Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0212

2010/212/GBVB: Besluit 2010/212/GBVB van de Raad van 29 maart 2010 betreffende het standpunt van de Europese Unie voor de in 2010 te houden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens

PB L 90 van 10.4.2010, p. 8–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/212/oj

10.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/8


BESLUIT 2010/212/GBVB VAN DE RAAD

van 29 maart 2010

betreffende het standpunt van de Europese Unie voor de in 2010 te houden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie blijft het Verdrag inzake de nietverspreiding van kernwapens (Non-Proliferatieverdrag — NPV) erkennen als de hoeksteen van de alomvattende regeling voor de niet-verspreiding van kernwapens, de wezenlijke fundering voor de verdere nucleaire ontwapening, overeenkomstig artikel VI van het NPV, en een belangrijk element voor de verdere ontwikkeling van de toepassingen van kernenergie voor vreedzame doeleinden.

(2)

De Europese Raad heeft op 12 december 2003 een EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen om zijn acties op dit gebied te sturen. De Raad heeft op 8 december 2008 een document aangenomen over „nieuwe actielijnen voor de Europese Unie in de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor”.

(3)

De Europese Raad heeft op 12 december 2008 de „Verklaring over de versterking van de internationale veiligheid” aangenomen, waarin hij herhaalt vastbesloten te zullen strijden tegen de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, en zich te zullen inzetten voor de concrete en realistische ontwapeningsinitiatieven die de Unie aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft voorgelegd.

(4)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft in 2004 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1540 aangenomen, waarin de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor als een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid wordt aangemerkt. De Raad heeft op 12 juni 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB (1) en op 14 mei 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/368/GBVB (2) aangenomen, zowel ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties als in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens.

(5)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders bijeen, heeft in 2009 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1887 aangenomen, uit hoofde waarvan naar een veiliger wereld voor eenieder wordt gestreefd en wordt getracht de voorwaarden te scheppen voor een wereld zonder kernwapens, overeenkomstig de doelstellingen van het NPV, op een wijze die bevorderlijk is voor de internationale stabiliteit, en op grond van het beginsel van onverkorte veiligheid voor eenieder, waarin alle staten die geen partij bij het NPV zijn, worden opgeroepen als nietkernwapenstaten tot het Verdrag toe te treden, en staten die partij bij het NPV zijn, volledig al hun plichten te vervullen, aan hun verplichtingen krachtens het Verdrag te voldoen en zodanig samen te werken dat de NPV-toetsingsconferentie van 2010 met succes het Verdrag kan versterken en realistische en haalbare doelen kan stellen in alle drie de pijlers van het NPV: non-proliferatie, vreedzame vormen van gebruik van kernenergie en ont wapening.

(6)

Sinds 2004 heeft de Raad verscheidende gemeenschappelijke optredens aangenomen ter ondersteuning van de IAEA-activiteiten op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie en ter uitvoering van maatregelen van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, laatstelijk Gemeenschappelijk Optreden 2008/314/GBVB (3).

(7)

De Raad heeft op 8 december 2008 conclusies aangenomen over een EU-bijdrage van EU-25 miljoen tot de oprichting van een splijtstofbank onder auspiciën van de IAEA.

(8)

De Raad heeft sinds 2006 verscheidene gemeenschappelijke optredens aangenomen betreffende de ondersteuning van activiteiten van de Voorbereidende Commissie van de Verdragsorganisatie voor een alomvattend verbod op kernproeven ter versterking van haar toezichts- en verificatiecapaciteit, laatstelijk Gemeenschappelijk Optreden 2008/588/GBVB (4). Voorts heeft de Raad geijverd voor een spoedige inwerkingtreding en universalisering van het CTBT.

(9)

De president van de Verenigde Staten heeft een Top over nucleaire beveiliging bijeengeroepen op 13 april 2010 om de inzet voor wereldwijde nucleaire beveiliging op te voeren en in het kader daarvan ook de dreiging van nucleair terrorisme aan te pakken.

