Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE5326

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over onderwijs en opleiding vanuit het perspectief van een leven lang leren: bevordering van vaardigheden voor een meer rechtvaardige, samenhangende, duurzame, digitale en veerkrachtige samenleving in Europa (verkennend advies op verzoek van het Portugese voorzitterschap)

    EESC 2020/05326

    PB C 286 van 16.7.2021, p. 27–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 286/27


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over onderwijs en opleiding vanuit het perspectief van een leven lang leren: bevordering van vaardigheden voor een meer rechtvaardige, samenhangende, duurzame, digitale en veerkrachtige samenleving in Europa

    (verkennend advies op verzoek van het Portugese voorzitterschap)

    (2021/C 286/06)

    Rapporteur:

    Tatjana BABRAUSKIENĖ

    Verzoek van het Portugese voorzitterschap van de Raad

    Brief van 26.10.2020

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Goedkeuring door de afdeling

    16.4.2021

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    27.4.2021

    Zitting nr.

    560

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    219/1/1

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC onderstreept het belang van een efficiënt gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere investeringen ter ondersteuning van economische groei en een veerkrachtige samenleving in het kader van de digitale en groene transitie van de economie, door de kwaliteit en inclusiviteit van onderwijs en opleiding (stelsels, instellingen en programma’s) te verbeteren om tegemoet te komen aan de behoeften van lerenden van alle leeftijden in alle leerstadia, om hen voor te bereiden op het leven en het werk, en om de toegang tot opleiding voor alle werkenden en het groeiende aantal mensen dat niet werkt, met name vrouwen, te garanderen. Dit zal ook het vrije verkeer van werknemers en diensten helpen waarborgen en ertoe bijdragen dat de ondernemingen goed zijn toegerust om de ontwikkelingen in hun sector bij te houden en de vaardighedenkloof te dichten waarmee zij worden geconfronteerd bij de digitale en groene transitie van het bedrijfsleven.

    1.2.

    Het EESC beveelt aan om voor iedere lidstaat haalbare langetermijndoelstellingen vast te stellen en binnen de Europese onderwijsruimte een systeem voor permanente monitoring op te zetten om te komen tot hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren voor iedereen en om ervoor te zorgen dat iedereen over de kennis, vaardigheden, competenties en attitude beschikt die Europa nodig heeft om een meer rechtvaardige, samenhangende, duurzame, digitale en veerkrachtige samenleving tot stand te brengen.

    1.3.

    Het EESC wijst erop dat democratische governance van onderwijs- en opleidingsstelsels — bijvoorbeeld via de sociale dialoog — binnen het volgende strategische EU-kader een essentieel instrument is voor succesvolle beleidsontwikkeling en -uitvoering op EU- en nationaal niveau. Zij moet worden gewaarborgd en versterkt en zinvol overleg met het maatschappelijk middenveld omvatten.

    1.4.

    Het EESC beveelt aan dat elke toekomstige werkgroep in het kader van de open coördinatiemethode de beleidsbevindingen, en bij voorkeur beleidsaanbevelingen, ter bespreking aan de Raad onderwijs voorlegt. De resultaten van de werkgroepen moeten worden gepubliceerd, daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd en een grote zichtbaarheid krijgen op het passende beleidsvormingsniveau en onder vakmensen op EU- en nationaal niveau; het is derhalve van belang dat de relevante sociale partners en andere belanghebbenden die actief zijn op het gebied van onderwijsbeleid, alsmede vertegenwoordigers van schoolhoofden, leerkrachten en studenten uit ieder land deel uitmaken van deze groepen.

    1.5.

    Om te voldoen aan de indicatoren, benchmarks en streefdoelen in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, de resolutie van de Raad over de Europese onderwijsruimte (2020), de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding en de Verklaring van Osnabrück, stelt het EESC voor dat er aanvullend onderzoek wordt gedaan en een effectbeoordeling wordt uitgevoerd om de indicatoren aan te passen en andere noodzakelijke indicatoren toe te voegen om rapportering door de lidstaten over de uitvoering te faciliteren, aangezien de volledige impact van de COVID-19-crisis op onderwijsstelsels, lerenden en leerkrachten nog niet volledig te overzien is. De indicatoren moeten ook leiden tot maatregelen ter ondersteuning van sociaal-economisch kansarme lerenden en lerenden met een handicap door middel van gezamenlijke sociale en onderwijsmaatregelen op nationaal niveau. Na overleg met de relevante sociale partners en belanghebbenden op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau moet verslag worden uitgebracht over de resultaten die zijn geboekt bij het voldoen aan de benchmarks en indicatoren.

