Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007R0375

    Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (Voor de EER relevante tekst )

    PB L 94 van 4.4.2007, p. 3–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB L 312M van 22.11.2008, p. 316–330 (MT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/09/2012; opgeheven door 32012R0748

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/375/oj

    4.4.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 94/3


    VERORDENING (EG) Nr. 375/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 30 maart 2007

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1) en met name op de artikelen 5 en 6,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Luchtvaartuigen die onder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1592/2002 vallen, dienen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (2) vóór 28 maart 2007 over een bewijs van luchtwaardigheid of een vliegvergunning te beschikken. Indien ze niet over een dergelijk bewijs of een dergelijke vliegvergunning beschikken, mogen ze door een in de Gemeenschap gevestigde maatschappij na die datum niet meer worden gebruikt op het grondgebied van de lidstaten.

    (2)

    Krachtens artikel 2, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 bepaalt het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het Agentschap” genoemd) vóór 28 maart 2007 het goedgekeurde ontwerp dat nodig is om luchtwaardigheidscertificaten of vliegvergunningen af te kunnen geven voor in lidstaten geregistreerde luchtvaartuigen welke niet voldoen aan artikel 2, lid 3, onder a). Voor een groot aantal luchtvaartproducten heeft het Agentschap dat ontwerp niet binnen de gestelde termijn kunnen vaststellen omdat het de nodige aanvragen van de ontwerpers van die producten niet tijdig heeft ontvangen.

    (3)

    Terwijl luchtwaardigheidscertificaten alleen zouden mogen worden afgegeven wanneer het Agentschap in staat is geweest om het ontwerp van een product goed te keuren na een technische evaluatie, kunnen beperkte luchtwaardigheidscertificaten afgegeven worden voor een beperkte tijdsperiode om verder gebruik van deze luchtvaartuigen toe te staan en het Agentschap in staat te stellen om hun ontwerp te beoordelen.

    (4)

    Het Agentschap beschikte over onvoldoende tijd om de specifieke luchtwaardigheidsspecificaties voor 28 maart 2007 vast te stellen. Het is daarentegen wel mogelijk een goedgekeurd ontwerp vast te stellen door verwijzing naar dat van het land van ontwerp, zoals gebeurd is met de meeste luchtvaartuigen waarvoor de lidstaten vóór 28 september 2003 een typekeuring hebben afgegeven.

    (5)

    Om te waarborgen dat deze luchtvaartuigen ten minste voldoen aan de in bijlage 8 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart vastgestelde veiligheidsvoorschriften zal een zodanige vaststelling alleen plaatsvinden voor luchtvaartuigen waaraan door lidstaten luchtwaardigheidscertificaten zijn afgegeven, met uitzondering evenwel van beperkte luchtwaardigheidscertificaten en vliegvergunningen.

    (6)

    Teneinde de veiligheidsrisico's en concurrentieverstoring te beperken, zal de voorgestelde maatregel worden toegepast op luchtvaartuigen waarvoor een lidstaat een luchtwaardigheidscertificaat heeft afgegeven en welke in die lidstaat geregistreerd waren op de datum waarop Verordening (EG) nr. 1702/2003 van toepassing werd in de betrokken lidstaat (3). De eigenaars van die luchtvaartuigen waren, op het moment waarop de toestellen geregistreerd werden, niet op de hoogte van het risico dat ze na 28 maart 2007 niet meer zouden mogen worden gebruikt. Eigenaars van luchtvaartuigen die in een lidstaat zijn geregistreerd na de datum waarop Verordening (EG) nr. 1702/2003 van toepassing werd, wisten op het moment van de registratie daarentegen wel dat een dergelijk vliegtuig na 28 maart 2007 niet meer zou mogen worden gebruikt tenzij het Agentschap het ontwerp daarvan tegen die datum had kunnen goedkeuren.

    (7)

    Het wordt noodzakelijk geacht te waarborgen dat alleen luchtvaartuigen waarvoor de afgevaardigde autoriteit van het land van ontwerp in een werkovereenkomst overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 erkent dat zij het Agentschap zal assisteren bij het voortgezet toezicht op zodanig vastgestelde, goedgekeurde ontwerpen, in aanmerking komen voor de voorgestelde maatregel.