(10)

De toetsings- en verlengingsconferentie van 1995 van de partijen bij het NPV heeft besluiten aangenomen over de onbeperkte verlenging van het NPV, over de beginselen en doelstellingen inzake nucleaire non-proliferatie en ontwapening, over de versterking van het toetsingsproces in verband met het NPV en een resolutie inzake het Midden-Oosten.

(11)

De NPV-toetsingsconferentie van 2000 heeft een slotdocument goedgekeurd.

(12)

De Raad heeft op 25 april 2005 Gemeenschappelijk Standpunt 2005/329/GBVB vastgesteld met betrekking tot de in 2005 te houden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (5).

(13)

De commissie ter voorbereiding van de in 2010 te houden NPV-toetsingsconferentie heeft drie bijeenkomsten gehouden, van 30 april tot en met 11 mei 2007 in Wenen, van 28 april tot en met 9 mei 2008 in Genève en van 4 tot en met 15 mei 2009 in New York.

(14)

In het licht van de resultaten van de toetsingsconferenties van 2000 en 2005 en van de besprekingen tijdens de drie bijeenkomsten van de commissie ter voorbereiding van de NPV-toetsingsconferentie van 2010, alsmede rekening houdend met de huidige situatie, is het gewenst dat de in Gemeenschappelijk Standpunt 2005/329/GBVB vervatte doelstellingen en de uit hoofde daarvan genomen initiatieven bijgesteld en verder ontwikkeld worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De doelstelling van de Europese Unie is het versterken van de internationale regeling inzake de niet-verspreiding van kernwapens, door bij te dragen tot een substantieel en evenwichtig resultaat van de in 2010 te houden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), teneinde tastbare en realistische vooruitgang te boeken bij het streven om de doelstellingen van het NPV te verwezenlijken.

Om dat te bereiken tracht de Europese Unie zich met name sterk te maken voor de aanneming van een reeks concrete, doeltreffende, pragmatische en door alle partijen goedgekeurde maatregelen om de internationale inspanningen tegen proliferatie op te voeren, ontwapening na te streven, en te zorgen voor een verantwoorde ontwikkeling van vreedzame vormen van gebruik van kernenergie door landen die hun vermogens op dit gebied wensen uit te bouwen. Daartoe heeft de Unie bij de NPV-toetsingsconferentie van 2010 een werkdocument ingediend met toekomstgerichte voorstellen over de drie pijlers van het NPV (6), die deel moeten gaan uitmaken van een door de NPV-toetsingsconferentie van 2010 aan te nemen ambitieus actieplan.

Artikel 2

Tijdens de NPV-toetsingsconferentie van 2010 dient de Unie in het bijzonder ernaar te streven dat de staten die partij zijn de onderstaande prioriteiten bespreken:

1.

een hernieuwde verklaring door alle verdragsstaten dat zij hun verplichtingen zullen nakomen en de doelstellingen van het NPV zullen vervullen en ernaar zullen streven dat alle staten tot het NPV toetreden;

2.

versterking van de uitvoering van het NPV door het aannemen van een reeks concrete, doeltreffende, pragmatische en door alle partijen goedgekeurde maatregelen om de internationale inspanningen tegen proliferatie op te voeren, ontwapening na te streven, te zorgen voor een verantwoorde ontwikkeling van vreedzame vormen van gebruik van kernenergie en vooruitgang te boeken bij de uitvoering van de NPV-resolutie inzake het Midden-Oosten van 1995;

3.

een hernieuwde betuiging van de inzet voor, en een beklemtoning van de noodzaak van concrete vooruitgang met nucleaire wapenbeheersings- en ontwapeningsprocessen, meer bepaald middels een globaal afbouwen van de wereldwijde voorraden aan kernwapens, overeenkomstig artikel VI van het NPV, gelet op de speciale verantwoordelijkheid van de staten die de grootste arsenalen bezitten, alsmede overeenstemming over specifieke en spoedige maatregelen, waaronder het bewerkstelligen van een snelle inwerkingtreding van het CTBT en de opening van onderhandelingen in de ontwapeningsconferentie over een splijtstofproductiestopverdrag (FMCT) als onontbeerlijke stappen voor de vervulling van de verplichtingen en het einddoel als vervat in artikel VI van het NPV;