    1.6.

    Het EESC stelt voor om door te gaan met het belangrijke werk dat is verricht tijdens de door het voorzitterschap geleide informele samenwerkingsvergaderingen over onderwijssectoren (DG School, DGVET, DGHE) (1), onderlinge synergieën in kaart te brengen en de zichtbaarheid ervan te vergroten, met inschakeling van de relevante sociale partners uit elk EU-land en in overleg met de relevante maatschappelijke organisaties, naar het voorbeeld van het raadgevend comité voor beroepsonderwijs en -opleiding, Ook wordt aanbevolen het EU-beleid en het nationale/regionale beleid aan elkaar te koppelen, in het kader van doeltreffende partnerschappen tussen en governance door ministeries, sociale partners en het maatschappelijk middenveld.

    1.7.

    Het EESC dringt erop aan dat het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd op Europees en nationaal niveau in het kader van het actieplan ter uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten dat tijdens de sociale top van 2021 moet worden goedgekeurd, met de volledige betrokkenheid van de relevante sociale partners en maatschappelijke organisaties en ondersteund door duurzame overheidsinvesteringen en de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

    1.8.

    Het EESC vestigt de aandacht op de holistische benadering van onderwijs en opleiding en op het belang van een dergelijke benadering bij de uitvoering van recente EU-initiatieven op het gebied van onderwijs (Europese onderwijsruimte), beroepsonderwijs en -opleiding (aanbeveling inzake beroepsonderwijs en -opleiding), vaardigheden (Europese vaardighedenagenda), scholing voor jongeren (brug naar banen) en digitale vaardigheden (actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027), om ervoor te zorgen dat deze initiatieven bijdragen tot een gelijke toegang tot hoogwaardig onderwijs en dito opleidingen, om- en bijscholing van werknemers met het oog op een billijke transitie op de arbeidsmarkt, ondersteuning van laaggeschoolde volwassenen bij het vinden van werk, het verwerven van ondernemerschapsvaardigheden en ondersteuning van het vermogen van ondernemingen om via innovatie wereldwijd te concurreren.

    1.9.

    Het EESC benadrukt dat bij de uitvoering van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 moet worden gezorgd voor een doeltreffende sociale dialoog en overleg met belanghebbenden, eerbiediging en handhaving van de rechten van werknemers, en voorlichting, raadpleging en inspraak van werknemers bij de ontwikkeling van digitale en ondernemerschapsvaardigheden, met name in beroepsonderwijs en -opleiding, volwassenenonderwijs en opleidingen voor werknemers om de vaardighedenkloof waar bedrijven mee kampen te verkleinen. Onder verwijzing naar het verslag van de Rekenkamer dringt het EESC erop aan om, ter verwezenlijking van de doelstelling van de Europese Commissie om het percentage 16- tot 74-jarigen met digitale basisvaardigheden te verhogen van 56 % in 2019 tot 70 % in 2025, binnen toekomstige EU-programma’s specifieke bedragen toe te wijzen, subdoelstellingen en mijlpalen vast te stellen en digitale vaardigheden consequent te beoordelen in een voortdurend en snel veranderende digitale omgeving.

    1.10.

    Het EESC roept de lidstaten op om werkenden en werklozen die moeilijk toegang hebben tot hoogwaardig en inclusief volwassenenonderwijs en -opleiding, doeltreffende ondersteuning te bieden door middel van gerichte financiering voor diegenen die er behoefte aan hebben, zoals werklozen, mensen met atypisch werk, laaggeschoolden, mensen met een handicap, oudere burgers en sociaal-economisch kansarme groepen, en daarbij rekening te houden met de genderdimensie.

    1.11.

