EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020D1775

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1775 van de Commissie van 25 november 2020 om Nederland toe te staan biociden die uit in situ gegenereerd stikstof bestaan, toe te laten voor de bescherming van cultureel erfgoed (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8052) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

C/2020/8052

PB L 398 van 27.11.2020, p. 23–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2020/1775/oj

27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/23


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1775 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2020

om Nederland toe te staan biociden die uit in situ gegenereerd stikstof bestaan, toe te laten voor de bescherming van cultureel erfgoed

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8052)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 55, lid 3,

Na raadpleging van het Permanent Comité voor biociden,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn werkzame stoffen met een gunstiger profiel voor het milieu of voor de gezondheid van mens of dier opgenomen. Producten die deze werkzame stoffen bevatten, mogen daarom volgens een vereenvoudigde procedure worden toegelaten. Stikstof is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 onder de voorwaarde dat het alleen in beperkte hoeveelheden in gebruiksklare patronen wordt gebruikt.

(2)

Stikstof is krachtens artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18 (insecticiden) (2). Biociden die bestaan uit stikstof, zoals goedgekeurd, zijn toegelaten in verschillende lidstaten en worden geleverd in gascilinders (3).

(3)

Stikstof kan ook in situ uit de lucht worden gegenereerd. In situ gegenereerd stikstof is momenteel niet goedgekeurd voor gebruik in de Unie en is noch opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012, noch in de lijst van werkzame stoffen die deel uitmaken van het beoordelingsprogramma van bestaande werkzame stoffen in biociden in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (4).

(4)

Overeenkomstig artikel 55, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 heeft Nederland op 9 juli 2020 bij de Commissie een aanvraag ingediend om in afwijking van artikel 19, lid 1, onder a), van die verordening een toelating te mogen verlenen voor biociden die bestaan uit in situ uit de lucht gegenereerd stikstof voor de bescherming van cultureel erfgoed (“de aanvraag”).

(5)

Cultureel erfgoed kan worden beschadigd door een breed scala aan schadelijke organismen, van insecten tot micro-organismen. De aanwezigheid van deze organismen kan niet alleen leiden tot verval van het cultuurgoed zelf, maar houdt ook het risico in dat deze schadelijke organismen naar andere objecten in de omgeving worden verspreid. Zonder een passende behandeling zouden objecten onherstelbaar beschadigd kunnen worden, waardoor het cultureel erfgoed ernstig in gevaar komt.

(6)

In situ gegenereerd stikstof wordt gebruikt om een gecontroleerde atmosfeer met een zeer lage concentratie zuurstof (anoxie) te creëren in permanente of tijdelijke verzegelde behandelingstenten of -kamers voor de bestrijding van schadelijke organismen op cultureel erfgoed. Het stikstof wordt gescheiden van de omgevingslucht en in de behandelingstent of -kamer gepompt, waarbij het stikstofgehalte van de atmosfeer wordt opgevoerd tot ongeveer 99 % en de zuurstof dus nagenoeg volledig uitgeput is. De vochtigheid van het stikstof dat in de behandelingsruimte wordt gepompt, wordt aangepast aan de eisen van het te behandelen object. In de aldus geschapen omstandigheden in de behandelingstent of -kamer kunnen schadelijke organismen niet overleven.

(7)

Volgens de door Nederland verstrekte informatie lijkt het gebruik van in situ gegenereerd stikstof de enige doeltreffende techniek voor de bestrijding van schadelijke organismen die zonder risico op beschadiging kan worden gebruikt voor alle soorten materialen en combinaties van materialen in culturele instellingen, en is het doeltreffend in alle ontwikkelingsstadia van plaagorganismen in cultureel erfgoed.

(8)

Zoals in de aanvraag is vermeld, gebruiken erfgoedinstellingen in Nederland al meer dan 25 jaar strategieën voor de geïntegreerde bestrijding van plaagorganismen, waarbij een laagtoxische aanpak wordt gebruikt en wordt afgestapt van de zeer giftige stoffen die voorheen werden gebruikt.

