd volgens de procedure van artikel 40.'';

5. de volgende alinea wordt aan artikel 4 toegevoegd:

"Bij cichorei voor de industrie moet het ras voldoende cultuur- en gebruikswaarde hebben.'';

6. na de eerste zin van artikel 9, lid 3, wordt het volgende toegevoegd:

"Wat Griekenland betreft, worden bovenstaande data 30 juni 1975 en 1 juli 1972 vervangen door respectievelijk 31 december 1988 en 1 januari 1986.'';

7. aan artikel 10, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In geval van rassen die zijn afgeleid van rassen waarvan de officiële toelating overeenkomstig artikel 13, lid 3, tweede en vierde zin, is vastgesteld en die in een of meer Lid-Staten zijn toegelaten als gevolg van de in die bepaling genoemde officiële maatregelen, kan volgens de procedure van artikel 40 worden besloten dat alle Lid-Staten die deze rassen toelaten ervoor moeten zorgen dat deze rassen namen dragen die volgens dezelfde procedure zijn bepaald en die voldoen aan bovengenoemde beginselen.'';

8. aan artikel 13, lid 2, wordt het volgende toegevoegd:

"Voor de in artikel 12, lid 1, tweede zin, bedoelde rassen mag de toelating alleen worden verlengd wanneer,

onverminderd het bepaalde in artikel 37, de naam van de persoon of de personen die voor de instandhouding verantwoordelijk is/zijn, officieel is geregistreerd en bekendgemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 1.'';

9. aan artikel 13, lid 3, worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Voor rassen waarvoor de toelating is verleend vóór 1 juli 1972, kan de in lid 1, tweede zin, bedoelde periode volgens de procedure van artikel 40 voor individuele rassen uiterlijk tot en met 30 juni 1990 worden verlengd, indien vóór 1 juli 1982 op communautair niveau officiële maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat is voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging van de toelating ervan of voor de toelating van daarvan afgeleide rassen.

Voor Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk wordt de bovenstaande datum van 1 juli 1972 vervangen door 1 januari 1973.

Voor Griekenland, Spanje en Portugal kan voor bepaalde rassen waarvoor de toelating in die Lid-Staten is verleend vóór 1 januari 1986, op verzoek van die Lid-Staten het verstrijken van de toelatingsperiode volgens de procedure van artikel 40 ook worden vastgesteld op 30 juni 1990, en kunnen bovengenoemde officiële maatregelen op communautair niveau worden toegepast op de betrokken rassen.'';

10. aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:

"5. Voor Griekenland verstrijkt voor rassen die vóór 1 januari 1986 in een of meer andere Lid-Staten zijn toegelaten en die vóór die datum in Griekenland nooit in de handel zijn gebracht, de in lid 2 bedoelde periode op 31 december 1988.'';

11. lid 1 van artikel 20 wordt vervangen door:

"1. De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van cichorei voor de industrie slechts in de handel mag worden gebracht indien het officieel is goedgekeurd als "basiszaad'' of "gecertificeerd zaad'' en indien het aan de voorwaarden van bijlage II voldoet.

1 bis. De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van andere groentegewassen slechts in de handel mag worden gebracht indien het officieel is goedgekeurd als "basiszaad'' of "gecertificeerd zaad'' dan wel standaardzaad is, en indien het aan de voorwaarden van bijlage II voldoet.'';

12. artikel 26, lid 2, wordt vervangen door:

"2. In geval van rassen die op 1 juli 1970 algemeen bekend waren, mag op het etiket ook melding worden gemaakt van instandhoudingen van het ras dat is of zal worden aangegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 37, lid 2. Het is verboden melding te maken van bijzondere eigenschappen die in verband kunnen worden gebracht met een dergelijke instandhouding. Voor Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk wordt de hierboven genoemde datum van 1 juli 1970 vervangen door 1 januari 1973 Voor Spanje wordt hij vervangen door 1 maart 1986.

Deze vermelding moet volgen op de naam van het ras, waarvan zij duidelijk gescheiden wordt, bij voorkeur door middel van een streepje. Deze vermelding mag niet opvallender zijn dan de naam van het ras.

