This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32009R1005
Regulation (EC) No 1005/2009 of the European Parliament and of the Council of 16 September 2009 on substances that deplete the ozone layer (recast) (Text with EEA relevance)
Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
PB L 286 van 31.10.2009, p. 1–30
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 19/04/2017
31.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 286/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1005/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 september 2009
betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen
(herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (3) is meer dan eens substantieel gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot een herschikking van deze verordening te worden overgegaan. |
(2) |
Er is vastgesteld dat de aanhoudende emissie van ozonafbrekende stoffen de ozonlaag significante schade toebrengt. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de hoeveelheid ozonafbrekende stoffen in de atmosfeer afneemt, en de eerste tekenen van herstel van de stratosferische ozonlaag zijn waargenomen. Toch zal het herstel van de ozonlaag op het niveau van de concentraties van vóór 1980 naar verwachting niet eerder dan het midden van de 21e eeuw een feit zijn. De toename van de UV-B-straling als gevolg van de aantasting van de ozonlaag blijft bijgevolg een ernstige bedreiging voor de gezondheid en het milieu vormen. Tegelijkertijd hebben de meeste van deze stoffen een hoog aardopwarmingspotentieel en zij dragen dan ook bij tot hogere temperaturen op onze planeet. Derhalve dienen nadere maatregelen te worden genomen om een afdoende bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen de schadelijke gevolgen van die emissies te waarborgen en het risico te vermijden dat het herstel van de ozonlaag verder wordt vertraagd. |
(3) |
De Gemeenschap is, gezien haar verantwoordelijkheden ten aanzien van het milieu en de handel, bij Beschikking 88/540/EEG van de Raad (4) partij geworden bij het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (hierna „het protocol” genoemd). |
(4) |
Vele ozonlaag afbrekende stoffen zijn broeikasgassen maar worden niet gereguleerd door het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto, omdat werd aangenomen dat ozonafbrekende stoffen door het Protocol van Montreal werden geëlimineerd. Ondanks de met dat protocol gerealiseeerde vooruitgang is de beoogde eliminatie van ozonafbrekende stoffen in de Europese Unie en wereldwijd nog steeds niet afgerond, en daarnaast hebben vele alternatieven voor ozonafbrekende stoffen op dit ogenblik een hoog aardopwarmingspotentieel. Daarom is het noodzakelijk de productie en het gebruik van ozonafbrekende stoffen te beperken en te elimineren wanneer technisch haalbare alternatieven met een laag aardopwarmingspotentieel beschikbaar zijn. |
(5) |
De partijen bij het protocol hebben aanvullende maatregelen ter bescherming van de ozonlaag vastgesteld voor het laatst in hun vergadering in Montreal in september 2007 en in Doha in november 2008. Op Gemeenschapsniveau dienen maatregelen te worden genomen om de verplichtingen van de Gemeenschap uit hoofde van het protocol na te komen en met name om de versnelde eliminatie van chloorfluorkoolwaterstoffen tot stand te brengen, waarbij terdege rekening moet worden gehouden met de risico’s van geleidelijke invoering van alternatieven met een hoog aardopwarmingspotentieel. |
(6) |
Nadat de wetenschappelijke beoordelingsgroep in zijn verslag van 2006 zijn bezorgdheid had uitgesproken over de alsmaar snellere toename van de productie en consumptie van chloorfluorkoolwaterstoffen in ontwikkelingslanden, hebben de partijen bij het protocol op hun 19e vergadering in 2007 Besluit XIX/6 aangenomen, dat voorziet in een tijdschema voor de versnelde eliminatie van chloorfluorkoolwaterstoffen. Overeenkomstig dat besluit dient de termijn voor de beëindiging van de productie van deze stoffen te worden vervroegd van 2025 naar 2020. |
(7) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2037/2000 is het gebruik van nieuw geproduceerde chloorfluorkoolwaterstoffen voor service of onderhoud van koel- en klimaatregelingsapparatuur vanaf 2010 verboden. Teneinde het risico van illegaal gebruik van nieuw geproduceerde als gerecycleerd of geregenereerd bestempelde chloorfluorkoolwaterstoffen te minimaliseren, mag alleen geregenereerd of gerecycleerd materiaal worden gebruikt voor onderhoud of service. Het doorverkopen van gerecycleerde chloorfluorkoolwaterstoffen moet worden verboden en zij mogen alleen worden gebruikt als zij uit de apparatuur in kwestie zijn teruggewonnen en alleen door de onderneming die de terugwinning heeft uitgevoerd of heeft doen uitvoeren. Omwille van de consistentie moet deze vrijstelling ook voor warmtepompen gelden. |
(8) |
Aangezien de technologieën en alternatieve stoffen voor de vervanging van ozonafbrekende stoffen algemeen beschikbaar zijn, dienen in bepaalde gevallen tijdpaden voor geleidelijke eliminatie te worden gevolgd die strikter zijn dan die van Verordening (EG) nr. 2037/2000 en van het protocol. |
(9) |
Krachtens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2037/2000 zijn de productie en het op de markt brengen van chloorfluorkoolstoffen, andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen, halonen, tetrachloorkoolstof, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwaterstoffen, broomchloormethaan en methylbromide geleidelijk beëindigd, en derhalve het op de markt brengen van deze stoffen, alsmede van producten en apparaten die deze stoffen bevatten, verboden. Het is nu ook zaak het verbod op het gebruik van deze stoffen voor het onderhoud of de service van dergelijke apparatuur geleidelijk algemeen te maken. |
(10) |
De Commissie dient ook na de eliminatie van de gereguleerde stoffen onder bepaalde voorwaarden vrijstellingen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen toe te staan. Bij Besluit X/14 van de partijen bij het protocol zijn criteria voor het toestaan van vrijstellingen voor dit soort toepassingen vastgesteld. De Commissie moet worden gemachtigd voorwaarden voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen vast te stellen. Om een toename van de voor die doeleinden gebruikte hoeveelheden te vermijden, mag het producenten en importeurs niet worden toegestaan de op de markt gebrachte hoeveelheden significant te verhogen. De specifieke voorwaarden die door de partijen aan het op de markt brengen van stoffen voor deze toepassingen worden verbonden, moeten in deze verordening worden opgenomen om de inachtneming ervan te garanderen. |
(11) |
Er zijn alternatieven voor methylbromide beschikbaar, hetgeen tot uitdrukking komt in een substantiële afname van productie en consumptie van methylbromide in vergelijking met het protocol, evenals in Beschikking 2008/753/EG van de Commissie van 18 september 2008 betreffende de niet-opneming van methylbromide in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten (5), alsook Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (6). De vrijstelling voor kritische toepassingen van methylbromide moet volledig worden beëindigd, met dien verstande dat tijdelijk de mogelijkheid kan worden geboden om afwijkingen toe te staan in noodsituaties veroorzaakt door het onverwacht uitbreken van plagen of ziekten, mits een dergelijke noodtoepassing toelaatbaar is krachtens Richtlijn 91/414/EEG van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) en Richtlijn 98/8/EG. In dergelijke gevallen moeten maatregelen tot minimalisering van de emissies, zoals het gebruik van zo goed als ondoordringbare folies bij bodemfumigatie, worden gespecificeerd. |
(12) |
Gelet op Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (8), waarbij een verbod op het gebruik van methylbromide als biocide met ingang van 1 september 2006 werd uitgevaardigd, en Beschikking 2008/753/EG waarbij een verbod op het gebruik van methylbromide als gewasbeschermingsmiddel met ingang van 18 maart 2010 werd uitgevaardigd, dient het gebruik van methylbromide voor quarantainedoeleinden of toepassingen voorafgaand aan het vervoer eveneens met ingang van 18 maart 2010 te worden verboden. |
(13) |
In artikel 2F, lid 7, van het protocol is bepaald dat de partijen ernaar streven te waarborgen dat het chloorfluorkoolwaterstoffengebruik wordt beperkt tot toepassingen waarvoor geen uit milieuoogpunt verkieslijke alternatieve stoffen of technologieën beschikbaar zijn. Het op de markt brengen en het gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen, alsook van producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten of nodig hebben, kunnen in het licht van de beschikbaarheid van alternatieve en vervangingstechnologieën verder worden beperkt. Besluit VI/13 van de partijen bij het protocol bepaalt dat bij de evaluatie van alternatieven voor chloorfluorkoolwaterstoffen rekening dient te worden gehouden met factoren zoals ozonafbrekend vermogen, energie-efficiëntie, ontvlambaarheid, giftigheid, aardopwarmingspotentieel en potentieel effect op het feitelijke gebruik en de geleidelijke eliminatie van chloorfluorkoolstoffen en halonen. In dat besluit verklaarden de partijen dat de controle op chloorfluorkoolwaterstoffen krachtens het protocol aanzienlijk dient te worden verscherpt om de ozonlaag te beschermen en om de beschikbaarheid van alternatieven weer te geven. |
(14) |
De beheersingsmaatregelen met betrekking tot producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten, moet worden uitgebreid tot producten en apparaten die dergelijke stoffen nodig hebben, teneinde te voorkomen dat de beperkingen uit hoofde van deze verordening worden omzeild. Door die maatregelen bovendien van toepassing te maken op producten en apparaten waarvan het ontwerp, het gebruik of het correct functioneren afhankelijk is van de aanwezigheid van een gereguleerde stof, wordt een achterpoortje gesloten voor het op de markt brengen, importeren of exporteren van producten of apparaten die op het moment zelf geen gereguleerde stoffen bevatten maar later wel met dergelijke stoffen zouden moeten worden gevuld. Voorts moeten de vrijstellingen voor producten en apparaten die vóór de inwerkingtreding van de beheersingsmaatregelen werden vervaardigd, worden ingetrokken aangezien zij niet langer relevant zijn en het risico van illegale handel met zich mee kunnen brengen. |
(15) |
Gereguleerde stoffen alsook producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben uit landen die geen partij zijn bij het protocol, dienen niet te worden ingevoerd. Voorts dient de uitvoer van producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten of nodig hebben, na de inwerkingtreding van het verbod op het gebruik van dergelijke producten en apparaten dan wel van gereguleerde stoffen voor het onderhoud of de service daarvan in de Gemeenschap te worden verboden om te voorkomen dat er grote reservoirs van die stoffen ontstaan in landen die niet over voldoende capaciteit beschikken om ze te vernietigen. |
(16) |
De vergunningenregeling voor gereguleerde stoffen omvat ook de toestemming voor de uitvoer van gereguleerde stoffen, teneinde de bewaking van en het toezicht op de handel in ozonafbrekende stoffen te verbeteren en uitwisseling van informatie tussen de partijen mogelijk te maken. Die vergunningenregeling dient te worden uitgebreid tot producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben. |
(17) |
Om de controle van en het toezicht op de handel te verbeteren, dient de vergunningenregeling niet alleen betrekking te hebben op het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap om ze daar in het vrije verkeer te brengen, maar tevens op het binnenbrengen daarvan onder andere douaneregelingen of voor andere douanebestemmingen. Doorvoer door het douanegebied van de Gemeenschap, tijdelijke opslag, opslag in douane-entrepots en de procedure volgens het stelsel van vrije zones dienen mogelijk te blijven zonder vergunning, teneinde onnodige lasten voor de marktdeelnemers en de douane-instanties te vermijden. Vervoer naar of vanuit een gebiedsdeel van een lidstaat dat niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behoort of niet onder het toepassingsgebied van deze verordening valt, maar wel onder het door de lidstaat geratificeerde protocol valt, mag geen nodeloze belasting voor de lidstaat met betrekking tot vergunningen en rapportage opleveren, mits aan de verplichtingen ingevolge deze verordening en het protocol voldaan is. |
(18) |
Teneinde illegale en ongewenste handel te vermijden dient de Commissie, alvorens zij een invoer- of uitvoervergunning afgeeft, in de gelegenheid te worden gesteld om bij de bevoegde instanties van het betrokken derde land te controleren of de voorgenomen transactie voldoet aan de in dat land geldende voorschriften. |
(19) |
Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (9) en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (10) en Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (11) voorzien in de etikettering van stoffen die als ozonafbrekende stoffen ingedeeld zijn en van mengsels die dergelijke stoffen bevatten. Aangezien ozonafbrekende stoffen die worden geproduceerd om als grondstof of technische hulpstof dan wel voor analytische en laboratoriumtoepassingen te worden gebruikt, in de Gemeenschap in het vrije verkeer mogen worden gebracht, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen deze stoffen en de stoffen die voor andere toepassingen worden geproduceerd, teneinde oneigenlijk gebruik van gereguleerde grondstoffen, technische hulpstoffen of analytische en laboratoriumtoepassingen voor andere, krachtens deze verordening gereguleerde toepassingen te voorkomen. Om de eindgebruiker te informeren en de handhaving van deze verordening te vergemakkelijken, moeten producten en apparaten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben, bij het onderhoud of de service voorts ook als zodanig worden geëtiketteerd. |
(20) |
Om het vrijkomen van gereguleerde stoffen in de atmosfeer te verminderen, dient te worden voorzien in de terugwinning van gebruikte gereguleerde stoffen en de voorkoming van lekkages van gereguleerde stoffen. |
(21) |
