EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017BP1670

Resolutie (EU) 2017/1670 van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2015

PB L 252 van 29.9.2017, p. 226–230 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2017/1670/oj

29.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/226


RESOLUTIE (EU) 2017/1670 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 27 april 2017

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2015

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2015,

gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0098/2017),

gezien speciaal verslag nr. 12/2016 van de Rekenkamer: „De gebruikmaking van subsidies door agentschappen: niet altijd adequaat of aantoonbaar doeltreffend”,

A.

overwegende dat volgens de financiële staten de definitieve begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („de Autoriteit”) voor het begrotingsjaar 2015 79 659 347 EUR bedroeg; overwegende dat de begroting van de Autoriteit volledig wordt gefinancierd met middelen van de begroting van de Unie;

B.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2015 (hierna „het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van de Autoriteit betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

Financieel en begrotingsbeheer

1.

merkt op dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2015 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,81 %, een stijging van 0,12 % ten opzichte van 2014; merkt daarnaast op dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 90,10 % bedroeg, een stijging van 0,80 % ten opzichte van 2014;

2.

herinnert eraan dat 2015 het tweede jaar was waarin de Autoriteit haar werkzaamheden verrichte onder het huidige meerjarig financieel kader; merkt op dat een bedrag van 1 089 miljoen EUR niet is besteed; benadrukt dat dat deze onderbesteding overeenkomt met de niet-gebruikte bestemmingsontvangsten (het resultaat van de Autoriteit van 2014), die in 2016 alsnog zijn gebruikt;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

3.

stelt vast dat het aantal posten in het organisatieschema van de Autoriteit met 2 % (d.w.z. 7 posten) is teruggebracht, ten gevolge waarvan de Autoriteit haar inspanningen gericht op het tot stand brengen van doeltreffender en doelmatiger procedures kon opvoeren; stelt vast dat eind 2015 446 van de 447 beschikbare posten bekleed waren en dat het hierbij ging om ambtenaren, tijdelijke functionarissen, arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen; stelt vast dat de jaarlijkse gemiddelde bezettingsgraad 94,7 % bedroeg (gemiddeld waren 423 van de beschikbare 447 posten bezet);

4.

merkt op dat de personeelsleden van de Autoriteit wettelijk verplicht zijn tot naleving van het Statuut, dat een algemeen kader van rechten en verplichtingen bevat voor ambtenaren en andere personeelsleden; merkt voorts op dat het Statuut wordt aangevuld door de code voor correct bestuurlijk gedrag van de Autoriteit, waarin is vastgelegd wat voor dienstverlening het publiek van de personeelsleden van de Autoriteit mag verwachten, en door een praktijkgids voor het personeel met betrekking tot ethiek en gedrag, waarin ethische beginselen staan ter bevordering van de hoogste normen van integriteit; constateert dat de Autoriteit het belang van communicatie met de media erkent en binnen de afdeling Communicatie beschikt over een specifieke dienst die zich bezighoudt met verzoeken van de media en met voorlichting aan journalisten over de werkzaamheden van de Autoriteit; neemt kennis van het feit dat de Autoriteit in 2015 1 % meer personele middelen heeft ingezet voor wetenschappelijke activiteiten dan in 2014, waardoor het totaal op 75 % ligt;

5.

stelt vast dat de Autoriteit een geavanceerd instrument heeft ontwikkeld voor de screening op belangenconflicten in het kader van openbare aanbestedingen, vastgelegd in een besluit van de uitvoerend directeur; stelt vast dat dit instrument is ontworpen om belangenconflicten in het kader van aanbestedingsprocedures van wetenschappelijke aard te voorkomen;

6.

vreest dat een personeelsvermindering bij de Autoriteit haar capaciteit en reputatie ernstig kan aantasten; acht het daarom zaak ervoor te zorgen dat er geen personeelsvermindering plaatsvindt;

Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

7.

constateert dat de Autoriteit gestart is met de herziening van haar „beleid inzake onafhankelijkheid en wetenschappelijke-besluitvormingsprocessen”, en in het kader hiervan een publieke raadpleging zal houden om te waarborgen dat de standpunten van alle belanghebbende partijen worden meegewogen; verzoekt de Autoriteit om na afronding van de herziening de kwijtingsautoriteit van de resultaten ervan in kennis te stellen;

