Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0308

    2010/308/: Besluit van de Raad van 11 maart 2010 betreffende het standpunt van de Europese Unie over ontwerp-besluit 1/2003 en ontwerp-aanbeveling 1/2003 van het Gemengd Comité dat krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 138 van 4.6.2010, p. 11–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/308/oj

    4.6.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 138/11


    BESLUIT VAN DE RAAD

    van 11 maart 2010

    betreffende het standpunt van de Europese Unie over ontwerp-besluit 1/2003 en ontwerp-aanbeveling 1/2003 van het Gemengd Comité dat krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2010/308/EU)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gelet op Besluit 2002/917/EG van de Raad van 3 oktober 2002 inzake de sluiting van de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (1), en met name op artikel 3, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (hierna „de overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 2003 in werking getreden.

    (2)

    Bij artikel 23 van de overeenkomst wordt een Gemengd Comité ingesteld dat verantwoordelijk is voor het beheer van de overeenkomst.

    (3)

    Krachtens artikel 23, lid 3, van de overeenkomst moet het Gemengd Comité zijn reglement van orde vaststellen.

    (4)

    Het Gemengd Comité heeft overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder c), van de overeenkomst tot taak bijlage 1 bij de overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg en bijlage 2 bij de overeenkomst betreffende de technische normen voor autobussen en touringcars. Voorts heeft het Gemengd Comité overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder e), van de overeenkomst tot taak de voorschriften inzake de sociale bepalingen van artikel 8 van de overeenkomst aan te passen teneinde de nieuwe binnen de Unie genomen maatregelen op te nemen.

    (5)

    Overeenkomstig artikel 24, lid 1, van de overeenkomst dient het Gemengd Comité op de correcte uitvoering van de overeenkomst toe te zien. Daartoe dient het Comité het gebruik van een technisch rapport voor autobussen en touringcars aan te bevelen, teneinde de controle van de bepalingen van de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 bij de overeenkomst te vergemakkelijken.

    (6)

    De Unie moet een standpunt innemen over het ontwerp-besluit en de ontwerp-aanbeveling van het Gemengd Comité,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Enig artikel

    Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité dat overeenkomstig artikel 23 van de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht, is gebaseerd op het bijgevoegde ontwerp-besluit en de bijgevoegde ontwerp-aanbeveling.

    Gedaan te Brussel, 11 maart 2010.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. BLANCO


    (1)  PB L 321 van 26.11.2002, blz. 11.


    Ontwerp-besluit nr. 1/2003 van het Gemengd Comité dat krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht

    van …

    tot vaststelling van zijn reglement van orde en tot aanpassing van bijlage 1 bij de overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg, bijlage 2 bij de overeenkomst betreffende de technische normen voor autobussen en touringcars en de sociale bepalingen van artikel 8 van de overeenkomst

    HET GEMENGD COMITÉ,

    Gelet op de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (1), en met name op de artikelen 23 en 24,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens artikel 23, lid 3, van de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (hierna „de overeenkomst” genoemd), moet het Gemengd Comité zijn reglement van orde vaststellen.

    (2)

    Het Gemengd Comité heeft overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder c), tot taak bijlage 1 bij de overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg en bijlage 2 bij de overeenkomst betreffende de technische normen die van toepassing zijn op autobussen en touringcars aan te passen. Voorts heeft het Gemengd Comité overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder e), tot taak de voorschriften inzake de sociale bepalingen van artikel 8 van de overeenkomst aan te passen teneinde de nieuwe binnen de Unie genomen maatregelen op te nemen,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Het reglement van orde van het Gemengd Comité in bijlage I bij dit besluit wordt aangenomen.

    Artikel 2

    Bijlage 1 bij de overeenkomst — betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg —, bijlage 2 bij de overeenkomst — betreffende de technische normen voor autobussen en touringcars — en de voorschriften inzake de sociale bepalingen van artikel 8 van de overeenkomst worden aangepast overeenkomstig de bijlage II bij dit besluit.