    Het EESC stelt voor om de toenemende ongelijkheid op scholen en in de samenleving als geheel te bestrijden door middel van een doeltreffend gezamenlijk sociaal en onderwijsbeleid op nationaal niveau. Het EESC stelt een gecombineerde zitting van de Raad van de ministers van Onderwijs en Sociale Zaken voor om oplossingen te vinden voor de ongelijkheden op onderwijsgebied en de ongelijke toegang tot onderwijs en opleiding als gevolg van de COVID-19-crisis.

    1.12.

    Hoewel het EESC de streefcijfers in de nieuwe resolutie over de Europese onderwijsruimte toejuicht, stelt het voor om de indicatoren en benchmarks van de Europese onderwijsruimte regelmatig aan te passen en andere noodzakelijke indicatoren (bijv. inzake groene vaardigheden en competenties/leren over duurzame ontwikkeling) toe te voegen waarover landen gemakkelijk verslag kunnen uitbrengen, om er onder meer voor te zorgen dat sociaal-economisch kansarme lerenden doeltreffend worden ondersteund met nationale maatregelen.

    1.13.

    Het EESC wijst erop dat het vanuit het oogpunt van een leven lang leren van fundamenteel belang is dat alle lerenden sociale competenties ontwikkelen en dat deze competenties van jongs af aan en gedurende het volledige onderwijs als volwassene worden aangeleerd. Ook moet worden gestreden voor tolerantie en non-discriminatie in onderwijs en opleiding voor alle burgers. Sleutelvaardigheden, met name sociale gevoeligheid, empathie, interculturele dialoog, burgerschapsvaardigheden, sociale vaardigheden en ondernemerschapsvaardigheden, met inbegrip van maatschappelijk ondernemerschap, moeten in het gehele onderwijs- en opleidingsproces worden aangeleerd.

    1.14.

    Het EESC roept de lidstaten op om het herstelplan, NextGenerationEU en andere EU-fondsen, waaronder Erasmus, ESF+ en de Fondsen voor een rechtvaardige transitie, op efficiënte en consistente wijze te gebruiken ter ondersteuning van het onderwijs- en opleidingsbeleid voor een meer rechtvaardige, samenhangende, inclusieve, duurzame, digitale en veerkrachtige samenleving.

    1.15.

    Het EESC is van mening dat het Europees Semester de regeringen moet blijven aanmoedigen om te zorgen voor duurzame overheidsinvesteringen met langetermijnverbintenissen om de kwaliteit, billijkheid, gelijkheid en sociale inclusie op scholen te verbeteren, de gelijke toegang tot digitaal materiaal voor alle lerenden van alle leeftijden te bevorderen en het veilige gebruik van digitale technologieën op scholen en in onderwijsinstellingen te ondersteunen.

    1.16.

    Het EESC benadrukt dat kennis, vaardigheden en competenties moeten worden erkend, met inachtneming van de onderwijs- en beroepsvereisten van elke lidstaat. Het waarborgen van gelijke toegang tot volledige kwalificaties is van fundamenteel belang, en het EESC dringt dan ook aan op de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (2) en de Erkenningsovereenkomst van Lissabon (3). Het EESC herhaalt zijn standpunt (4) dat opleidingen die tot microcredentials leiden, aan kwaliteitsnormen moeten voldoen en duidelijke informatie over de waarde van de opleiding moeten bieden, zodat zij op de arbeidsmarkt daadwerkelijk als bijscholing gelden en kunnen worden aangevuld tot een volwaardige kwalificatie. Het is belangrijk om microcredentials niet te overreguleren om hun flexibiliteit ten opzichte van de behoeften van de arbeidsmarkt te behouden.

    1.17.

    Het EESC dringt erop aan dat de Europese onderwijsruimte op nationaal niveau wordt uitgevoerd — na een doeltreffende sociale dialoog met de leerkrachten — om de kwaliteit van het onderwijs in het digitale tijdperk te verbeteren, de normen in het onderwijs te verhogen, een kwalitatief betere en inclusieve initiële lerarenopleiding en permanente beroepsontwikkeling te ontwikkelen en te zorgen voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en salarissen voor leerkrachten om het beroep aantrekkelijker te maken voor hoogopgeleide kandidaten.

    1.18.