4.

de non-proliferatieregeling doeltreffender en omvattender maken door ervoor te zorgen dat de sluiting van een integrale-waarborgovereenkomst samen met het aanvullend protocol als verificatienorm gaat gelden, krachtens artikel III van het NPV;

5.

versterking van het NPV door het onder de Verdragsstaten eens te worden over de vraag hoe er doeltreffend kan worden gereageerd wanneer een staat zich terugtrekt uit het NPV;

6.

versterking van het NPV, rekening houdend met huidige grote uitdagingen in verband met proliferatie, in het bijzonder in de Democratische Volksrepubliek Korea en de Islamitische Republiek Iran, door het onder de Verdragsstaten eens te worden over de vraag hoe er resoluut en doeltreffend kan worden gereageerd op gevallen van niet-nakoming van het Verdrag;

7.

verbreding van acceptatie en ondersteuning van het idee om vreedzame vormen van gebruik van kernenergie op verantwoorde wijze te ontwikkelen onder de best mogelijke voorwaarden wat veiligheid, beveiliging en non-proliferatie betreft, en met name van multilaterale benaderingen van de splijtstofcyclus.

Artikel 3

Ter verwezenlijking van de in artikel 1 vervatte doelstelling en ten behoeve van de in artikel 2 vastgestelde prioriteiten moet de Unie:

a)

bijdragen tot een gestructureerde en evenwichtige toetsing van de werking van het NPV tijdens de in 2010 te houden toetsingsconferentie, met inbegrip van de naleving van de verplichtingen die de staten welke partij zijn bij dat verdrag, in het kader daarvan op zich hebben genomen, alsook de vaststelling van de gebieden waarop, en de middelen waarmee in de toekomst naar verdere vooruitgang moet worden gestreefd, met name met het oog op de toetsingsconferentie van 2015;

b)

bijdragen tot een consensus op basis van het bij het NPV vastgelegde kader, door ondersteuning van de besluiten en de resolutie inzake het Midden-Oosten die door de NPV-toetsings- en verlengingsconferentie van 1995 zijn aange nomen en van het slotdocument van de NPV-toetsings conferentie van 2000, daarbij rekening houdend met de huidige situatie, en zich voor onder meer de volgende essentiële punten inzetten:

1.

inspanningen ontplooien om de integriteit van het NPV te bewaren en het gezag en de toepassing ervan te versterken;

2.

erkennen dat het NPV een uniek en onvervangbaar multilateraal instrument is om de internationale vrede, veiligheid en stabiliteit te handhaven en uit te bouwen — omdat dit Verdrag het juridische kader vormt om verspreiding van kernwapens te voorkomen — en om het verificatiestelsel dat waarborgt dat kernenergie door niet-kernwapenstaten uitsluitend voor vreedzame doeleinden wordt gebruikt, verder uit te bouwen, en omdat het Verdrag de essentiële grondslag vormt voor de voortzetting van de nucleaire ontwapening in overeenstemming met artikel VI, alsmede een belangrijk element is bij de verdere ontwikkeling van toepassingen van kernenergie voor vreedzame doeleinden, waarbij benadrukt moet worden dat het Verdrag, met zijn drie elkaar versterkende pijlers, gemeenschappelijke beveiligingsbelangen van alle Verdragsstaten vertegenwoordigt;

3.

onderstrepen dat de onverkorte naleving van alle bepalingen van het NPV door alle staten die partij zijn bij het NPV, absoluut noodzakelijk is;

4.

onderstrepen dat het beleid en de strategieën van de Verdragsstaten moeten aansluiten op deze bepalingen;

5.