    Gedaan te Brussel, …

    De voorzitter

    De secretaris


    (1)  PB L 321 van 26.11.2002, blz. 13.

    BIJLAGE I

    Reglement van orde van het Gemengd Comité dat krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht

    Artikel 1

    Benaming van het Gemengd Comité

    Het Gemengd Comité dat krachtens artikel 23 van de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht, wordt hierna „het Comité” genoemd.

    Artikel 2

    Voorzitterschap

    1.   Het voorzitterschap van het Comité wordt namens de Europese Unie uitgeoefend door een vertegenwoordiger van de Commissie (hierna „de Commissie” genoemd).

    2.   De functie van voorzitter van het Comité wordt uitgeoefend door het hoofd van de delegatie van de Unie of eventueel door zijn plaatsvervanger.

    3.   De voorzitter leidt de werkzaamheden van het Comité.

    Artikel 3

    Delegaties

    1.   De partijen voor wie de overeenkomst in werking is getreden (hierna „de partijen” genoemd), stellen vertegenwoordigers bij het Comité aan. De delegatie van de Unie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, die worden bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten.

    2.   Elke partij stelt een hoofd en eventueel een plaatsvervangend hoofd van haar delegatie aan.

    3.   Elke partij kan nieuwe vertegenwoordigers bij het Comité aanstellen. De secretaris van het Comité wordt onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van deze wijzigingen.

    4.   Vertegenwoordigers van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie mogen als waarnemers de vergaderingen van het Comité bijwonen. In overeenstemming met de andere delegatiehoofden kan de voorzitter personen die geen lid zijn van de delegaties uitnodigen om een vergadering van het Comité bij te wonen en informatie te verstrekken over specifieke thema’s.

    5.   De partijen stellen de secretaris van het Comité minstens een week vóór de vergadering in kennis van de samenstelling van hun delegaties.

    Artikel 4

    Secretariaat

    1.   Het secretariaat van het Comité wordt gevoerd door een vertegenwoordiger van de Commissie. De secretaris wordt aangesteld door de voorzitter van het Comité en blijft in functie tot een nieuwe secretaris wordt aangesteld. De voorzitter deelt de naam en de persoonsgegevens van de secretaris mee aan de andere partijen.

    2.   De secretaris is verantwoordelijk voor de communicatie tussen de delegaties, met inbegrip van de verzending van documenten, en houdt toezicht op de werking van het secretariaat.

    Artikel 5

    Vergaderingen van het Comité

    1.   Het Comité vergadert op verzoek van minstens één partij. De vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter.

    2.   Uiterlijk 15 werkdagen vóór de vergadering stuurt de voorzitter de convocatie, samen met de voorlopige agenda en de vergaderdocumenten, naar de overige delegatiehoofden.

    3.   Een van de partijen kan de voorzitter vragen de in lid 2 vermelde termijn te verkorten wegens het spoedeisende karakter van een bepaalde zaak.

    4.   De vergaderingen van het Comité zijn niet openbaar, tenzij de delegatiehoofden anders beslissen.

    5.   Het Comité vergadert te Brussel, tenzij de partijen overeenkomen dat de vergadering op een andere plaats wordt gehouden.

    Artikel 6

    Agenda

    1.   De voorzitter, bijgestaan door de secretaris, stelt de voorlopige agenda van elke vergadering op en stelt, na raadpleging van de overige delegatiehoofden, de datum en plaats van de vergadering vast. Uiterlijk 15 werkdagen vóór de vergadering zendt de voorzitter de voorlopige agenda aan de overige delegatiehoofden. De agenda gaat vergezeld van alle nodige werkdocumenten.

    2.   De in lid 1 vastgestelde termijn is niet van toepassing op spoedeisende vergaderingen die overeenkomstig artikel 5, lid 3, worden bijeengeroepen.

    3.   Elke partij kan tot uiterlijk 24 uur vóór de vergadering een of meer aanvullende agendapunten voorstellen. Het verzoek om punten aan de agenda toe te voegen, moet schriftelijk en met redenen omkleed aan de voorzitter worden gericht.