8.

stelt vast dat de Autoriteit de centralisering van het valideringsproces van alle jaarlijkse belangenverklaringen die door haar deskundigen en personeelsleden worden ingediend en die voortaan worden behandeld door de dienst wet- en regelgeving, heeft afgerond;

9.

onderstreept dat deskundigen met financiële belangen in ondernemingen waarvan de producten door de Autoriteit worden beoordeeld, geen zitting mogen nemen in de wetenschappelijke panels of werkgroepen van de Autoriteit, en door de Autoriteit niet als deskundige mogen worden aangewezen voordat er na beëindiging van die belangen twee jaar zijn verstreken; is ervan overtuigd dat de Autoriteit met een toereikend budget moet worden toegerust om onafhankelijke interne deskundigen te kunnen aanstellen die vrij zijn van belangenconflicten;

10.

vraagt de Autoriteit in haar nieuwe beleid inzake onafhankelijkheid een afkoelingsperiode van twee jaar in te voeren voor alle wezenlijke belangen met betrekking tot ondernemingen waarvan de producten door de Autoriteit worden beoordeeld, alsook tot de organisaties die door deze ondernemingen worden gefinancierd;

11.

stelt vast dat de Autoriteit reeds heeft toegezegd een afkoelingsperiode van twee jaar te zullen invoeren met betrekking tot de volgende belangen: lidmaatschap van een bestuursorgaan of wetenschappelijk adviesorgaan, arbeidsverhouding of advieswerkzaamheden; betreurt dat de Autoriteit onderzoeksfinanciering niet heeft opgenomen in de lijst van belangen waarvoor een afkoelingsperiode van twee jaar moet gelden, zoals de kwijtingsautoriteit in haar laatste kwijtingsbesluiten reeds heeft vastgesteld; dringt er bij de Autoriteit op aan om aan de herhaalde verzoeken van de kwijtingsautoriteit tegemoet te komen, en dit snel te doen;

12.

stelt vast dat de Autoriteit een operationele standaardprocedure heeft ingevoerd inzake verplichte opleidingen om het personeel voor te lichten over specifieke onderwerpen, om de operationele risico's te verminderen en de naleving van EU-regelgeving, horizontaal beleid en controlenormen te waarborgen;

13.

stelt vast dat de Autoriteit sinds haar oprichting de notulen van vergaderingen van de raad van bestuur op haar website publiceert; stelt verder vast dat de vergaderingen openbaar zijn, mits de bezoekers zich daarvoor registreren, en dat de audio-opnamen van openbare vergaderingen toegankelijk zijn op de website van de Autoriteit;

14.

stelt vast dat de Autoriteit sinds de vaststelling van haar onafhankelijkheidsbeleid in 2011 100 % van de door deskundigen ingediende belangenverklaringen beoordeelt, hetgeen betekent dat door het personeel van de Autoriteit jaarlijks gemiddeld 6 000 tot 7 000 belangenverklaringen worden beoordeeld en gevalideerd, een en ander in overeenstemming met haar beleid inzake onafhankelijkheid en haar regels inzake belangenverklaringen; neemt kennis van het feit dat de Autoriteit daarnaast tweemaal per jaar aanvullende nalevings- en echtheidscontroles laat verrichten door personeel dat niet betrokken is bij de bovengenoemde reguliere controles; verzoekt de Autoriteit de resultaten van haar controles bekend te maken in een bijlage bij haar jaarverslag; stelt vast dat het beleid van 2011 momenteel wordt geëvalueerd en dat er voor het voorjaar van 2017 een openbare raadpleging gepland staat en dat men ernaar streeft het nieuwe beleid inzake onafhankelijkheid uiterlijk in de zomer van 2017 vast te stellen; constateert met bezorgdheid dat het beleid van de Autoriteit inzake voorkoming van en de omgang met belangenconflicten niet wordt toegepast op tijdelijk personeel;

15.

acht het zeer belangrijk dat de Autoriteit haar onafhankelijkheidsbeleid consequent toepast, met name op panelvoorzitters en -vicevoorzitters;