ernaar streven dat alle staten tot het NPV toetreden; alle staten die geen partij zijn bij het NPV oproepen onverwijld partij te worden bij het NPV als niet-kernwapenstaten, en zich in afwachting van hun toetreding tot het NPV aan de voorwaarden ervan te houden en zich aan niet-verspreiding en ontwapening te committeren;

6.

waardering uiten voor de bijdrage van het maatschappelijk middenveld bij het bevorderen van de beginselen en de doelstellingen van het NPV;

ONTWAPENING

7.

nogmaals verklaren zich in te zetten voor het streven naar een veiliger wereld voor eenieder en voor het scheppen van de voorwaarden voor een wereld zonder kernwapens, overeenkomstig de doelstellingen van het NPV en in de overtuiging dat zelfs tussenstappen op weg naar dat doel de veiligheid voor ons allen aanzienlijk kunnen vergroten;

8.

zich ingenomen betuigen met de aanzienlijke nucleaire ontwapening sinds het einde van de koude oorlog, onder meer door twee EU-lidstaten; erop wijzen dat de kernwapenarsenalen in het kader van de systematische en geleidelijke nucleaire ontwapening uit hoofde van artikel VI van het NPV globaal moeten worden verminderd, gelet op de speciale verantwoordelijkheid van de staten die de grootste arsenalen bezitten; in dat verband waardering uiten voor de onderhandelingen over een nieuwe Start-overeenkomst tussen de Verenigde Staten en de Russische Federatie; onderstrepen dat zij meer vooruitgang moeten boeken bij het verkleinen van hun arsenalen en het verminderen van de operationele paraatheid van hun kernwapensystemen tot het minimaal noodzakelijke niveau;

9.

met betrekking tot niet-strategische kernwapens:

i)

alle staten die in het bezit zijn van dergelijke wapens ertoe oproepen die met het oog op de verifieerbare en onomkeerbare vermindering en liquidatie ervan op te nemen in hun algemene processen voor wapenbeheersing en ontwapening;

ii)

het belang onderschrijven van verdere transparantie en vertrouwenwekkende maatregelen om dit proces van nucleaire ontwapening vooruit te helpen;

iii)

de Verenigde Staten en de Russische Federatie aanmoedigen om de unilaterale presidentiële initiatieven van 1991/1992 verder te ontwikkelen en nietstrategische kernwapens op te nemen in de volgende ronde van het bilateraal verminderen van hun kernwapens, zodat de plafonds voor de aantallen strategische en niet-strategische kernwapens in hun arsenalen omlaag kunnen;

10.

toepassing van het beginsel van onomkeerbaarheid erkennen als richtsnoer voor alle maatregelen op het gebied van nucleaire ontwapening en wapenbeheersing, als bijdrage aan de handhaving en versterking van internationale vrede, veiligheid en stabiliteit, met inachtneming van deze omstandigheden;

11.

erkennen dat de programma’s voor de vernietiging en liquidatie van kernwapens en voor de liquidatie van splijtbare materialen zoals gedefinieerd in het kader van het mondiaal partnerschap van de G-8, belangrijk zijn voor de nucleaire ontwapening;

12.

blijven streven naar verifieerbaarheid, transparantie en andere vertrouwenwekkende maatregelen door de kernmachten om verdere ontwapening te ondersteunen; in dat verband waardering uiten voor de grotere transparantie die door sommige kernwapenstaten, onder meer door twee EU-lidstaten, aan de dag wordt gelegd over de kernwapens die zij bezitten, en de andere kernwapenstaten oproepen hetzelfde te doen;

13.

opnieuw de gehechtheid betuigen aan kernwapenbeheersing en ontwapening op basis van verdragen en daarbij wijzen op de noodzaak van hernieuwde multilaterale inspanningen en het reactiveren van multilaterale instrumenten, met name de Ontwapeningsconferentie;

14.