Krachtens het protocol dient verslag te worden uitgebracht over de handel in ozonafbrekende stoffen. De producenten, de importeurs en de exporteurs van gereguleerde stoffen dienen derhalve tot jaarlijkse rapportage te worden verplicht. Teneinde de Commissie in staat te stellen de rapportageprocedures te stroomlijnen om ervoor te zorgen dat het protocol wordt nageleefd en tegelijk te vermijden dat dezelfde hoeveelheden gereguleerde stoffen meer dan eens worden opgevoerd, dienen ook de vernietigingsinstallaties rechtstreeks aan de Commissie te rapporteren. Om ervoor te zorgen dat de rapportageverplichtingen uit hoofde van het protocol worden nagekomen en om de praktische toepassing ervan te verbeteren, dient de Commissie te worden gemachtigd de rapportagevoorschriften voor de lidstaten en de bedrijven te wijzigen. Aangezien er naar verwachting methoden ontwikkeld worden om via internet te rapporteren, zal de Commissie, indien nodig, maatregelen voorleggen om de rapportagevereisten aan te passen zodra deze methoden beschikbaar zijn. |
(22) |
De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten is geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens (12) en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie is geregeld bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (13), met name wat betreft de voorschriften inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking, de doorgifte van persoonsgegevens van de Commissie aan de lidstaten, de rechtmatigheid van de verwerking en de rechten van de betrokken personen op informatie over, toegang tot en rectificatie van hun persoonsgegevens. |
(23) |
De lidstaten dienen inspecties uit te voeren op basis van een risicogestuurde aanpak om de naleving van alle bepalingen van deze verordening te garanderen, en zij dienen zich bijgevolg te concentreren op de activiteiten waaraan het grootste risico van illegale handel of uitstoot van gereguleerde stoffen is verbonden. Aanbeveling 2001/331/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten (14) moet de leidraad zijn bij de uitvoering van de inspecties door de lidstaten. |
(24) |
Gezien de voortdurende innovatie in de sectoren waarop deze verordening betrekking heeft, moet de Commissie deze verordening op gezette tijden herzien en zo nodig voorstellen indienen, met name betreffende de vrijstellingen en afwijkingen, wanneer er technisch en economisch haalbare alternatieven voor gereguleerde stoffen beschikbaar komen, opdat de bescherming van de ozonlaag versterkt wordt en de uitstoot van broeikasgassen gelijktijdig teruggedrongen wordt. Om de naleving van het protocol te garanderen, dient de Commissie te worden gemachtigd om de bijlagen bij deze verordening af te stemmen op de besluiten van de partijen, met name die welke betrekking hebben op goedgekeurde vernietigingsmethoden, op de voorwaarden voor het op de markt brengen van gereguleerde stoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen en op processen waarbij gereguleerde stoffen als technische hulpstoffen kunnen worden gebruikt. |
(25) |
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (15). |
(26) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de vorm en de inhoud vast te stellen van de etiketten voor gereguleerde stoffen die geproduceerd, op de markt gebracht of gebruikt zijn als grondstof, als technische hulpstof of voor analytische en laboratoriumtoepassingen, om bijlage III inzake processen waarbij gereguleerde stoffen als technische hulpstoffen mogen worden gebruikt te wijzigen, om de maximale hoeveelheid gereguleerde stoffen te wijzigen die als technische hulpstoffen mogen worden gebruikt of bij het gebruik ervan als technische hulpstof worden uitgestoten, om bijlage V betreffende de voorwaarden voor het op de markt brengen en de verdere distributie van gereguleerde stoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen te wijzigen, om een mechanisme vast te stellen voor het toewijzen van quota voor gereguleerde stoffen voor laboratorium- en analytische toepassingen, om bijlage VI inzake kritische toepassingen van halonen te wijzigen, om de lijst van de in een vergunningaanvraag te vermelden gegevens te wijzigen, om aanvullende maatregelen inzake bewaking van en toezicht op de handel in gereguleerde stoffen of nieuwe stoffen en van producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben, aan te nemen, om regels vast te stellen voor het in het vrije verkeer in de Gemeenschap brengen van producten en apparaten, ingevoerd uit Staten die geen partij bij het protocol zijn en geproduceerd met gebruikmaking van gereguleerde stoffen, om bijlage VII inzake vernietigingstechnieken te wijzigen, om een lijst op te stellen van producten en apparaten waaruit gereguleerde stoffen verplicht moeten worden teruggewonnen om vervolgens te worden vernietigd, om minimumopleidingseisen voor het betrokken personeel vast te stellen, om eisen inzake preventie van emissie en lekkage van gereguleerde stoffen vast te stellen, om nieuwe stoffen in bijlage II op te nemen en om de rapportagevoorschriften voor de lidstaten en de bedrijven te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(27) |
Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen (16) en Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (17) voorzien in maatregelen inzake de milieuvriendelijke verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen en de controle op gevaarlijke afvalstoffen. In dit verband moet bijzonder aandacht worden geschonken aan ozonafbrekende stoffen in bouw- en sloopafval en in apparaten die onder Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (18) vallen. Overeenkomstig het protocol mogen voor de vernietiging van gereguleerde stoffen alleen door de partijen goedgekeurde technieken worden gebruikt. De relevante besluiten van de partijen dienen derhalve in deze verordening te worden geïntegreerd om te waarborgen dat alleen die technieken worden toegepast, op voorwaarde dat zulks verenigbaar is met de communautaire en nationale wetgeving inzake afvalstoffen. |
(28) |
Er moet een flexibel mechanisme in het leven worden geroepen om rapportageverplichtingen voor stoffen die als ozonafbrekende stoffen aangemerkt zijn, in te voeren, zodat de omvang van hun milieueffecten kan worden ingeschat, en om ervoor te zorgen dat de nieuwe stoffen waarvan vast is komen te staan dat zij een significant ozonafbrekend vermogen bezitten, aan beheersingsmaatregelen worden onderworpen. In die context dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan de rol van stoffen met een zeer korte levensduur, met name de studie van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) van 2006, waarin tot de conclusie wordt gekomen dat het ozonafbrekend vermogen van deze stoffen groter is dan tot nu toe werd aangenomen. |
(29) |
De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen om te waarborgen dat ze worden toegepast. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn. |
(30) |
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten de naleving van de verplichtingen van de Gemeenschap als partij bij het protocol en de aanpak van een grensoverschrijdend milieuprobleem met een globale impact, alsmede het regelen van de intracommunautaire handel in ozonafbrekende stoffen en producten en apparaten die deze stoffen bevatten of nodig hebben, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de productie, de invoer, de uitvoer, het op de markt brengen, het gebruik, de terugwinning, de recycling, de regeneratie en de vernietiging van stoffen die de ozonlaag afbreken, voor de rapportage van gegevens in samenhang met die stoffen en voor de invoer, de uitvoer, het op de markt brengen en het gebruik van producten en apparaten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben.
Artikel 2
Werkingssfeer
Deze verordening is van toepassing op gereguleerde stoffen, op nieuwe stoffen en op producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben.
Artikel 3
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„protocol”: het Protocol van Montreal van 1987 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, zoals laatstelijk gewijzigd en aangepast; |
2. |
„partij”: een partij bij het protocol; |
3. |
„staat die geen partij is bij het protocol”: in verband met een bepaalde gereguleerde stof, een staat of regionale organisatie voor economische integratie die er niet in heeft toegestemd te worden gebonden door de bepalingen van het protocol welke voor die stof van kracht zijn; |
4. |
„gereguleerde stoffen”: de stoffen die zijn opgenomen in bijlage I, met inbegrip van de isomeren ervan, afzonderlijk of in een mengsel, ongeacht of het nieuw geproduceerde, teruggewonnen, gerecycleerde of geregenereerde stoffen betreft; |
5. |
„chloorfluorkoolstoffen”: de gereguleerde stoffen die zijn opgenomen in bijlage I, groep I, met inbegrip van de isomeren ervan; |
6. |
„halonen”: de gereguleerde stoffen die zijn opgenomen in bijlage I, groep III, met inbegrip van de isomeren ervan; |
7. |
„tetrachloorkoolstof”: de gereguleerde stof die is opgenomen in bijlage I, groep IV; |
8. |
„methylbromide”: de gereguleerde stof die is opgenomen in bijlage I, groep VI; |
9. |
„chloorfluorkoolwaterstoffen”: de gereguleerde stoffen die zijn opgenomen in bijlage I, groep VIII, met inbegrip van de isomeren ervan; |
10. |
„nieuwe stoffen”: de stoffen die zijn opgenomen in bijlage II, afzonderlijk of in een mengsel, ongeacht of het nieuw geproduceerde, teruggewonnen, gerecycleerde of geregenereerde stoffen betreft; |
11. |
„grondstof”: een gereguleerde stof of nieuwe stof die van chemische samenstelling verandert tijdens een procedé waarbij zij volledig wordt omgezet en waarvan de emissies onbeduidend zijn; |
12. |
„technische hulpstoffen”: gereguleerde stoffen die als chemische hulpstoffen worden gebruikt bij de in bijlage III genoemde toepassingen; |
13. |
„producent”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gereguleerde stoffen of nieuwe stoffen in de Gemeenschap produceert; |
14. |
„productie”: de geproduceerde hoeveelheid gereguleerde stoffen of nieuwe stoffen, met inbegrip van de hoeveelheid die al dan niet met opzet als bijproduct is geproduceerd, tenzij dit bijproduct wordt vernietigd als onderdeel van het productieproces of volgens een gedocumenteerde procedure die waarborgt dat aan deze verordening en de communautaire en nationale wetgeving inzake afvalstoffen wordt voldaan; teruggewonnen, gerecycleerde of geregenereerde hoeveelheden worden niet tot de „productie” gerekend, evenmin als onbeduidende hoeveelheden die onvermijdelijk als sporen in producten terechtkomen of tijdens de fabricage worden uitgestoten; |
15. |
„ozonafbrekend vermogen”: het getal vermeld in bijlage I en bijlage II, dat het potentiële effect van elke gereguleerde stof of nieuwe stof op de ozonlaag weergeeft; |
16. |
„berekend niveau”: een hoeveelheid die wordt bepaald door de hoeveelheid van elke gereguleerde stof te vermenigvuldigen met het ozonafbrekend vermogen van die stof, en voor elke groep gereguleerde stoffen van bijlage I afzonderlijk de aldus verkregen getallen bij elkaar op te tellen; |
17. |
„industriële rationalisering”: de overdracht, van het gehele berekende productieniveau of een gedeelte daarvan van de ene producent aan een andere, tussen partijen of binnen een lidstaat, voor een beter economisch rendement of om te voorzien in verwachte tekorten in het aanbod ten gevolge van bedrijfssluitingen; |
18. |
„invoer”: het binnenkomen van onder deze verordening vallende stoffen, producten en apparaten in het douanegebied van de Gemeenschap voor zover het gebied onder het door een lidstaat geratificeerde protocol valt en deze verordening van toepassing is; |
19. |
„uitvoer”: het uitgaan uit het douanegebied van de Gemeenschap, voor zover het gebied onder het door een lidstaat geratificeerde protocol valt en deze verordening van toepassing is, van onder deze verordening vallende stoffen, producten en apparaten die de status van communautaire goederen hebben, of de wederuitvoer van onder deze verordening vallende stoffen, producten en apparaten indien ze de status van niet-communautaire goederen hebben; |
20. |
„op de markt brengen”. de levering aan derden of het te hunner beschikking stellen op het grondgebied van de Gemeenschap, tegen betaling of kosteloos, met inbegrip van het in het vrije verkeer brengen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 450/2008. Met betrekking tot producten en apparaten die een onderdeel van onroerende goederen of van vervoermiddelen zijn heeft deze definitie uitsluitend betrekking op het voor de eerste maal op het grondgebied van de Gemeenschap leveren aan derden of te hunner beschikking stellen; |
21. |
„gebruik”: het gebruiken van gereguleerde stoffen of nieuwe stoffen bij de productie, het onderhoud of de service, met inbegrip van het navullen, van producten en apparaten of bij andere procedés; |
22. |
„warmtepomp”: een toestel of installatie die bij lage temperatuur warmte aan de lucht, het water of de bodem onttrekt en deze warmte afgeeft; |
23. |
„terugwinning”: het verzamelen en opslaan van gereguleerde stoffen uit producten en apparaten of houders tijdens het onderhoud of de service of voorafgaand aan de verwijdering; |
24. |
„recycling”: het hergebruik van een teruggewonnen gereguleerde stof na een eenvoudig reinigingsproces; |
25. |
„regeneratie”: de opwerking van een teruggewonnen gereguleerde stof zodat die stof, gelet op het beoogde gebruik, aan een vergelijkbare prestatienorm voldoet als een nieuw geproduceerde stof; |
26. |
„onderneming”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die:
|
27. |
„toepassingen voor quarantainedoeleinden”: behandelingen om de introductie, inburgering of verspreiding van quarantaineorganismen (met inbegrip van ziekten) te voorkomen, of om te zorgen voor de officiële bestrijding van die organismen, waarbij:
|
28. |
„toepassingen voorafgaand aan het vervoer”: toepassingen die geen toepassingen voor quarantainedoeleinden zijn, niet langer dan 21 dagen vóór de uitvoer zijn toegepast om te voldoen aan de officiële voorschriften van het invoerende land of de officiële voorschriften van het uitvoerende land die vóór 7 december 1995 bestonden. Officiële voorschriften zijn opgelegd door of met toestemming van een nationale instantie die bevoegd is voor planten, dieren, milieu, volksgezondheid of de opslag van producten; |
29. |
„producten en apparaten die gereguleerde stoffen nodig hebben”: producten en apparaten die zonder gereguleerde stoffen niet kunnen functioneren, met uitzondering van producten en apparaten die voor de productie, verwerking, terugwinning, recycling, regeneratie of vernietiging van gereguleerde stoffen worden gebruikt; |
30. |
„nieuw geproduceerde stoffen”: stoffen die niet eerder zijn gebruikt; |
31. |
„producten en apparaten”: alle producten en apparaten, met uitzondering van houders voor het vervoer of de opslag van gereguleerde stoffen. |
HOOFDSTUK II
VERBODSBEPALINGEN
Artikel 4
Productie van gereguleerde stoffen
De productie van gereguleerde stoffen is verboden.