    (8)

    De voorgestelde maatregel dient van tijdelijke aard te zijn om de risico's te beperken die voortvloeien uit de beperkte technische kennis waarover het Agentschap beschikt met betrekking tot het ontwerp van de betrokken producten. Voorts moeten ontwerpers worden aangemoedigd het Agentschap bij te staan bij de vaststelling van de goedgekeurde ontwerpen die noodzakelijk zijn voor een volledige integratie van hun luchtvaartuigen in het communautair systeem. Bovenden leidt de toepassing van uiteenlopende regelgeving voor luchtvaartuigen die betrokken zijn bij dezelfde operaties tot oneerlijke mededinging op de interne markt en kan deze situatie niet onbeperkt worden gehandhaafd. De looptijd van de maatregelen moet derhalve worden beperkt tot 12 maanden en kan, indien tijdens die periode een certificeringsprocedure is ingeleid die nog niet kon worden afgerond, maximaal met 18 maanden worden verlengd.

    (9)

    Artikel 2, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 verwijst alleen naar luchtvaartuigen waaraan een typecertificaat is afgegeven. Aan een aantal luchtvaartuigen dat in aanmerking zou moeten komen voor de in dit artikel gespecificeerde maatregel is echter nooit een typecertificaat afgegeven omdat dergelijke documenten niet vereist werden door de ICAO-normen die van toepassing waren op het ogenblik dat die luchtvaartuigen ontworpen en gecertificeerd werden. Opheldering is derhalve nodig om er zeker van te zijn dat aan die luchtvaartuigen een luchtwaardigheidscertificaat afgegeven kan worden.

    (10)

    Verordening (EG) nr. 1702/2003 moet worden gewijzigd om verwarring en rechtsonzekerheid te voorkomen wat betreft de bepalingen van 21A.173 b), 2, en 21A.184 van de bijlage bij de verordening waarin sprake is van „specifieke certificeringsspecificaties” in plaats van „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties” als bedoeld in de artikelen 5, lid 3, onder b), en 15, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1592/2002.

    (11)

    In afwijking van de regels voor de afgifte van luchtwaardigheidscertificaten, voorziet artikel 5, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1592/2002 in de afgifte van een vliegvergunning. Een vliegvergunning wordt meestal afgegeven wanneer een luchtwaardigheidscertificaat tijdelijk ongeldig is, bijvoorbeeld door schade, of wanneer geen luchtwaardigheidscertificaat kan worden afgegeven omdat het luchtvaartuig niet voldoet aan essentiële luchtwaardigheidsvereisten of nog niet is aangetoond dat het daaraan voldoet, maar het niettemin in staat is een veilige vlucht uit te voeren.

    (12)

    Na afloop van de overgangsperiode voor vliegvergunningen is het noodzakelijk gemeenschappelijke vereisten en administratieve procedures voor de afgifte van deze vergunningen vast te stellen waarin alle noodzakelijke voorwaarden zijn opgenomen om het risico op afwijkingen ten aanzien van de essentiële eisen te beperken en te waarborgen dat vliegvergunningen door alle lidstaten worden erkend overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1592/2002.

    (13)

    De maatregelen in deze verordening zijn gebaseerd op het advies van het Agentschap (4), in overeenstemming met artikel 12, lid 2, onder b), en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002.

    (14)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité waarnaar wordt verwezen in artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1592/2002,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2 komt als volgt te luiden:

    „Artikel 2

    Certificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken

    1.   Voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken worden certificaten afgegeven, als omschreven in deel 21.

    2.   In afwijking van het gestelde in lid 1, zijn luchtvaartuigen, met inbegrip van daarin geïnstalleerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken die niet zijn geregistreerd in een lidstaat, vrijgesteld van de bepalingen van de subdelen H en I van deel 21. Zij zijn eveneens vrijgesteld van de bepalingen van subdeel P van deel 21 tenzij een lidstaat bepaalde identificatieaanduidingen oplegt.

    3.   Wanneer in de bijlage (deel 21) wordt verwezen naar de toepassing of naleving van de bepalingen van bijlage I (deel M) bij Verordening (EG) nr. 2042/2003 en een lidstaat er overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder a) en b), van die verordening, voor heeft geopteerd de toepassing van de betrokken regels uit te stellen tot 28 september 2008, blijft de betrokken nationale regelgeving tot die datum van kracht.