    4.   Bij aanvang van de vergadering keurt het Comité de agenda goed. Het Comité kan beslissen om een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, op de agenda te plaatsen.

    Artikel 7

    Aanneming van besluiten en aanbevelingen

    1.   De besluiten van het Comité worden overeenkomstig artikel 23, leden 5 en 6, van de overeenkomst aangenomen met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigde overeenkomstsluitende partijen. Voor het opstellen van aanbevelingen, met name die welke in artikel 24, lid 2, onder g), van de overeenkomst worden bedoeld, is consensus onder de delegaties van de vertegenwoordigde partijen vereist. De besluiten en de aanbevelingen dragen de titel „Besluit” of „Aanbeveling”, gevolgd door een nummer, de datum van aanneming en de vermelding van het onderwerp.

    2.   De besluiten en aanbevelingen van het Comité worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Ze worden door de secretaris aan de overige delegatiehoofden toegezonden.

    3.   Elke partij mag de door het Comité aangenomen besluiten of aanbevelingen publiceren.

    4.   De besluiten en aanbevelingen van het Comité mogen via een schriftelijke procedure worden aangenomen, voor zover de delegatiehoofden dit zijn overeengekomen. De voorzitter legt het ontwerp-besluit of de ontwerp-aanbeveling aan de overige delegatiehoofden voor, die in hun antwoord aangeven of ze het ontwerp al dan niet aanvaarden, of ze wijzigingen voorstellen en of ze extra bedenktijd vragen. Als het ontwerp wordt aangenomen, zorgt de voorzitter overeenkomstig de leden 1 en 2 voor de verdere afhandeling van het besluit of de aanbeveling.

    5.   De aanbevelingen en besluiten worden in het Engels, het Frans en het Duits opgesteld; de teksten in deze drie talen zijn authentiek. Elke partij zorgt voor de correcte vertaling van de aanbevelingen en besluiten in zijn officiële taal of talen. De Commissie zorgt voor de vertaling in andere talen van de Unie.

    Artikel 8

    Notulen

    1.   Binnen 15 werkdagen na elke vergadering stelt de secretaris, onder verantwoordelijkheid van de voorzitter, de ontwerp-notulen op.

    2.   Doorgaans bevatten de notulen voor elk agendapunt:

    de vermelding van de aan het Comité voorgelegde documenten,

    de verklaringen die op verzoek van een partij in de notulen moeten worden opgenomen,

    de genomen besluiten, de gedane aanbevelingen en de goedgekeurde conclusies.

    3.   Het ontwerp van de notulen wordt overeenkomstig de schriftelijke procedure van artikel 7, lid 4, ter goedkeuring aan het Comité voorgelegd. Indien deze procedure niet tot goedkeuring leidt, worden de notulen door het Comité tijdens de volgende vergadering goedgekeurd.

    4.   Wanneer de notulen door het Comité zijn goedgekeurd, worden ze door de voorzitter en de secretaris ondertekend en door de secretaris bewaard. De secretaris stuurt een exemplaar van de notulen naar de overige delegatiehoofden.

    Artikel 9

    Vertrouwelijkheid

    Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 3, met betrekking tot de publicatie van besluiten en aanbevelingen, vallen de beraadslagingen en documenten van het Comité onder het beroepsgeheim.

    Artikel 10

    Uitgaven

    1.   Elke partij draagt de kosten die zij maakt voor deelname aan de vergaderingen van het Comité.

    2.   Het Comité beslist over de vergoeding van de kosten van personen die overeenkomstig artikel 3, lid 4, door de voorzitter worden uitgenodigd om een vergadering van het Comité bij te wonen.

    Artikel 11

    Correspondentie

    Alle correspondentie aan of van de voorzitter van het Comité wordt aan de secretaris gezonden. De secretaris stuurt een kopie van alle correspondentie die betrekking heeft op de overeenkomst naar alle delegaties.

