EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017BP1625

Resolutie (EU) 2017/1625 van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, afdeling VII — Comité van de Regio's

PB L 252 van 29.9.2017, p. 134–135 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2017/1625/oj

29.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/134


RESOLUTIE (EU) 2017/1625 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 27 april 2017

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, afdeling VII — Comité van de Regio's

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, afdeling VII — Comité van de Regio's,

gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0141/2017),

A.

overwegende dat de kwijtingsautoriteit, in het kader van de kwijtingsprocedure, sterk de nadruk legt op het bijzonder belang van het verder versterken van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, het concept van resultaatgericht begroten ten uitvoer te leggen, en een goed personeelsbeheer te verzekeren;

1.

stelt vast dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag 2015 opmerkt dat er geen significante tekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten in verband met personeelsbeheer en aanbestedingen bij het Comité van de Regio's (het „Comité”);

2.

stelt met tevredenheid vast dat de Rekenkamer op basis van zijn controlewerkzaamheden heeft geconcludeerd dat de betalingen als geheel over het per 31 december 2015 afgesloten jaar, alsook de administratieve en andere uitgaven van de instellingen en organen geen materiële fouten vertonen;

3.

benadrukt dat de begroting van het Comité louter administratief is, waarbij het grootste deel gebruikt wordt voor uitgaven met betrekking tot het personeel dat voor het Comité werkzaam is en de rest voor gebouwen, meubilair, uitrusting en diverse werkingskosten; onderstreept echter dat de invoering van resultaatgericht begroten niet enkel geldt voor de begroting van het Comité in haar geheel, maar ook voor het bepalen van specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden (SMART) doelstellingen voor individuele afdelingen, eenheden en jaarplannen voor personeelsbeleid; roept het Comité in dit verband op om het beginsel van resultaatgericht begroten breder in te voeren in de dagelijkse activiteiten;

4.

stelt vast dat het Comité in 2015 beschikte over een goedgekeurde begroting van 88 900 000 EUR (ten opzichte van 87 600 000 EUR in 2014), waarvan 87 200 000 EUR aan vastleggingskredieten, met een benuttingspercentage van 98,2 %; stelt vast dat het benuttingspercentage in 2015 licht is gedaald;

5.

wijst op de sluiting van een nieuwe administratieve bilaterale samenwerkingsovereenkomst tussen het Comité en het Europees Economisch en Sociaal Comité, die in 2015 is ondertekend; vertrouwt erop dat de overeenkomst zal zorgen voor meer efficiëntie in de prestaties van het Comité en het Europees Economisch en Sociaal Comité;

6.

stelt met tevredenheid vast dat het verslag over de implementatie van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Parlement en het Comité (de „overeenkomst”) tijdig klaar was, en schat de samenwerking tussen beide instellingen positief in; merkt echter op dat de aard van de „nauwere samenwerking” waar in de overeenkomst naar verwezen wordt, verduidelijkt moet worden;

7.

verwelkomt de interesse van het Comité voor een meer systematische benadering van de samenwerking met het Parlement, met name op politiek gebied en met de onderzoeksdienst van het Parlement (EPRS); is van oordeel dat de verdere ontwikkeling van synergieën zal leiden tot positieve resultaten voor beide instellingen;

8.

herhaalt het verzoek om een gezamenlijke beoordeling van door de samenwerking bereikte begrotingsbesparingen op te nemen in het volgende follow-upverslag van het akkoord;

9.

merkt met bezorgdheid op dat geen van de doelstellingen die in 2015 door het Comité werden bepaald om de betrokkenheid van het Parlement en de Raad bij activiteiten in verband met de adviezen van het Comité te vergroten, werden gehaald;

10.

merkt op dat de rechtstreekse toegang tussen de gebouwen RMD en REM door het Parlement uit veiligheidsoverwegingen werd gesloten na de terroristische aanslagen in Parijs in november 2015; vertrouwt erop dat het Parlement de veiligheidskwestie opnieuw zal beoordelen, aangezien een heropening voordelig zou zijn voor de drie instellingen;

11.

merkt met bezorgdheid op dat het uitvoeringspercentage in 2015 voor een aantal begrotingsposten gestaag is gedaald; merkt op dat 2015 het eerste jaar is van de zesde ambtstermijn van het Comité; is evenwel van mening dat het Comité niet mag toestaan dat dit het begrotingsbeheer beïnvloedt; roept het Comité op om zijn prestaties te verbeteren en het eerste jaar van de zevende ambtstermijn van het Comité beter voor te bereiden;

12.

spoort het Comité aan om de transparantie van zijn activiteiten verder te verbeteren en alle beschikbare gegevens over de dienstreizen van zijn leden op te nemen in zijn jaarlijkse activiteitenverslag, met een gedetailleerd overzicht van de uitgaven;

13.

roept het Comité op om deel te nemen aan het toekomstig interinstitutioneel akkoord betreffende een verplicht transparantieregister;