de staten, en meer bepaald de negen resterende in bijlage II genoemde staten die dat nog niet hebben gedaan, oproepen onverwijld en onvoorwaardelijk het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) te ondertekenen en te ratificeren, omdat het CTBT een hoeksteen van de regeling voor nucleaire ontwapening en nonproliferatie is en opdat het zo spoedig mogelijk in wer king kan treden; in dat verband instemmend reageren op de onlangs door de Verenigde Staten gedane toe zeg gin gen omtrent een spoedige bekrachtiging van het CTBT;

15.

in afwachting van de inwerkingtreding van het CTBT, alle staten oproepen een moratorium op proeven met nucleaire explosies in acht te nemen en zich van iedere handeling te onthouden die strijdig is met de verplichtingen en de bepalingen van het CTBT, alsmede zo spoedig mogelijk alle kernproefinstallaties te ontmantelen op een transparante en voor de internationale gemeenschap inzichtelijke wijze; wijzen op het belang van het door de voorbereidende commissie van de CTBTO verrichte werk en waardering daarvoor uiten, met name in verband met het Internationaal Toezichtsysteem;

16.

met instemming reageren op het feit dat in 2009 het werkprogramma van de Ontwapeningsconferentie met consensus is aangenomen, en op grond daarvan oproepen tot onmiddellijke opening en zo spoedig mogelijke afronding van onderhandelingen over het verdrag dat de vervaardiging van splijtbare materialen voor kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen verbiedt (FMCT), op basis van document CD/1299 van 24 maart 1995 en het daarin vervatte mandaat, zoals overeengekomen in het Besluit van 29 mei 2009 van de ontwapeningsconferentie voor de opstelling van een werkprogramma voor de zitting van 2009 (CD/1864);

17.

in afwachting van de inwerkingtreding van het FMCT, alle betrokken staten oproepen een onmiddellijk moratorium op de vervaardiging van splijtbare materialen voor kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen af te kondigen en na te leven, en de voor de vervaardiging van splijtbare materialen voor kernwapens bestemde installaties te ontmantelen of om te bouwen voor uitsluitend niet-explosief gebruik; het optreden toejuichen van die van de vijf kernwapenstaten, met name binnen de Europese Unie, die de desbetreffende moratoria hebben afgekondigd en de bedoelde installaties hebben ontmanteld;

18.

alle betrokken staten oproepen passende praktische maatregelen te treffen om het risico op een accidentele kernoorlog te beperken;

19.

voortgaan met het beraad over de veiligheidswaarborgen voor de niet-kernwapenstaten die partij zijn bij het NPV;

20.

de kernwapenstaten ertoe oproepen de bestaande veiligheidsgaranties, die door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn neergelegd in Resolutie 984 (1995), houdende erkenning dat dergelijke veiligheidsgaranties de regeling inzake de niet-verspreiding van kernwapens versterken, opnieuw te onderschrijven, en de na de voltooiing van het vereiste overleg overeenkomstig de UNDC-richtsnoeren van 1999 opgestelde protocollen bij de verdragen betreffende de instelling van kernwapenvrije zones te ondertekenen en te bekrachtigen, houdende erkenning dat voor die zones veiligheidswaarborgen voorhanden zijn in de vorm van verdragen;

21.

erop wijzen dat de algemene wapenbeheersings- en ontwapeningsprocessen voort moeten schrijden, en oproepen tot verdere vooruitgang bij alle aspecten van ontwapening om de wereldwijde veiligheid te vergroten;

22.

zich beijveren voor het beginnen van besprekingen over een verdrag waarbij grondraketten met een kort en middellang bereik worden verboden;

23.

oproepen tot de universalisering en de effectieve toepassing van de Haagse Gedragscode tegen de verspreiding van ballistische raketten;

24.

wijzen op het belang van de universalisering en uitvoering van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens, van het Verdrag inzake chemische wapens en van de overeenkomsten, maatregelen en initiatieven die bijdragen tot de beheersing van conventionele wapens;

25.

ijveren voor de oplossing van de problemen van regionale instabiliteit en onveiligheid, en van conflictsituaties, die vaak ten grondslag liggen aan bewapeningsprogramma’s;