16.

constateert dat sinds deze kwestie door de kwijtingsautoriteit bij de Autoriteit onder de aandacht werd gebracht alle belangenverklaringen van leden van de raad van bestuur gepubliceerd worden op de website van de Autoriteit; wijst erop dat publicatie van deze documenten belangrijk is om te waarborgen dat de noodzakelijke toetsing van en controle op de raad van bestuur van de Autoriteit kan plaatsvinden;

17.

stelt vast dat de Autoriteit in januari 2016, in afwachting van de goedkeuring van uitvoeringsvoorschriften inzake klokkenluiders, een nieuwe operationele standaardprocedure heeft ingevoerd voor de behandeling van verzoeken van klokkenluiders die geconfronteerd worden met vergeldingsacties; stelt vast dat de Autoriteit verdere instructies van de Commissie afwacht alvorens interne regels inzake klokkenluiders vast te stellen; verzoekt de Commissie zo snel mogelijk aanvullende instructies te geven en verzoekt de Autoriteit aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de vaststelling en de uitvoering van haar regels inzake klokkenluiders;

18.

stelt met tevredenheid vast dat de Autoriteit in maart 2015 een fraudebestrijdingsstrategie heeft vastgesteld, tezamen met een daarbij behorend actieplan, en dat uit het uitvoeringsverslag dat in december 2016 bij de raad van bestuur werd ingediend is gebleken dat alle acties waren uitgevoerd; merkt op dat de in dit plan vervatte acties betrekking hadden op preventie, opsporing, onderzoek en monitoring;

19.

stelt vast dat de Autoriteit in 2015 gestart is met het project „transparantie en betrokkenheid bij risicobeoordeling”, met als doel meer duidelijkheid te verschaffen en uiterlijk in 2020 een strategie te ontwikkelen inzake transparantie van en betrokkenheid bij wetenschappelijke processen, een en ander in overeenstemming met de communicatiestrategie van de Autoriteit, en daarbij, met name door middel van openbare raadplegingen, de betrokkenheid van belanghebbenden en burgers van de ontwikkelingsfase van wetenschappelijke evaluaties tot de uitkomsten daarvan te stimuleren;

20.

stelt vast dat de Autoriteit diverse gestructureerde mechanismen heeft ingesteld voor de contacten met belanghebbende partijen, om ervoor te zorgen dat de betrokkenheid van deze partijen gekenmerkt wordt door transparantie en om ongewenste beïnvloeding te voorkomen; stelt vast dat deze mechanismen onder meer betrekking hebben op openbare raadplegingen over bepaalde wetenschappelijke adviezen en richtsnoeren, informatiebijeenkomsten voor aanvragers, openbare vergaderingen van het wetenschappelijk comité, vergaderingen met belanghebbenden en vergaderingen van de uitvoerend directeur;

21.

stelt voorts vast dat alle personeelsleden van de Autoriteit jaarlijks verplichte scholing doorlopen en jaarlijks een belangenverklaring moeten overleggen met daarin een opgave van de eigen financiële en overige belangen en die van hun familieleden, waarbij ook melding moet worden gedaan van particuliere betrekkingen met lobbyisten; stelt vast dat de externe deskundigen van de Autoriteit eveneens, voordat zij beginnen met hun wetenschappelijke werkzaamheden voor de Autoriteit, een belangenverklaring moeten overleggen, die op de website van de Autoriteit openbaar wordt gemaakt; stelt vast dat deze belangenverklaringen beoordeeld worden in overeenstemming met het beleid van de Autoriteit inzake onafhankelijkheid, en dat deskundigen bij wie er sprake is van een belangenconflict geen wetenschappelijke werkzaamheden voor de Autoriteit mogen verrichten; verzoekt de Autoriteit om de begrotingsautoriteit te informeren over de uitvoering en resultaten van deze maatregelen;

22.

stelt vast dat de Autoriteit geen afkoelingsperiodes toepast voor deskundigen na het einde van de samenwerking met de Autoriteit, maar passende afkoelingsperiodes hanteert bij de selectieprocedure voor deze deskundigen, waardoor hun betrokkenheid bij bepaalde taken gedurende een periode van tussen de twee en vijf jaar nadat zij werkzaam zijn geweest of een adviserende rol hebben gehad op terreinen die overlappen met hun taken voor de Autoriteit wordt beperkt;

