EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017BP1676

Resolutie (EU) 2017/1676 van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2015

PB L 252 van 29.9.2017, p. 238–241 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2017/1676/oj

29.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/238


RESOLUTIE (EU) 2017/1676 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 27 april 2017

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2015

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2015,

gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0101/2017),

A.

overwegende dat volgens de jaarrekening de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (de „Autoriteit”) voor het begrotingsjaar 2015 20 212 701 EUR bedroeg, hetgeen een daling van 6,35 % betekent ten opzichte van 2014, overwegende dat 40 % van de begroting van de Autoriteit afkomstig is uit de begroting van de Unie;

B.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2015 („het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van de Autoriteit betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

C.

overwegende dat het Parlement, in het kader van de kwijtingsprocedure, sterk de nadruk legt op het bijzonder belang van het verder versterken van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, het concept van resultaatgericht begroten ten uitvoer te leggen, en een goed personeelsbeheer te verzekeren;

1.

benadrukt dat de rol van de Autoriteit van essentieel belang is voor het bevorderen van de consistente toepassing van het recht van de Unie en een betere coördinatie tussen de nationale instanties, voor het waarborgen van financiële stabiliteit, transparantie en beter geïntegreerde en veiligere financiële markten, alsook voor een hoge mate van consumentenbescherming en convergente toezichtspraktijken op dit gebied;

2.

herinnert eraan dat het Parlement een stuwende kracht was achter de oprichting van een nieuw, omvattend Europees Systeem voor financieel toezicht (ESFS), waarvan de drie Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's) deel uitmaken, om na de financiële crisis tot een beter stelsel voor financieel toezicht te komen;

Follow-up van de kwijting voor 2014

3.

stelt vast dat de corrigerende maatregelen naar aanleiding van de twee in het verslag van de Rekenkamer over 2014 geformuleerde opmerkingen over overdrachten, overschrijvingen en begrotingsbeheer in het verslag van de Rekenkamer over 2015 de status „nog in uitvoering” hebben;

4.

merkt op dat de Rekenkamer heeft bepaald dat de begrotingsoverschrijvingen, overdrachten en de daarmee verband houdende vastleggingen in overeenstemming zijn met de specifieke bepalingen van het Financieel Reglement, hoewel de mate waarin activiteiten in 2015 zijn gedekt door kredieten uit 2014 in strijd is met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit;

Vastleggingen en overdrachten

5.

stelt vast dat het bedrag aan overgedragen vastgelegde kredieten voor titel III (beleidsuitgaven) 2 300 000 EUR (45 % van de uitgaven) bedroeg, tegenover 4 700 000 EUR (66 % van de uitgaven) in 2014; erkent dat deze overdrachten voornamelijk verband hielden met specifieke contracten inzake het meerjarig IT-programma van de Autoriteit ter ondersteuning van de uitvoering van Solvabiliteit II, en met contracten die pas tegen het einde van het jaar zijn getekend; heeft verder van de Autoriteit begrepen dat de overdracht van kredieten vanaf 2016 zal worden teruggebracht tot een bevredigend niveau, naarmate het IT-programma van de Autoriteit verder wordt uitgevoerd; merkt op dat overdrachten vaak geheel of gedeeltelijk gerechtvaardigd kunnen worden door het meerjarige karakter van de operationele programma's van de agentschappen, niet noodzakelijkerwijs op zwakke punten wijzen in de planning en tenuitvoerlegging van de begroting en niet altijd haaks staan op het begrotingsbeginsel van de jaarperiodiciteit, vooral niet als ze van tevoren zijn gepland door de Autoriteit en zijn meegedeeld aan de Rekenkamer;

Overschrijvingen

6.

stelt vast dat het verschil tussen de initiële en definitieve begrotingstoewijzing voor titel I (personeelskosten) tot een kleine daling met 2,56 % heeft geleid, terwijl het verschil voor titel II (huishoudelijke uitgaven) een daling met 9,36 % heeft opgeleverd; stelt vast dat de begroting voor titel III (beleidsuitgaven) als gevolg van de amendering van de begroting en de overschrijvingen met 21,19 % is gestegen; neemt er kennis van dat de wijzigingen in de structuur van de initiële begroting over het algemeen kleiner waren dan in 2014; merkt voorts op dat het niveau en de aard van de overschrijvingen binnen de grenzen van de financiële voorschriften zijn gebleven;

Financieel en begrotingsbeheer

7.

stelt vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2015 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,97 %, waarmee het streefdoel van de Autoriteit is gehaald en het percentage 0,03 % lager lag dan in 2014; stelt voorts vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 83,75 % bedroeg, waarmee het streefdoel is gehaald en het percentage 9,65 % hoger lag dan in 2014;

8.