NON-PROLIFERATIE

26.

erkennen dat er zich de afgelopen jaren op het gebied van nucleaire proliferatie serieuze uitdagingen hebben aangediend, met name in de Democratische Volksrepubliek Korea en de Islamitische Republiek Iran, en onderstrepen dat de internationale gemeenschap paraat moet staan om die uitdagingen aan te gaan en vastberaden tegenactie moet ondernemen;

27.

onderstrepen dat de rol van de VN-Veiligheidsraad als scheidsrechter in laatste instantie moet worden versterkt, zodat hij overeenkomstig het statuut van de IAEA passende maatregelen kan nemen indien de verplichtingen uit hoofde van het NPV niet worden nagekomen, met inbegrip van de toepassing van de waarborgen;

28.

memoreren welke gevolgen een terugtrekking uit het NPV zou kunnen hebben voor de internationale vrede en veiligheid; de internationale gemeenschap aansporen om gericht en onmiddellijk te reageren op een kennisgeving van terugtrekking en de gevolgen daarvan; benadrukken dat de VN-Veiligheidsraad gehouden is onmiddellijk op te treden en met name onverwijld te reageren wanneer een staat te kennen geeft zich te zullen terugtrekken uit het NPV; de NPV-staten aansporen maatregelen in dat verband aan te nemen, waaronder regelingen voor het in stand houden van adequate IAEAwaarborgen inzake alle voor vreedzame doeleinden ont wikkelde nucleaire materialen, apparatuur, technolo gieën en installaties;

29.

de schorsing van de nucleaire samenwerking met een staat verlangen wanneer de IAEA onvoldoende kan waarborgen dat het nucleaire programma van die staat uitsluitend vreedzame doeleinden heeft, totdat de IAEA zulks wel kan waarborgen;

30.

alle staten van het Midden-Oosten oproepen tot het maken van vorderingen bij onder meer het instellen van een effectief te verifiëren zone aldaar die vrij is van kernwapens en van andere massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, en geen maatregelen te nemen die de verwezenlijking van deze doelstelling in de weg staan; onderkennen dat het van belang is om overeenstemming te bereiken over concrete praktische stappen in het kader van een proces waarbij alle staten van de regio betrokken zijn en dat bedoeld is om de Resolutie inzake het Midden-Oosten te helpen uitvoeren;

31.

daarnaast alle staten die partij zijn bij het NPV, en met name de kernwapenstaten, oproepen hun samenwerking te verlengen en zich tot het uiterste in te spannen om te bereiken dat in het Midden-Oosten door regionale partijen een effectief te verifiëren zone wordt ingesteld die vrij is van kernwapens en andere massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, overeenkomstig de Resolutie van 1995;

32.

hoge prioriteit geven aan de uitvoering van de regeling voor de niet-verspreiding van kernwapens in het Middellandse Zeegebied, aangezien de veiligheid in Europa samenhangt met de veiligheid in dat gebied;

33.

het belang erkennen van kernwapenvrije zones voor vrede en veiligheid op basis van vrij tot stand gekomen afspraken tussen de staten in de betrokken regio, overeenkomstig de UNDC-richtsnoeren van 1999;

34.

onderstrepen dat niets onverlet mag worden gelaten ter voorkoming van het risico van nucleair terrorisme, dat verbonden is met de mogelijke toegang van terroristen tot kernwapens of tot nucleaire materialen die gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van zogeheten „vuile bommen”, en er in dat verband op wijzen dat de verplichtingen uit hoofde van de Resoluties 1540 (2004) en 1887 (2009) van de VN-Veiligheidsraad moeten worden nageleefd, en oproepen tot verbeterde beveiliging van hoogactieve radioactieve bronnen;

35.

alle staten die dat nog niet gedaan hebben, oproepen het Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme, dat een belangrijk onderdeel van het internationale rechtskader voor het aanpakken van de dreigingen van nucleair terrorisme vormt, te ondertekenen, te ratificeren en uit te voeren;