Na een vóór 1 juli 1992 volgens de procedure van artikel 40 te bepalen datum mag op het etiket alleen melding worden gemaakt van instandhoudingen die vóór de aldus bepaalde datum zijn aangegeven.'';

13 artikel 26, lid 3, wordt artikel 26, lid 1 ter, en het volgende wordt toegevoegd:

"Behalve in geval van kleine verpakkingen standaardzaad moeten de op grond van deze bepaling voorgeschreven of toegestane gegevens duidelijk gescheiden worden van de andere gegevens die op het etiket of de verpakking worden verstrekt, met inbegrip van die bedoeld in artikel 28.

Na 30 juni 1992 kan volgens de procedure van artikel 40 worden besloten of kleine verpakkingen standaardzaad aan deze eis moeten voldoen dan wel of de voorgeschreven of toegestane gegevens anderszins moeten worden gescheiden van de andere gegevens, als de kenmerkende eigenschap uitdrukkelijk als zodanig op het etiket of de verpakking is vermeld.'';

14. artikel 28 wordt artikel 28, lid 1;

15. aan artikel 28 wordt het volgende lid toegevoegd:

"2. Voor basiszaad en gecertificeerd zaad moet het in lid 1 bedoelde etiket of de in lid 1 bedoelde opgedrukte vermelding zo zijn opgesteld dat geen verwarring kan optreden met het in artikel 26, lid 1, bedoelde officiële etiket.'';

16. na artikel 29 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 29 bis

Om betere alternatieven te vinden voor bepaalde onderdelen van de goedkeuringsregeling die bij deze richtlijn is vastgesteld, kan volgens de procedure van artikel 40 worden besloten onder bepaalde voorwaarden op communautair niveau tijdelijke experimenten te organiseren.

In het kader van dergelijke experimenten kunnen de Lid-Staten vrijgesteld worden van bepaalde verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. In deze vrijstelling wordt aangegeven op welke bepalingen zij betrekking heeft. De duur van een experiment mag niet meer bedragen dan zeven jaar.'';

17. in artikel 30, lid 3, onder c), worden het vijfde en het zesde streepje vervangen door:

"- soort, ten minste in Latijns schrift, aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide.

"- ras, ten minste vermeld in Latijns schrift,'';

18. artikel 31 wordt vervangen door:

"Artikel 31

1. De Lid-Staten schrijven voor dat groentezaad

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 32, lid 1, onder d), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- dat in een andere Lid-Staat is geoogst,

op verzoek, en onverminderd de andere bepalingen van deze richtlijn, in elke Lid-Staat officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kunnen de Lid-Staten ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.

2. Groentezaad dat is geoogst in een andere Lid-Staat en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 25, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

3 De Lid-Staten schrijven eveneens voor dat groentezaad

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer Lid-Staten of in een derde land dat krachtens artikel 32, lid 1, onder d), gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een Lid-Staat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in zo'n derde land, en

- dat in een derde land is geoogst,

op verzoek in iedere Lid-Staat waarin het basiszaad is voortgebracht of officieel goedgekeurd, officieel moet worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, indien het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 32, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling, en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Ook andere Lid-Staten kunnen toestaan dat dergelijk zaad officieel wordt goedgekeurd.'';

19. in de Engelse tekst worden in artikel 37, lid 2, de woorden "to methods for the maintenance'' vervangen door de woorden "to a given maintenance'';

20. in artikel 42, onder a), worden na het woord "bloemkool'' de woorden "Chinese kool'' ingevoegd en wordt het woord "witlof'' vervangen door "witlof, bladcichorei, cichorei voor de industrie'';

21. in bijlage I, onder 4, wordt na punt A het volgende punt ingevoegd:

"A bis. Cichorei voor de industrie

1. Ten aanzien van andere soorten van dezelfde geslachten of subsoorten 1 000 m."

2. Ten aanzien van een ander ras van cichorei voor de industrie

- voor basiszaa 600 m."

