EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017BP1623

Resolutie (EU) 2017/1623 van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité

PB L 252 van 29.9.2017, p. 130–132 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2017/1623/oj

29.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/130


RESOLUTIE (EU) 2017/1623 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 27 april 2017

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité,

gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0144/2017),

A.

overwegende dat de kwijtingsautoriteit, in het kader van de kwijtingsprocedure, sterk de nadruk legt op het bijzonder belang van het verder versterken van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, het concept van resultaatgericht begroten ten uitvoer te leggen, en een goed personeelsbeheer te verzekeren;

1.

is ingenomen met de conclusie van de Rekenkamer dat de betalingen als geheel over het per 31 december 2015 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van het Europees Economisch en Sociaal Comité (het „Comité”) geen materiële fouten vertonen;

2.

stelt met tevredenheid vast dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag 2015 geen significante tekortkomingen met betrekking tot de gecontroleerde aspecten in verband met personeelsbeheer en aanbestedingen bij het Comité heeft vastgesteld;

3.

merkt op dat de begroting voor 2015 van het Comité 129 100 000 EUR bedroeg (tegenover 128 559 380 EUR in 2014), met een bestedingspercentage van 95,9 %; wijst erop dat het bestedingspercentage voor 2015 iets hoger was dan dat voor 2014;

4.

benadrukt dat de begroting van het Comité louter administratief is, waarbij het grootste deel gebruikt wordt voor uitgaven met betrekking tot het personeel dat voor de instelling werkzaam is en de rest voor gebouwen, meubilair, uitrusting en diverse werkingskosten; onderstreept echter dat de invoering van resultaatgericht begroten niet enkel geldt voor de begroting van het Comité in haar geheel, maar ook voor het bepalen van specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden (SMART) doelstellingen voor individuele afdelingen, eenheden en jaarplannen voor personeelsbeleid; roept het Comité in dit verband op om het beginsel van resultaatgericht begroten breder in te voeren in de dagelijkse activiteiten;

5.

neemt kennis van de opmerkingen van het Comité naar aanleiding van de resolutie van het Parlement over de kwijting voor 2014 die bij het jaarlijkse activiteitenverslag van het Comité zijn gevoegd; juicht het toe dat in 2015 een ondersteunende dienst voor openbare aanbestedingen is opgericht;

6.

geeft aan dat 2015 het eerste jaar van een nieuwe mandaatsperiode voor het Comité was, hetgeen mogelijkerwijs van invloed was op de prestaties, met name van de wetgevende directoraten, inclusief vertolking, en de directoraten communicatie en human resources;

7.

stelt vast dat het verslag over de implementatie van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Parlement en het Comité („de overeenkomst”) tijdig klaar was en de samenwerking tussen beide instellingen positief beoordeelt;

8.

neemt er kennis van dat, volgens het Comité, de aard van de „intensievere” samenwerking zoals bedoeld in de overeenkomst moet worden verduidelijkt en dat een aantal onderdelen nog niet volledig worden geïmplementeerd en onophoudelijke inspanningen van beide instellingen behoeven; is ervan overtuigd dat verdere inspanningen gericht op volledige implementatie van de overeenkomst en de totstandbrenging van synergie-effecten voor beide partijen positief zal uitwerken;

9.

herhaalt zijn verzoek dat een gezamenlijke beoordeling van door de samenwerking bereikte begrotingsbesparingen wordt opgenomen in de tussentijdse evaluatie, of het volgende follow-uprapport, van de overeenkomst;

10.

merkt op dat de adviezen van het Comité niet goed worden geïntegreerd in het werk van het Parlement en verzoekt het Comité om samen met de secretaris-generaal van het Parlement voorstellen uit te werken om de procedures van het Comité en het Parlement op dit gebied te stroomlijnen;

11.

neemt er nota van dat in 2015 een nieuwe administratieve bilaterale samenwerkingsovereenkomst tussen het Comité en het Comité van de Regio's is ondertekend; vertrouwt erop dat de overeenkomst in kwestie zal zorgen voor meer efficiëntie in de prestaties van beide comités; is van oordeel dat vergelijkbare administratieve functies moeten worden samengevoegd om onnodig dubbel werk te vermijden;

12.

merkt op dat de rechtstreekse toegang tussen de gebouwen RMD en REM door het Parlement uit veiligheidsoverwegingen werd gesloten na de terroristische aanslagen in Parijs in november 2015; vertrouwt erop dat het Parlement de veiligheidssituatie opnieuw zal beoordelen, aangezien een heropening voordelig zou zijn voor de drie instellingen;

13.

juicht de in 2015 doorgevoerde administratieve wijzigingen toe, in het bijzonder de volledige implementatie van een op kosten gebaseerd systeem voor de vergoeding van de reiskosten van de leden en de volledige vernieuwing van het portal van de leden; verzoekt het Comité om een vergelijkend jaarlijks overzicht van de reiskosten van de leden voor 2014, 2015 en 2016;

14.