36.

in het licht van de toegenomen dreiging van nucleaire proliferatie en terrorisme steun verlenen aan het initiatief van de G-8 voor een mondiaal partnerschap alsmede aan het optreden van de IAEA en andere multilaterale mechanismen, zoals het initiatief tot beveiliging tegen proliferatie, het wereldwijde initiatief ter bestrijding van nucleair terrorisme en het wereldwijde initiatief tot dreigingsvermindering; de beveiligingsdoelstellingen van de Top inzake wereldwijde nucleaire beveiliging toejuichen;

37.

erkennen dat de integrale-waarborgovereenkomsten met de aanvullende protocollen een afschrikkend effect hebben op nucleaire proliferatie en als hedendaagse verificatienorm gelden;

38.

blijven streven naar universalisering en versterking van het IAEA-veiligheidscontrolesysteem teneinde een grotere opspoorbaarheid van schendingen van nonproliferatieverplichtingen te garanderen, met name door de aanneming en uitvoering door alle betrokken staten van de integrale-waarborgovereenkomst samen met het aanvullend protocol, en, voor zover van toepassing, het herziene protocol inzake kleine hoeveelheden, als mede om het veiligheidscontrolesysteem verder te ver sterken;

39.

zich ervoor beijveren dat de toetsingsconferentie en de raad van beheer van de IAEA erkennen dat sluiting en uitvoering van een integrale-waarborgovereenkomst samen met een aanvullend protocol als hedendaagse verificatienorm geldt, krachtens artikel III van het NPV;

40.

wijzen op de unieke rol van de IAEA om de naleving door de staten van hun verbintenissen inzake nucleaire non-proliferatie te verifiëren;

41.

daarnaast wijzen op de belangrijke rol van de IAEA om hen op verzoek bij te staan om de beveiliging van nucleaire materialen en installaties te verbeteren, en de staten oproepen de IAEA te steunen;

42.

het belang erkennen van passende en doeltreffende uitvoercontroles, met inachtneming van de Resoluties 1540 (2004) en 1887 (2009) van de Veiligheidsraad en overeenkomstig artikel III.2 van het NPV;

43.

op nationaal vlak doeltreffende controles op de uitvoer, doorvoer, overlading en wederuitvoer verrichten, en daartoe passende wet- en regelgeving toepassen, en vastberaden optreden, op nationaal en internationaal niveau, om financiering van proliferatie te bestrijden en controle uit te oefenen op de toegang tot immateriële technologieoverdrachten;

44.

doeltreffende strafrechtelijke sancties op daden van proliferatie instellen ter afschrikking van illegale uitvoer, doorvoer, tussenhandel, smokkel en de daaraan gerelateerde financiering, overeenkomstig Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad;

45.

het Zangger-comité en de Groep van Nucleaire Exportlanden (GNE) ertoe aanzetten hun ervaring inzake uitvoercontroles ter beschikking te stellen, zodat alle staten inspiratie kunnen putten uit de regelingen van het Zangger-comité en de richtsnoeren van de GNE alsook uit de uitvoering daarvan;

46.

onderstrepen dat het aanscherpen van de GNErichtsnoeren nu spoedig moet worden afgerond, met name in verband met strengere uitvoercontroles op ver rij kings- en opwerkingstechnologieën, en dat er binnen de GNE naar moet worden toegewerkt dat toetreding tot het aanvullend protocol een voorwaarde voor nucleaire bevoorrading wordt;

47.

de staten die partij zijn bij het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal oproepen zo spoedig mogelijk de wijziging van het Verdrag te ratificeren, opdat die snel in werking kan treden;

48.

de ontwikkeling van proliferatieresistente en met de veiligheidscontroles strokende technologieën stimuleren;

VREEDZAME VORMEN VAN GEBRUIK VAN KERNENERGIE

49.