    Artikel 2 bis

    Voortdurende geldigheid van typecertificaten en de daarmee verbonden luchtwaardigheidscertificaten

    1.   Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een luchtwaardigheidscertificaat toestond, die vóór 28 september 2003 door lidstaten zijn afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    a)

    een dergelijk product zal beschouwd worden als een product met een typecertificaat dat in overeenstemming met de onderhavige verordening is afgegeven indien:

    i)

    de typecertificering is gebaseerd op:

    de JAA-basis voor typecertificering, voor producten die zijn gecertificeerd volgens JAA-procedures, zoals gedefinieerd in het JAA-gegevensblad; of

    voor andere producten, de basis voor typecertificering als gedefinieerd in het gegevensblad van het typecertificaat van het land van ontwerp, indien het betreffende land van ontwerp:

    een lidstaat is, tenzij het Agentschap vaststelt, met name rekening houdend met de gebruikte luchtwaardigheidsvoorschriften en ervaring, dat een dergelijke basis voor typecertificering geen veiligheidsniveau verschaft dat equivalent is aan het door de basisverordening en deze verordening vereiste veiligheidsniveau, of

    een land is waarmee een lidstaat een bilaterale luchtwaardigheidsovereenkomst of een vergelijkbare overeenkomst heeft gesloten, volgens welke genoemde producten zijn gecertificeerd op basis van de luchtwaardigheidsvoorschriften van het betreffende land van ontwerp, tenzij het Agentschap vaststelt dat dergelijke luchtwaardigheidsvoorschriften, of ervaring, of het veiligheidssysteem van het betreffende land van ontwerp niet het veiligheidsniveau verschaffen dat equivalent is aan het door de Verordening (EG) nr. 1592/2002 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau.

    Teneinde advies te kunnen uitbrengen aan de Commissie, onder meer over eventuele wijzigingen van onderhavige verordening, zal het Agentschap een eerste evaluatie maken van de mogelijke consequenties van de bepalingen onder het tweede streepje;

    ii)

    de eisen op het gebied van milieubescherming zijn gehanteerd zoals vastgelegd in bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het product;

    iii)

    de van toepassing zijnde luchtwaardigheidsrichtlijnen zijn die van het betreffende land van ontwerp;

    b)

    een ontwerp van een luchtvaartuig dat vóór 28 september 2003 is ingeschreven in het register van een lidstaat wordt geacht te voldoen aan de bepalingen van deze verordening indien:

    i)

    het basistypeontwerp onderdeel is van een typecertificaat als vermeld in lid a);

    ii)

    alle wijzigingen in dit basistypeontwerp, die niet vallen onder de verantwoordelijkheid van de houder van het typecertificaat, zijn goedgekeurd; en

    iii)

    voldaan is aan de richtlijnen voor luchtwaardigheid die vóór 28 september 2003 door de lidstaat van registratie zijn uitgevaardigd of goedgekeurd, inclusief eventuele wijzigingen van de luchtwaardigheidsrichtlijnen van het betreffende land van ontwerp, goedgekeurd door de lidstaat van registratie;

    c)

    het Agentschap bepaalt vóór 28 maart 2007 het typecertificaat voor de producten die niet voldoen aan de eisen van punt a).

    d)

    het Agentschap stelt ten behoeve van alle producten waarop punt a) betrekking heeft vóór 28 maart 2007 het geluidsgegevensblad voor het typecertificaat vast. Zolang dit niet is gebeurd, mogen de lidstaten geluidscertificaten blijven afgeven op grond van de van toepassing zijnde nationale regelgeving.

    2.   Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:

    a)

    indien een goedkeuringsproces door meerdere lidstaten wordt uitgevoerd, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b)

    21A.15 a), b) en c), van deel 21 zijn niet van toepassing;

    c)

    in afwijking van 21A.17 a) van deel 21, zal de typecertificeringsbasis van toepassing zijn die door het JAA of, indien van toepassing, de lidstaat, op de aanvraagdatum voor de goedkeuring is vastgesteld;

    d)

    de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.20 a) en b), van deel 21.

    3.   Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door lidstaten uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, geldt:

    a)

    indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b)

    21A.93 van deel 21 is niet van toepassing;

    c)

    de typecertificeringsbasis die door het JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring van wijziging is vastgesteld, is van toepassing;

    d)

    de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.103 a) en b), van deel 21.

    4.   Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde grote reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.433 a) van deel 21.

    5.   Een door een lidstaat afgegeven luchtwaardigheidscertificaat dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 zal beschouwd worden als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening.

    Artikel 2 ter

    Voortdurende geldigheid van aanvullende typecertificaten

    1.   Ten aanzien van door een lidstaat volgens JAA-procedures of overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures afgegeven aanvullende typecertificaten en ten aanzien van wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product en welke zijn goedgekeurd door een lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures, waarbij het aanvullende typecertificaat of de wijziging geldig was op 28 september 2003, wordt het aanvullende typecertificaat of de wijziging geacht onder deze verordening afgegeven te zijn.