neemt er nota van dat, volgens het reglement van het Comité, zijn leden volledig onafhankelijk zijn bij de uitoefening van hun taken, in het algemene belang van de Unie; neemt kennis van het feit dat de belangenverklaringen van de leden beschikbaar zijn op de website van het Comité; roept het Comité op toe te treden tot het toekomstig interinstitutioneel akkoord inzake een verplicht transparantieregister;

15.

maakt zich zorgen over het grote aantal onbezette vaste posten in 2015 en spoort het Comité aan de nodige maatregelen te nemen om de aanwervingsprocedures te verbeteren;

16.

uit zijn bezorgdheid over het blijvende genderonevenwicht in hogere- en middenmanagementfuncties (verhouding 30 %/70 % in het hogere management); betreurt verder dat in het hogere- en middenmanagement sprake is van een geografisch onevenwicht, en met name dat er te weinig personeelsleden zijn uit de lidstaten die in 2004 of daarna tot de Unie zijn toegetreden; verzoekt het Comité actie te ondernemen om dit onevenwicht te herstellen en verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de genomen maatregelen, alsook over de bereikte resultaten;

17.

neemt kennis van het voornemen van het Comité zich te houden aan de interinstitutionele overeenkomst (1) om het personeelsbestand met 5 % te verminderen over een periode van vijf jaar; vraagt om toelichting over de manier waarop deze vermindering te rijmen valt met de situatie in 2016, toen drie nieuwe posten zijn gecreëerd; stelt voor dat het Comité het Parlement op de hoogte brengt van eventuele alternatieve besparingen die werden gedaan ter compensatie van de mogelijke vertraging van de personeelsinkrimping;

18.

juicht het toe dat de interne regels met betrekking tot klokkenluiders begin 2016 in werking zijn getreden;

19.

spreekt zijn volledige steun uit voor de nieuwe posten voor ethisch adviseurs die helpen in het geval van intimidatiegerelateerde situaties en specifieke opleiding verzorgen voor de leiding ter vergroting van de kennis over en verbetering van het omgaan met klokkenluiders; betreurt het dat drie intimidatiedossiers in rechtszaken zijn geëindigd;

20.

kan als gevolg van het slechte rapport van het Comité hierover niets zeggen over het niveau van het ziekteverzuim onder het personeel; vraagt het Comité verslag over het ziekteverzuim van het personeel uit te brengen en daarbij voor elk afzonderlijk personeelslid aan te geven hoeveel werkdagen hij of zij ziek is geweest;

21.

neemt er nota van dat het Comité de gemiddelde kosten van de buitendagen met 35 % per deelnemer heeft gereduceerd in vergelijking met 2014, en dat slechts 218 personeelsleden hier aan deel hebben genomen, in vergelijking met 415 in 2014; vraagt het Comité eraan te werken dat zo veel mogelijk personeelsleden aan zijn welzijnsactiviteiten deelnemen, teneinde het welzijn van het personeel verder te helpen verbeteren;

22.

stelt met tevredenheid vast dat het percentage aangevraagde vertolkingsdiensten dat niet wordt gebruikt, gedaald is van 4,3 % in 2014 naar 3,5 % in 2015;

23.

verwelkomt het verstrekken van vertalingsgegevens volgens de geharmoniseerde methodologie van het interinstitutioneel comité voor vertaling en vertolking; neemt kennis van de lopende herziening van de gedragscode voor vertaling, die samen met het Comité van de Regio's wordt uitgevoerd;

24.

merkt op dat het uitbestedingspercentage voor vertalingen steeg tot bijna 10 % in 2015 als gevolg van de overplaatsing van personeel naar het Parlement op grond van de overeenkomst; roept het Comité op om de kosteneffectiviteit van de regeling, die nu in de praktijk wordt toegepast, te beoordelen;

25.

verwelkomt het strategisch kader van het Comité voor leren en ontwikkeling, en met name van het feit dat de nadruk ligt op kennisoverdracht van collega op collega; vraagt het Comité in zijn volgende jaarlijkse activiteitenverslag voor follow-upinformatie hierover te zorgen;

26.

stelt met grote tevredenheid de inspanningen en de resultaten vast die tot op heden bereikt zijn bij het verbeteren van de ecologische voetafdruk van het Comité en de hernieuwing van de certificering van het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS);

27.

neemt nota van de administratieve afspraken tussen het Comité en het Europees Bureau voor fraudebestrijding gericht op het tot stand brengen van een gestructureerd kader voor samenwerking en het vergemakkelijken van snelle informatie-uitwisseling;

28.

verwelkomt de informatie over het gebouwenbeleid van het Comité in zijn jaarlijks activiteitenverslag, met name omdat het belangrijk is dat de kosten van dit beleid voldoende transparant worden gemaakt en niet buitensporig zijn;

29.

neemt nota van de inspanningen en resultaten van het Comité op het gebied van de intensivering van het informatie- en communicatiebeleid; beklemtoont evenwel dat het belangrijker is dat de doelmatigheid van de adviezen van het Comité over besluitvorming van de Unie wordt verbeterd dan dat zij algemeen gepubliceerd worden.


(1)  Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1).


Top