(9)

De methode van anoxie of gemodificeerde of gecontroleerde atmosfeer is opgenomen in norm EN 16790:2016, “Instandhouding van cultureel erfgoed — Geïntegreerde bestrijding (IPM) voor bescherming van cultureel erfgoed”, en stikstof wordt in deze norm beschreven als “meest gebruikt” voor het creëren van anoxie.

(10)

Er bestaan andere technieken voor de bestrijding van schadelijke organismen, zoals thermische schoktechnieken (hoge of lage temperaturen) en gammastraling. Daarnaast kunnen ook biociden worden gebruikt die andere werkzame stoffen bevatten. Volgens Nederland heeft elk van deze technieken echter beperkingen wat betreft schade die zich tijdens de behandeling aan bepaalde materialen kan voordoen.

(11)

Volgens de informatie in de aanvraag hebben thermische schokken (vries- of warmtebehandelingen) ongewenste effecten op verschillende materialen. Lagetemperatuurbehandelingen zijn niet geschikt voor voorwerpen met een gelaagde structuur of voorwerpen die vervaardigd zijn van anisotrope materialen vanwege verschillen in de uitzettingscoëfficiënt van materialen of een verschillende uitzettingscoëfficiënt in verschillende richtingen, hetgeen leidt tot spanning en delaminatie (zoals schilderijen, meubelen met fineer of inlegwerk, muziekinstrumenten), noch voor voorwerpen die olie, vet of was bevatten die kan uitkristalliseren en een witte waas op het oppervlak van de voorwerpen kan vormen.

(12)

Hogetemperatuurbehandelingen kunnen leiden tot migratie van harsen en kleurverandering in hout, het verweken van vernissen en veranderingen in de vochtigheidsverdeling in materialen. Dergelijke behandelingen zijn niet geschikt voor voorwerpen met een gelaagde structuur of voorwerpen die vervaardigd zijn van anisotrope materialen (zoals schilderijen, meubelen met fineer of inlegwerk, muziekinstrumenten), leder, materialen die bij verhoogde temperaturen verweken, vervormen of smelten (zoals verven, vernissen, composietvoorwerpen die kunststoffen bevatten, wassen, harsen, bepaalde lijmen), natuurhistorische specimens en voorwerpen die in het verleden zijn behandeld met biociden die bepaalde werkzame stoffen zoals dichloordifenyltrichloorethaan (DDT) of lindaan bevatten, omdat door de hitte de residuen daarvan verdampen.

(13)

Zoals in de aanvraag is vermeld, worden andere werkzame stoffen vanwege hun risicoprofiel zelden gebruikt in culturele instellingen. Na behandeling met die stoffen kunnen de op de behandelde voorwerpen achtergebleven residuen geleidelijk in het milieu terechtkomen, wat een risico vormt voor de menselijke gezondheid. Daarenboven kunnen deze stoffen reageren met de materialen van de erfgoedobjecten en leiden tot onaanvaardbare veranderingen zoals verkleuring en vlekvorming.

(14)

Volgens de aanvraag kan het gebruik van gammastraling ongewenste reacties en een verhoogde degradatie van cellulosematerialen zoals papier, eiwithoudende materialen zoals leder en synthetische polymeren zoals kunststoffen veroorzaken. Bovendien moeten de voorwerpen en verzamelingen hiervoor naar specifieke behandelingsfaciliteiten worden vervoerd.

(15)

Volgens de informatie in de aanvraag is het gebruik van stikstof in cilinders vanwege een aantal praktische nadelen geen geschikt alternatief voor culturele instellingen. Gezien de beperkte inhoud van de cilinders moeten zij frequent worden aangevoerd en in een aparte ruimte worden opgeslagen. De behandeling met stikstof in cilinders zou ook hoge kosten voor de culturele instellingen met zich brengen.

(16)

Zoals in de aanvraag is vermeld, hebben verscheidene culturele instellingen tijdens de afgelopen decennia geïnvesteerd in de bouw van behandelingskamers en de aankoop van stikstofgeneratoren. Vanwege de veelzijdigheid en geschiktheid voor de behandeling van alle materialen wordt anoxie op basis van in situ gegenereerd stikstof op grote schaal gebruikt voor de instandhouding van cultureel erfgoed.