    Artikel 12

    Talen

    Het Comité beslist welke talen in zijn vergaderingen en in documenten worden gebruikt. De partij die de vergadering organiseert, is niet verplicht voor vertolking in andere talen te zorgen.

    BIJLAGE II

    Aanpassing van Bijlage 1 bij de overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg, van Bijlage 2 bij de Overeenkomst betreffende de technische normen voor autobussen en touringcars, en van de voorschriften inzake de sociale bepalingen van artikel 8 van de Overeenkomst  (1)

    1.   Aanpassing van bijlage 1 bij de overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg

    De volgende handeling van de Unie wordt toegevoegd aan de in bijlage 1 bij de overeenkomst opgenomen handelingen:

    „Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51)”.

    2.   Aanpassing van Bijlage 2 bij de Overeenkomst betreffende de technische normen voor autobussen en touringcars

    1.

    In artikel 1 van Bijlage 2 bij de Overeenkomst worden de punten a), b), c) en d) vervangen door:

    „a)

    Technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens:

    Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (herschikking) (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 12);

    Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/26/EG van de Commissie van 3 april 2003 (PB L 90 van 8.4.2003, blz. 37);

    b)

    Snelheidsbegrenzers:

    Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 tot wijziging van Richtlijn 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 327 van 4.12.2002, blz. 8);

    c)

    Maximaal toegestane afmetingen en maximaal toegestane gewichten:

    Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59) zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 tot wijziging van Richtlijn 96/53/EG van de Raad houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 67 van 9.3.2002, blz. 47);

    Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 1997 betreffende de massa’s en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG (PB L 233 van 25.8.1997, blz. 1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/19/EG van de Commissie van 21 maart 2003 (PB L 79 van 26.3.2003, blz. 6);

    d)

    Controleapparaat in het wegvervoer

    Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1266/2009 van de Commissie van 16 december 2009 betreffende de tiende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 339 van 22.12.2009, blz. 3), of gelijkwaardige voorschriften die zijn vastgesteld bij de AETR-Overeenkomst, met inbegrip van de protocollen daarbij.”.

    2.

    Artikel 2 van Bijlage 2 bij de overeenkomst word gewijzigd als volgt:

    a)

    de volgende tekst wordt na het eerste lid en voor de tabel ingevoegd:

     

    „Uitlaatgassen:

    Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/27/EG van de Commissie van 10 april 2001 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 107 van 18.4.2001, blz. 10);

    Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/74/EG van de Commissie van 18 juli 2008 (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 51);

    Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (EURO VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1);

     

    Rook:

    Richtlijn 72/306/EEG van de Raad van 2 augustus 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen (PB L 190 van 20.8.1972, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/21/EG van de Commissie van 7 maart 2005 (PB L 61 van 8.3.2005, blz. 25);

     

    Geluidsemissies

    Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/34/EG van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 49);

     

    Reminrichtingen:

    Richtlijn 71/320/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 202 van 6.9.1971, blz. 37), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/78/EG van de Commissie van 1 oktober 2002 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 71/320/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 267 van 4.10.2002, blz. 23);

     

    Banden:

    Richtlijn 92/23/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan alsmede betreffende de montage ervan (PB L 129 van 14.5.1992, blz. 95), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/11/EG van de Commissie van 16 februari 2005 (PB L 46 van 17.2.2005, blz. 42);

     

    Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

    Richtlijn 76/756/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 262 van 27.9.1976, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/89/EG van de Commissie van 24 september 2008 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 257 van 25.9.2008, blz. 14);

     

    Brandstofreservoir:

    Richtlijn 70/221/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende reservoirs voor vloeibare brandstof en beschermingsinrichtingen aan de achterzijde van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 76 van 6.4.1970, blz. 23), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/20/EG van de Commissie van 17 februari 2006 (PB L 48 van 18.2.2006, blz. 16);

     

    Achteruitkijkspiegels:

    Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG (PB L 25 van 29.1.2004, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/27/EG van de Commissie van 29 maart 2005 (PB L 81 van 30.3.2005, blz. 44);

     

    Veiligheidsgordels - Installatie:

    Richtlijn 77/541/EEG van de Raad van 28 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake veiligheidsgordels en bevestigingssystemen in motorvoertuigen (PB L 220 van 29.8.1977, blz. 95), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 146);

     

    Veiligheidsgordels - Gordelbevestigingspunten:

    Richtlijn 76/115/EEG van de Raad van 18 december 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen (PB L 24 van 30.1.1976, blz. 6), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 149);

     

    Zitplaatsen:

    Richtlijn 74/408/EEG van de Raad van 22 juli 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (sterkte van de zitplaatsen en van hun bevestiging) (PB L 221 van 12.8.1974, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 143);

     

    Inwendige constructie (preventie van brandverspreiding):

    Richtlijn 95/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake de verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 1);

     

    Binneninrichting (nooduitgangen, toegankelijkheid, afmetingen van de zitplaatsen, sterkte van de bovenbouw enz.):

    Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 betreffende speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en tot wijziging van de Richtlijnen 70/156/EEG en 97/27/EG (PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1)”;

    b)

    de tabel wordt vervangen door onderstaande tabel:

    „Onderwerp

    VN-ECE-Reglement/laatste wijzigingen

    Handelingen van de Unie (oorspronkelijke - laatste)

    Uitlaatgassen

    49/01

    49/02, goedkeuring A

    49/02, goedkeuring B

    Richtlijn 88/77/EEG

    Richtlijn 2001/27/EG

    Richtlijn 2005/55/EG

    Richtlijn 2008/74/EG

    Verordening (EG) nr. 595/2009

    Rook

    24/03

    Richtlijn 72/306/EEG

    Richtlijn 2005/21/EG

    Geluidsemissies

    51/02

    Richtlijn 70/157/EEG

    Richtlijn 2007/34/EG

    Remsysteem

    13/11

    Richtlijn 71/320/EEG

    Richtlijn 2002/78/EG

    Banden

    54

    Richtlijn 92/23/EEG

    Richtlijn 2005/11/EG

    Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

    48/01

    Richtlijn 76/756/EEG

    Richtlijn 2008/89/EG

    Brandstofreservoir

    34/02

    67/01

    110

    Richtlijn 70/221/EEG

    Richtlijn 2006/20/EG

    Achteruitkijkspiegels

    46/01

    Richtlijn 2003/97/EG

    Richtlijn 2005/27/EG

    Veiligheidsgordels - installatie

    16/06

    Richtlijn 77/541/EEG

    Richtlijn 2005/40/EG

    Veiligheidsgordels - bevestigingspunten

    14/07

    Richtlijn 76/115/EEG

    Richtlijn 2005/41/EG

    Zitplaatsen

    17/08

    80/01

    Richtlijn 74/408/EEG

    Richtlijn 2005/39/EG

    Inwendige constructie (preventie van brandverspreiding)

    118

    Richtlijn 95/28/EG

    Binneninrichting (nooduitgangen, toegankelijkheid, afmetingen van de zitplaatsen)

    107.02

    Richtlijn 2001/85/EG

    Bescherming bij kantelen

    66.01

    Richtlijn 2001/85/EG”

    3.   Aanpassing van de voorschriften inzake de sociale bepalingen van artikel 8 van de overeenkomst

    1.

    Ingevolge de opneming van Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1), worden artikel 8 van bijlage 2 bij de overeenkomst, bijlage IIa bij de overeenkomst en bijlage IIb bij de overeenkomst geschrapt.

    2.

    De handelingen van de Unie als vermeld in artikel 8 van de overeenkomst worden vervangen door de volgende handelingen van de Unie: (2)

    „—

    Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88);

    Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1266/2009 van de Commissie van 16 december 2009 betreffende de tiende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 339 van 22.12.2009, blz. 3);

    Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie van 30 januari 2009 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 29 van 31.1.2009, blz. 45);

    Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9);

    Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35);

    Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/349/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).”.