    Het EESC wijst erop dat de academische vrijheid en de autonomie en het bestuur van instellingen voor hoger onderwijs moeten worden geëerbiedigd in verband met hun bijdrage aan een leven lang leren, en dat moet worden gezorgd voor passende overheidsinvesteringen in hoger onderwijs en onderzoek, de inclusiviteit en diversiteit van de universitaire netwerken in Europa en inachtneming van de nationale en institutionele bevoegdheden op het gebied van hoger onderwijs. Het EESC roept op tot verder overleg met de regeringen en de betrokken sociale partners en maatschappelijke organisaties over voorstellen voor de “Europese opleiding” en het “Europees academisch statuut” en tot steun voor de ontwikkeling van het aanbod beroepsonderwijs en -opleiding op het niveau van het hoger onderwijs.

    2.   Achtergrond

    2.1.

    Dit advies is een bijdrage aan de besprekingen in de Raad onder het Portugese voorzitterschap (eerste helft 2021) over de uitvoering van EU-initiatieven op het gebied van onderwijs, opleiding en een leven lang leren, met name de Europese onderwijsruimte, de geactualiseerde vaardighedenagenda en het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027.

    2.2.

    Groeiende inkomensongelijkheid, menselijke mobiliteit en vergrijzing zijn maatschappelijke factoren die van invloed zijn op het onderwijs- en opleidingsbeleid. In een tijd waarin de samenleving geconfronteerd wordt met economische vereisten zoals de digitale transformatie en de circulaire economie, zou de ondersteuning van individueel leren een van de oplossingen kunnen zijn voor een duurzamere samenleving, teneinde de obstakels en uitdagingen van de sociale en economische transformatie te overwinnen en tegelijkertijd de leervaardigheid te bevorderen.

    2.3.

    De leiders van de EU-landen kwamen tijdens de top van Göteborg op 17 november 2017 bijeen om de Europese pijler van sociale rechten te ondertekenen en begonnen bij die gelegenheid met hun eerste besprekingen over de lancering van de zogenoemde Europese onderwijsruimte (5); daarna volgden van 2018 tot 2020 verschillende nieuwe voorstellen over dit onderwerp en in februari 2021 leidde dit tot de nieuwe resolutie van de Raad. Het initiatief heeft betrekking op het eerste beginsel van de sociale pijler, dat bepaalt dat iedereen recht heeft “op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen”, alsmede op de rechten die worden genoemd in het vierde beginsel, waaronder ondersteuning bij opleiding en herscholing, in het bijzonder de toegang van jongeren tot voortgezet onderwijs, leerlingplaatsen en stageplaatsen.

    2.4.

    De Europese Commissie heeft op 1 juli 2020 haar nieuwe beleidspakket gepubliceerd, met inbegrip van de mededeling over een Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (6), een voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding (7), en een mededeling (8) en een voorstel voor een aanbeveling van de Raad (9) over ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren: een brug naar banen voor de volgende generatie. In deze beleidsdocumenten werden een leven lang leren, bijscholing en omscholing gekoppeld aan de uitvoering en verwezenlijking van de Europese onderwijsruimte. In reactie op deze initiatieven heeft het EESC in 2020 adviezen goedgekeurd over de geactualiseerde vaardighedenagenda (10), over de versterking van de jongerengarantie (11) en over een EU-strategie voor het verbeteren van groene vaardigheden en competenties voor iedereen (12).

    2.5.

    In zijn advies over de terugkeer van de “gebruikswaarde”: nieuwe vooruitzichten en uitdagingen voor Europese producten en diensten (13) (2019) stelt het EESC dat innovatieve, zeer gespecialiseerde producten en diensten die beantwoorden aan de behoeften van klanten en voldoen aan de eisen inzake sociale en milieuduurzaamheid, de essentie en de focus van het moderne Europese concurrentievermogen kunnen worden. Het EESC beveelt derhalve beleidsinterventies aan voor de relevante onderwijs- en opleidingsdiensten.

    2.6.

