EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017BP1667

Resolutie (EU) 2017/1667 van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2015

PB L 252 van 29.9.2017, p. 221–223 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2017/1667/oj

29.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/221


RESOLUTIE (EU) 2017/1667 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 27 april 2017

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2015

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2015,

gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A8-0100/2017),

A.

overwegende dat de definitieve begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole (het „Bureau”) voor het begrotingsjaar 2015 volgens zijn financiële staten 9 217 000 EUR bedroeg, wat geen verandering ten opzichte van het jaar ervoor betekent; overwegende dat de begroting van het Bureau volledig wordt gefinancierd met middelen van de begroting van de Unie;

B.

overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Bureau voor het begrotingsjaar 2015 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

C.

overwegende dat de kwijtingsautoriteit, in het kader van de kwijtingsprocedure, sterk de nadruk legt op het bijzonder belang van de verdere versterking van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, het concept van resultaatgericht begroten ten uitvoer te leggen en een goed personeelsbeheer te verzekeren;

Financieel en begrotingsbeheer

1.

stelt vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2015 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,59 %, wat betekent dat het streefdoel van het Bureau is bereikt en er sprake is van een toename van 0,50 % ten opzichte van 2014; stelt voorts vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 92,24 % bedroeg, wat betekent dat het streefdoel van het Bureau is bereikt en er sprake is van een toename van 3,81 % ten opzichte van 2014;

2.

is ingenomen met de invoering van de e-Priormodules voor elektronische aanbestedingen, bestellingen en facturering, in samenwerking met het directoraat-generaal voor Informatica (DG DIGIT) van de Commissie; stelt vast dat het de bedoeling was om in de loop van 2016 steeds meer gebruik te gaan maken van de ingevoerde modules, met het oog op een toename van de elektronische werkprocedures voor meer efficiëntie, betrouwbaardere gegevens en een beter controletraject; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit in te lichten over de behaalde efficiëntie na de invoering van de modules;

3.

stelt met tevredenheid vast dat het Bureau al zijn betalingen heeft verricht binnen de in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 gestelde termijnen, waardoor leveranciers geen rente in rekening hoefden te brengen vanwege te late betalingen; constateert verder dat de gemiddelde betalingstermijn in 2015 twintig dagen was;

4.

merkt op dat de effectieve budgettaire bezuinigingen die het Bureau zijn opgelegd, zijn capaciteit hebben geschaad om de doelstelling te halen van het opzetten van de operationele coördinatie van de controle- en inspectieactiviteiten van de lidstaten, teneinde de doeltreffende en uniforme toepassing van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen;

5.

wijst op de belangrijke rol van het Bureau bij de tenuitvoerlegging van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid en de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan, met name wat betreft de aanlandingsverplichting en de vereisten op het gebied van toezicht en controle op visserijactiviteiten; benadrukt dat daarom moet worden bezien of het mogelijk is de kredieten voor de werkzaamheden van het Bureau de komende jaren te verhogen;

6.

betreurt het dat de beperking van de middelen en de capaciteit van het Bureau kan leiden tot een afzwakking van de visserijcontroles en als gevolg hiervan tot een toename van de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, wat ten koste gaat van de sociale, economische en ecologische duurzaamheid van de sector;

7.

wijst erop dat het nieuwe migratiebeleid van de Unie, met name de oprichting van de Europese grens- en kustwacht, in het kader van een algemene verbetering van de kustwachttaken, het Bureau belast met nieuwe taken op het gebied van inspectie en betere samenwerking, waarvoor meer geld en technische en personele middelen nodig zijn;

Vastleggingen en overdrachten

8.

is ingenomen met het feit dat het percentage fondsen dat werd overgedragen van 2015 naar 2016 is gedaald van 11 % naar 7 % ten opzichte van 2014; merkt op dat het percentage overdrachten voor titel II (administratieve uitgaven) 20 % bedroeg, een daling van 5 % ten opzichte van 2014; merkt op dat het percentage overdrachten voor titel III (operationele uitgaven) 20 % bedroeg, een daling van 10 % ten opzichte van het niveau in 2014; merkt bovendien op dat overdrachten vaak gedeeltelijk of volledig kunnen worden gerechtvaardigd als gevolg van het meerjarige karakter van de operationele programma's van de agentschappen en niet noodzakelijkerwijs op zwakke punten in de begrotingsplanning en -uitvoering wijzen, noch altijd haaks staan op het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, vooral niet als ze van tevoren gepland zijn door het Bureau en meegedeeld zijn aan de Rekenkamer;

9.

constateert dat het Bureau het percentage van uit het jaar 2014 overgedragen geannuleerde vastleggingen verder omlaag heeft weten te brengen naar 3,45 %, wat neerkomt op een daling van 0,9 % in vergelijking met het vorige jaar;

Overschrijvingen

10.

merkt met voldoening op dat uit de definitieve jaarrekening van het Bureau blijkt dat het niveau en de aard van de overdrachten in 2015 binnen de grenzen van de financiële voorschriften zijn gebleven;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

11.

is ingenomen met het feit dat het Bureau in het kader van bestaande contracten heeft voorzien in verschillende behoeften — van het Bureau zelf of van de Commissie — voor een optimaal gebruik van de beschikbare middelen; onderkent dat aan het begin van 2016 een memorandum van overeenstemming is ondertekend over de herfacturering van de aanbestedingsdiensten die door DG DIGIT worden verleend op het vlak van informatietechnologie; stelt vast dat het Bureau zich richt op de invoering van het e-administratiesysteem en op de rationalisering en de optimalisering van zijn aanbestedingsprocedures;

12.

betreurt het dat er niet de minste aandacht wordt besteed aan de werkomstandigheden van het personeel van het Bureau dat met een onveranderd personeelsbestand toch moet zorgen dat er extra taken worden verricht;

