Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01999D0352-20160101

    Consolidated text: Besluit Van De Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (kennisgeving geschied onder nummer SEC(1999) 802) (1999/352/EG, EGKS, Euratom)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/352/2016-01-01

    1999D0352 — NL — 01.01.2016 — 003.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 28 april 1999

    houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

    (kennisgeving geschied onder nummer SEC(1999) 802)

    (1999/352/EG, EGKS, Euratom)

    (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 27 september 2013

      L 257

    19

    28.9.2013

    ►M2

    BESLUIT (EU) 2015/512 VAN DE COMMISSIE van 25 maart 2015

      L 81

    4

    26.3.2015

    ►M3

    BESLUIT (EU) 2015/2418 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2015

      L 333

    148

    19.12.2015




    ▼B

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 28 april 1999

    houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

    (kennisgeving geschied onder nummer SEC(1999) 802)

    (1999/352/EG, EGKS, Euratom)



    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 162,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 16,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 131,

    (1)

    Overwegende dat de instellingen en de lidstaten groot belang hechten aan de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, alsook aan de bestrijding van fraude en van alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad; dat het belang van dit optreden door artikel 209A van het EG-Verdrag, artikel 78 decies van het EGKS-Verdrag, in artikel 183A van het Euratom-Verdrag alsmede door artikel 280 van het EG-Verdrag zoals dit volgt uit het Verdrag van Amsterdam, wordt bevestigd;

    (2)

    Overwegende dat alle beschikbare middelen moeten worden ingezet om deze doelstellingen te verwezenlijken, met name in het kader van de onderzoeksopdracht van de Gemeenschap, met behoud van de huidige verdeling van de verantwoordelijkheden tussen het nationale en het Gemeenschapsvlak en van het daarin thans bestaande evenwicht;

    (3)

    Overwegende dat het verrichten van administratieve onderzoeken ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tot op heden de taak was van de task-force Coördinatie van de fraudebestrijding, die de „Eenheid voor coördinatie van de fraudebestrijding (UCLAF)” was opgevolgd;

    (4)

    Overwegende dat er met het oog op een doelmatiger bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, een Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), hierna „Bureau” genoemd, dient te worden opgericht, dat zijn onderzoeksfunctie in volledige onafhankelijk heid zal moeten uitoefenen;

    (5)

    Overwegende dat de onafhankelijkheid van de directeur van het Bureau en de rol van het comité van toezicht, zoals deze voortvloeien uit het onder havige besluit, en uit de verordeningen (EG) en (Euratom) betreffende de onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, de goede uitvoering van de onderzoekstaak van het bureau beogen te verzekeren, zonder dat de andere taken van het Bureau, zoals die welke onder de bevoegd heden van de Commissie vallen met name die op wetgevingsgebied, worden belemmerd;

    (6)

    Overwegende dat de verantwoordelijkheid van het Bureau zich, behalve tot de bescherming van de financiële belangen, ook dient uit te strekken tot alle werkzaamheden die samenhangen met de bescherming Van de communautaire belangen tegen onregelmatigheden die tot administratieve of strafrechtelijke vervolging aanleiding kunnen geven;

    (7)

    Overwegende dat de omschrijving van de taken van het Bureau alle tot nog toe door de task-force Coördinatie van de fraudebestrijding uitgeoefende taken dient te omvatten, met name die welke betrekking hebben op de voorbereiding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op de werkgebieden van het Bureau, met inbegrip van instrumenten welke onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen,

    BESLUIT:



    Artikel 1

    Oprichting van het Bureau

    Er wordt een Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), hierna „Bureau” genoemd, opgericht. ►M1  ————— ◄

    Artikel 2

    Taken van het Bureau

    1.  Het Bureau oefent de bevoegdheden van de Commissie uit op het gebied van externe administratieve onderzoeken met het oog op een krachtiger bestrijding van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de ►M1  Unie ◄ wordt geschaad, en ter bestrijding van fraude in verband met alle andere feiten of activiteiten van marktdeelnemers waarbij ►M1  uniale bepalingen ◄ worden geschonden.

    Het Bureau is belast met het verrichten van interne administratieve onderzoeken gericht op:

    a) de bestrijding van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Europese ►M1  Unie ◄ worden geschaad,

    b) het onderzoeken van ernstige feiten in verband met de uitoefening van werkzaamheden in dienstverband die kunnen worden aangemerkt als een niet-nakoming van de verplichtingen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de ►M1  Unie ◄ die tot tuchtrechtelijke en, eventueel, strafrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, of als een niet-nakoming van dienovereenkomstige verplichtingen van de leden van de instellingen en organen, van de bestuurders van de instanties of van de personeelsleden van de instellingen, organen en instanties die niet aan het Statuut van de ambtenaren van de Europese ►M1  Unie ◄ en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze ►M1  Unie ◄ zijn onderworpen.

    Het Bureau oefent de desbetreffende bevoegdheden van de Commissie uit zoals deze zijn omschreven in de bepalingen die zijn vastgesteld binnen het kader, de grenzen en de voorwaarden welke door de Verdragen zijn vastgelegd.

    Het Bureau kan door de Commissie of door andere instellingen, organen of instanties worden belast met onderzoeksopdrachten op andere gebieden.

