EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017BP1736

Resolutie (EU) 2017/1736 van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel voor het begrotingsjaar 2015

PB L 252 van 29.9.2017, p. 347–349 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2017/1736/oj

29.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/347


RESOLUTIE (EU) 2017/1736 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 27 april 2017

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel voor het begrotingsjaar 2015

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel voor het begrotingsjaar 2015,

gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0113/2017),

A.

overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap (de „Gemeenschappelijke Onderneming”) is opgericht op 7 juni 2014, in de zin van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met het oog op de tenuitvoerlegging van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake „Elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap” („Ecsel”), met een looptijd tot 31 december 2024;

B.

overwegende dat met een publiek-privaat partnerschap voor elektronische componenten en systemen de financiële en technische middelen moeten worden bijeengebracht die noodzakelijk zijn om de complexiteit van de steeds snellere innovatie op dit terrein te beheersen;

C.

overwegende dat bij Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad de Gemeenschappelijke Onderneming werd opgericht in juni 2014 als vervanger en opvolger van de gemeenschappelijke ondernemingen Eniac en Artemis;

D.

overwegende dat de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming bestaan uit de Unie, de lidstaten, de vrijwillig aan Horizon 2020 deelnemende landen („deelnemende staten”), verenigingen van particuliere ondernemingen („particuliere leden”) en andere organisaties die in de Unie actief zijn op het gebied van elektronische componenten en systemen; overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming toegankelijk moet zijn voor nieuwe leden;

E.

overwegende dat bij de beoordeling van het totale effect van de Gemeenschappelijke Onderneming ook rekening moet worden gehouden met investeringen door andere rechtspersonen dan de Unie en de deelnemende staten, voor zover deze aan de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming bijdragen; overwegende dat die totale investeringen naar verwachting ten minste 2 340 000 000 EUR zullen bedragen;

F.

overwegende dat de geplande bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming over de totale looptijd van Horizon 2020 respectievelijk 1 184 874 000 EUR van de Unie, 1 170 000 000 EUR van de deelnemende staten, en 1 657 500 000 EUR van de particuliere leden bedragen;

G.

overwegende dat de overgang van de gemeenschappelijke ondernemingen Eniac en Artemis naar de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel moet worden gecoördineerd en gesynchroniseerd met de overgang van het zevende kaderprogramma naar Horizon 2020, teneinde te waarborgen dat de voor onderzoek beschikbare middelen optimaal worden benut;

Follow-up van de kwijting voor 2014

1.

stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming in haar jaarlijks activiteitenverslag specifieke prestatie-indicatoren heeft openbaargemaakt, zoals voorgeschreven door Horizon 2020;

Financieel en begrotingsbeheer

2.

stelt vast dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het begrotingsjaar 2015 heeft verklaard dat de jaarrekening op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie per 31 december 2015 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels;

3.

constateert dat in de definitieve begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het begrotingsjaar 2015 vastleggingskredieten ter hoogte van 108 500 000 EUR en betalingskredieten ter hoogte van 168 000 000 EUR waren opgenomen; merkt voorts op dat inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2015 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 100 % en dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 90,95 % bedroeg;

4.

betreurt het feit dat de Rekenkamer wederom slechts een verklaring met beperking heeft afgegeven over de regelmatigheid en wettigheid van de ten grondslag liggende verrichtingen, in verband met de met de nationale financieringsautoriteiten („NFI's”) gesloten overeenkomsten ten aanzien van de controles achteraf van projectbetalingen en het feit dat in de strategieën voor controle sterk op de NFI's vertrouwd werd;

5.

uit zijn bezorgdheid over het feit dat de Rekenkamer in haar verslag verklaart dat door de aanzienlijke variaties in de door de NFI's gebruikte methodologieën en procedures de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel niet in staat is een enkel betrouwbaar gewogen foutenpercentage of een restfoutenpercentage te berekenen en de Rekenkamer derhalve niet in staat om vast te stellen of de controles achteraf doeltreffend werken en of deze essentiële beheersmaatregel voldoende zekerheid biedt ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor projecten binnen het zevende kaderprogramma; onderkent dat dit probleem verband houdt met de juridische inrichting van het zevende kaderprogramma en niet wordt veroorzaakt door de prestaties van de Gemeenschappelijk Onderneming;

6.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming verklaard heeft dat uit de door haar uitgevoerde uitgebreide beoordeling van de nationale garantiesystemen gebleken is dat deze een redelijke mate van bescherming voor de financiële belangen van haar leden kunnen bieden; constateert voorts dat de Gemeenschappelijke Onderneming na het uitstel van het besluit tot kwijting in 2014 de NFI's heeft verzocht om een schriftelijke verklaring dat de toepassing van de nationale procedures een redelijke mate van garantie biedt ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen; de kwijtingsautoriteit heeft tijdens het uitgestelde kwijtingsproces rekening gehouden met de verklaringen van de NFI's en in oktober 2016 kwijting verleend aan de Gemeenschappelijke Onderneming; onderkent dat de Gemeenschappelijke Onderneming, na het goede voorbeeld van het voorgaande jaar, in januari 2017 de NFI's verzocht heeft schriftelijke verklaringen te verstrekken aan de kwijtingsautoriteit;

7.

beklemtoont het feit dat de kwestie met betrekking tot de variatie in de door de NFI's gebruikte methodologieën en procedures niet meer van belang is voor de uitvoering van Horizon 2020-projecten;

8.