het recht van de staten die partij zijn bij het NPV op kernenergie voor vreedzame doeleinden erkennen, overeenkomstig artikel IV van het NPV, en met inachtneming van de artikelen I, II en III van het NPV, onder andere op het gebied van de opwekking van elektrische energie, de industrie, de gezondheid en de landbouw;

50.

zich blijven inzetten voor het toezien op een verantwoorde ontwikkeling van vreedzame vormen van gebruik van kernenergie onder de best mogelijke voorwaarden wat veiligheid, beveiliging en non-proliferatie betreft;

51.

in dat verband de staten die partij zijn bij het NPV ertoe aanzetten om de beginselen en de normen die ten grondslag liggen aan de verantwoorde ontwikkeling van vreedzame vormen van gebruik van kernenergie te herbevestigen en na te leven;

52.

het belang onderstrepen van een voortgezette internationale samenwerking, teneinde de nucleaire veiligheid, veilig afvalbeheer, de bescherming tegen straling en de burgerlijke aansprakelijkheid op nucleair gebied te versterken en de staten oproepen om zo spoedig mogelijk tot alle relevante verdragen toe te treden, indien zij dat nog niet hebben gedaan, en om de verplichtingen die daaruit voortvloeien, volledig na te komen;

53.

steun verlenen aan de nationale, bilaterale en internationale inspanningen voor het opleiden van de vereiste geschoolde arbeidskrachten om de verantwoorde ontwikkeling van vreedzame vormen van gebruik van kernenergie te garanderen onder de best mogelijke voorwaarden wat veiligheid, beveiliging en non-proliferatie betreft;

54.

vast overtuigd blijven van de voordelen van multilaterale benaderingen van de splijtstofcyclus, waarin waarborgmechanismen, alleen of in combinatie met aanvullende mechanismen, niet mogen leiden tot verstoringen van de bestaande, goed functionerende markt, maar het recht op vreedzame vormen van gebruik van kernenergie dienen te schragen door voorzieningszekerheid inzake splijtstof te verschaffen voor landen die een kernprogramma ontwikkelen onder de best mogelijke voorwaarden wat veiligheid, beveiliging en non-proliferatie betreft;

55.

onderkennen dat verscheidene initiatieven, zoals de oprichting van een laagverrijkt-uraniumbank onder toezicht van de IAEA, back-upsystemen voor belangstellende landen kunnen bieden en blijvende multilaterale oplossingen naderbij kunnen brengen;

56.

nog meer dialoog en overleg stimuleren en voeren om opheldering te brengen in onopgeloste vraagstukken, en steun te winnen voor de idee van multilaterale benaderingen van de splijtstofcyclus.

Artikel 4

Het in de artikelen 1, 2 en 3 bedoelde optreden van de Europese Unie omvat:

a)

demarches ten aanzien van staten die partij bij het NPV zijn en, waar passend, ten aanzien van staten die geen partij bij het NPV zijn, teneinde er bij hen op aan te dringen de in de artikelen 1, 2 en 3 van dit besluit genoemde doelstellingen te steunen;

b)

het nastreven van overeenstemming tussen de lidstaten over ontwerpvoorstellen over inhoudelijke kwesties die namens de Europese Unie ter bestudering aan de partijen bij het NPV worden voorgelegd en die de basis voor besluiten van de toetsingsconferentie van 2010 kunnen vormen;

c)

verklaringen van de Unie tijdens de algemene discussie en tijdens de besprekingen in de drie hoofdcommissies en de daaronder vallende organen van de Toetsingsconferentie van 2010.

Artikel 5

Dit besluit wordt van kracht op de datum waarop het wordt aangenomen.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

E. ESPINOSA


(1)  PB L 165 van 17.6.2006, blz. 30.

(2)  PB L 127 van 15.5.2008, blz. 78.

(3)  PB L 107 van 17.4.2008, blz. 62.

(4)  PB L 189 van 17.7.2008, blz. 28.

(5)  PB L 106 van 27.4.2005, blz. 32.

(6)  NPT/CONF.2010/PC.III/WP.26.


Top