stelt met bevrediging vast dat de Autoriteit aan gedifferentieerdere, minder op output gerichte essentiële prestatie-indicatoren werkt, die nuttigere gegevens zouden opleveren om te kunnen beoordelen of de Autoriteit haar strategische doelstellingen verwezenlijkt;

9.

wijst erop dat is overeengekomen dat een begrotingsoverschot of -tekort wordt verdeeld over de lidstaten in overeenstemming met de hoogte van de door elke lidstaat geleverde bijdrage; verzoekt de Commissie formeel een hiertoe strekkende regeling vast te stellen;

10.

benadrukt dat het bij de toewijzing van middelen belangrijk is te zorgen voor een passende prioriteitenstelling en efficiëntie en dat de begroting van de Autoriteit nog altijd mogelijkheden tot rationalisering biedt; benadrukt daarom dat eventuele verhogingen van de middelen voor de Autoriteit gepaard moeten gaan met een passende prioriteitenstelling; stelt voor dat, gezien het feit dat de werklast van de Autoriteit in toenemende mate verschuift van wetgevende taken naar toezichtsconvergentie en handhaving, de toewijzing van begrotingsmiddelen en personeel bij de Autoriteit deze trend moet volgen;

11.

is van mening dat de financieringsregeling van de Autoriteit moet worden herzien; roept de Commissie op de mogelijkheid te onderzoeken om de huidige financieringsregeling aan te passen door vergoedingen in te voeren die passend en proportioneel zijn en afgestemd zijn op elke marktdeelnemer, eventueel als vervanging van de bijdragen van nationale bevoegde instanties, zonder dat daarbij wordt geraakt aan de autonomie en toezichtsrol van de Autoriteit;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

12.

heeft van de Autoriteit vernomen dat zij in 2015 26 aanwervingscampagnes heeft gevoerd en dat aan het einde van dat jaar 95,6 % van de vaste banen bezet waren, dus minder dan de 100 % waarop de Autoriteit had gemikt; heeft van de Autoriteit vernomen dat een groot verloop, onsuccesvolle aanwervingscampagnes en het feit dat geselecteerde kandidaten het aangeboden contract niet aanvaardden, de voornaamste redenen waren dat het doel niet is gehaald;

13.

heeft van de Autoriteit gehoord dat de aanwervingsproblemen wellicht verband houden met de hoge woonlasten in Frankfurt, waar zij zetelt, en met de beperkte financiële aantrekkelijkheid van de Autoriteit in vergelijking met andere Europese organen, zoals de Europese Centrale Bank en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme; heeft van de Autoriteit vernomen dat zij de desbetreffende personeelsprocedures met het oog op meer efficiëntie heeft herzien;

Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

14.

stelt vast dat ervan uitgegaan is dat de Autoriteit begin 2017 interne voorschriften over klokkenluiders zou vaststellen; verzoekt de Autoriteit verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de vaststelling en de uitvoering van die voorschriften;

15.

stelt met bezorgdheid vast dat, met uitzondering van de cv's van het hogere management, de cv's en de belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur en de raad van toezichthouders van de Autoriteit niet op de website van de Autoriteit staan; spoort de Autoriteit ertoe aan in deze lacunes te voorzien en die documenten te publiceren, zodat het nodige openbare toezicht en de nodige openbare controle op het beheer van de Autoriteit worden gewaarborgd;

16.

stelt met bevrediging vast dat in de gedragsregels van de Autoriteit ook maatregelen staan ter vergroting van de transparantie bij de omgang met lobbyisten en belanghebbenden en dat deze regels adviezen en richtsnoeren voor het personeel bevatten over het voorkomen van oneigenlijke beïnvloeding door belanghebbenden of groepen belanghebbenden; stelt tevens vast dat de Autoriteit sinds 2016 op haar website informatie publiceert over haar vergaderingen met externe belanghebbenden, mediavertegenwoordigers en andere instellingen en de desbetreffende activiteiten;

17.

is van mening dat de notulen van de vergaderingen van de raad van toezichthouders en van de aandeelhoudersgroepen, die openbaar zijn, sneller gepubliceerd moeten worden, zodat er niet — zoals nu het geval is — een periode van wel drie maanden verloopt tussen een vergadering en de openbaarmaking van de notulen, en beter inzicht moeten bieden in de gevoerde discussies, de standpunten van de leden en hun stemgedrag; is van mening dat de burgers van de Unie ook beter bereikt kunnen worden door het rechtstreeks uitzenden van evenementen op internet; is bezorgd over de de facto bestaande ongelijke toegang tot documenten en informatie over interne vergaderingen voor de verschillende belanghebbende partijen, waaronder het Parlement; is van mening dat de Autoriteit in het kader van haar actieplan voor de komende jaren een veilig kanaal voor klokkenluiders moet creëren;

Interne controles

18.

