EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017BP1742

Resolutie (EU) 2017/1742 van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 voor het begrotingsjaar 2015

PB L 252 van 29.9.2017, p. 357–359 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2017/1742/oj

29.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/357


RESOLUTIE (EU) 2017/1742 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 27 april 2017

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 voor het begrotingsjaar 2015

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 voor het begrotingsjaar 2015,

gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0083/2017),

A.

overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen („Gemeenschappelijke Onderneming IMI”) in december 2007 voor een periode van tien jaar werd opgericht met als doel de efficiëntie en doeltreffendheid van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, zodat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffendere en veiligere innovatieve geneesmiddelen kan ontwikkelen;

B.

overwegende dat na de vaststelling in mei 2014 van Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 („Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2”) in juni 2014 de Gemeenschappelijke Onderneming IMI heeft vervangen met het oog op de afronding van de onderzoeksactiviteiten voor het zevende kaderprogramma en zodoende de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming heeft verlengd tot en met 31 december 2024;

C.

overwegende dat de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (EFPIA) de oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn;

D.

overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming autonoom begon te functioneren op 16 november 2009;

E.

overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming IMI voor de periode van tien jaar 1 000 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma, en dat de oprichtende leden in gelijke mate aan de lopende kosten bijdragen, elk voor ten hoogste 4 % van de totale bijdrage van de Unie;

F.

overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 voor de periode van tien jaar 1 638 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van Horizon 2020, en dat de leden, met uitzondering van de Commissie, voor 50 % aan de lopende kosten moeten bijdragen en middels contanten of in natura (of beide) in gelijke mate met de financiële bijdrage van de Unie aan de operationele kosten moeten bijdragen;

Budgettair en financieel beheer

1.

stelt vast dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming naar het oordeel van de Rekenkamer op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie per 31 december 2015 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudkundige regels;

2.

wijst op de verklaring zonder beperking van de Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor 2015 en erkent dat de gemeenschappelijke onderneming aan de materialiteitsdrempel heeft voldaan;

3.

stelt vast dat de definitieve begroting 2015 van de gemeenschappelijke onderneming die beschikbaar was voor de tenuitvoerlegging 315 269 000 EUR aan vastleggingskredieten en 195 411 000 EUR aan betalingskredieten omvatte;

4.

merkt op dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2015 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 91,04 %: een daling met 1,34 % ten opzichte van 2014; stelt vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 72,68 % bedroeg, een daling met 1,22 % ten opzichte van het jaar 2014; begrijpt van de gemeenschappelijk onderneming dat de lager dan verwachte uitvoeringsgraad voor betalingskredieten voornamelijk werd veroorzaakt door vertragingen in de onderhandelingen voor verscheidene Horizon 2020- projecten; merkt op dat het uitvoeringspercentage voor beleidsactiviteiten 91,17 % bedroeg voor de vastleggingskredieten en 72,74 % voor de betalingskredieten;

5.

merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming eind 2015 966 000 000 EUR aan vastleggingen en 538 100 000 EUR (55, 7 % van de operationele vastleggingen) aan betalingen had gedaan uit hoofde van de door de Unie in het kader van het zevende kaderprogramma gefinancierde middelen; merkt voorts op dat het hoge niveau van niet-afgewikkelde betalingen voornamelijk veroorzaakt werd door de trage en uitgestelde start van de activiteiten in de eerste jaren van de gemeenschappelijke onderneming en zal worden gebruikt ter dekking van toekomstige betalingen voor de ondertekende subsidieovereenkomsten die tot eind 2021 lopen;

6.

merkt op dat van het in het zevende kaderprogramma uitgetrokken totale budget van 1 miljard EUR voor de bijdragen in natura en in contanten van de andere leden, eind 2015 een bedrag van 503 100 000 EUR aan bijdragen in natura voor operationele activiteiten was gerapporteerd aan de gemeenschappelijke onderneming, waarvan 321 800 000 EUR of 63,9 % door de raad van bestuur werd bekrachtigd;

7.

stelt vast dat van het totale budget van 1 638 000 000 euro voor door de EU in het kader van Horizon 2020 te financieren operationele en administratieve activiteiten, de door de gemeenschappelijke onderneming gedane operationele vastleggingen 351 700 000 EUR en de betalingen 45 900 000 EUR (13 % van de operationele vastleggingen) bedroegen; erkent dat het lage niveau van de betalingen voornamelijk het gevolg is van vertragingen in de onderhandelingen over de overeenkomsten inzake Horizon 2020 met de industriële partners;

8.

stelt vast dat van het in het kader van Horizon 2020 uitgetrokken totale budget van 1 425 000 000 EUR voor de bijdragen in natura en in contanten van de andere leden, eind 2015 een bedrag van 68 600 000 was gerapporteerd aan de gemeenschappelijke onderneming; stelt vast dat elf subsidieovereenkomsten die onder het Horizon 2020- programma werden ondertekend een vastlegging van 123,5 miljoen EUR voor bijdragen in natura behelzen;