    2.   Ten aanzien van aanvullende typecertificaten waarvoor op 28 september 2003 volgens de van toepassing zijnde JAA-procedures voor aanvullende typecertificaten een certificeringsprocedure wordt uitgevoerd door een lidstaat, en ten aanzien van grote wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product, waarvoor volgens de op 28 september 2003 van toepassing zijnde nationale procedures een certificeringsprocedure wordt uitgevoerd door een lidstaat, geldt het volgende:

    a)

    indien een certificeringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b)

    21A.113 a) en b), van deel 21 zijn niet van toepassing;

    c)

    van toepassing is de certificeringsbasis als vastgesteld door het JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor het aanvullende typecertificaat of goedkeuring van de grote wijziging;

    d)

    de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.115 a) van deel 21.

    Artikel 2 quater

    Voortgezet gebruik van bepaalde door lidstaten geregistreerde luchtvaartuigen

    1.   Met betrekking tot een luchtvaartuig dat niet kan worden beschouwd als een luchtvaartuig waaraan overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder a), van deze verordening een typecertificaat is toegekend, waaraan door een lidstaat vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1702/2003 in die lidstaat een luchtwaardigheidscertificaat is verstrekt (5), dat op de vermelde datum in die lidstaat was geregistreerd en op 28 maart 2007 nog steeds bij een lidstaat was geregistreerd, wordt de combinatie van de volgende elementen beschouwd als de overeenkomstig deze verordening van toepassing zijnde specifieke luchtwaardigheidsspecificaties:

    a)

    het gegevensblad van het typecertificaat en geluidsgegevensblad van het typecertificaat, of een equivalent daarvan, van het land van ontwerp, vooropgesteld dat het land van ontwerp overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 een werkovereenkomst heeft gesloten met het Agentschap inzake de luchtwaardigheidshandhaving van het ontwerp van een dergelijk luchtvaartuig;

    b)

    de eisen inzake milieubescherming van bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het betrokken luchtvaartuig, en

    c)

    de verplichte voortgezette luchtwaardigheidsgegevens van het land van ontwerp.

    2.   De specifieke luchtwaardigheidsspecificaties staan de voortzetting toe van het soort gebruik van het luchtvaartuig waar het op 28 maart 2007 toe gemachtigd is, en blijven geldig tot 28 maart 2008 tenzij ze worden vervangen door een ontwerp- en milieugoedkeuring welke wordt afgegeven door het Agentschap in overeenstemming met deze verordening. Overeenkomstig deel 21, subdeel H, verlenen de lidstaten beperkte luchtwaardigheidsbewijzen voor het betrokken luchtvaartuig wanneer wordt aangetoond dat het aan deze specificaties voldoet.

    3.   De Commissie kan de in lid 2 bedoelde geldigheidsduur voor bepaalde typen luchtvaartuigen met maximaal 18 maanden verlengen indien het Agentschap voor 28 maart 2008 een certificeringsprocedure voor dat type luchtvaartuig heeft ingeleid en het Agentschap besluit dat deze procedure binnen de verlengde geldigheidsduur kan worden afgerond. In dat geval deelt het Agentschap haar besluit mee aan de Commissie.

    Artikel 2 quinquies

    Voortdurende geldigheid van certificaten voor onderdelen en uitrustingsstukken

    1.   Door een lidstaat afgegeven goedkeuringen van onderdelen en uitrustingsstukken die geldig waren op 28 september 2003, worden geacht te zijn afgegeven in overeenstemming met deze verordening.

    2.   Ten aanzien van onderdelen en uitrustingsstukken die op 28 september 2003 het voorwerp uitmaakten van een lopende goedkeurings- of autorisatieprocedure bij een lidstaat, geldt:

    a)

    indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b)

    21A.603 van deel 21 is niet van toepassing;

    c)

    de overeenkomstig 21A.605 van deel 21 toepasselijke vereisten inzake gegevens, zijn de door de betreffende lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring of autorisatie vastgestelde vereisten;

    d)

    bevindingen die door de desbetreffende lidstaat zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.606 b) van deel 21.

    Artikel 2 sexies

    Vliegvergunningen

    De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens onderhavige verordening gold, worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de onderhavige verordening, tenzij het Agentschap vóór 28 maart 2008 concludeert dat bedoelde voorwaarden niet leiden tot het vereiste veiligheidsniveau volgens Verordening (EG) nr. 1592/2002 of onderhavige verordening.

    De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 afgegeven vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens onderhavige verordening gold, worden tot 28 maart 2008 geacht een vliegvergunning te zijn die is afgegeven krachtens de onderhavige verordening.”.

    2)

    De bijlage (deel 21) van Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt gewijzigd als vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 30 maart 2007.

    Voor de Commissie

    Jacques BARROT

    Vicevoorzitter


    (1)  PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 5).