    Dit omvat ondersteuning om de bescherming van de euro tegen valsemunterij te verbeteren door middel van opleiding en technische bijstand.;

    2.  Het Bureau is belast met het verlenen van de bijstand van de Commissie in het kader van de samen werking met de lidstaten op het gebied van de fraudebestrijding. ►M2  ————— ◄

    3.  Het Bureau is belast met concipiërende werkzaam heden op het gebied van de fraudebestrijding zoals bedoeld in lid 1. ►M1  Dit kan deelname omvatten aan de werkzaamheden van internationale organen en groeperingen die gespecialiseerd zijn in de strijd tegen fraude en corruptie, in het bijzonder om goede werkmethoden uit te wisselen. ◄

    ▼M2

    4.  Het Bureau is belast met de voorbereiding van wetgevings- en regelgevingsinitiatieven van de Commissie met het oog op de doelstellingen inzake fraudebestrijding zoals bedoeld in lid 1.

    ▼B

    5.  Het Bureau is belast met alle andere operationele activiteiten van de Commissie inzake fraudebestrijding zoals bedoeld in lid 1, en met name met

    a) de ontwikkeling van de nodige infrastructurele voor zieningen;

    b) de vergaring en verwerking van inlichtingen;

    c) de verlening van technische bijstand, met name op het gebied van opleiding, aan de andere instellingen, organen en instanties en aan de bevoegde nationale autoriteiten.

    6.  Het Bureau is de rechtstreekse gesprekspartner van de politiële en gerechtelijke autoriteiten.

    7.  Het Bureau vertegenwoordigt de Commissie, op het vlak van de diensten, in de betrokken gremia op de in dit artikel genoemde gebieden.

    Artikel 3

    Onafhankelijkheid van het onderzoek

    Het Bureau oefent de in artikel 2, lid 1, bedoelde onder-zoekbevoegdheden in volledige onafhankelijkheid uit. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden vraagt noch aanvaardt ►M1  de directeur-generaal ◄ van het Bureau instructie van de Commissie, van enige regering noch van enige andere instelling of instantie of enig ander orgaan.

    Artikel 4

    Comité van toezicht

    Er wordt een comité van toezicht opgericht, waarvan de ►M1  uniale ◄ wetgever de samenstelling en de bevoegdheden bepaalt. Dit comité oefent regelmatige controle op de vervulling van de onderzoekstaak van het Bureau uit.

    ▼M1

    Artikel 5

    Directeur-generaal

    1.  Het Bureau staat onder leiding van een directeur-generaal. De directeur-generaal wordt door de Commissie aangesteld overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde procedure. De ambtstermijn van de directeur-generaal bedraagt zeven jaar; deze termijn kan niet worden verlengd.

    De directeur-generaal is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderzoeken van het Bureau.

    2.  Met het oog op de aanstelling van een nieuwe directeur-generaal maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een oproep tot gegadigden bekend. Deze bekendmaking vindt plaats uiterlijk zes maanden vóór het einde van de ambtstermijn van de in functie zijnde directeur-generaal. Na gunstig advies van het comité van toezicht stelt de Commissie een lijst op van de kandidaten die over de nodige kwalificaties beschikken. Na overleg met het Europees Parlement en de Raad wordt de directeur-generaal door de Commissie aangewezen.

    3.  De Commissie oefent ten aanzien van de directeur-generaal van het Bureau de bevoegdheden uit die aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn verleend. Ten aanzien van de inleiding van een tuchtprocedure tegen de directeur-generaal op grond van artikel 3, lid 1, onder c), van bijlage IX bij het Statuut neemt de Commissie, na raadpleging van het comité van toezicht, een met redenen omkleed besluit. Dit besluit wordt voor kennisgeving meegedeeld aan het Europees Parlement, de Raad en het comité van toezicht.

    ▼B

    Artikel 6

    Werkwijze van het Bureau

    ▼M1

    1.  De directeur-generaal van het Bureau oefent ten aanzien van het personeel van het Bureau de bevoegdheden uit die aan het tot aanstelling bevoegde gezag en aan het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag zijn toegekend. De directeur-generaal kan zijn bevoegdheden subdelegeren. Overeenkomstig de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden stelt hij de voorwaarden en procedures inzake aanwerving vast, met name in verband met de duur van de overeenkomsten en de verlenging ervan.

    2.  De directeur-generaal doet de directeur-generaal Begroting, na raadpleging van het comité van toezicht, tijdig een voorontwerp van begroting toekomen, dat bestemd is om te worden opgenomen in de aan het Bureau gewijde bijlage van de afdeling „Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie.

    ▼M3

    3.  Behalve voor de uitvoering van de kredieten voor de leden van het comité van toezicht, treedt de directeur-generaal op als gedelegeerd ordonnateur voor de uitvoering van de beleidskredieten die zijn opgenomen in de aan het Bureau gewijde bijlage van de afdeling „Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie en van de kredieten die zijn opgevoerd op de begrotingsonderdelen inzake fraudebestrijding waarvoor bevoegdheden aan hem zijn gedelegeerd in de uitvoeringsvoorschriften voor de algemene begroting. Hij kan overeenkomstig de vorengenoemde voorschriften zijn bevoegdheden subdelegeren aan personeelsleden op wie het Statuut of de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie van toepassing is.

    ▼M1

    4.  De besluiten van de Commissie betreffende haar interne organisatie zijn van toepassing op het Bureau voor zover deze verenigbaar zijn met de door de wetgever van de Unie ten aanzien van het Bureau vastgestelde bepalingen en met het onderhavige besluit.

    ▼B

    Artikel 7

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding. ►M1  ————— ◄

    Top