Artikel 5
Op de markt brengen en gebruik van gereguleerde stoffen
1. Het op de markt brengen en het gebruik van gereguleerde stoffen is verboden.
2. Gereguleerde stoffen worden niet op de markt gebracht in niet-hervulbare houders, behoudens voor analytische en laboratoriumtoepassingen, bedoeld in artikel 10 en artikel 11, lid 2.
3. Dit artikel geldt niet voor gereguleerde stoffen in producten en apparaten.
Artikel 6
Op de markt brengen van producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben
1. Het op de markt brengen van producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben is verboden, met uitzondering van producten en apparaten waarvoor het gebruik van de respectieve gereguleerde stoffen overeenkomstig artikel 10, artikel 11, lid 2, of artikel 13 of op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2037/2000 is toegestaan.
2. Behoudens voor de in artikel 13, lid 1, bedoelde toepassingen zijn halonen bevattende brandbeveiligingssystemen en blusapparaten verboden en worden deze buiten gebruik gesteld.
HOOFDSTUK III
VRIJSTELLINGEN EN AFWIJKINGEN
Artikel 7
Productie, op de markt brengen en gebruik van gereguleerde stoffen als grondstof
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 mogen gereguleerde stoffen als grondstof worden geproduceerd, op de markt gebracht en gebruikt.
2. Als grondstof geproduceerde of op de markt gebrachte gereguleerde stoffen mogen alleen voor dat doel worden gebruikt. Met ingang van 1 juli 2010 moet op houders van dergelijke stoffen een etiket worden aangebracht met de duidelijke vermelding dat de stof alleen als grondstof mag worden gebruikt. Indien deze stoffen geëtiketteerd moeten worden overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, Richtlijn 1999/45/EG of Verordening (EG) nr. 1272/2008, wordt deze vermelding opgenomen op het in die richtlijnen bedoelde etiket dan wel in de aanvullende informatie op het etiket als bedoeld in artikel 25, lid 3, van die verordening.
De Commissie kan vorm en inhoud van het te gebruiken etiket vaststellen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 8
Productie, op de markt brengen en gebruik van gereguleerde stoffen als technische hulpstof
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 mogen gereguleerde stoffen als technische hulpstof worden geproduceerd, op de markt gebracht en gebruikt.
2. Gereguleerde stoffen mogen alleen als technische hulpstof worden gebruikt in op 1 september 1997 bestaande installaties en mits de emissie te verwaarlozen is.
3. Als technische hulpstof geproduceerde of op de markt gebrachte gereguleerde stoffen mogen alleen voor dat doel worden gebruikt. Met ingang van 1 juli 2010 moet op houders van dergelijke stoffen een etiket worden aangebracht met de duidelijke vermelding dat deze stoffen alleen als technische hulpstof mogen worden gebruikt. Indien deze stoffen geëtiketteerd moeten worden overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, Richtlijn 1999/45/EG of Verordening (EG) nr. 1272/2008, wordt deze vermelding opgenomen op het in die richtlijnen bedoelde etiket dan wel in de aanvullende informatie op het etiket als bedoeld in artikel 25, lid 3, van die verordening.
De Commissie kan vorm en inhoud van het te gebruiken etiket vaststellen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4. De Commissie stelt zo nodig volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure een lijst op van ondernemingen die gereguleerde stoffen als technische hulpstof mogen gebruiken en stelt daarbij voor iedere onderneming op de lijst de maximumhoeveelheden die ter aanvulling of voor verbruik als technische hulpstof mogen worden gebruikt en de maximumemissieniveaus vast.
De maximumhoeveelheid gereguleerde stoffen die in de Gemeenschap als technische hulpstof mogen worden gebruikt, mag niet groter zijn dan 1 083 metrieke ton per jaar.
De maximumhoeveelheid gereguleerde stoffen die in de Gemeenschap bij het gebruik van technische hulpstoffen kunnen vrijkomen, mag niet groter zijn dan 17 metrieke ton per jaar.
5. Op grond van nieuwe gegevens of technische ontwikkelingen of besluiten van de partijen gaat de Commissie zo nodig over tot:
a) |
wijziging van bijlage III, |
b) |
wijziging van de maximale hoeveelheid gereguleerde stoffen die als technische hulpstof mogen worden gebruikt of bij het gebruik ervan als technische hulpstof worden uitgestoten, zoals bedoeld in lid 4, alinea’s 2 en 3. |
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 9
Op de markt brengen van gereguleerde stoffen met het oog op vernietiging of regeneratie en van producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben met het oog op vernietiging
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 mogen gereguleerde stoffen en producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben op de markt worden gebracht met het oog op vernietiging in de Gemeenschap overeenkomstig de voorschriften inzake vernietiging als bedoeld in artikel 22, lid 1. Gereguleerde stoffen mogen ook op de markt worden gebracht met het oog op regeneratie in de Gemeenschap.
Artikel 10
Essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen van andere gereguleerde stoffen dan chloorfluorkoolwaterstoffen
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 5, mogen andere gereguleerde stoffen dan chloorfluorkoolwaterstoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen worden geproduceerd, op de markt gebracht en gebruikt, mits aan de voorwaarden inzake registratie en vergunning van dit artikel is voldaan.
2. De Commissie bepaalt zo nodig volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure voor welke essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen de productie en de invoer van andere gereguleerde stoffen dan chloorfluorkoolwaterstoffen in de Gemeenschap kunnen worden toegestaan, wat de respectieve hoeveelheden zijn, gedurende welke periode de vrijstelling geldt en welke gebruikers voor die essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen in aanmerking komen.
3. Voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen geproduceerde of op de markt gebrachte gereguleerde stoffen mogen alleen voor dat doel worden gebruikt. Met ingang van 1 juli 2010 moet op houders die dergelijke stoffen bevatten, een etiket worden aangebracht met de duidelijke vermelding dat de stof alleen voor analytische en laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt. Indien deze stoffen geëtiketteerd moeten worden overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, Richtlijn 1999/45/EG of Verordening (EG) nr. 1272/2008, wordt deze vermelding opgenomen op het in die richtlijnen bedoelde etiket dan wel in de aanvullende informatie op het etiket als bedoeld in artikel 25, lid 3, van die verordening.
De Commissie kan vorm en inhoud van het te gebruiken etiket vaststellen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
In de eerste alinea bedoelde gereguleerde stoffen mogen alleen op de markt worden gebracht en verder worden verdeeld onder de in bijlage V omschreven voorwaarden. De Commissie kan die bijlage wijzigen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4. Elke onderneming die andere gereguleerde stoffen dan chloorfluorkoolwaterstoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen gebruikt, dient zich bij de Commissie te laten registreren en daarbij opgave te doen van de gebruikte stoffen, het doel waarvoor ze worden gebruikt, het geraamde jaarlijkse verbruik en de identiteit van de leveranciers van die stoffen, en deze informatie bij te werken wanneer er zich een verandering voordoet.
5. Binnen de termijn die in een kennisgeving van de Commissie wordt gespecificeerd, delen de producenten en importeurs die gereguleerde stoffen leveren aan de in lid 4 bedoelde onderneming of die gereguleerde stoffen voor eigen rekening gebruiken, aan de Commissie de verwachte vraag mee voor de in de kennisgeving gespecificeerde periode, met opgave van de aard en de hoeveelheid van de benodigde gereguleerde stoffen.
6. De Commissie geeft vergunningen af aan de producenten en importeurs van de voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen geproduceerde of geïmporteerde andere gereguleerde stoffen dan chloorfluorkoolwaterstoffen en deelt hun mede voor welke toepassing zij toestemming hebben verkregen, alsmede welke stoffen zij op de markt mogen brengen of voor eigen rekening mogen gebruiken en in welke hoeveelheden. Per jaar bedraagt de hoeveelheid waarvoor aan individuele producenten en importeurs vergunningen worden afgegeven, niet meer dan 130 % van het jaargemiddelde van het berekende niveau van de gereguleerde stoffen waarvoor de producent of importeur vergunning heeft voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen in de jaren 2007 tot en met 2009.
Per jaar bedraagt de totale hoeveelheid waarvoor vergunning wordt verleend, met inbegrip van de vergunningen voor chloorfluorkoolwaterstoffen uit hoofde van artikel 11, lid 2, niet meer dan 110 ODP ton. Resterende hoeveelheden kunnen worden toegewezen aan de producenten en importeurs die in de jaren 2007 tot en met 2009 geen gereguleerde stoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen op de markt hebben gebracht of voor eigen rekening hebben gebruikt.
De Commissie stelt een mechanisme vast voor het toewijzen van quota aan producenten en importeurs. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
7. Een producent kan van de bevoegde instantie van de lidstaat waarin zijn betrokken productie plaatsvindt, toestemming krijgen om de in lid 1 genoemde gereguleerde stoffen te produceren teneinde te voldoen aan de vraag waarvoor overeenkomstig lid 6 een vergunning is verleend.
De bevoegde instantie van de betrokken lidstaat stelt de Commissie vooraf in kennis van haar voornemen een dergelijke toestemming te verlenen.
8. Voor zover het protocol dit toelaat, kan een producent van de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de betrokken productie plaatsvindt, toestemming krijgen om de in lid 6 vastgestelde berekende niveaus van zijn productie te overschrijden teneinde op verzoek van partijen te voorzien in hun behoeften voor essentiële analytische of laboratoriumtoepassingen.
De bevoegde instantie van de betrokken lidstaat stelt de Commissie vooraf in kennis van haar voornemen een dergelijke toestemming te verlenen.
Artikel 11
Productie, op de markt brengen en gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffenen op de markt brengen van producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten of nodig hebben
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 mogen chloorfluorkoolwaterstoffen worden geproduceerd op voorwaarde dat elke producent er zorg voor draagt dat:
a) |
het berekende niveau van zijn productie van chloorfluorkoolwaterstoffen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 en in elke periode van twaalf maanden daarna tot en met 31 december 2013 niet hoger is dan 35 % van het berekende niveau van zijn productie van chloorfluorkoolwaterstoffen in 1997; |
b) |
het berekende niveau van zijn productie van chloorfluorkoolwaterstoffen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 en in elke periode van twaalf maanden daarna tot en met 31 december 2016 niet hoger is dan 14 % van het berekende niveau van zijn productie van chloorfluorkoolwaterstoffen in 1997; |
c) |
het berekende niveau van zijn productie van chloorfluorkoolwaterstoffen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 en in elke periode van twaalf maanden daarna tot en met 31 december 2019 niet hoger is dan 7 % van het berekende niveau van zijn productie van chloorfluorkoolwaterstoffen in 1997; |
d) |
hij na 31 december 2019 geen chloorfluorkoolwaterstoffen produceert. |
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 en artikel 5, lid 1, mogen chloorfluorkoolwaterstoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen worden geproduceerd, op de markt gebracht en gebruikt.
Artikel 10, leden 3 tot en met 7, is van overeenkomstige toepassing.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 mogen tot en met 31 december 2014 geregenereerde chloorfluorkoolwaterstoffen op de markt worden gebracht en gebruikt voor het onderhoud of service van bestaande koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur, mits op de houder een etiket is aangebracht met de vermelding dat de stof is geregenereerd, en met informatie over het partijnummer en de naam en het adres van de regeneratie-installatie.
4. Tot en met 31 december 2014 mogen gerecycleerde chloorfluorkoolwaterstoffen worden gebruikt voor het onderhoud of de service van bestaande koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur, mits zij uit dergelijke apparatuur zijn teruggewonnen en mogen alleen worden gebruikt door de onderneming die de terugwinning als onderdeel van het onderhoud of de service heeft uitgevoerd of heeft doen uitvoeren.
5. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 mogen tot en met 31 december 2019 chloorfluorkoolwaterstoffen op de markt worden gebracht voor herverpakking en daaropvolgende uitvoer. Elke onderneming die chloorfluorkoolwaterstoffen herverpakt en vervolgens uitvoert, dient zich bij de Commissie te laten registreren onder vermelding van de betreffende gereguleerde stoffen, de geraamde jaarlijkse vraag en de leveranciers van die stoffen, en deze informatie bij te werken wanneer er zich een verandering voordoet.
6. Wanneer geregenereerde of gerecycleerde chloorfluorkoolwaterstoffen voor het onderhoud of de service van koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur worden gebruikt, moet op de betrokken apparaten een etiket worden aangebracht met de vermelding van het type stof, de in het apparaat aanwezige hoeveelheid en de etiketteringsinformatie zoals vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 voor stoffen of mengsels die als gevaarlijk voor de ozonlaag ingedeeld zijn.
7. Ondernemingen die gebruikmaken van een in lid 4 bedoeld apparaat met een vloeistofinhoud van 3 kg of meer, registreren de hoeveelheid en de aard van de teruggewonnen en toegevoegde stoffen alsmede de onderneming of monteur die het onderhoud of de service heeft uitgevoerd.
Ondernemingen die geregenereerde of gerecycleerde chloorfluorkoolwaterstoffen voor het onderhoud of de service gebruiken, registreren welke ondernemingen de geregenereerde chloorfluorkoolwaterstoffen geleverd hebben en uit welke bron de gerecycleerde chloorfluorkoolwaterstoffen afkomstig zijn.
8. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 kan de Commissie op verzoek van een bevoegde instantie van een lidstaat volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure een tijdelijke vrijstelling verlenen om het gebruik en het op de markt brengen van chloorfluorkoolwaterstoffen en producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten of nodig hebben, toe te staan wanneer wordt aangetoond dat voor een specifiek gebruik geen stoffen of technologieën als technisch en economisch haalbaar alternatief beschikbaar zijn of kunnen worden gebruikt.
De uiterste geldigheidstermijn voor deze vrijstellingen is 31 december 2019.
Artikel 12
Toepassingen voor quarantainedoeleinden, toepassingen voorafgaand aan het vervoer en gebruik in noodgevallen van methylbromide
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 1, mag methylbromide tot en met 18 maart 2010 op de markt worden gebracht en worden gebruikt voor quarantainedoeleinden en voor toepassingen voorafgaand aan het vervoer voor de behandeling van exportgoederen, mits het op de markt brengen en gebruik van methylbromide toegestaan is uit hoofde van de nationale wetgeving overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG respectievelijk Richtlijn 98/8/EG.
Methylbromide mag uitsluitend worden gebruikt op door de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat goedgekeurde locaties en, indien dat economisch en technisch haalbaar is, op voorwaarde dat ten minste 80 % van het uit de behandelde goederen vrijkomende methylbromide wordt teruggewonnen.
2. Het berekende niveau van het methylbromide dat ondernemingen in de periode van 1 januari tot en met 18 maart 2010 op de markt brengen of voor eigen rekening gebruiken, is niet hoger dan 45 ODP ton.
Iedere onderneming verzekert dat het berekende niveau van het methylbromide dat hij voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer op de markt brengt of voor eigen rekening gebruikt, niet meer bedraagt dan 21 % van het gemiddelde van het berekende niveau van het methylbromide dat hij in de jaren 2005 tot en met 2008 voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer op de markt heeft gebracht of voor eigen rekening heeft gebruikt.
3. In noodgevallen kan de Commissie, op verzoek van de bevoegde instantie van een lidstaat, wanneer een onverwachte uitbraak van bepaalde plagen of ziekten zulks vereist, tijdelijk de productie, het op de markt brengen en het gebruik van methylbromide toestaan, mits het op de markt brengen en gebruik van mehtylbromide toegestaan is uit hoofde van Richtlijn 91/414/EEG respectievelijk Richtlijn 98/8/EG.
Zulk een toestemming geldt voor een periode van maximaal 120 dagen en een hoeveelheid van maximaal 20 metrieke ton en omvat een specificatie van de maatregelen die moeten worden genomen om de emissies bij het gebruik te verminderen.
Artikel 13
Kritische toepassingen van halonen en buitengebruikstelling van halonen bevattende apparaten
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 1, mogen halonen op de markt worden gebracht en worden gebruikt voor de in bijlage VI vermelde kritische toepassingen. Halonen mogen alleen op de markt worden gebracht door ondernemingen waaraan de bevoegde instantie van de betreffende lidstaat toestemming heeft verleend voor de opslag van halonen voor kritische toepassingen.
2. De Commissie toetst bijlage VI en stelt zo nodig wijzigingen en tijdschema’s voor geleidelijke eliminatie van de kritische toepassingen vast door uiterste data voor nieuwe toepassingen en einddata voor bestaande toepassingen vast te leggen, met inachtneming van de beschikbaarheid van technisch en economisch haalbare alternatieven of technologieën die met het oog op milieu en gezondheid aanvaardbaar zijn.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
3. Halonen bevattende brandbeveiligingssystemen en blusapparaten die worden gebruikt voor de in lid 1 bedoelde toepassingen, worden uiterlijk op de in bijlage VI vermelde einddata buiten gebruik gesteld.
4. De Commissie kan op verzoek van de bevoegde instantie van een lidstaat en overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure afwijkingen toestaan van de einddata of uiterste data, mits die data in lid 2 in bijlage VI zijn gespecificeerd, in specifieke gevallen waarin is aangetoond dat er geen technisch en economisch haalbaar alternatief beschikbaar is.
Artikel 14
Overdracht van rechten en industriële rationalisering
1. Een producent of importeur die gerechtigd is gereguleerde stoffen op de markt te brengen of voor eigen rekening te gebruiken, mag dat recht ten aanzien van de overeenkomstig dit artikel vastgestelde hoeveelheid van de betreffende groep stoffen geheel of gedeeltelijk aan een andere producent of importeur van die groep stoffen binnen de Gemeenschap overdragen. Dergelijke overdrachten worden aan de Commissie vooraf medegedeeld. De overdracht van het recht om stoffen op de markt te brengen of te gebruiken, houdt geen bijkomend recht op productie of invoer in.
2. Voor zover het protocol dit toelaat, kan een producent van de bevoegde instantie van de lidstaat waar de betrokken productie plaatsvindt, toestemming krijgen om de in artikel 10 en artikel 11, lid 2, vastgestelde berekende niveaus van zijn productie met het oog op de industriële rationalisering binnen de betrokken lidstaat te overschrijden, mits de berekende niveaus van de productie van die lidstaat niet hoger zijn dan de som van de berekende productieniveaus van de binnenlandse producenten die in artikelen 10 en 11, lid 2, voor de betrokken perioden zijn vastgesteld. De bevoegde instantie van de betrokken lidstaat stelt de Commissie vooraf in kennis van haar voornemen een dergelijke toestemming te verlenen.
3. Voor zover het protocol dit toelaat, kan de Commissie een producent, met instemming van de bevoegde instantie van de lidstaat waar de betrokken productie plaatsvindt, toestemming geven om de in artikel 10 en artikel 11, lid 2, vastgestelde berekende niveaus van zijn productie met het oog op de industriële rationalisering tussen lidstaten te overschrijden, mits de som van de berekende productieniveaus van de betrokken lidstaten niet hoger is dan de som van de berekende productieniveaus van hun binnenlandse producenten die in artikel 10 en artikel 11, lid 2, voor de betrokken perioden zijn vastgesteld. Hiervoor is tevens de instemming vereist van de bevoegde instantie van de lidstaat waar de productie zal worden verlaagd.
4. Voor zover het protocol dit toelaat, kan de Commissie een producent, met instemming van zowel de bevoegde instantie van de lidstaat waar de betrokken productie van die producent plaatsvindt als de overheid van het betrokken derde land, toestemming geven om de in artikel 10 en artikel 11, lid 2, vastgestelde berekende niveaus van zijn productie met het oog op industriële rationalisering met een derde land te combineren met de berekende productieniveaus die voor een producent in dat derde land zijn toegestaan krachtens het protocol en de nationale wetgeving, mits de som van de berekende productieniveaus van de twee producenten niet hoger is dan de som van de krachtens artikel 10 en artikel 11, lid 2, voor de producent in de Gemeenschap toegestane berekende niveaus van zijn productie en de voor de producent in het derde land krachtens het protocol en de nationale wetgeving toegestane berekende niveaus van zijn productie.
HOOFDSTUK IV
HANDELSREGELING
Artikel 15
Invoer van gereguleerde stoffen en producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben
1. De invoer van gereguleerde stoffen alsook van producten en apparaten, met uitzondering van persoonlijke bezittingen, die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben, is verboden.
2. Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor de invoer van:
a) |
gereguleerde stoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen als bedoeld in artikel 10 en artikel 11, lid 2; |
b) |
gereguleerde stoffen bestemd voor gebruik als grondstof; |
c) |
gereguleerde stoffen voor bestemd gebruik als technische hulpstof; |
d) |
gereguleerde stoffen voor vernietiging met de in artikel 22, lid 2, bedoelde technieken; |
e) |
chloorfluorkoolwaterstoffen die zullen worden herverpakt en vervolgens uiterlijk op 31 december van het erop volgende kalenderjaar wederuitgevoerd worden naar een partij op het grondgebied waarvan het verbruik of de invoer van die chloorfluorkoolwaterstoffen niet verboden is, zulks tot en met 31 december 2019; |
f) |
methylbromide voor gebruik in noodgevallen als bedoeld in artikel 12, lid 3, dan wel, tot en met 31 december 2014, voor herverpakking en daaropvolgende wederuitvoer voor toepassingen voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer, op voorwaarde dat de wederuitvoer in het jaar van invoer plaatsvindt; |
g) |
teruggewonnen, gerecycleerde of geregenereerde halonen, op voorwaarde dat zij uitsluitend worden ingevoerd voor kritische toepassingen als bedoeld in artikel 13, lid 1, door ondernemingen waaraan de bevoegde instantie van de betreffende lidstaat toestemming heeft verleend voor de opslag van halonen voor kritische toepassingen; |
h) |
producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben, met het oog op vernietiging met, voor zover van toepassing, technieken als bedoeld in artikel 22, lid 2; |
i) |
producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben, bestemd om te voorzien in laboratorium- en analytische toepassingen als bedoeld in artikel 10 en artikel 11, lid 2; |
j) |
producten en apparaten die halonen bevatten of nodig hebben, bestemd om te voorzien in kritische toepassingen als bedoeld in artikel 13, lid 1; |
k) |
producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten waarvan het op de markt brengen is toegestaan overeenkomstig artikel 11, lid 5. |
3. De in lid 2 bedoelde invoer, met uitzondering van de invoer voor doorvoer door het douanegebied van de Gemeenschap of de invoer in het kader van de regeling tijdelijke opslag, douane-entrepot of vrije zone als bedoeld in Verordening (EG) nr. 450/2008, op voorwaarde dat zij niet langer dan 45 dagen in het douanegebied van de Gemeenschap blijven en achteraf niet in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht of worden vernietigd of verwerkt, is onderworpen aan de voorlegging van een invoervergunning. Die vergunningen worden door de Commissie afgegeven, nadat is nagegaan of aan de artikelen 16 en 20 is voldaan.
Artikel 16
In de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van ingevoerde gereguleerde stoffen
1. Het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van ingevoerde gereguleerde stoffen is aan kwantitatieve beperkingen onderworpen. De Commissie stelt die beperkingen vast en wijst de ondernemingen quota toe volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2010, en voor elke periode van twaalf maanden nadien.
De in de eerste alinea bedoelde quota worden slechts toegewezen voor de volgende stoffen:
a) |
gereguleerde stoffen die voor analytische en laboratoriumtoepassingen of kritische toepassingen als bedoeld in artikel 10, artikel 11, lid 2, en artikel 13 worden gebruikt; |
b) |
gereguleerde stoffen die als grondstof worden gebruikt; |
c) |
gereguleerde stoffen die als technische hulpstof worden gebruikt. |
2. Binnen de termijn die in een kennisgeving van de Commissie wordt gespecificeerd, delen de importeurs van de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde stoffen aan de Commissie de verwachte vraag mee, met opgave van de aard en de hoeveelheid van de benodigde gereguleerde stoffen. Op basis van die verklaringen stelt de Commissie kwantitatieve beperkingen vast voor de invoer van de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde stoffen.
Artikel 17
Uitvoer van gereguleerde stoffen en producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben
1. Het is verboden gereguleerde stoffen en producten en apparaten, met uitzondering van persoonlijke bezittingen, die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben, uit te voeren.
2. Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor de uitvoer van:
a) |
gereguleerde stoffen, bestemd om te voorzien in de in artikel 10 bedoelde essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen; |
b) |
gereguleerde stoffen, bestemd voor gebruik als grondstof; |
c) |
gereguleerde stoffen, bestemd voor gebruik als technische hulpstof; |
d) |
producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben, geproduceerd overeenkomstig artikel 10, lid 7, of ingevoerd ingevolge artikel 15, lid 2, onder h) of i); |
e) |
teruggewonnen, gerecycleerde en geregenereerde halonen die voor kritische toepassingen als bedoeld in artikel 13, lid 1, zijn opgeslagen door ondernemingen waaraan de bevoegde instantie van een lidstaat toestemming heeft verleend, en producten en apparaten die halonen bevatten of nodig hebben, bestemd om te voorzien in de behoeften voor kritische toepassingen; |
f) |
nieuw geproduceerde of geregenereerde chloorfluorkoolwaterstoffen voor andere toepassingen dan vernietiging; |
g) |
methylbromide dat wederuitgevoerd wordt voor quarantainedoeleinden of toepassingen voorafgaand aan het vervoer, zulks tot en met 31 december 2014; |
h) |
chloorfluorkoolstof bevattende dosisinhalatoren waarvan het gebruik op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2037/2000 toegestaan is. |
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de Commissie, op verzoek van een bevoegde instantie van een lidstaat en volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure, toestemming geven voor de uitvoer van producten en apparaten die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten, indien is aangetoond dat het verbieden van de uitvoer, gezien de economische waarde en de verwachte resterende levensduur van de goederen in kwestie, voor de exporteur een onevenredig zware belasting zou betekenen. Voor die uitvoer is voorafgaande kennisgeving door de Commissie aan het land van invoer vereist.
4. De in de leden 2 en 3 bedoelde uitvoer is aan een vergunning onderworpen, met uitzondering van wederuitvoer volgend op doorvoer door het douanegebied van de Gemeenschap in het kader van de regeling tijdelijke opslag, douane-entrepot of vrije zone als bedoeld in Verordening (EG) nr. 450/2008, op voorwaarde dat de wederuitvoer niet langer dan 45 dagen na de invoer plaatsvindt. Die uitvoervergunning wordt door de Commissie aan ondernemingen afgegeven, nadat is nagegaan of aan artikel 20 is voldaan.
Artikel 18
Invoer- en uitvoervergunningen
1. De Commissie zet een elektronisch vergunningensysteem op en beheert dit. Zij neemt binnen dertig dagen na de ontvangst van een vergunningsaanvraag een besluit over de verlening.
2. Aanvragen voor de in de artikelen 15 en 17 bedoelde vergunningen worden ingediend via het in lid 1 bedoelde systeem. Alvorens een vergunningsaanvraag in te dienen, moet een onderneming zich in dat systeem laten registreren.
3. Een aanvraag voor een vergunning bevat de volgende gegevens:
a) |
naam en adres van de importeur en die van de exporteur; |
b) |
het land van invoer en dat van uitvoer; |
c) |
in het geval van invoer of uitvoer van gereguleerde stoffen, een omschrijving van elke gereguleerde stof met vermelding van:
|
d) |
in het geval van invoer of uitvoer van producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben:
|
e) |
het doel van de voorgenomen invoer, met inbegrip van de beoogde douanebestemming, in voorkomend geval met vermelding van de beoogde douaneregeling; |
f) |
plaats en vermoedelijke datum van de voorgenomen invoer of uitvoer; |
g) |
het douanekantoor waar de goederen zullen worden aangegeven; |
h) |
in het geval van invoer van gereguleerde stoffen of voor vernietiging bestemde producten of apparaten, naam en adres van de installatie waar de vernietiging zal plaatsvinden; |
i) |
alle verdere door de bevoegde instantie van een lidstaat noodzakelijk geachte informatie. |
4. Iedere importeur of exporteur stelt de Commissie in kennis van alle wijzigingen die zich ten opzichte van de volgens lid 3 meegedeelde gegevens gedurende de geldigheid van de vergunning voordoen.
5. De Commissie kan een certificaat verlangen waarin de aard of de samenstelling van de in of uit te voeren stoffen wordt vermeld; zij kan tevens een afschrift verlangen van de door het invoerende of uitvoerende land afgegeven vergunning.
6. De Commissie kan de overgelegde gegevens in specifieke gevallen en voor zover nodig ter beschikking stellen van de bevoegde instanties van de betrokken partijen en kan de vergunningsaanvraag afwijzen indien niet aan de desbetreffende verplichtingen van deze verordening is voldaan of op de volgende gronden:
a) |
in het geval van een invoervergunning, indien op basis van de informatie die door de bevoegde instanties van het betrokken land wordt verstrekt, vast komt te staan dat de exporteur geen onderneming is die gemachtigd is om in dat land de stof in kwestie te verhandelen; |
b) |
in het geval van een uitvoervergunning, indien de bevoegde instanties van het invoerende land de Commissie ervan in kennis hebben gesteld dat de invoer van de gereguleerde stof een geval van illegale handel zou uitmaken, dan wel een negatief effect zou hebben op de tenuitvoerlegging van de beheersingsmaatregelen die het invoerende land toepast om zijn verplichtingen uit hoofde van het protocol na te komen, dan wel zou leiden tot een overschrijding van de kwantitatieve beperkingen voor dat land uit hoofde van het protocol. |
7. De Commissie stelt een afschrift van elke vergunning aan de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat beschikbaar.
8. De Commissie stelt de aanvrager en de betrokken lidstaat zo spoedig mogelijk in kennis ingeval een vergunningsaanvraag afgewezen is op grond van lid 6, onder vermelding van de redenen voor de afwijzing.
9. De Commissie kan in de lijst van lid 3 en in bijlage IV wijzigingen aanbrengen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 19
Maatregelen voor controle op illegale handel
De Commissie kan extra maatregelen aannemen voor de controle van gereguleerde stoffen of nieuwe stoffen, alsook producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben, die in het douanegebied van de Gemeenschap onder tijdelijke opslag, onder douane-entrepot of in een vrije zone worden geplaatst of worden doorgevoerd en vervolgens worden wederuitgevoerd; zij baseert zich daarbij op een inschatting van het mogelijke risico van illegale handel in samenhang met die goederenbewegingen, rekening houdend met de milieuvoordelen en de sociaaleconomische gevolgen van dergelijke maatregelen.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 20
Handel met staten die geen partij bij het protocol zijn en met niet door het protocol bestreken gebieden
1. Het is verboden gereguleerde stoffen of producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben, in te voeren uit of uit te voeren naar een staat die geen partij is bij het protocol.
2. De Commissie kan voorschriften vaststellen voor het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van producten en apparaten die uit een staat die geen partij is bij het protocol zijn ingevoerd en die met gereguleerde stoffen zijn vervaardigd doch geen stoffen bevatten welke met zekerheid als gereguleerde stoffen kunnen worden geïdentificeerd. De identificatie van dergelijke producten en apparaten geschiedt in overeenstemming met periodieke technische aanwijzingen aan de partijen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
3. In afwijking van lid 1 kan de Commissie voor handel in gereguleerde stoffen en in producten en apparaten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben of die met een of meer van dergelijke stoffen zijn vervaardigd, met een staat die geen partij is bij het protocol staat toestemming verlenen, voor zover in een vergadering van de partijen overeenkomstig artikel 4, lid 8, van het protocol is vastgesteld dat die staat volledig aan het protocol voldoet en daaromtrent de in artikel 7 van het protocol gespecificeerde gegevens heeft verstrekt. De Commissie handelt in overeenstemming met de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure.
4. Onverminderd een krachtens de tweede alinea genomen besluit, gelden de bepalingen van lid 1 voor een niet door het protocol bestreken gebied op dezelfde wijze als voor een staat die geen partij bij het protocol is.
Indien de autoriteiten van een niet door het protocol bestreken gebied volledig aan het protocol hebben voldaan en daaromtrent de in artikel 7 van het protocol gespecificeerde gegevens hebben verstrekt, kan de Commissie besluiten dat sommige of alle bepalingen van lid 1 van dit artikel niet voor dat gebied van toepassing zijn.
De Commissie handelt in overeenstemming met de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure.
Artikel 21
Lijst van producten en apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of nodig hebben
Uiterlijk op 1 januari 2010 stelt de Commissie als richtsnoer voor de douanediensten van de lidstaten een lijst beschikbaar met producten en apparaten die gereguleerde stoffen kunnen bevatten of nodig hebben en de desbetreffende codes van de gecombineerde nomenclatuur.
HOOFDSTUK V
EMISSIEBEHEERSING
Artikel 22
Terugwinning en vernietiging van gebruikte gereguleerde stoffen
1. Gereguleerde stoffen in koelapparatuur, klimaatregelingsapparatuur en warmtepompsystemen, apparatuur die oplosmiddelen bevat en systemen voor brandbeveiliging en brandblusapparaten worden bij het onderhoud of de service van de apparatuur of voorafgaand aan de ontmanteling of verwijdering daarvan teruggewonnen voor vernietiging of worden teruggewonnen met het oog op recycling of regeneratie.
2. Gereguleerde stoffen en producten die gereguleerde stoffen bevatten worden alleen met de in bijlage VII vermelde goedgekeurde technieken vernietigd, dan wel, in het geval van niet in die bijlage genoemde gereguleerde stoffen, met de vanuit milieuoogpunt meest aanvaardbare vernietigingstechniek waarmee geen buitensporige kosten gemoeid zijn, op voorwaarde dat het gebruik van die technieken aan de communautaire en nationale wetgeving inzake afvalstoffen voldoet en dat aan de bijkomende vereisten van die wetgeving voldaan is.
3. De Commissie kan bijlage VII wijzigen om rekening te houden met nieuwe technologische ontwikkelingen.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4. Gereguleerde stoffen in andere dan de in lid 1 genoemde producten en apparaten worden, mits dit technisch en economisch haalbaar is, teruggewonnen voor vernietiging, recycling of regeneratie dan wel vernietigd zonder voorafgaande terugwinning, met gebruikmaking van de in lid 2 bedoelde technieken.
De Commissie stelt een bijlage van deze verordening vast met een lijst van producten en apparaten waarvan de terugwinning van gereguleerde stoffen, dan wel de vernietiging van producten en apparaten zonder voorafgaande terugwinning van gereguleerde stoffen, technisch en economisch haalbaar wordt geacht, in voorkomend geval met specificatie van de toe te passen technieken. Alle ontwerpmaatregelen voor de vaststelling van die bijlage gaan vergezeld van en worden geschraagd door een volledige economische kosten-batenanalyse, rekening houdend met de individuele omstandigheden in de lidstaten.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
5. De lidstaten nemen maatregelen om de terugwinning, recycling, regeneratie en vernietiging van gereguleerde stoffen te bevorderen en stellen de minimumeisen voor de kwalificatie van het betrokken personeel vast.
De Commissie beoordeelt de door de lidstaten getroffen maatregelen en kan in het licht van die beoordeling en van technische en andere van belang zijnde gegevens zo nodig maatregelen betreffende die minimumkwalificatie-eisen vaststellen.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 23
Lekkage en emissies van gereguleerde stoffen
1. De ondernemingen treffen alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken.
2. Ondernemingen die gebruikmaken van koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur, of brandbeveiligingssystemen, met inbegrip van circuits, die gereguleerde stoffen bevatten, zorgen ervoor dat de vaste apparaten of systemen:
a) |
met een vloeistofinhoud van 3 kg gereguleerde stoffen of meer ten minste eenmaal in de twaalf maanden op lekkage worden gecontroleerd; deze verplichting geldt niet voor apparatuur met hermetisch afgesloten systemen die als dusdanig zijn gemerkt en minder dan 6 kg gereguleerde stoffen bevatten; |
b) |
met een vloeistofinhoud van 30 kg gereguleerde stoffen of meer ten minste eenmaal in de zes maanden op lekkage worden gecontroleerd; |
c) |
met een vloeistofinhoud van 300 kg gereguleerde stoffen of meer ten minste eenmaal in de drie maanden op lekkage worden gecontroleerd; |
en dat waargenomen lekkages zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 14 dagen worden hersteld.
Het apparaat of systeem wordt binnen een maand nadat een lek is hersteld op lekkage geïnspecteerd ter controle of de herstelling effect heeft gesorteerd.
3. De in lid 2 bedoelde ondernemingen registreren de hoeveelheid en de aard van de toegevoegde gereguleerde stoffen en de hoeveelheid die tijdens het onderhoud, de service en de definitieve verwijdering van de in dat lid genoemde apparaten of systemen wordt teruggewonnen. Zij registreren tevens andere relevante informatie, onder meer de identiteit van de onderneming of monteur die het onderhoud of de service heeft uitgevoerd, alsook de data en de resultaten van de uitgevoerde controles op lekkage. Dit register wordt op verzoek ter beschikking gesteld aan de bevoegde instantie van een lidstaat en de Commissie.
4. De lidstaten stellen de minimumeisen vast voor de kwalificatie van het personeel dat de in lid 2 bedoelde werkzaamheden uitvoert. In het licht van een beoordeling van deze maatregelen van de lidstaten en van technische en andere van belang zijnde gegevens kan de Commissie maatregelen betreffende de harmonisatie van die minimumkwalificatie-eisen vaststellen.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
5. De ondernemingen treffen alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen die als grondstof of technische hulpstof worden gebruikt, te voorkomen of tot een minimum te beperken.
6. De ondernemingen treffen alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen die onopzettelijk bij de vervaardiging van andere chemicaliën worden geproduceerd, te voorkomen of tot een minimum te beperken.