merkt op dat eind 2015 de betalingen van de Gemeenschappelijke Onderneming, die uit het zevende kaderprogramma gefinancierd worden, in totaal 293 000 000 EUR bedroegen (47 % van de operationele vastleggingen);

9.

stelt vast dat van de totale omvang van de bijdragen aan door de Unie in het kader van Horizon 2020 te financieren operationele en administratieve kosten, de door de Gemeenschappelijke Onderneming gedane vastleggingen 257 500 000 EUR (22 % van de totale bijdrage) en de betalingen 56 000 000 EUR (22 % van de vastleggingen) bedroegen; stelt vast dat de contante bijdrage van de Unie aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming 1 400 000 EUR bedroeg;

10.

betreurt het feit dat van de 28 deelnemende staten die verplicht waren een financiële bijdrage te leveren aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming die evenredig is aan de financiële bijdrage van de EU, slechts 11 staten hebben verklaard betalingen verricht te hebben van in totaal 15 800 000 EUR;

11.

merkt op dat de particuliere leden naar verwachting bijdragen in natura zouden leveren van ten minste 1 657 500 000 EUR en dat de geschatte bijdragen in natura van de particuliere leden voor 2015, 58 700 000 EUR bedroegen; accepteert in dit verband dat de Commissie in 2016 richtsnoeren heeft uitgevaardigd die het mogelijk maken de financiële bijdrage aan de projecten aan het einde van het project vast te stellen, wanneer de particuliere leden in staat zijn hun bijdragen in natura te berekenen; stelt voorts vast dat eind 2015 de contante bijdrage van de particuliere leden aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming 3 600 000 EUR bedroeg;

Essentiële controles en toezichtsystemen

12.

constateert dat de Gemeenschappelijke Onderneming procedures voor controles vooraf opgezet heeft die zijn gebaseerd op financiële en operationele controles van stukken; merkt op dat deze controles van cruciaal belang zijn voor het beoordelen van de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen en dat de Gemeenschappelijke Onderneming controles achteraf van begunstigden in het kader van Horizon 2020 ontwikkelt;

Oproepen tot het indienen van voorstellen

13.

stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming twee oproepen tot het indienen van voorstellen heeft gedaan voor onderzoeks- en innovatieacties en innovatieacties, en dat in 2015 Ecsel 76 subsidiabele projectconcepten heeft ontvangen en 62 subsidiabele volledige projectvoorstellen (ten opzichte van 48 in 2014); stelt voorts vast dat in 2015 het succespercentage 13 % voor onderzoeks- en innovatieacties was (vergeleken met 18 % in 2014) en 33 % voor de innovatieacties (vergeleken met 43 % in 2014); constateert dat de lagere succespercentages in 2015 te wijten waren aan het hogere aantal ingediende projecten;

14.

stelt vast dat het projectportfolio in 2015 25 projecten omvatte van de Gemeenschappelijke Onderneming, waarvan 13 geselecteerd waren in 2015, en 60 projecten uit het verleden (de gemeenschappelijke ondernemingen Artemis en Eniac); stelt voorts vast dat aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen in de deelname aan de oproepen van de Gemeenschappelijke Onderneming 32 % bedroeg;

Rechtskader

15.

merkt op dat de belangrijkste besluiten van de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming besluiten betroffen over een fraudebestrijdingsstrategie en een alomvattend beleid inzake belangenconflicten;

Interne audit

16.

merkt op dat in 2015 de dienst Interne Audit een risicobeoordeling van de Gemeenschappelijke Onderneming heeft verricht, en is bezorgd over het feit dat twee administratieve processen van de Gemeenschappelijke Onderneming (namelijk het risicobeheer en de fraudebestrijdingsstrategie) en twee operationele processen (namelijk de controles achteraf en de coördinatie/implementatie van CSC-instrumenten) daarin als „hoge impact/hoog risico”-gebieden zijn gekwalificeerd; is echter verheugd over het feit dat de Gemeenschappelijke Onderneming die risico's al heeft beperkt en zich verder inzet ter beperking van die risico's;

Fraudebestrijdingsstrategie

17.

merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, het financieel reglement van de Gemeenschappelijke Onderneming bepaalt dat de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming moet worden uitgevoerd in overeenstemming met effectieve en efficiënte internecontrolenormen, inclusief preventie, opsporing, correctie en follow-up van fraude en onregelmatigheden;

18.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2016 heeft toegezegd zich te zullen blijven inzetten voor het nemen van maatregelen om de interne controleprocedures te verbeteren zoals bepaald in de interne strategie voor fraudepreventie;

19.

onderkent dat de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming in mei 2015 de bijgewerkte gemeenschappelijke strategie voor fraudebestrijding bij onderzoek heeft onderschreven en in 2016, op grond van deze strategie, een uitvoeringsplan voor fraudebestrijding heeft vastgesteld; constateert voorts dat de Gemeenschappelijke Onderneming in december 2016 controles achteraf heeft verricht;

20.

stelt vast dat in het verslag van de Rekenkamer wordt gesteld dat bij de Gemeenschappelijke Onderneming al internecontroleprocedures bestaan waarmee de preventie van fraude en onregelmatigheden voldoende gewaarborgd kan worden (waaronder controles vooraf van betalingen, beleid inzake belangenconflicten en controles achteraf bij begunstigden van subsidies);

Overige kwesties

21.

verzoekt de Commissie te zorgen voor rechtstreekse betrokkenheid van de Gemeenschappelijke Onderneming bij de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020, waar het gaat om verdere vereenvoudiging en harmonisatie van procedures die verband houden met gemeenschappelijke ondernemingen.


Top