23.

stelt vast dat in 64 % van de gevallen waarin om toegang tot documenten wordt gevraagd gedeeltelijke toegang tot de desbetreffende documenten wordt verleend, en dat hierbij in de meeste gevallen een beroep wordt gedaan op een uitzondering wegens bescherming van persoonsgegevens (51 % van de gevallen waarin gedeeltelijke toegang wordt verleend), een uitzondering wegens commerciële belangen (33 % van de gevallen waarin gedeeltelijke toegang wordt verleend) en een uitzondering wegens het lopende besluitvormingsproces (23,5 % van de gevallen waarin gedeeltelijke toegang wordt verleend);

24.

stelt vast dat de raad van bestuur van de Autoriteit in juli 2016 een nieuwe aanpak heeft goedgekeurd inzake de betrokkenheid van belanghebbenden, op grond waarvan de Autoriteit via een groot aantal kanalen contact kan hebben met een groot aantal belanghebbenden, zodat de rol van representatieve organisaties, zoals consumentenorganisaties en andere maatschappelijke organisaties, wordt versterkt;

25.

merkt op dat de Autoriteit vanaf 2017 open wetenschappelijke vergaderingen live zal uitzenden via webstreaming om de transparantie te verhogen;

26.

roept de Autoriteit op haar lijst van voedselveiligheidsorganisaties bekend te maken, evenals de resultaten van haar beoordelingen van de belangen van deskundigen;

27.

is van mening dat de Autoriteit bijzondere aandacht moet blijven besteden aan de publieke opinie en zich zo veel mogelijk moet inzetten voor openheid en transparantie; is in dit verband verheugd over het feit dat de Autoriteit in 2015 op succesvolle wijze haar nieuwe methodologische benadering ten aanzien van het gebruik van wetenschappelijk bewijs heeft getoetst; is in dit verband eveneens ingenomen met de verbeterde gegevensuitwisseling ten gevolge van het feit dat de Autoriteit haar gegevensopslag heeft opengesteld voor een grotere groep belanghebbenden; verwelkomt de effectbeoordeling (1), een extern wetenschappelijk rapport van juni 2016, over maatregelen van de Autoriteit die specifiek gericht zijn op het verbeteren van de transparantie en het vergroten van de betrokkenheid bij haar risicobeoordelingsproces; spoort de Autoriteit aan op deze weg verder te gaan, met name tegen de achtergrond van haar onafhankelijkheidstoetsing in 2017;

28.

wijst erop dat talloze voorschriften van de Unie, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de burger het recht geven op toegang tot openbare documenten; herinnert de Autoriteit eraan dat transparantie en controleerbaarheid van resultaten de beste garantie bieden voor wetenschappelijke discipline;

Interne controles

29.

stelt vast dat de dienst Interne audit van de Autoriteit (IAC) in 2015 betrouwbaarheidscontroles en andere bijzondere taken heeft uitgevoerd als bedoeld in het jaarlijks auditplan dat is goedgekeurd door het auditcomité van de Autoriteit; stelt vast dat de controles betrekking hadden op de uitvoering van internecontrolenormen, validering van in het kader van het ABAC-systeem verleende toegangsrechten van gebruikers, twee verslagen over de follow-up van de aanbevelingen van de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie en het Hof, en de voorlopige bevindingen ter zake van de audit over „corporate governance, de rol van deskundigen in het kader van het wetenschappelijke-besluitvormingsproces van de EFSA”;

30.

stelt vast dat het huidige interne-controlesysteem van de Autoriteit volgens de IAC redelijke zekerheid verschaft wat betreft het bereiken van de zakelijke doelstellingen van de processen waarop de controle betrekking heeft, behalve als het gaat om de formalisering en bevordering van evaluaties ex-ante, interimevaluaties en evaluaties ex-post, en het ontbreken van afstemming tussen gedelegeerde handelingen en toegangsrechten tot het ABAC-boekhoudsysteem; verzoekt de Autoriteit om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de maatregelen die genomen worden om de tekortkomingen van het interne-controlesysteem te verhelpen;