    (2)  PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 706/2006 (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 16).

    (3)  EU 15: 28 september 2003, EU 10: 1 mei 2004, EU 2: 1 januari 2007.

    (4)  Advies 1/2007 van 30 januari 2007 en advies 2/2007 van 8 februari 2007.

    (5)  EU 15: 28 september 2003, EU 10: 1 mei 2004 en EU 2: 1 januari 2007.


    BIJLAGE

    De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In 21A.139 wordt het volgende punt b) 1, xvii), ingevoegd:

    „xvii)

    afgifte van een vliegvergunning en goedkeuring van de daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden.”.

    2)

    Aan 21A.163 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

    „e)

    met inachtneming van de procedures zoals overeengekomen met zijn bevoegde instantie voor productie, wanneer het gaat om een luchtvaartuig dat de houder zelf heeft gebouwd en in het geval de productieorganisatie krachtens haar erkenning als productieorganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden, een vliegvergunning afgeven overeenkomstig 21A.711 c), tevens houdende goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21A.710 b).”.

    3)

    Aan 21A.165 worden de volgende punten j) en k) toegevoegd:

    „j)

    voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven met inachtneming van het bepaalde onder 21A.163 e);

    k)

    voor zover van toepassing, alvorens een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) voor een luchtvaartuig wordt afgegeven, de naleving van 21A.711 b) en d), vaststellen, met inachtneming van het bepaalde in 21A.163 e).”.

    4)

    De titel van subdeel H van sectie A wordt vervangen door:

    „SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID”

    5)

    In 21A.173 b), 2, worden de woorden „specifieke certificeringsspecificaties” vervangen door de woorden „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties”.

    6)

    Punt c) van 21A.173 wordt geschrapt.

    7)

    Punt d) van 21A.174 wordt geschrapt.

    8)

    Punt b) van 21A.179 wordt vervangen door:

    „b)

    als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, en het luchtvaartuig heeft een beperkt bewijs van luchtwaardigheid dat niet beantwoordt aan een beperkt typecertificaat, worden de bewijzen van luchtwaardigheid tezamen met het luchtvaartuig overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven of de bewijzen van luchtwaardigheid alleen worden afgegeven met de formele instemming van de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie waaraan het luchtvaartuig wordt overgedragen.”.

    9)

    In 21A.184 worden de woorden „specifieke certificeringsspecificaties” vervangen door de woorden „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties”.

    10)

    21A.185 wordt geschrapt.

    11)

    Punt b) van 21A.263 wordt vervangen door:

    „b)

    overeenkomstig het bepaalde onder 21A.257 b), aanvaardt het Agentschap zonder uitvoering van aanvullende controles de conformiteitsdocumenten die door de aanvrager worden voorgelegd ter verkrijging van:

    1.

    de goedkeuring van vluchtvoorwaarden ten behoeve van een vliegvergunning; of

    2.

    een typecertificaat of goedkeuring van een grote wijziging aan een typeontwerp; of

    3.

    een aanvullend typecertificaat; of

    4.

    een ETSO-autorisatie krachtens 21A.602B b), 1; of

    5.

    een goedkeuring van een ontwerp voor een grote reparatie.”.

    12)

    Aan 21A.263 c) worden de volgende punten 6 en 7 toegevoegd:

    „6.

    de voorwaarden goed te keuren waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven overeenkomstig 21A.710 a), 2,

    i)

    met uitzondering van eerste vluchten van

    een nieuw type luchtvaartuig; of

    een luchtvaartuig dat een verandering heeft ondergaan die wordt of zou worden geclassificeerd als een grote wijziging of belangrijk aanvullend typecertificaat; of

    een luchtvaartuig waarvan de vlucht- en/of besturingskenmerken in aanzienlijke mate kunnen zijn veranderd;

    ii)

    behoudens vliegvergunningen afgegeven krachtens 21A.701 a), 15.

    7.

    een vliegvergunning af te geven overeenkomstig 21A.711 b), voor een luchtvaartuig dat door de houder is ontworpen of veranderd, en indien de ontwerporganisatie op grond van haar erkenning als ontwerporganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden.”.

    13)

    Aan 21A.265 worden de volgende punten f) en g) toegevoegd:

    „f)

    voor zover van toepassing, de voorwaarden waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven vaststellen, met inachtneming van het bepaalde onder 21A.263 c), 6;

    g)

    voor zover van toepassing, vooraleer een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) voor een luchtvaartuig wordt afgegeven, de naleving van 21A.711 b) en d), vaststellen, met inachtneming van het bepaalde onder 21A.263 c), 7.”.