- voor gecertificeerd zaad 300 m'';

22. in bijlage II, punt 3, onder a), worden de woorden "Beta vulgaris (soort Cheltenham beet)'' en "Beta vulgaris (overige soorten)'' vervangen door "Beta vulgaris (Cheltenham beet)'' respectievelijk "Beta vulgaris (andere soorten dan Cheltenham beet)'';

23 in bijlage II, punt 3, onder a), worden achter de woorden "Cichorium intybus'' de woorden "(partim) (witlof, bladcichorei)'' geplaatst, en worden na de regels betreffende respectievelijk "Brassica oleracea (overige soorten)'' en "Cichorium intybus (partim) (witlof, bladcichorei)'' de volgende regels ingevoegd:

"Brassica pekinensis 97 1 75''

en

"Cichorium intybus (partim) (cichorei voor de industrie) 97 1 80'';

24. in bijlage III, punt 2, worden achter de woorden "Cichorium intybus'' de woorden "(partim) (witlof, bladcichorei)'' geplaatst, en worden na de regels betref-

fende respectievelijk "Brassica oleracea'' en "Cichorium (partim) (witlof, bladcichorei)'' de volgende regels ingevoegd:

"Brassica pekinensis 20''

en

"Cichorium intybus (partim) (cichorei voor de industrie) 50'';

25. aan de tekst van punt 5 in bijlage IV, onder A. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide,'';

26. aan de tekst van punt 6 in bijlage IV, onder A. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste vermeld in Latijns schrift'';

27. de volgende tekst wordt na punt 10 van bijlage IV, onder A. a), ingevoegd:

"10 bis. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn:

- voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn:

de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner'' wordt toegevoegd;

- voor basiszaad in andere gevallen:

de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner'' wordt toegevoegd;

- voor gecertificeerd zaad:

de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride''.'';

28. aan de tekst van punt 4 in bijlage IV, onder B. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste vermeld in Latijns schrift'';

29. aan de tekst van punt 5 in bijlage IV, onder B. a), wordt het volgende toegevoegd: " , ten minste vermeld in Latijns schrift'';

30. de volgende bijlage wordt toegevoegd:

"BIJLAGE V

Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere Lid-Staat

A. Op het etiket te vermelden gegevens

- Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en Lid-Staat of hun kenteken.

- Soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Opgegeven netto- of brutogewicht.

- De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad''.

B. Kleur van het etiket Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens

- Instantie die het document afgeeft.

- Soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land/de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Oppervlakte die is beteeld voor de produktie van de bij het document behorende partij.

- Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.

- Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is, aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

- In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.''.

Artikel 8

Richtlijn 86/155/EEG wordt als volgt gewijzigd:

in artikel 7, tweede streepje, wordt "1 juli 1987'' vervangen door "31 december 1988''.

Artikel 9

Richtlijn 86/320/EEG wordt als volgt gewijzigd:

in artikel 2 wordt "1 juli 1987'' vervangen door "31 december 1988''.

Artikel 10

De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om te voldoen aan:

- artikel 3, punt 11, en artikel 7, punt 9: met ingang van 1 juli 1982;

- artikel 3, punt 12: met ingang van 1 januari 1983;

- artikel 6, punten 5 en 6, en artikel 7, punten 6 en 10: met ingang van 1 januari 1986;

- artikel 2, punten 8, 17, 20 en 28, artikel 3, punten 18, 31 en 37, en artikel 5, punten 10, 19, 23 en 25, voor zover deze bepalingen vereisen dat de botanische benaming van een soort op het etiket van het zaad wordt vermeld, en eveneens artikel 1, punt 8, artikel 2, punt 10, artikel 3, punt 20, artikel 5, punt 12, en artikel 7, punt 18: uiterlijk op 1 juli 1992;

- de overige bepalingen van deze richtlijn: uiterlijk op 1 juli 1990.

Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 13 juni 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

I. KIECHLE

(1) PB nr. C 356 van 31. 12. 1985, blz. 37.

(2) PB nr. C 68 van 24. 3. 1986, blz. 155.

(3) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2290/66.

(4) PB nr. L 56 van 2. 3. 1988, blz. 42.

(5) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2298/66.

(6) PB nr. L 273 van 26. 9. 1987, blz. 43.

(7) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2309/66.

(8) PB nr. L 49 van 18. 2. 1987, blz. 39.

(9) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2320/66.

(10) PB nr. L 197 van 18. 7. 1987, blz. 36.

(11) PB nr. L 169 van 10. 7. 1969, blz. 3.

(12) PB nr. L 225 van 12. 10. 1970, blz. 1.

(13) PB nr. L 118 van 7. 5. 1986, blz. 23.

(14) PB nr. L 225 van 12. 10. 1970, blz. 7.

(15) PB nr. L 273 van 26. 9. 1987, blz. 45.

Top