    (1)  Bij de actualisering van deze handelingen is rekening gehouden met de nieuwe maatregelen die tot en met 31 december 2009 door de Europese Unie zijn vastgesteld.

    (2)  Bij de actualisering van deze handelingen is rekening gehouden met de nieuwe maatregelen die tot en met 31 december 2009 door de Europese Unie zijn vastgesteld.


    Ontwerp-aanbeveling nr. 1/2003 van het Gemengd Comité dat krachtens de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen is opgericht

    van …

    inzake het gebruik van een technisch rapport voor touringcars en autobussen om de controle van de bepalingen van de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 van de overeenkomst te vergemakkelijken

    HET GEMENGD COMITÉ,

    Gelet op de Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen, en met name op de artikelen 23 en 24,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (hierna „de overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 2003 in werking getreden.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 24, lid 1, van de overeenkomst, ziet het Gemengd Comité toe op de correcte uitvoering van de overeenkomst. Daartoe moet het gebruik van een technisch rapport voor touringcars en autobussen worden aanbevolen teneinde de controle van de bepalingen van de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 bij de overeenkomst te vergemakkelijken.

    BEVEELT:

    de andere overeenkomstsluitende partijen bij de overeenkomst dan de Unie aan een technisch rapport, in de vorm zoals in de bijlage bij deze aanbeveling, te gebruiken voor touringcars en autobussen die zijn onderworpen aan de voorschriften van de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 bij de overeenkomst.

    Gedaan te Brussel, …

    De voorzitter

    De secretaris

    BIJLAGE

    Technisch rapport voor touringcars en autobussen

    Merk en type van het voertuig

    Kentekennummer en landcode

    Datum van eerste inschrijving

    Chassisnummer

     

    Wetgeving van de Unie

    VN-ECE-reglement

    Goedkeuringsnr.

    Merk/aanduiding op het voertuig

    Snelheidsbegrenzer

    Richtlijn 92/6/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/85/EG

     

     

    Maximaal toegestane afmetingen

    Richtlijn 96/53/EG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/7/EG Richtlijn 97/27/EG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/19/EG

     

     

    Tachograaf

    Verordening (EEG) nr. 3821/85, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1266/2009

     

     

    Uitlaatgassen

    Richtlijn 88/77/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/27/EG

    Richtlijn 2005/55/EG, zoals laatstelijk gewijzigd bijRichtlijn 2008/74/EG

    Verordening (EG) nr. 595/2009

    49/01

    49/02, goedkeuring A

    49/02, goedkeuring B

     

     

    Rook

    Richtlijn 72/306/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/21/EG

    24/03

     

     

    Geluidsemissies

    Richtlijn 70/157/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/34/EG

    51/02

     

     

    Remsysteem

    Richtlijn 71/320/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/78/EG

    13/11

     

     

    Banden

    Richtlijn 92/23/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/11/EG

    54

     

     

    Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

    Richtlijn 76/756/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/89/EG

    48/01

     

     

    Brandstofreservoir

    Richtlijn 70/221/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/20/EG

    34/02

    67/01

    110

     

     

    Achteruitkijkspiegels

    Richtlijn 2003/97/EG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/27/EG

    46/01

     

     

    Veiligheidsgordels — installatie

    Richtlijn 77/541/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/40/EG

    16/06

     

     

    Veiligheidsgordels — bevestigingspunten

    Richtlijn 76/115/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/41/EG

    14/07

     

     

    Zitplaatsen

    Richtlijn 74/408/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/39/EG

    17/08

    80/01

     

     

    Inwendige constructie (preventie van brandverspreiding)

    Richtlijn 95/28/EG

    118

     

     

    Binneninrichting (nooduitgangen, toegankelijkheid, afmetingen van de zitplaatsen)

    Richtlijn 2001/85/EG

    107.02

     

     

    Bescherming bij kantelen

    Richtlijn 2001/85/EG

    66.01

     

     


    Top