    14)

    Subdeel P van sectie A wordt vervangen door:

    „DEEL P —   VLIEGVERGUNNING

    21A.701   Werkingssfeer

    Vliegvergunningen worden overeenkomstig dit deel afgegeven voor luchtvaartuigen die niet voldoen aan of waarvan niet is aangetoond dat zij voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten, doch welke op veilige wijze kunnen vliegen onder nader omschreven voorwaarden en voor de volgende doeleinden:

    1.

    ontwikkeling;

    2.

    aantonen van de naleving van regelgeving of certificeringsspecificaties;

    3.

    scholing van personeel van ontwerp- of productieorganisaties;

    4.

    productiegerelateerde testvluchten van nieuw geproduceerde luchtvaartuigen;

    5.

    het vliegen met in productie zijnde luchtvaartuigen tussen productiefaciliteiten;

    6.

    het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de klant;

    7.

    levering of export van het luchtvaartuig;

    8.

    het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de bevoegde instantie;

    9.

    marktonderzoek, in combinatie met de scholing van het personeel van de klant;

    10.

    beurzen en luchtshows;

    11.

    het vliegen van het luchtvaartuig naar een locatie waar onderhoud of controle op de luchtwaardigheid plaatsvindt, of naar een stallingslocatie;

    12.

    het vliegen met een luchtvaartuig met een hoger gewicht dan het maximaal gecertificeerde startgewicht voor langere vluchten dan de normale afstand over water, of over grondgebieden waar geen adequate landingsfaciliteiten zijn of geen geschikte brandstof aanwezig is;

    13.

    pogingen tot vestiging van nieuwe records, luchtsnelheidswedstrijden of soortgelijke wedijver;

    14.

    het vliegen met luchtvaartuigen die voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten voordat sprake is van conformiteit met de milieuvereisten;

    15.

    voor niet-commerciële vliegactiviteiten met individuele niet-complexe luchtvaartuigen of typen met betrekking waartoe het Agentschap heeft verklaard dat een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid niet van toepassing is.

    21A.703   Recht tot aanvraag van een vliegvergunning

    Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft het recht een vliegvergunning aan te vragen, behalve indien het een vliegvergunning betreft die wordt aangevraagd voor doeleinden als omschreven in 21A.701 a), 15, waarbij de aanvrager tevens de eigenaar is. Iedere natuurlijke persoon die het recht heeft een vliegvergunning aan te vragen, heeft ook het recht om de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te vragen.

    21A.705   Bevoegde instantie

    Onverminderd het bepaalde onder 21.1, wordt voor de toepassing van het onderhavige deel onder „bevoegde instantie” verstaan:

    a)

    de door de lidstaat van registratie aangewezen instantie; of

    b)

    in het geval van niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de instantie die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften uitvaardigde voor identificatieaanduidingen.

    21A.707   Aanvraag van een vliegvergunning

    a)

    Ingevolge 21A.703, en indien de aanvrager niet over de bevoegdheid beschikt om een vliegvergunning af te geven, dient een vliegvergunning bij de bevoegde instantie te worden aangevraagd in de vorm en op de wijze als vastgesteld door deze instantie.

    b)

    Elke aanvraag van een vliegvergunning moet het volgende bevatten:

    1.

    het doel van de vlucht(en), overeenkomstig 21A.701;

    2.

    in hoeverre het luchtvaartuig niet voldoet aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten;

    3.

    de overeenkomstig 21A.710 goedgekeurde vluchtvoorwaarden.

    c)

    Indien de vluchtvoorwaarden niet zijn goedgekeurd op het moment waarop de vliegvergunning wordt aangevraagd, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd overeenkomstig 21A.709.

    21A.708   Vluchtvoorwaarden

    De vluchtvoorwaarden hebben betrekking op:

    a)

    de configuratie(s) waarvoor de vliegvergunning wordt aangevraagd;

    b)

    alle voorwaarden of beperkingen die noodzakelijk zijn voor het veilige gebruik van het luchtvaartuig, zoals:

    1.

    de voor de vlucht(en) noodzakelijke voorwaarden of beperkingen met betrekking tot de vliegroutes en/of het luchtruim;

    2.

    de voorwaarden en beperkingen met betrekking tot het vliegend personeel van het luchtvaartuig;

    3.

    de beperkingen met betrekking tot het vervoer van personen de niet tot het vliegend personeel behoren;

    4.

    de exploitatiebeperkingen, specifieke procedures of technische voorwaarden welke dienen te worden nageleefd;

    5.

    het specifieke vluchttestprogramma (voor zover van toepassing);

    6.

    de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid, waaronder onderhoudsinstructies en de regels volgens welke deze dienen te worden uitgevoerd;

    c)

    de staving dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen onder b);

    d)

    de methode die wordt gebruikt voor controle op de configuratie van het luchtvaartuig om te kunnen blijven voldoen aan de vastgestelde voorwaarden.