14.

uit zijn bezorgdheid over het blijvend gebrek aan evenwicht tussen mannen en vrouwen in leidinggevende en kaderfuncties (25 %/75 % in een leidinggevende en 38 %/62 % in een kaderfunctie); spoort het Comité aan om het evenwicht tussen mannen en vrouwen binnen de eigen gelederen te verbeteren en verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de maatregelen die zijn genomen om dit probleem aan te pakken, alsook over de behaalde resultaten;

15.

uit zijn tevredenheid over de goede geografische balans binnen de managementfuncties;

16.

is verontrust over het hoge aantal dagen ziekteverlof onder de personeelsleden van het Comité; roept het Comité op om de redenen daarvoor te onderzoeken, het personeelsbeleid te richten op verbetering van deze situatie, en de activiteiten rond welzijn zo breed mogelijk te organiseren, teneinde afwezigheid om deze redenen te helpen voorkomen;

17.

is bezorgd omdat de auditaanbevelingen over de resultaten van IT-projecten voor interne toepassing niet naar behoren ten uitvoer gelegd worden; roept het Comité op deze situatie zonder verder uitstel recht te zetten;

18.

verwelkomt het verstrekken van vertalingsgegevens volgens de geharmoniseerde methodologie van het interinstitutioneel comité voor vertaling en vertolking; verneemt dat de herziening van de gedragscode voor vertaling samen met het Europees Economisch en Sociaal Comité zal worden uitgevoerd;

19.

merkt op dat het uitbestedingspercentage voor vertalingen steeg van 2,57 % in 2014 tot bijna 10 % in 2015 wegens de overplaatsing van personeel naar het Parlement op grond van de overeenkomst; roept het Comité op om de kosteneffectiviteit van de nieuwe regeling, die nu in de praktijk wordt toegepast, te beoordelen;

20.

verneemt dat het Comité in december 2015 regels met betrekking tot klokkenluiders heeft goedgekeurd; merkt daarnaast op dat in 2015 één dossier rond klokkenluiders werd geopend; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in deze kwestie;

21.

acht het cruciaal dat het Comité onmiddellijk gevolg geeft aan de twee uitspraken van het Gerecht voor ambtenarenzaken (1), het verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (2), het verslag van het Uitbetalingsbureau van de Commissie (3) en de resoluties van het Parlement (4), en dat het Comité de klokkenluiderszaak van de voormalige interne auditeur van het Comité op een rechtvaardige, eerbare en billijke manier beëindigt voor het einde van 2017;

22.

acht het van wezenlijk belang dat het Comité samenwerkt met het Europees Economisch en Sociaal Comité om onmiddellijk gevolg te geven aan de uitspraak van het Gerecht voor ambtenarenzaken in een intimidatiezaak waarbij ambtenaren van beide instellingen betrokken zijn (5), dat het Comité verslag uitbrengt aan het Parlement over de voortgang, en dat het zijn procedures voor de afhandeling van toekomstige beschuldigingen van intimidatie herziet om ervoor te zorgen dat deze in overeenstemming zijn met de rechtspraak van het Gerecht voor ambtenarenzaken;

23.

stelt met grote tevredenheid de inspanningen en de resultaten vast die tot op heden bereikt zijn bij het verbeteren van de ecologische voetafdruk van het Comité en de hernieuwing van het EMAS-certificaat (milieubeheer- en milieuauditsysteem van de EU);

24.

neemt nota van de inspanningen en resultaten van het Comité op het gebied van de intensivering van het informatie- en communicatiebeleid;

25.

verwelkomt de informatie over het gebouwenbeleid van het Comité in zijn jaarlijks activiteitenverslag, met name omdat het belangrijk is dat de kosten van dit beleid voldoende transparant worden gemaakt en niet buitensporig zijn.


(1)  Arresten van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 7 mei 2013, zaak F-86/11 (ECLI:EU:F:2011:189) en van 18 november 2014, zaak F-156/12 (ECLI:EU:F:2014:247).

(2)  Definitief verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding van 8 oktober 2003.

(3)  Verslag van het Uitbetalingsbureau van de Commissie van 8 mei 2008.

(4)  Resoluties van het Parlement, van 29 januari 2004 (PB L 57 van 25.2.2004, blz. 8), 21 april 2004 (PB L 330 van 4.11.2004, blz. 153), 12 april 2005 (PB L 196 van 27.7.2005, blz. 54), 27 april 2006 (PB L 340 van 6.12.2006, blz. 44), 29 april 2015 (PB L 255 van 30.9.2015, blz. 132) en 28 april 2016 (PB L 246 van 14.9.2016, blz. 152) ter ondersteuning van de zaak met betrekking tot de interne auditeur van het Comité.

(5)  Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 februari 2013, zaak F-124/10: Vassilliki Labiri/Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) (ECLI:EU:F:2013:21).


Top