    Op 30 september 2020 heeft de Europese Commissie de mededeling De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen (14) gepubliceerd, waarin zes gebieden centraal staan: kwaliteit, inclusie en gendergelijkheid, de groene en de digitale transitie, leerkrachten en opleiders, hoger onderwijs en de geopolitieke dimensies. De Raad Onderwijs van 30 november 2020 onderstreepte het belang van nationale bevoegdheid op onderwijsgebied en eerbiediging van de diversiteit van culturen en onderwijsstelsels, en plaatste vraagtekens bij het “het governancemechanisme van de Europese onderwijsruimte en de EU-streefcijfers voor 2030” (15).

    2.7.

    In aanvulling op de eerdere beleidsinitiatieven werd de mededeling van de Commissie over het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 — Onderwijs en opleiding herbronnen voor het digitale tijdperk (16) gevolgd door conclusies van de Raad waarin wordt onderstreept dat digitaal onderwijs “gericht [moet] zijn op de lerende en alle individuen en burgers [moet] helpen hun persoonlijkheid en vaardigheden met vertrouwen, vrijheid en verantwoordelijkheid te ontwikkelen” (17).

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    De COVID-19-pandemie heeft de Europese economie in een diepe recessie gestort en het werkloosheidscijfer opgedreven als gevolg van de ongekende neergang van de economie en de uitdagingen waarmee bedrijven in de crisis te maken krijgen. Ondanks het grootschalige gebruik van regelingen voor het behoud van werkgelegenheid, ondersteund door Europese en nationale instrumenten, zal de werkloosheid in de EU naar verwachting stijgen van 6,7 % in 2019 tot 7,7 % in 2020 en 8,6 % in 2021, om daarna weer iets te dalen tot 8 % in 2022 (Eurostat, 5 november 2020). De hoge werkloosheid als gevolg van de COVID-19-crisis komt boven op de toenemende vraag naar vaardigheden en de bij- en omscholing van de Europese beroepsbevolking die wordt veroorzaakt door de digitale en groene transitie van de industrie. Een doeltreffend EU-beleid moet economische groei en een veerkrachtige samenleving ondersteunen.

    3.2.

    De COVID-19-crisis heeft ook geleid tot een snellere digitale transitie in het onderwijs, op de werkvloer en in het dagelijks leven. In het EESC-advies over de geactualiseerde vaardighedenagenda wordt benadrukt dat “[a]lle Europeanen immers recht [moeten] hebben op toegang tot hoogwaardige en inclusieve opleiding en een leven lang leren binnen een rechtvaardige transitie en in het licht van demografische veranderingen. Onderwijsarmoede, die is verscherpt als gevolg van de ongelijke toegang tot onderwijs en opleiding tijdens de COVID-19-crisis, moet absoluut worden aangepakt” (18). Bij de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en competenties moet niet alleen rekening worden gehouden met de behoeften van de arbeidsmarkt en het vooruitzicht om door kwaliteit een concurrentievoordeel te verwerven, maar moet er ook voor worden gezorgd dat lerenden actieve, democratische burgers worden en dat sociale en onderwijsongelijkheden worden verkleind. Met het oog daarop is, naast het verbeteren van de digitale vaardigheden van de EU-burgers, digitale mediageletterdheid van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de burgers in staat zijn zich een weg te banen in de complexe wereld van vandaag.

    3.3.

    Het is van essentieel belang dat beleidsmaatregelen op EU- en nationaal niveau ervoor zorgen dat onderwijs en opleiding mensenrechten en een publiek goed zijn, dat de culturele diversiteit van Europa wordt geëerbiedigd en dat het onderwijs- en opleidingsbeleid tot de nationale bevoegdheden blijft behoren. Het beleid op EU- en nationaal niveau moet doeltreffende stappen zetten om de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (VN) en de Europese pijler van sociale rechten uit te voeren met het oog op de verwezenlijking van hoogstaand, doeltreffend en inclusief onderwijs en opleiding voor iedereen, overal in de EU, waarbij alle lidstaten, de sociale partners en de maatschappelijke organisaties worden betrokken bij het actieplan ter uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten.

    3.4.