    21A.709   Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden

    a)

    Ingevolge 21A.707 c), en indien de aanvrager niet bevoegd is voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd:

    1.

    indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij het Agentschap in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door het Agentschap; of

    2.

    indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij de bevoegde instantie in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door deze instantie.

    b)

    Bij iedere aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden dient het volgende te worden vermeld:

    1.

    de voorgestelde vluchtvoorwaarden;

    2.

    de documenten ter onderbouwing van deze voorwaarden; en

    3.

    de verzekering dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen van 21A.708 b).

    21A.710   Goedkeuring van vluchtvoorwaarden

    a)

    Wanneer de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden de voorwaarden goedgekeurd door:

    1.

    het Agentschap; of

    2.

    een ter zake geaccrediteerde nationale luchtvaartorganisatie; krachtens 21A.263 c), 6.

    b)

    Indien goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, door de bevoegde instantie of de daartoe erkende organisatie die ook de vliegvergunning afgeeft.

    c)

    Voordat de vluchtvoorwaarden worden goedgekeurd, dient het Agentschap of de bevoegde instantie of de erkende organisatie overtuigd te zijn dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen. Het Agentschap of de bevoegde instantie kan de aanvrager ertoe verplichten de daarvoor noodzakelijke inspecties of proefnemingen uit te voeren.

    21A.711   Afgifte van een vliegvergunning

    a)

    De bevoegde instantie gaat over tot afgifte van een vliegvergunning:

    1.

    na overlegging van de in 21A.707 vereiste gegevens; en

    2.

    indien de voorwaarden van 21A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig 21A.710; en

    3.

    indien de bevoegde instantie door eigen onderzoek, onder meer in de vorm van inspecties of via met de aanvrager overeengekomen procedures, ervan verzekerd is dat het luchtvaartuig voldoet aan het overeenkomstig 21A.708 vastgestelde ontwerp alvorens ermee wordt gevlogen.

    b)

    Een ter zake erkende ontwerporganisatie kan een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) afgeven op grond van de bevoegdheid verleend krachtens 21A.263 c), 7, indien de voorwaarden van 21A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig 21A.710.

    c)

    Een ter zake erkende productieorganisatie kan een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) afgeven op grond van de bevoegdheid verleend krachtens 21A.163 e), indien de voorwaarden van 21A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig 21A.710.

    d)

    Het doel (de doelen), de voorwaarden en beperkingen zoals goedgekeurd ingevolge 21A.710 dienen in de vliegvergunning te worden vermeld.

    e)

    Voor vergunningen die zijn afgegeven krachtens de punten b) of c) geldt dat een kopie van de vliegvergunning dient te worden overgelegd aan de bevoegde instantie.

    f)

    Wanneer er aanwijzingen zijn dat niet is voldaan aan één van de voorwaarden onder 21A.723 a) van een door een organisatie overeenkomstig 21A.711 b) of c) afgegeven vliegvergunning, trekt de organisatie deze vergunning in.

    21A.713   Wijzigingen

    a)

    Iedere wijziging als gevolg waarvan de vluchtvoorwaarden of de daarmee verband houdende gronden voor afgifte van de vliegvergunning teniet worden gedaan, dient te worden goedgekeurd overeenkomstig 21A.710. Voor zover relevant, dient een aanvraag te worden gedaan overeenkomstig 21A.709.

    b)

    Wanneer een wijziging gevolgen heeft voor de inhoud van de vliegvergunning, dient een nieuwe vliegvergunning te worden afgegeven overeenkomstig 21A.711.

    21A.715   Taal

    De handleidingen, (plak)biljetten, lijsten en overzichten, instrumentaanduidingen en andere noodzakelijke informatie zoals vereist ingevolge de geldende certificeringsspecificaties zijn gesteld in een of meer, voor de bevoegde instantie aanvaardbare talen van de Europese Gemeenschap.

    21A.719   Overdraagbaarheid

    a)

    Een vliegvergunning is niet overdraagbaar.

    b)

    Onverminderd het bepaalde onder a) geldt voor een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens 21A.701 a), 15, wanneer een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, dat deze vliegvergunning tezamen met het luchtvaartuig wordt overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven, of dat de vliegvergunning alleen wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie waaraan overdracht plaatsvindt.