7. De Commissie kan een lijst met technieken of praktijken vaststellen die de ondernemingen dienen te gebruiken om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken.
Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door ze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
HOOFDSTUK VI
NIEUWE STOFFEN
Artikel 24
Nieuwe stoffen
1. De productie, de invoer, het op de markt brengen, het gebruik en de uitvoer van nieuwe stoffen, genoemd in deel A van bijlage II, zijn verboden. Dit verbod geldt niet voor nieuwe stoffen die als grondstof voor analytische of laboratoriumtoepassingen worden gebruikt, voor invoer voor doorvoer door het douanegebied van de Gemeenschap en voor invoer in het kader van de regeling tijdelijke opslag, douane-entrepot of vrije zone als bedoeld in Verordening (EG) nr. 450/2008, tenzij daaraan een andere in die verordening bedoelde douanebestemming is gegeven, of uitvoer volgend op reeds vrijgestelde invoer.
2. De Commissie neemt zo nodig in deel A van bijlage II stoffen op die reeds in deel B van deze bijlage opgenomen zijn, waarvan is vastgesteld dat ze in aanzienlijke hoeveelheden worden uitgevoerd, ingevoerd, geproduceerd of op de markt gebracht en waarvan de wetenschappelijke beoordelingsgroep van het Protocol van Montreal heeft vastgesteld dat zij een significant ozonafbrekend vermogen bezitten, en verleent eventueel vrijstellingen van lid 1.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
3. In het licht van relevante wetenschappelijke gegevens neemt de Commissie zo nodig in deel B van bijlage II andere dan reeds gereguleerde stoffen op waarvan de wetenschappelijke beoordelingsgroep van het Protocol van Montreal of een andere erkende, even gezaghebbende instantie heeft vastgesteld dat zij een significant ozonafbrekend vermogen bezitten. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
HOOFDSTUK VII
COMITÉ, RAPPORTAGE, INSPECTIE EN STRAFFEN
Artikel 25
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op een maand.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
Artikel 26
Rapportage door de lidstaten
1. Uiterlijk op 30 juni van ieder jaar rapporteren de lidstaten de volgende informatie over het voorbije kalenderjaar in elektronische vorm aan de Commissie:
a) |
de hoeveelheden methylbromide waarvoor overeenkomstig artikel 12, leden 2 en 3, toestemming is verleend voor diverse behandelingen voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer op hun grondgebied, de doeleinden waarvoor het methylbromide is gebruikt en de vorderingen die zijn gemaakt met de evaluatie en het gebruik van alternatieven; |
b) |
de hoeveelheden halonen die overeenkomstig artikel 13, lid 1, voor kritische toepassingen zijn geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen, de ter beperking van de emissies van halonen getroffen maatregelen en de geschatte hoeveelheid emissies, en de vooruitgang bij toetsing en gebruik van geschikte alternatieven; |
c) |
gevallen van illegale handel, met name die welke aan het licht zijn gekomen tijdens inspecties in het kader van artikel 28. |
2. De Commissie stelt volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure de vorm vast waarin de in lid 1 bedoelde informatie moet worden ingediend.
3. De Commissie kan lid 1 wijzigen.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 27
Rapportage door de ondernemingen
1. Elke onderneming verstrekt de Commissie en, door middel van een afschrift, de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat voor elke gereguleerde stof en elke in bijlage II genoemde nieuwe stof jaarlijks uiterlijk op 31 maart de in de leden 2 tot en met 6 vermelde gegevens over het voorafgaande kalenderjaar.
2. Iedere producent verstrekt de volgende gegevens:
a) |
zijn totale productie voor elke in lid 1 bedoelde stof; |
b) |
de in de Gemeenschap op de markt gebrachte of voor eigen rekening van de producent gebruikte geproduceerde hoeveelheden, gesplitst naar productie voor gebruik als grondstof, gebruik als technische hulpstof, of andere toepassingen; |
c) |
de productie om te voorzien in de behoeften voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen in de Gemeenschap waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 6, vergunning is verleend; |
d) |
de productie om in de essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen van de partijen waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 8, toestemming is verleend, te voorzien; |
e) |
in voorkomende geval, de toename van de productie waarvoor in verband met industriële rationalisering krachtens artikel 14, leden 2, 3 en 4, toestemming is verleend; |
f) |
de gerecycleerde, geregenereerde of vernietigde hoeveelheden onder vermelding van de bij de vernietiging gebruikte techniek, met inbegrip van de in artikel 3, punt 14, bedoelde als bijproduct geproduceerde en vernietigde hoeveelheden; |
g) |
de voorraden; |
h) |
de van en aan andere producenten in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden. |
3. Iedere importeur verstrekt voor elke in lid 1 bedoelde stof de volgende gegevens:
a) |
de in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden, uitgesplitst naar invoer voor gebruik als grondstof of als technische hulpstof, voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 6, vergunning is verleend, voor gebruik voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer en voor vernietiging; Importeurs die gereguleerde stoffen voor vernietiging hebben ingevoerd, vermelden tevens voor elke stof de eindbestemming of eindbestemmingen, onder vermelding, voor elke eindbestemming, van de hoeveelheden van elke stof die daar afgeleverd zijn en van de naam en het adres van de vernietigingsinstallatie; |
b) |
de hoeveelheden die volgens andere douaneprocedures zijn ingevoerd, onder aparte vermelding van de soort douaneprocedure en het aangegeven gebruik; |
c) |
de hoeveelheden gebruikte in lid 1 bedoelde stoffen die voor recycling of voor regeneratie zijn ingevoerd; |
d) |
de voorraden; |
e) |
de van en aan andere ondernemingen in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden; |
f) |
het land van uitvoer. |
4. Iedere exporteur verstrekt voor elke in lid 1 bedoelde stof de volgende gegevens:
a) |
de hoeveelheden uitgevoerde stoffen, uitgesplitst naar uitvoer naar de verschillende landen van bestemming, en naar uitvoer voor gebruik als grondstof of als technische hulpstof, voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen, voor kritische toepassingen en voor toepassingen voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer; |
b) |
de voorraden; |
c) |
de van en aan andere ondernemingen in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden; |
d) |
het land van bestemming. |
5. Elke onderneming die gereguleerde stoffen vernietigt als bedoeld in lid 1 en niet onder lid 2 valt, verstrekt de volgende gegevens:
a) |
de hoeveelheden van die stoffen die werden vernietigd, met inbegrip van de hoeveelheden die zich in producten of apparaten bevonden; |
b) |
de voorraden van die stoffen die wachten op vernietiging, met inbegrip van de hoeveelheden die zich in producten of apparaten bevinden; |
c) |
de bij de vernietiging gebruikte techniek. |
6. Elke onderneming die gereguleerde stoffen als grondstof of als technische hulpstof gebruikt, verstrekt de volgende gegevens:
a) |
de hoeveelheden van die stoffen die als grondstof of als technische hulpstof worden gebruikt; |
b) |
de voorraden van die stoffen; |
c) |
de betrokken methoden en emissies. |
7. Elke producent of importeur die overeenkomstig artikel 10, lid 6, een vergunning heeft verkregen, deelt de Commissie en, door middel van een afschrift, de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat jaarlijks vóór 31 maart voor alle stoffen waarvoor hij toestemming heeft verkregen mee waarvoor die zijn gebruikt, welke hoeveelheden hij het voorgaande jaar heeft gebruikt, welke hoeveelheden hij in voorraad heeft, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd heeft en welke hoeveelheden producten en apparaten die deze stoffen bevatten of nodig hebben hij op de communautaire markt gebracht en/of uitgevoerd heeft.
8. De Commissie neemt passende maatregelen om het vertrouwelijke karakter van de op grond van dit artikel verkregen gegevens te beschermen.
9. De vorm van de in de leden 1 tot en met 7 bedoelde rapportage wordt volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde beheersprocedure vastgesteld.
10. De Commissie kan de in de leden 1 tot en met 7 vervatte rapportagevoorschriften wijzigen.
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 28
Inspectie
1. De lidstaten voeren inspecties uit met betrekking tot de naleving van deze verordening door de ondernemingen, waarbij zij een risicogestuurde benadering hanteren, inclusief inspecties betreffende de invoer en uitvoer van gereguleerde stoffen alsook van producten en apparaten die dergelijke stoffen bevatten of nodig hebben. De bevoegde instanties van de lidstaten stellen het onderzoek in dat de Commissie op grond van deze verordening nodig acht.
2. Indien de Commissie en de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het onderzoek moet worden verricht, ermee instemmen, staan de ambtenaren van de Commissie die van genoemde instantie bij de uitvoering van hun taak bij.
3. Bij de uitvoering van de haar ingevolge deze verordening opgelegde taken kan de Commissie van de overheden en de bevoegde instanties van de lidstaten en van ondernemingen alle benodigde gegevens verlangen. Wanneer de Commissie een onderneming om gegevens verzoekt, zendt zij tegelijkertijd met het verzoek een afschrift aan de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van de onderneming is gevestigd.
4. De Commissie neemt passende maatregelen om adequate uitwisseling van informatie en samenwerking tussen de nationale instanties onderling alsmede tussen de nationale instanties en de Commissie te bevorderen.
De Commissie neemt passende maatregelen om het vertrouwelijk karakter van de op grond van dit artikel verkregen gegevens te beschermen.
5. Een lidstaat mag op verzoek van een andere lidstaat inspecties of onderzoek uitvoeren bij ondernemingen die worden verdacht van betrokkenheid bij de illegale overbrenging van gereguleerde stoffen en die op het grondgebied van die lidstaatwerkzaam zijn.
Artikel 29
Sancties
De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die van toepassing zijn bij overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties ook worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 30 juni 2011 van die bepalingen in kennis en delen haar eventuele latere wijzigingen daarvan zo spoedig mogelijk mee.
HOOFDSTUK VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 30
Intrekking
Verordening (EG) nr. 2037/2000 wordt per 1 januari 2010 ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VIII.
Artikel 31
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.
Voor het Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitster
C. MALMSTRÖM
(1) PB C 100 van 30.4.2009, blz. 135.
(2) Advies van het Europees Parlement van 25 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.
(3) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1.
(4) PB L 297 van 31.10.1988, blz. 8.
(5) PB L 258 van 26.9.2008, blz. 68.
(6) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
(7) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1
(8) PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1.
(9) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.
(10) PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.
(11) PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.
(12) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(13) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(14) PB L 118 van 27.4.2001, blz. 41.
(15) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(16) PB L 114 van 27.4.2006, blz. 9. Richtlijn 2006/12/EG wordt met ingang van 12 december 2010 ingetrokken bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(17) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20.
(18) PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24.