9.

merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming sinds september 2015 de functie van rekenplichtige heeft toevertrouwd aan de rekenplichtige van de Commissie;

10.

herinnert eraan dat de Rekenkamer in haar verslag heeft aanbevolen dat de Commissie duidelijke richtsnoeren zou geven voor de budgettaire verslaglegging van de gemeenschappelijke onderneming en is verheugd dat deze richtsnoeren op 20 december 2016 in overeenstemming met die aanbeveling zijn gepubliceerd;

Fraudebestrijdingsstrategie

11.

merkt op dat de bijgewerkte fraudebestrijdingsstrategie van de gemeenschappelijke onderneming in juli 2015 door de raad van bestuur is vastgesteld om rekening te houden met de veranderingen die voortvloeien uit Horizon 2020;

12.

constateert met teleurstelling dat een vermeend fraudegeval aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is voorgelegd, maar dat het Bureau heeft besloten de zaak niet verder te onderzoeken; merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming zowel een technische als een financiële controle heeft uitgevoerd en dat bij de technische controle een aantal wetenschappelijke tekortkomingen in het werk van een begunstigde werden geconstateerd, waarna de participatie van deze begunstigde werd stopgezet, de toestemming voor de desbetreffende kosten werd ingetrokken en het bedrag van 398 115,65 EUR aan de projectcoördinator werd terugbetaald; constateert dat de financiële controle van het project niet tot significante materiële bevindingen heeft geleid; onderstreept in dit verband de belangrijke rol van klokkenluiders en procedures voor interne controles bij het opsporen, rapporteren en onderzoeken van onregelmatigheden met betrekking tot de begrotingsuitgaven van de Unie, evenals tot de terugvordering van oneigenlijk gebruikte middelen;

Internecontrolesystemen

13.

merkt op dat de Dienst Interne Audit (IAS) een audit heeft gevoerd betreffende controles vooraf voor subsidiebeheer en aanverwante procedures; wijst erop dat de gemeenschappelijke onderneming in het verleden tekort is geschoten met betrekking tot het documenteren van controles vooraf, en merkt op dat de audit aanleiding heeft gegeven tot drie aanbevelingen, op basis waarvan de gemeenschappelijke onderneming werd aangeraden haar controles vooraf doeltreffender te maken door toepassing van een meer risicogebaseerde en evenwichtige aanpak, de controleprocedures voor de certificaten betreffende de financiële staten te versterken en de beheersrapportage over de resultaten van controles vooraf te verbeteren; erkent het feit dat ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming geen kritische aanbevelingen werden gedaan en dat de onderneming sinds maart 2015 de IAS-controleaanbevelingen uitvoert;

14.

merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming procedures voor controles vooraf heeft opgezet die gebaseerd zijn op financiële en operationele controles van stukken; constateert voorts dat de gemeenschappelijke onderneming controles achteraf heeft verricht bij begunstigden van subsidies; merkt op dat het gerapporteerde restfoutenpercentage voor controles achteraf 1,5 % bedroeg;

15.

wijst erop dat de gemeenschappelijke onderneming interne controleprocedures heeft opgezet teneinde redelijke zekerheid te creëren wat betreft het voorkomen en opsporen van fraude en onregelmatigheden;

16.

erkent in het licht van de van de gemeenschappelijke onderneming verkregen informatie dat de gemeenschappelijke onderneming vorderingen heeft gemaakt bij het uitvoeren van de met de IAS overeengekomen maatregelen en dat twee aanbevelingen naar aanleiding van de audits van de voorbije jaren inzake kernprestatie-indicatoren en de beoordeling van tussentijdse projectverslagen in 2015 door het bestuur werden uitgevoerd en door de IAS werden afgesloten; merkt voorts op dat de gemeenschappelijke onderneming de overeengekomen maatregelen met betrekking tot de enige nog openstaande aanbeveling inzake de verbetering van het toezicht op projecten en de verbetering van IT-systemen heeft uitgevoerd en dat de IAS de zaak in april 2016 heeft gesloten;

Overige kwesties

17.

merkt op dat 15,6 % van de begunstigden in 2015 kmo's/mkb-bedrijven waren, hetgeen een lichte daling is in vergelijking met 2014; moedigt de gemeenschappelijke onderneming aan om haar inspanningen voor een grotere participatie van kmo's/mkb- bedrijven in haar projecten voort te zetten;

18.

merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming in mei 2016 een diepgaand verslag over de sociaaleconomische impact van IMI-projecten heeft gepubliceerd, zoals door de kwijtingsautoriteit was gevraagd;

19.

verzoekt de Commissie te zorgen voor de rechtstreekse betrokkenheid van de gemeenschappelijke onderneming bij het proces met betrekking tot de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020, met het oog op verdere vereenvoudiging en harmonisatie van gemeenschappelijke ondernemingen.


Top