(17)

Als van culturele instellingen zou worden gevraagd om verschillende technieken te gebruiken om schadelijke organismen te bestrijden — elk geschikt voor specifieke materialen en objecten — in plaats van één techniek die zij al eerder hebben gebruikt en die geschikt is voor alle materialen, zou dat hen op kosten jagen en het voor hen moeilijker maken erin te slagen af te stappen van het gebruik van gevaarlijkere werkzame stoffen bij hun geïntegreerde bestrijding. Bovendien zou het niet langer gebruiken van faciliteiten en uitrusting die voor anoxie op basis van in situ gegenereerd stikstof zijn verworven, een verlies van eerdere investeringen vormen.

(18)

De discussies over een mogelijke afwijking op grond van artikel 55, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voor in situ gegenereerd stikstof vonden in 2019 plaats in verschillende vergaderingen (5) van de deskundigengroep van de Commissie van de autoriteiten die bevoegd zijn voor biociden.

(19)

Na een eerste soortgelijke aanvraag van Oostenrijk voor een afwijking voor producten bestaande uit in situ gegenereerd stikstof, heeft het Europees Agentschap voor chemische stoffen op verzoek van de Commissie een openbare raadpleging over die aanvraag gehouden waarin alle belanghebbenden hun standpunt kenbaar konden maken. De overgrote meerderheid van de 1487 ontvangen opmerkingen was positief over de afwijking. Veel respondenten gaven aan welke nadelen aan de beschikbare alternatieve technieken verbonden zijn: thermische behandelingen kunnen bepaalde materialen beschadigen; het gebruik van andere werkzame stoffen laat toxische residuen op kunstvoorwerpen achter die geleidelijk in het milieu terechtkomen; bij gebruik van stikstof in cilinders kan de relatieve vochtigheidsgraad in de behandelingsruimte niet worden gereguleerd, wat nodig is voor de behandeling van bepaalde materialen.

(20)

Twee internationale organisaties die musea en cultureelerfgoedlocaties vertegenwoordigen — de Internationale Museumraad en de Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen — hebben aangegeven dat zij een aanvraag zullen indienen om in situ gegenereerd stikstof te laten opnemen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012, hetgeen de lidstaten in staat zou stellen producten die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof toe te laten zonder dat een afwijking overeenkomstig artikel 55, lid 3, van die verordening nodig is. Het kost echter tijd om een dergelijke aanvraag te beoordelen, de stof in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 op te nemen en producttoelatingen te verkrijgen.

(21)

Uit de aanvraag blijkt dat er in Nederland geen geschikte alternatieven voorhanden zijn, aangezien alle momenteel beschikbare alternatieve technieken zich niet lenen voor de behandeling van alle materialen of andere praktische nadelen hebben.

(22)

Op grond van al deze argumenten moet worden geconcludeerd dat in situ gegenereerd stikstof essentieel is voor de bescherming van cultureel erfgoed in Nederland en dat er geen geschikte alternatieven voorhanden zijn. Nederland moet dan ook toestemming krijgen om het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof toe te staan voor de bescherming van cultureel erfgoed.

(23)

De eventuele opneming van in situ gegenereerd stikstof in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 en de daaropvolgende toelating door de lidstaten van producten die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof, vergen tijd. Het is daarom wenselijk een afwijking toe te staan voor een termijn die zou volstaan voor de afronding van de onderliggende procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Nederland mag het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof voor de bescherming van cultureel erfgoed tot en met 31 december 2024 toestaan.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 25 november 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2009/89/EG van de Commissie van 30 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde stikstof als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (PB L 199 van 31.7.2009, blz. 19).

(3)  Lijst van toegelaten producten, beschikbaar op https://echa.europa.eu/nl/information-on-chemicals/biocidal-products

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).

(5)  83e, 84e, 85e en 86e vergadering van de deskundigengroep van de Commissie van vertegenwoordigers van de autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 528/2012, gehouden in respectievelijk mei 2019, juli 2019, september 2019 en november 2019. De notulen van de vergaderingen zijn te vinden op https://ec.europa.eu/health/biocides/events_en#anchor0


Top