13.

is van mening dat het Bureau bijzonder goede waar levert voor het betaalde geld, maar wijst er ook op dat de personele en financiële middelen de komende jaren moeten worden verhoogd;

Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

14.

onderkent dat het Bureau een alomvattend beleid inzake voorkoming en beheersing van belangenconflicten en een anti-fraudestrategie heeft vastgesteld; constateert dat van de in totaal 13 maatregelen die genomen moeten worden voor het einde van 2017, er al 9 genomen zijn; merkt op dat de controles van het Bureau die gericht zijn op de preventie en opsporing van fraude lijken op de controles om de wettigheid en de regelmatigheid van verrichtingen te waarborgen, zoals „het twee-paar-ogenprincipe”, geautomatiseerde controles in de financiële en boekhoudsystemen, uitbestede loonadministratie en belangenverklaringen die altijd ondertekend moeten worden door panelleden; verneemt met voldoening van het Bureau dat zich sinds de oprichting geen frauduleuze gebeurtenissen hebben voorgedaan;

15.

stelt vast dat de belangenverklaringen en de cv's van de uitvoerend directeur, leden van de raad van bestuur en teams van hogere leidinggevenden zijn ingediend en gepubliceerd op de website van het Bureau; betreurt echter dat de feitelijke accuratesse van de belangenverklaringen niet is geverifieerd; roept het Bureau op standaardcontroles en -actualiseringen in te voeren met het oog op de nauwkeurigheid van de belangenverklaringen;

16.

constateert dat de Commissie het Bureau nog niet heeft geantwoord over zijn ontwerpuitvoeringsregels over klokkenluiders; verzoekt het Bureau verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de vaststelling en de uitvoering van die regels;

Interne controles

17.

stelt vast dat de raad van bestuur van het Bureau een reeks normen voor interne controles heeft vastgesteld om te garanderen dat beleids- en operationele doelstellingen gehaald worden; onderkent dat de meeste normen voor interne controles een hoog uitvoeringsniveau hebben, terwijl vier gebieden een gemiddeld en één gebied een laag uitvoeringspercentage hebben in het systeem voor interne controles;

18.

verneemt met bezorgdheid uit het verslag van de Rekenkamer dat het Bureau nog niet volledig voldoet aan internecontrolenormen 10 (bedrijfscontinuïteit), 11 (documentenbeheer) en 12 (informatie en communicatie); merkt verder op dat het Bureau heeft uitgelegd dat het nog niet is gelukt die normen volledig uit te voeren, voornamelijk vanwege budgettaire beperkingen; verzoekt het Bureau die normen voor interne controles uit te voeren en bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de resultaten van de uitvoering;

Interne audit

19.

stelt vast dat de dienst Interne Audit van de Commissie (IAS), naar aanleiding van de audit van de „bouwstenen voor de betrouwbaarheid” zes als „belangrijk” aangemerkte aanbevelingen heeft gedaan, die volledig zijn opgevolgd door het Bureau; merkt verder op dat het Bureau geen openstaande aanbevelingen van de IAS heeft;

20.

neemt kennis van het feit dat het Bureau centraal toezicht op alle auditaanbevelingen van de Rekenkamer, de IAS en zijn capaciteit voor interne controle heeft ontwikkeld en uitgevoerd om die aanbevelingen te consolideren en te controleren, alsmede de bijbehorende actieplannen beter op te kunnen volgen; stelt vast dat aan het eind van 2015 slechts vier aanbevelingen nog niet afgehandeld waren, maar dat geen daarvan kritiek of heel belangrijk was;

Prestaties

21.

stelt vast dat er twee kritieke risico's waren vastgesteld tijdens de jaarlijkse risicobeoordeling van het Bureau; merkt op dat het Bureau een strategische planning voor gezamenlijke tenuitvoerlegging moet voorbereiden indien het specifieke controle- en inspectieprogramma van de Commissie niet op tijd wordt aangenomen, om de uitvoering van het administratieve werkprogramma van het Bureau niet in gevaar te brengen en het risico te vermijden dat begrotingskredieten niet worden gebruikt; verzoekt het Bureau aan te geven hoe het die resterende risico's tot een aanvaardbaar niveau wil terugbrengen;

Overige opmerkingen

22.

onderkent het feit dat het Bureau een samenwerkingsverband is aangegaan met het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Grens- en kustwachtagentschap voor de voorbereiding en uitvoering van het proefproject „Oprichting van een Europese kustwacht”; merkt op dat de lering die is getrokken uit het proefproject ingezet zal worden bij de uitvoering van het nieuwe „grenspakket”, dat gericht is op de taakstelling van de drie maritieme agentschappen om samen te werken teneinde de nationale autoriteiten te ondersteunen bij het uitvoeren van kustwachttaken, door diensten, informatie, apparatuur en opleidingen aan te bieden en door multifunctionele acties te coördineren;

23.

wijst erop dat het belangrijk is het mandaat van het Bureau te versterken om gezamenlijke operationele acties met andere op maritiem gebied gespecialiseerde agentschappen van de Unie te ondernemen, teneinde rampen op zee te voorkomen en de Europese kustwachtfuncties te coördineren;

24.

wijst erop dat 2016 een sleuteljaar was voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid met betrekking tot de regels inzake verplichte aanlanding en dat de operationele coördinatie van de activiteiten op het gebied van visserijcontrole-inspecties met de lidstaten passende personele en financiële middelen vereist; maakt zich zorgen over de praktische moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van de aanlandingsplicht voor de demersale visserij en is van mening dat bij de controles rekening moet worden gehouden met die moeilijkheden;

25.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 27 april 2017 (1) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.


(1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0155 (zie bladzijde 372 van dit Publicatieblad).


Top