BIJLAGE I
GEREGULEERDE STOFFEN
Groep |
Stof |
Ozonafbrekend vermogen (1) |
||
Groep I |
CFCl3 |
CFC-11 |
Trichloorfluormethaan |
1,0 |
CF2Cl2 |
CFC-12 |
Dichloordifluormethaan |
1,0 |
|
C2F3Cl3 |
CFC-113 |
Trichloortrifluorethaan |
0,8 |
|
C2F4Cl2 |
CFC-114 |
Dichloortetrafluorethaan |
1,0 |
|
C2F5Cl |
CFC-115 |
Chloorpentafluorethaan |
0,6 |
|
Groep II |
CF3Cl |
CFC-13 |
Chloortrifluormethaan |
1,0 |
C2FCl5 |
CFC-111 |
Pentachloorfluorethaan |
1,0 |
|
C2F2Cl4 |
CFC-112 |
Tetrachloordifluorethaan |
1,0 |
|
C3FCl7 |
CFC-211 |
Heptachloorfluorpropaan |
1,0 |
|
C3F2Cl6 |
CFC-212 |
Hexachloordifluorpropaan |
1,0 |
|
C3F3Cl5 |
CFC-213 |
Pentachloortrifluorpropaan |
1,0 |
|
C3F4Cl4 |
CFC-214 |
Tetrachloortetrafluorpropaan |
1,0 |
|
C3F5Cl3 |
CFC-215 |
Trichloorpentafluorpropaan |
1,0 |
|
C3F6Cl2 |
CFC-216 |
Dichloorhexafluorpropaan |
1,0 |
|
C3F7Cl |
CFC-217 |
Chloorheptafluorpropaan |
1,0 |
|
Groep III |
CF2BrCl |
halon-1211 |
Broomchloordifluormethaan |
3,0 |
CF3Br |
halon-1301 |
Broomtrifluormethaan |
10,0 |
|
C2F4Br2 |
halon-2402 |
Dibroomtetrafluorethaan |
6,0 |
|
Groep IV |
CCl4 |
CTC |
Tetrachloormethaan (tetrachloorkoolstof) |
1,1 |
Groep V |
C2H3Cl3 (2) |
1,1,1-TCA |
1,1,1-Trichloorethaan (methylchloroform) |
0,1 |
Groep VI |
CH3Br |
methyl bromide |
Broommethaan |
0,6 |
Groep VII |
CHFBr2 |
HBFC-21 B2 |
Dibroomfluormethaan |
1,00 |
CHF2Br |
HBFC-22 B1 |
Broomdifluormethaan |
0,74 |
|
CH2FBr |
HBFC-31 B1 |
Broomfluormethaan |
0,73 |
|
C2HFBr4 |
HBFC-121 B4 |
Tetrabroomfluorethaan |
0,8 |
|
C2HF2Br3 |
HBFC-122 B3 |
Tribroomdifluorethaan |
1,8 |
|
C2HF3Br2 |
HBFC-123 B2 |
Dibroomtrifluorethaan |
1,6 |
|
C2HF4Br |
HBFC-124 B1 |
Broomtetrafluorethaan |
1,2 |
|
C2H2FBr3 |
HBFC-131 B3 |
Tribroomfluorethaan |
1,1 |
|
C2H2F2Br2 |
HBFC-132 B2 |
Dibroomdifluorethaan |
1,5 |
|
C2H2F3Br |
HBFC-133 B1 |
Broomtrifluorethaan |
1,6 |
|
C2H3FBr2 |
HBFC-141 B2 |
Dibroomfluorethaan |
1,7 |
|
C2H3F2Br |
HBFC-142 B1 |
Broomdifluorethaan |
1,1 |
|
C2H4FBr |
HBFC-151 B1 |
Broomfluorethaan |
0,1 |
|
C3HFBr6 |
HBFC-221 B6 |
Hexabroomfluorpropaan |
1,5 |
|
C3HF2Br5 |
HBFC-222 B5 |
Pentabroomdifluorpropaan |
1,9 |
|
C3HF3Br4 |
HBFC-223 B4 |
Tetrabroomtrifluorpropaan |
1,8 |
|
C3HF4Br3 |
HBFC-224 B3 |
Tribroomtetrafluorpropaan |
2,2 |
|
C3HF5Br2 |
HBFC-225 B2 |
Dibroompentafluorpropaan |
2,0 |
|
C3HF6Br |
HBFC-226 B1 |
Broomhexafluorpropaan |
3,3 |
|
C3H2FBr5 |
HBFC-231 B5 |
Pentabroomfluorpropaan |
1,9 |
|
C3H2F2Br4 |
HBFC-232 B4 |
Tetrabroomdifluorpropaan |
2,1 |
|
C3H2F3Br3 |
HBFC-233 B3 |
Tribroomtrifluorpropaan |
5,6 |
|
C3H2F4Br2 |
HBFC-234 B2 |
Dibroomtetrafluorpropaan |
7,5 |
|
C3H2F5Br |
HBFC-235 B1 |
Broompentafluorpropaan |
1,4 |
|
C3H3FBr4 |
HBFC-241 B4 |
Tetrabroomfluorpropaan |
1,9 |
|
C3H3F2Br3 |
HBFC-242 B3 |
Tribroomdifluorpropaan |
3,1 |
|
C3H3F3Br2 |
HBFC-243 B2 |
Dibroomtrifluorpropaan |
2,5 |
|
C3H3F4Br |
HBFC-244 B1 |
Broomtetrafluorpropaan |
4,4 |
|
C3H4FBr3 |
HBFC-251 B1 |
Tribroomfluorpropaan |
0,3 |
|
C3H4F2Br2 |
HBFC-252 B2 |
Dibroomdifluorpropaan |
1,0 |
|
C3H4F3Br |
HBFC-253 B1 |
Broomtrifluorpropaan |
0,8 |
|
C3H5FBr2 |
HBFC-261 B2 |
Dibroomfluorpropaan |
0,4 |
|
C3H5F2Br |
HBFC-262 B1 |
Broomdifluorpropaan |
0,8 |
|
C3H6FBr |
HBFC-271 B1 |
Broomfluorpropaan |
0,7 |
|
Group VIII |
CHFCl2 |
HCFC-21 (3) |
Dichloorfluormethaan |
0,040 |
CHF2Cl |
HCFC-22 (3) |
Chloordifluormethaan |
0,055 |
|
CH2FCl |
HCFC-31 |
Chloorfluormethaan |
0,020 |
|
C2HFCl4 |
HCFC-121 |
Tetrachloorfluorethaan |
0,040 |
|
C2HF2Cl3 |
HCFC-122 |
Trichloordifluorethaan |
0,080 |
|
C2HF3Cl2 |
HCFC-123 (3) |
Dichloortrifluorethaan |
0,020 |
|
C2HF4Cl |
HCFC-124 (3) |
Chloortetrafluorethaan |
0,022 |
|
C2H2FCl3 |
HCFC-131 |
Trichloorfluorethaan |
0,050 |
|
C2H2F2Cl2 |
HCFC-132 |
Dichloordifluorethaan |
0,050 |
|
C2H2F3Cl |
HCFC-133 |
Chloortrifluorethaan |
0,060 |
|
C2H3FCl2 |
HCFC-141 |
Dichloorfluorethaan |
0,070 |
|
CH3CFCl2 |
HCFC-141b (3) |
1,1-Dichloor-1-fluorethaan |
0,110 |
|
C2H3F2Cl |
HCFC-142 |
Chloordifluorethaan |
0,070 |
|
CH3CF2Cl |
HCFC-142b (3) |
1-Chloor-1,1-difluorethaan |
0,065 |
|
C2H4FCl |
HCFC-151 |
Chloorfluorethaan |
0,005 |
|
C3HFCl6 |
HCFC-221 |
Hexachloorfluorpropaan |
0,070 |
|
C3HF2Cl5 |
HCFC-222 |
Pentachloordifluorpropaan |
0,090 |
|
C3HF3Cl4 |
HCFC-223 |
Tetrachloortrifluorpropaan |
0,080 |
|
C3HF4Cl3 |
HCFC-224 |
Trichloortetrafluorpropaan |
0,090 |
|
C3HF5Cl2 |
HCFC-225 |
Dichloorpentafluorpropaan |
0,070 |
|
CF3CF2CHCl2 |
HCFC-225ca (3) |
3,3-Dichloor-1,1,1,2,2-pentafluorpropaan |
0,025 |
|
CF2ClCF2CHClF |
HCFC-225cb (3) |
1,3-Dichloor-1,1,2,2,3-pentafluorpropaan |
0,033 |
|
C3HF6Cl |
HCFC-226 |
Chloorhexafluorpropaan |
0,100 |
|
C3H2FCl5 |
HCFC-231 |
Pentachloorfluorpropaan |
0,090 |
|
C3H2F2Cl4 |
HCFC-232 |
Tetrachloordifluorpropaan |
0,100 |
|
C3H2F3Cl3 |
HCFC-233 |
Trichloortrifluorpropaan |
0,230 |
|
C3H2F4Cl2 |
HCFC-234 |
Dichloortetrafluorpropaan |
0,280 |
|
C3H2F5Cl |
HCFC-235 |
Chloorpentafluorpropaan |
0,520 |
|
C3H3FCl4 |
HCFC-241 |
Tetrachloorfluorpropaan |
0,090 |
|
C3H3F2Cl3 |
HCFC-242 |
Trichloordifluorpropaan |
0,130 |
|
C3H3F3Cl2 |
HCFC-243 |
Dichloortrifluorpropaan |
0,120 |
|
C3H3F4Cl |
HCFC-244 |
Chloortetrafluorpropaan |
0,140 |
|
C3H4FCl3 |
HCFC-251 |
Trichloorfluorpropaan |
0,010 |
|
C3H4F2Cl2 |
HCFC-252 |
Dichloordifluorpropaan |
0,040 |
|
C3H4F3Cl |
HCFC-253 |
Chloortrifluorpropaan |
0,030 |
|
C3H5FCl2 |
HCFC-261 |
Dichloorfluorpropaan |
0,020 |
|
C3H5F2Cl |
HCFC-262 |
Chloordifluorpropaan |
0,020 |
|
C3H6FCl |
HCFC-271 |
Chloorfluorpropaan |
0,030 |
|
Group IX |
CH2BrCl |
BCM |
Broomchloormethaan |
0,12 |
(1) Deze waarden voor het ozonafbrekend vermogen zijn schattingen op basis van de huidige kennis die periodiek in het licht van besluiten van de partijen zullen worden herzien en bijgewerkt.
(2) Met uitzondering van 1,1,2-trichloorethaan.
(3) Geeft de commercieel meest gangbare stoffen aan, zoals vermeld in het protocol.
BIJLAGE II
NIEUWE STOFFEN
Deel A: Stoffen waarvoor beperkingen gelden overeenkomstig artikel 24, lid 1
Stof |
Ozonafbrekend vermogen |
|
CBr2 F2 |
Dibroomdifluormethaan (halon-1202) |
1,25 |
Deel B: Stoffen die onderworpen zijn aan rapportage overeenkomstig artikel 27
Stof |
Ozonafbrekend vermogen (1) |
|
C3H7Br |
1-Broompropaan (n-propylbromide) |
0,02-0,10 |
C2H5Br |
Broomethaan (ethylbromide) |
0,1-0,2 |
CF3I |
Trifluorjoodmethaan (trifluormethyljodide) |
0,01-0,02 |
CH3Cl |
Chloormethaan (methylchloride) |
0,02 |
(1) Deze waarden voor het ozonafbrekend vermogen zijn schattingen op basis van de huidige kennis, die periodiek in het licht van besluiten van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, zullen worden herzien en bijgewerkt.
BIJLAGE III
Processen waarbij gereguleerde stoffen worden gebruikt als technische hulpstof in de zin van artikel 3, lid 12
a) |
Gebruik van tetrachloorkoolstof voor de verwijdering van trichloorstikstof bij de productie van chloor en natriumhydroxide; |
b) |
gebruik van tetrachloorkoolstof bij de terugwinning van chloor in de afvoergassen bij de productie van chloor; |
c) |
gebruik van tetrachloorkoolstof bij de vervaardiging van chloorrubber; |
d) |
gebruik van tetrachloorkoolstof bij de vervaardiging van polyfenyleentereftalamide; |
e) |
gebruik van chloorfluorkoolstof-12 bij de fotochemische synthese van perfluorpolyetherpolyperoxide-voorlopers van Z-perfluorpolyethers en bifunctionele derivaten; |
f) |
gebruik van chloorfluorkoolstof-113 bij de vervaardiging van hoogwaardige perfluorpolyetherdiolen; |
g) |
gebruik van tetrachloorkoolstof bij de productie van cyclodime; |
h) |
gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen bij de onder a) tot en met g) genoemde processen ter vervanging van chloorfluorkoolstoffen of tetrachloorkoolstof. |
BIJLAGE IV
Codes en omschrijvingen van de gecombineerde nomenclatuur (1) voor de in bijlage I genoemde stoffen per groep
Groep |
GN-code |
Omschrijving |
Groep I |
2903 41 00 |
Trichloorfluormethaan |
2903 42 00 |
Dichloordifluormethaan |
|
2903 43 00 |
Trichloortrifluorethanen |
|
2903 44 10 |
Dichloortetrafluorethanen |
|
2903 44 90 |
Chloorpentafluorethaan |
|
Groep II |
2903 45 10 |
Chloortrifluormethaan |
2903 45 15 |
Pentachloorfluorethaan |
|
2903 45 20 |
Tetrachloordifluorethanen |
|
2903 45 25 |
Heptachloorfluorpropanen |
|
2903 45 30 |
Hexachloordifluorpropanen |
|
2903 45 35 |
Pentachloortrifluorpropanen |
|
2903 45 40 |
Tetrachloortetrafluorpropanen |
|
2903 45 45 |
Trichloorpentafluorpropanen |
|
2903 45 50 |
Dichloorhexafluorpropanen |
|
2903 45 55 |
Chloorheptafluorpropanen |
|
Groep III |
2903 46 10 |
Broomchloordifluormethaan |
2903 46 20 |
Broomtrifluormethaan |
|
2903 46 90 |
Dibroomtetrafluorethanen |
|
Groep IV |
2903 14 00 |
Tetrachloorkoolstof |
Groep V |
2903 19 10 |
1,1,1-Trichloorethaan (methylchloroform) |
Groep VI |
2903 39 11 |
Broommethaan (methylbromide) |
Groep VII |
2903 49 30 |
Hydrobroomfluormethanen, -ethanen of -propanen |
Group VIII |
2903 49 11 |
Chloordifluormethaan (HCFK-22) |
2903 49 15 |
1,1-Dichloor-1-fluorethaan (HCFK-141b) |
|
2903 49 19 |
Andere hydrochloorfluormethanen, -ethanen of -propanen (HCFK’s) |
|
Groep IX |
ex 2903 49 80 |
Broomchloormethaan |
Mengsels |
3824 71 00 |
Mengsels met chloorfluorkoolstoffen (CFK’s), die al dan niet chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s), perfluorkoolstoffen (PFK’s) of fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) bevatten |
3824 72 00 |
Mengsels met broomchloordifluormethaan, broomtrifluormethaan of dibroomtetrafluorethanen |
|
3824 73 00 |
Mengsels met broomfluorkoolwaterstoffen (HBFK’s) |
|
3824 74 00 |
Mengsels met chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s), die al dan niet perfluorkoolstoffen (PFK’s) of fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) bevatten, maar geen chloorfluorkoolstoffen (CFK’s) |
|
3824 75 00 |
Mengsels met tetrachloorkoolstof |
|
3824 76 00 |
Mengsels met 1,1,1-trichloorethaan (methylchloroform) |
|
3824 77 00 |
Mengsels met broommethaan (methylbromide) of broomchloormethaan |
(1) Vermelding van „ex” vóór een code betekent dat ook andere dan de in de kolom „Omschrijving” genoemde producten onder deze rubriek kunnen vallen.