31.

verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat de Autoriteit nog niet beschikt over een duidelijke en omvattende strategie voor financiële controle achteraf die alle operationele gebieden bestrijkt en waarin de frequentie en omvang van deze controles worden gespecificeerd; verzoekt de Autoriteit om erover na te denken of deze aanvullende controlemaatregel zou passen in haar op risico's gebaseerde beoordelingsomgeving;

Interne audit

32.

stelt vast dat de IAS een verslag heeft gepresenteerd met als titel „Scientific Support to Risk Assessment and Evaluation of Regulated Products with Focus on Data Collection and Analysis”; merkt op dat de IAS daarin concludeert dat er binnen de Autoriteit nog altijd sprake is van zwakke punten, met name op het gebied van gegevensbeheer, ondanks het feit dat het algehele proces van gegevensverzameling en -analyse op passende wijze ondersteuning biedt aan de wetenschappelijke activiteiten in verband met risicobeoordeling en de evaluatie van gereguleerde producten; verneemt van de Autoriteit dat zij naar aanleiding van de opmerkingen van de IAS een actieplan heeft vastgesteld, en dat aan het einde van het jaar aan alle actiepunten in dit plan, binnen de daarvoor gestelde termijnen, uitvoering werd gegeven;

33.

verneemt uit het jaarverslag van de Autoriteit dat de IAS begin 2015 acht „zeer belangrijke” aanbevelingen heeft gedaan; stelt vast dat na de audit met als titel „Scientific Support to Risk Assessment and Evaluation of Regulated Products with focus on Data Collection and Analysis” en de follow-upaudit van alle openstaande aanbevelingen nog slechts aan drie „zeer belangrijke” aanbevelingen geen invulling is gegeven; stelt vast dat de Autoriteit een deel van de in het actieplan vastgelegde maatregelen reeds in de loop van 2015 ten uitvoer heeft gelegd en voornemens was om in 2016 een omvattend kader voor gegevensbeheer vast te stellen en goed te keuren;

Prestaties

34.

stelt vast dat de Autoriteit met een aantal partnerorganisaties op het niveau van de Unie, waaronder het Europees Agentschap voor chemische stoffen, het Europees Geneesmiddelenbureau, de Spaanse instantie Agencia Española de Consumo — Seguridad Alimentaria y Nutrición en de Food Standard Agency van het Verenigd Koninkrijk nieuwe wetenschappelijke activiteiten en samenwerkingsverbanden heeft opgezet en bestaande activiteiten en samenwerkingsverbanden nieuw leven heeft ingeblazen; stelt vast dat de Autoriteit daarnaast samenwerkt en uitwisselingen realiseert met een aantal internationale partneragentschappen; stelt met tevredenheid vast dat deze samenwerking ten doel heeft methoden en procedures ter verbetering van de voedselveiligheid uit te wisselen, waaronder methoden voor een betere risicobeoordeling, snelle opsporing van nieuwe risico's en uitwisseling van gegevens over onderwerpen van gemeenschappelijk belang;

Overige opmerkingen

35.

stelt vast dat de vijf posten binnen het hogere kader van de Autoriteit optimaal verdeeld zijn over mannen en vrouwen en dat de verhouding vrouw-man op 40 %/60 % ligt; stelt echter met bezorgdheid vast dat binnen de raad van bestuur van de Autoriteit genderevenwicht ver te zoeken is, en dat de verhouding vrouw-man daar op 20 %/80 % ligt;

36.

merkt op dat in 2015 in totaal 24 personeelsleden hebben deelgenomen aan buitendagen, en dat de totale kosten daarvan 5 816 EUR bedroegen (d.w.z. 242,33 EUR per persoon); stelt vast dat 31 personeelsleden hebben deelgenomen aan „besloten conferenties”, en dat de totale kosten daarvan 23 096,16 EUR bedroegen (d.w.z. 745,03 EUR per persoon), en dus relatief hoog waren; verzoekt de Autoriteit om de kwijtingsautoriteit gedetailleerdere informatie te verstrekken over de inhoud en de kosten van haar besloten conferenties;

37.