    Het is van essentieel belang dat de Europese onderwijsruimte de beleidssamenwerking tussen de EU-landen verder bevordert en een leerplatform blijft bieden voor ministeries, de sociale partners in het onderwijs en de relevante belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld. Doeltreffende governance vergt een samenhangend onderwijs- en opleidingsbeleid dat op elke onderwijssector wordt toegepast, van voor- en vroegschoolse educatie tot volwassenenonderwijs, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding voor alle leeftijdsgroepen, en de onderlinge afstemming van EU-beleid en nationaal/regionaal beleid in het kader van doeltreffende partnerschappen tussen ministeries, sociale partners en het maatschappelijk middenveld, binnen tripartiete beleidsgroepen.

    3.5.

    Het EESC verwijst naar zijn advies over de duurzame financiering van levenslang leren en ontwikkeling van vaardigheden, in de context van een tekort aan geschoolde arbeidskrachten (19) en benadrukt dat duurzame overheidsinvesteringen in onderwijs en opleiding en doeltreffende particuliere investeringen in beroepsonderwijs en -opleiding voor alle leeftijden voorwaarden zijn voor het welslagen van beleidsmaatregelen voor de sociale en economische inclusie van lerenden van alle leeftijden en de ondersteuning van ondernemingen. Daarom is het belangrijk dat het herstelplan, NextGenerationEU en andere EU-fondsen (bijv. ESF+, het Fonds voor een rechtvaardige transitie) op efficiënte en consistente wijze worden gebruikt om het onderwijs- en opleidingsbeleid in verband met het Europees Semester te ondersteunen.

    3.6.

    Aangezien verschillende indicatoren en benchmarks van het strategisch kader ET 2020 niet zijn gehaald, is het EESC ingenomen met het feit dat veel van de indicatoren in het initiatief inzake de Europese onderwijsruimte zijn versterkt. Deze indicatoren vormen echter een grote uitdaging en vergen een financiële toezegging van de regeringen. Ook is het van essentieel belang dat de termen die door elk land als indicatoren worden gebruikt, worden verduidelijkt en dat de milieu-educatie wordt verbeterd door er een benchmark voor vast te stellen.

    3.7.

    De COVID-19-crisis heeft duidelijk gemaakt dat scholen van essentieel belang zijn om leerlingen in staat te stellen hun sociale vaardigheden te ontwikkelen. Lerenden moet worden bijgebracht hoe ze deze vaardigheden hun leven lang kunnen verbeteren door “te leren leren” en actief deel te nemen aan de samenleving, door kennis op te doen van verschillende culturen, door talen te leren, door mobiliteit, door hun kennis van de kunsten te verdiepen enz. Deze vaardigheden zijn des te belangrijker omdat uit vele historische voorbeelden is gebleken dat economische en financiële crises radicaliseringstendensen versterken. Daarom is het belangrijk dat de verklaring over het bevorderen, via het onderwijs, van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, tolerantie en non-discriminatie (2015) (20) verder wordt uitgevoerd en wordt toegepast op lerenden van alle leeftijden.

    3.8.

    Om de groene vaardigheden, competenties en attitudes van iedereen in Europa te verbeteren, moeten de lidstaten van de EU milieubeleid koppelen aan onderwijsbeleid en nationale strategieën voor groene vaardigheden en competenties opstellen. Het EESC merkt op (21) dat er op EU-niveau indicatoren en benchmarks inzake groene vaardigheden en competenties kunnen worden ontwikkeld op het gebied van klimaatbewustzijn, milieuverantwoordelijkheid en duurzame ontwikkeling, om landen te helpen deze groene vaardigheden en competenties in het kader van een transformatieve onderwijsaanpak in leerplannen vanaf de vroege kinderjaren te integreren, alsook in het volwassenenonderwijs, als onderdeel van een leven lang leren.

    3.9.

    Het EESC is verheugd over de nadruk die in het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 wordt gelegd op gelijke toegang tot digitale instrumenten, het internet en de ontwikkeling van digitale competenties en vaardigheden, met name voor vrouwen die in STEM- en IT-beroepen. Doeltreffende strategieën op nationaal en bedrijfsniveau inzake vaardigheden en digitalisering moeten werknemers ondersteunen door middel van relevante en hoogwaardige opleidingen. Bedrijven hebben ook steun nodig om hun werknemers bij te scholen en om te scholen, met name in het licht van de digitalisering van hun banen. Dit sluit ook aan bij de groene transformatie van de industrie — zowel wat producten als wat processen betreft — die zowel een noodzaak als een kans is voor het Europese ondernemerschap.