stelt vast dat de dienst Interne Audit van de Commissie (IAS) de aanbevelingen over ICS (norm voor interne controle) 10 inzake bedrijfscontinuïteit en ICS 11 inzake documentenbeheer in april 2016 heeft afgesloten;

19.

merkt op dat de ICS's van de Autoriteit in 2015 zijn geëvalueerd om deze normen op één lijn te brengen met de ICS's van de Commissie; stelt voorts vast dat alle ICS's eind 2015 naar behoren waren omgezet, inclusief de twee ICS's over de invoering van procedures voor het documentenbeheer en over de uitvoering van de resterende delen van de bedrijfscontinuïteitscapaciteit van de Autoriteit; neemt er kennis van dat een formeel besluit van de IAS over de volledige uitvoering van de ICS's in 2016 verwacht werd; ziet uit naar de bevestiging van de succesvolle uitvoering van de ICS's en naar de rapportage van de Autoriteit hierover in haar volgende jaarverslag;

Interne audit

20.

stelt vast dat de IAS in 2015 een audit heeft uitgevoerd inzake „de bevordering van colleges van toezichthouders en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk toezichtscultuur binnen Eiopa”; stelt bovendien vast dat geen van de aanbevelingen van de IAS als „essentieel” of „zeer belangrijk” is aangemerkt; heeft van de Autoriteit vernomen dat zij naar aanleiding van het auditverslag een actieplan heeft ontwikkeld om op alle aanbevelingen van de IAS in te gaan, en dat dit plan vervolgens door de raad van bestuur is goedgekeurd;

Communicatie

21.

neemt er kennis van dat in de loop van 2015 nieuwe communicatiemaatregelen zijn getroffen, waarbij het voornamelijk gaat om toegankelijkheid, sociale netwerken, lesmateriaal over belangrijke onderwerpen en een sterkere deelname aan evenementen door de leiding en de deskundigen van de Autoriteit; merkt op dat de communicatiestrategie in 2016 is herzien om de informatie toegankelijker en begrijpelijker te maken, met name voor consumenten en het brede publiek, waarbij de evaluatie en een nieuwe opzet van de website van de Autoriteit een van de centrale doelstellingen was; verzoekt de Autoriteit om zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de nieuwe strategie;

Overige punten

22.

merkt op dat 41 personeelsleden in 2015 hebben deelgenomen aan buitendagen (totale kosten 9 174 EUR of 223 EUR per persoon) en 120 personeelsleden aan andere evenementen (totale kosten 9 900 EUR of 82,5 EUR per persoon);

23.

stelt vast dat de beoordeling van de Rekenkamer zeer kort is uitgevallen en weinig suggesties bevat voor een efficiënter begrotingsbeheer door de Autoriteit; betreurt het dat sommige lidstaten hun bijdrage voor 2015 aan het einde van dat jaar nog niet volledig hadden betaald; wijst erop dat op dit terrein vooruitgang is geboekt ten opzichte van 2014;

24.

benadrukt dat de Autoriteit ervoor moet zorgen dat alle opdrachten volledig en tijdig worden uitgevoerd, maar zich zorgvuldig moet houden aan de haar door het Parlement en de Raad toegekende taken; stelt vast dat de Autoriteit aanzienlijke middelen aanwendt voor het opstellen van richtsnoeren en aanbevelingen; is van mening dat de Autoriteit volledig gebruik moet maken van haar mandaat om daadwerkelijk evenredigheid in al haar activiteiten te bevorderen; onderstreept dat de Autoriteit, wanneer haar de bevoegdheid wordt toegekend om level 2- en level 3-maatregelen op te stellen, bij de opstelling van deze normen in bijzondere mate moet letten op de specifieke kenmerken van de verschillende nationale markten en dat de betrokken marktdeelnemers en organisaties voor consumentenbescherming in een vroeg stadium volledig bij het normalisatieproces en bij de opstellings- en uitvoeringsfases moeten worden betrokken;

25.

stelt met bezorgdheid vast dat de Autoriteit niet van alle prerogatieven gebruik maakt die in haar statuten zijn vastgelegd; benadrukt dat de Autoriteit moet toezien op een maximale benutting van de middelen om volledig uitvoering te geven aan haar wettelijke mandaat; stelt in dit verband vast dat een sterkere concentratie op het door het Parlement en de Raad verstrekte mandaat ertoe zou kunnen leiden dat de Autoriteit haar doelstellingen beter bereikt; benadrukt dat de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken en in het bijzonder bij de opstelling van uitvoeringsbepalingen het Parlement en de Raad regelmatig en uitgebreid op de hoogte moet stellen van haar werkzaamheden;

26.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 27 april 2017 (1) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.


(1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0155 (zie bladzijde 372 van dit Publicatieblad).


Top