is ingenomen met de bijdrage die de Autoriteit levert aan de veiligheid van de voedsel- en voederketen van de Unie door risicomanagers in de Unie te voorzien van uitgebreid, onafhankelijk en actueel wetenschappelijk advies over kwesties op het gebied van de voedselketen, door het publiek duidelijk voor te lichten over haar werkzaamheden en de informatie waarop deze gebaseerd zijn, en door in samenwerking met belanghebbende partijen en institutionele partners te werken aan de bevordering van coherentie van en vertrouwen in het voedselveiligheidssysteem van de Unie;

38.

merkt op dat de Autoriteit meer dan 600 wetenschappelijke adviezen heeft uitgebracht die betrekking hadden op de gehele voedselketen, en daarmee heeft bijgedragen tot verbetering van de volksgezondheid;

39.

wijst er tevens op dat de Autoriteit in samenwerking met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding door middel van het combineren van gegevens volksgezondheidsrisico's heeft beoordeeld; is ingenomen met het feit dat de Autoriteit incidenteel ook samenwerkt met het Europees Geneesmiddelenbureau (bijvoorbeeld de presentatie van een eerste gezamenlijk rapport over een geïntegreerde analyse van de consumptie van antimicrobiële stoffen en antibioticaresistentie van bacteriën bij mensen en slachtdieren) en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (bijvoorbeeld de gezamenlijke ontwikkeling van wetenschappelijke criteria voor het identificeren van hormoonontregelende stoffen);

40.

is ingenomen met het feit dat de Autoriteit in 2015 een meerjarig project heeft opgezet om onderzoek te doen naar stressfactoren voor bijen en kenmerken van gezonde honingbijkolonies, onder meer met het doel om een model te ontwikkelen voor het grondig en op geharmoniseerde wijze meten van de gezondheid van bijenkolonies via veldonderzoek;

41.

onderstreept dat transparantie met betrekking tot geraadpleegde wetenschappelijke studies en reproduceerbaarheid van resultaten definiërende kenmerken zijn voor geloofwaardig wetenschappelijk onderzoek;

42.

benadrukt dat er in 2015 sprake was van belangrijke mijlpalen wat betreft de contacten van de Autoriteit met risicomanagers en het publiek: de lancering van haar nieuwe website op basis van uitgebreid gebruikersonderzoek, en de overgang van het EFSA Journal naar een extern professioneel uitgeversplatform; merkt op dat tevens vooruitgang is geboekt door de helpdesk voor aanvragen, de frontoffice van de Autoriteit en het steunpunt voor de veiligheidsbeoordeling van gereguleerde producten; constateert dat de Autoriteit er door middel van deze en vele andere projecten en initiatieven voor heeft gezorgd dat zij een doeltreffende en betrouwbare verstrekker van wetenschappelijk advies is gebleven ten behoeve van de consumenten in de Unie;

43.

stelt met voldoening vast dat de Autoriteit in 2015 een verbindingsbureau heeft opgezet in Brussel, om de communicatie en de dialoog met de instellingen van de Unie, de media en belanghebbenden te verbeteren;

44.

is van oordeel dat de Autoriteit belanghebbenden en burgers moet blijven aansporen om betrokken te blijven en via aangewezen interactiepunten hun bijdrage aan de ontwikkeling van wetenschappelijke resultaten te blijven leveren, onder meer met betrekking tot gereguleerde producten, zoals vermeld in de EFSA-strategie 2020;

45.

onderstreept dat de Autoriteit moet beginnen met de evaluatie van de vijf bestaande impactindicatoren en daarnaast nieuwe moet uitwerken; is van mening dat deze impactindicatoren essentiële instrumenten zijn om de effectiviteit van de Autoriteit te meten;

46.

is van oordeel dat de Autoriteit ernaar moet streven het reizen door deskundigen te beperken door het gebruik van IT-instrumenten, zoals interactieve videoconferenties of webinars, te bevorderen;

47.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 27 april 2017 (2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.


(1)  „Impact Assessment of Specific Measures Aimed at Increasing Transparency and Engagement in EFSA Risk Assessment Process”, EFSA Supporting publication 2016:EN-1047.

(2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0155 (zie bladzijde 372 van dit Publicatieblad).


Top