    3.10.

    Eerbiediging van volwaardige kwalificaties is van fundamenteel belang. Wat de automatische wederzijdse erkenning tegen 2025 betreft, benadrukt het EESC dat kennis, vaardigheden en competenties moeten worden erkend, met inachtneming van de onderwijs- en beroepsvereisten van elke lidstaat, en dat de toegang tot actuele informatie over erkenningsprocedures voor lerenden moet worden verbeterd. Daartoe moet de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (22) en van de Erkenningsovereenkomst van Lissabon (23) worden verbeterd, teneinde een leven lang leren voor iedereen te ondersteunen.

    3.11.

    Het EESC is ingenomen met het initiatief in het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 om een Europees uitwisselingsplatform voor digitaal materiaal en digitale cursussen op te richten. Het is van essentieel belang dat de gebruikers volledige informatie krijgen over de vraag of cursussen leiden tot volledige kwalificaties dan wel tot gedeeltelijke kwalificaties of microcredentials, wie de onlinecursussen valideert en voor kwaliteitswaarborging zorgt, of en hoe zij worden erkend en hoe zij kunnen worden aangevuld tot een volledige kwalificatie. Het zou van belang zijn om deze cursussen op de Europass-portaalsite te vermelden en grote aandacht te besteden aan het auteursrecht en het intellectuele-eigendomsrecht van het onlinemateriaal en aan de kwaliteit en de relevantie van de onlinecursussen in kwestie.

    3.12.

    Leerkrachten spelen een centrale rol bij het verstrekken van kwaliteitsonderwijs en -opleidingen, maar volgens de OESO is minder dan een op de vijf leerkrachten van mening dat hun beroep in de samenleving op waarde wordt geschat (24). Bovendien verdienen leerkrachten gemiddeld 11 % minder dan andere beroepsbeoefenaren met een hogeronderwijsdiploma (25). De Europese onderwijsruimte moet leerkrachten opleiders en ander onderwijzend personeel op doeltreffende wijze ondersteunen om de negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis te boven te komen.

    3.13.

    Het inclusieve karakter en de diversiteit van de instellingen, studenten en docenten die bij het initiatief netwerken van Europese universiteiten betrokken zijn, moeten in alle landen van het Bolognaproces worden bevorderd, met inachtneming en vrijwaring van de nationale en institutionele bevoegdheden op het gebied van hoger onderwijs.

    Brussel, 27 april 2021.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Vergadering van de directeuren-generaal voor schoolonderwijs, directeuren-generaal voor beroepsonderwijs en -opleiding, en directeuren-generaal voor hoger onderwijs.

    (2)  2012/C 398/01.

    (3)  Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Erkenningsovereenkomst van Lissabon).

    (4)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 40.

    (5)  COM(2017) 673 final.

    (6)  COM(2020) 274 final.

    (7)  COM(2020) 275 final.

    (8)  COM(2020) 276 final.

    (9)  COM(2020) 277 final.

    (10)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 40.

    (11)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 48.

    (12)  PB C 56 van 16.2.2021, blz. 1.

    (13)  PB C 97 van 24.3.2020, blz. 27.

    (14)  COM(2020) 625 final.

    (15)  Videoconferentie van de ministers van Onderwijs, 30 november 2020 — Voornaamste resultaten: https://www.consilium.europa.eu/nl/meetings/eycs/2020/11/30/education/

    (16)  COM(2020) 624 final.

    (17)  2020/C 415/10.

    (18)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 40.

    (19)  PB C 232 van 14.7.2020, blz. 8.

    (20)  Verklaring van Parijs (2015).

    (21)  PB C 56 van 16.2.2021, blz. 1.

    (22)  2012/C 398/01.

    (23)  Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Erkenningsovereenkomst van Lissabon).

    (24)  TALIS — The OECD Teaching and Learning International Survey — OESO 2018.

    (25)  OECD Education at a Glance 2020 (OESO Onderwijs in een oogopslag 2020) OESO iLibrary / Introduction: The indicators and their framework (oecd-ilibrary.org).


    Top