BIJLAGE V
Voorwaarden voor het op de markt brengen en de verdere distributie van gereguleerde stoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen als bedoeld in artikel 10, lid 3
1. Gereguleerde stoffen voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen mogen uitsluitend gereguleerde stoffen bevatten die aan de volgende zuiverheidseisen voldoen:
Stof |
% |
CTC (p.a.) |
99,5 |
1,1,1-trichloorethaan |
99,0 |
CFK 11 |
99,5 |
CFK 13 |
99,5 |
CFK 12 |
99,5 |
CFK 113 |
99,5 |
CFK 114 |
99,5 |
Andere gereguleerde stoffen met een kookpunt > 20 °C |
99,5 |
Andere gereguleerde stoffen met een kookpunt < 20 °C |
99,0 |
Deze zuivere gereguleerde stoffen mogen vervolgens door de fabrikanten, in hun opdracht handelende personen of distributeurs met andere, al dan niet krachtens het protocol gereguleerde stoffen worden gemengd zoals gebruikelijk met het oog op analytische en laboratoriumtoepassingen.
2. Deze hoogzuivere stoffen en gereguleerde stoffen bevattende mengsels worden uitsluitend geleverd in hersluitbare houders of hogedrukcilinders met een inhoud van minder dan drie liter, dan wel in glazen ampullen met een inhoud van tien milliliter of minder, voorzien van een etiket met de duidelijke vermelding dat zij ozonafbrekende stoffen bevatten die uitsluitend voor analytische en laboratoriumtoepassingen mogen worden gebruikt en dat de gebruikte stoffen en/of overschotten voor zover mogelijk moeten worden verzameld en gerecycleerd. Als recycling niet mogelijk is, moet het materiaal worden vernietigd.
BIJLAGE VI
KRITISCHE TOEPASSINGEN VAN HALONEN
Gebruik van halon 1301:
— |
in luchtvaartuigen voor de beveiliging van bemanningscabines, motorgondels, vrachtruimten, droge ruimten (dry bays) en voor het inert maken van brandstoftanks, |
— |
in bemande ruimten en motorkamers van militaire landvoertuigen en zeeschepen, |
— |
voor het inert maken van bemande ruimten waarin brandbare vloeistoffen en/of gassen kunnen vrijkomen in de militaire, de olie-, de gas- en de petrochemische sector en op bestaande vrachtschepen, |
— |
voor het inert maken van bestaande, bemande communicatie- en commandoposten van de militaire sector of die om andere redenen essentieel zijn voor landsregeringen en voor de nationale veiligheid, |
— |
voor het inert maken van ruimten waarin gevaar voor verspreiding van radioactief materiaal bestaat, |
— |
in de Kanaaltunnel met de bijbehorende installaties en het rollend materieel. |
Gebruik van halon 1211:
— |
in bemande ruimten en motorkamers van militaire landvoertuigen en zeeschepen, |
— |
in handblusapparaten en vaste blusapparatuur voor motoren aan boord van luchtvaartuigen, |
— |
in luchtvaartuigen voor de beveiliging van bemanningscabines, motorgondels, vrachtruimten en droge ruimten (dry bays), |
— |
in blusapparaten die essentieel zijn voor de persoonlijke veiligheid bij het eerste bluswerk door brandweerlieden, |
— |
in blusapparaten van de militaire sector en van de politie voor gebruik op personen. |
Gebruik van halon 2402 in uitsluitend Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije:
— |
in luchtvaartuigen voor de beveiliging van bemanningscabines, motorgondels, vrachtruimten en droge ruimten (dry bays) en voor het inert maken van brandstoftanks, |
— |
in bemande ruimten en motorkamers van militaire landvoertuigen en zeeschepen, |
— |
voor het inert maken van bemande ruimten waarin brandbare vloeistoffen en/of gassen kunnen vrijkomen in de militaire, de olie-, de gas- en de petrochemische sector en op bestaande vrachtschepen, |
— |
voor het inert maken van bestaande, bemande communicatie- en commandoposten van de militaire sector of die om andere redenen essentieel zijn voor landsregeringen en voor de nationale veiligheid, |
— |
voor het inert maken van ruimten waarin gevaar voor verspreiding van radioactief materiaal bestaat, |
— |
in handblusapparaten en vaste blusapparatuur voor motoren aan boord van luchtvaartuigen, |
— |
in blusapparaten die essentieel zijn voor de persoonlijke veiligheid bij het eerste bluswerk door brandweerlieden, |
— |
in blusapparaten van de militaire sector en van de politie voor gebruik op personen. |
Gebruik van halon 2402, uitsluitend in Bulgarije:
— |
in luchtvaartuigen voor de beveiliging van bemanningscabines, motorgondels, vrachtruimten, droge ruimten (dry bays) en voor het inert maken van brandstoftanks, |
— |
in bemande ruimten en motorkamers van militaire landvoertuigen en zeeschepen. |
BIJLAGE VII
GOEDGEKEURDE VERNIETIGINGSTECHNIEKEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 22, LID 1
Toepasbaarheid |
|||
Techniek |
Verdunde bronnen (3) |
||
|
Gereguleerde stoffen opgenomen in bijlage I, groepen I, II, IV, V en VIII |
Halonen opgenomen in bijlage I, groep III |
Schuim |
Vernietigings- en verwijderingsrendement (Destruction and Removal Efficiency, DRE) (4) |
99,99 % |
99,99 % |
95 % |
Cementovens |
Goedgekeurd (5) |
Niet goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Vloeistofinjectieverbranding |
Goedgekeurd |
Goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Gas/dampoxidatie |
Goedgekeurd |
Goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Verbranding van vast huishoudelijk afval |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Goedgekeurd |
Kraken in reactor |
Goedgekeurd |
Niet goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Verbranding in draaitrommeloven |
Goedgekeurd |
Goedgekeurd |
Goedgekeurd |
Argonplasmaboog |
Goedgekeurd |
Goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Inductief gekoppeld radiogolf-geïnduceerd plasma |
Goedgekeurd |
Goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Microgolf-geïnduceerd plasma |
Goedgekeurd |
Niet goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Stikstofplasmaboog |
Goedgekeurd |
Niet goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Katalytische dehalogenering in gasfase |
Goedgekeurd |
Niet goedgekeurd |
Niet van toepassing |
Oververhittestoomreactor |
Goedgekeurd |
Niet goedgekeurd |
Niet van toepassing |
(1) Niet hieronder genoemde gereguleerde stoffen worden vernietigd met de vanuit milieuoogpunt meest aanvaardbare vernietigingstechniek die geen buitensporige kosten met zich meebrengt.
(2) Geconcentreerde bronnen zijn nieuw geproduceerde, teruggewonnen en geregenereerde ozonafbrekende stoffen.
(3) Verdunde bronnen zijn ozonafbrekende stoffen die zich in een vaste matrix, bijvoorbeeld een schuim, bevinden.
(4) Het DRE-criterium karakteriseert de mogelijkheden van de techniek, die de basis vormen voor de goedkeuring ervan. Het weerspiegelt niet in alle gevallen de met die techniek van dag tot dag gerealiseerde prestaties, waarvoor overigens nationale minimumnormen gelden.
(5) Door de partijen goedgekeurd.
BIJLAGE VIII
CONCORDANTIETABEL
Verordening (EG) nr. 2037/2000 |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikelen 1 en 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3, lid 1, eerste alinea |
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 3, lid 1, tweede alinea |
Artikel 10, leden 2 en 4 |
Artikel 3, lid 2, punt i) |
Artikel 4 |
Artikel 3, lid 2, punt ii), eerste alinea |
— |
Artikel 3, lid 2, punt ii), tweede alinea |
Artikel 12, lid 3 |
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 11, lid 1 |
Artikel 3, lid 4 |
Artikel 10, lid 6, eerste zin |
Artikel 3, lid 5 |
Artikel 10, lid 7 |
Artikel 3, lid 6 |
— |
Artikel 3, lid 7 |
Artikel 10, lid 8 |
Artikel 3, lid 8 |
Artikel 14, lid 2 |
Artikel 3, lid 9 |
Artikel 14, lid 3 |
Artikel 3, lid 10 |
Artikel 14, lid 4 |
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 5, lid 1 |
Artikel 4, lid 2, punt i) |
Artikel 5, lid 1 |
Artikel 4, lid 2, punt ii) |
— |
Artikel 4, lid 2, punt iii), eerste alinea |
Artikel 12, leden 1 en 2 |
Artikel 4, li 2, punt iii), tweede alinea |
Artikel 26, lid 1, onder a) |
Artikel 4, lid 2, punt iii), derde alinea |
Artikel 12, lid 2 |
Artikel 4, lid 2, punt iv) |
— |
Artikel 4, lid 3, punt i) |
Artikel 5, lid 1 |
Artikel 4, lid 3, punt ii) |
— |
Artikel 4, lid 3, punt iii) |
— |
Artikel 4, lid 3, punt iv) |
— |
Artikel 4, lid 4, punt i), onder a) |
Artikel 9 |
Artikel 4, lid 4, punt i), onder b), eerste streepje |
Artikel 7, lid 1, en artikel 8, lid 1 |
Artikel 4, lid 4, punt i), onder b), tweede streepje |
Artikel 10, lid 1, en artikel 12, lid 3 |
Artikel 4, lid 4, punt ii) |
— |
Artikel 4, lid 4, punt iii) |
— |
Artikel 4, lid 4, punt iv), eerste zin |
Artikel 13, lid 1 |
Artikel 4, lid 4, punt iv), tweede zin |
Artikel 27, lid 1 |
Artikel 4, lid 4, punt v) |
Artikel 6, lid 2 |
Artikel 4, lid 5 |
Artikel 14, lid 1 |
Artikel 4, lid 6 |
Artikel 6 |
Artikel 4, lid 6 |
— |
Artikel 5, lid 1 |
Artikel 5, lid 1 |
Artikel 5, lid 2, onder a) |
Artikel 11, lid 2 |
Artikel 5, lid 2, onder b) |
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 5, lid 2, onder c) |
Artikel 8, lid 1 |
Artikel 5, lid 3 |
— |
Artikel 5, lid 4, eerste zin |
Artikel 11, lid 8 |
Artikel 5, lid 4, tweede zin |
— |
Artikel 5, lid 5 |
— |
Artikel 5, lid 6 |
— |
Artikel 5, lid 7 |
Artikel 11, lid 8 |
Artikel 6, lid 1, eerste zin |
Artikel 15, lid 3 |
Artikel 6, lid 1, tweede zin |
— |
Artikel 6, lid 2 |
— |
Artikel 6, lid 3 |
Artikel 18, lid 3 |
Artikel 6, lid 4 |
Artikel 18, lid 5 |
Artikel 6, lid 5 |
Artikel 18, lid 9 |
Artikel 7 |
Artikel 16, lid 1 |
Artikel 8 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 9, lid 1 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 21 |
Artikel 10 |
Artikel 20, lid 2 |
Artikel 11, lid 1 |
Artikel 17, leden 1 en 2 |
Artikel 11, lid 2 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 11, lid 3 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 11, lid 4 |
— |
Artikel 12, lid 1 |
Artikel 17, lid 4 |
Artikel 12, lid 2 |
Artikel 18, lid 4 |
Artikel 12, lid 3 |
Artikel 18, lid 5 |
Artikel 12, lid 4 |
Artikel 18, leden 3 en 4 |
Artikel 13 |
Artikel 20, lid 3 |
Artikel 14 |
Artikel 20, lid 4 |
Artikel 15 |
— |
Artikel 16, lid 1 |
Artikel 22, lid 1 |
Artikel 16, lid 2 |
— |
Artikel 16, lid 3 |
Artikel 22, lid 3 |
Artikel 16, lid 4 |
— |
Artikel 16, lid 5 |
Artikel 22, lid 5 |
Artikel 16, lid 6 |
— |
Artikel 16, lid 7 |
— |
Artikel 17 |
Artikel 23 |
Artikel 18 |
Artikel 25 |
Artikel 19 |
Artikel 25 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 28, lid 3 |
Artikel 20, lid 2 |
Artikel 28, lid 3 |
Artikel 20, lid 3 |
Artikel 28, lid 1 |
Artikel 20, lid 4 |
Artikel 28, lid 2 |
Artikel 20, lid 5 |
Artikel 28, lid 4 |
Artikel 21 |
Artikel 29 |
Artikel 22 |
Artikel 24 |
Artikel 23 |
Artikel 30 |
Artikel 24 |
Artikel 31 |
Bijlage I |
Bijlage I |
Bijlage III |
— |
Bijlage IV |
Bijlage IV |
Bijlage V |
— |
Bijlage VI |
Bijlage III |
Bijlage VII |
Bijlage VI |