    21A.721   Inspecties

    De houder of aanvrager van een vliegvergunning dient op verzoek van de bevoegde instantie toegang te verlenen tot het betrokken luchtvaartuig.

    21A.723   Duur en voortdurende geldigheid

    a)

    Een vliegvergunning wordt afgegeven voor een periode van maximaal 12 maanden, en blijft geldig op voorwaarde dat:

    1.

    de aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen van 21A.711 d) worden nageleefd;

    2.

    geen afstand wordt gedaan van de vliegvergunning of deze niet wordt ingetrokken krachtens 21B.530;

    3.

    het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven.

    b)

    Onverminderd het bepaalde onder a), kan een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens 21A.701 a), 15, worden afgegeven voor onbeperkte duur.

    c)

    In het geval van afstand of intrekking dient de vliegvergunning terug te worden gegeven aan de bevoegde instantie.

    21A.725   Verlenging van de vliegvergunning

    Een verlenging van de vliegvergunning wordt beschouwd als een wijziging overeenkomstig 21A.713.

    21A.727   Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning

    De houder van een vliegvergunning dient erop toe te zien dat alle aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen worden nageleefd.

    21A.729   Administratie

    a)

    Alle documenten ter vaststelling en waarborging van de vluchtvoorwaarden zullen door de houder van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde instantie worden gehouden, en zullen worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

    b)

    Alle documenten verband houdend met de afgifte van vliegvergunningen krachtens de bevoegdheid van erkende organisaties, waaronder inspectierapporten, documenten die de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ondersteunen en de vliegvergunning zelf, zullen door de desbetreffende erkende organisatie ter beschikking van het Agentschap of de bevoegde instantie worden gehouden, en worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.”.

    15)

    21B.20 wordt vervangen door:

    „21B.20   Verplichtingen van de bevoegde instantie

    Elke bevoegde instantie van de lidstaat is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P, voor zover het aanvragers of houders betreft die gevestigd zijn op haar grondgebied.”.

    16)

    Punt a) van 21B.25 wordt vervangen door:

    „a)

    Algemeen:

    De lidstaat stelt een bevoegde instantie aan die verantwoordelijkheden toegewezen krijgt voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P met gedocumenteerde procedures, organisatiestructuur en personeel.”.

    17)

    De titel van subdeel H van sectie B wordt vervangen door:

    „SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID”.

    18)

    Punt a) van 21B.325 wordt vervangen door:

    „a)

    De bevoegde instantie van de lidstaat van registratie wijzigt of verleent, naargelang van toepassing, zonder onnodig uitstel een bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 25, zie aanhangsel) of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 24, zie aanhangsel) als zij ervan overtuigd is dat aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel H is voldaan.”.

    19)

    21B0.330 wordt vervangen door:

    „21B.330   Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid

    a)

    Als er aanwijzingen zijn dat de in 21A.181 a) gespecificeerde voorwaarden niet zijn vervuld, kan de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie een bewijs van luchtwaardigheid opschorten of intrekken.

    b)

    Bij het afgeven van de kennisgeving van opschorting of intrekking van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid specificeert de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt zij de houder van het certificaat op de hoogte van zijn recht op beroep.”.

    20)

    Subdeel P van sectie B wordt vervangen door:

    „SUBDEEL P —   VLIEGVERGUNNING

    21B.520   Onderzoek

    a)

    De bevoegde instantie zal voldoende onderzoek verrichten om de afgifte of intrekking van de vliegvergunning te rechtvaardigen.

    b)

    De bevoegde instantie zal evaluatieprocedures ontwikkelen voor minstens de volgende elementen:

    1.

    evaluatie van de criteria waaraan de aanvrager dient te voldoen;

    2.

    evaluatie van de criteria waaraan de aanvraag dient te voldoen;

    3.

    evaluatie van de bij de aanvraag gevoegde documentatie;

    4.

    inspectie van het luchtvaartuig;

    5.

    goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21A.710 b).

    21B.525   Afgifte van vliegvergunningen

    De bevoegde instantie gaat over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel) indien zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan is aan de geldende vereisten van sectie A, subdeel P.

    21B.530   Intrekking van vliegvergunningen

    a)

    Indien er aanwijzingen zijn dat aan één van de in 21A.723 a) vermelde voorwaarden van een door de bevoegde instantie afgegeven vliegvergunning niet is voldaan, trekt zij die vergunning in.

    b)

    Bij kennisgeving van de intrekking van een vliegvergunning deelt de bevoegde instantie de redenen mee voor de intrekking, en informeert zij de houder van de vliegvergunning over diens recht daartegen beroep aan te tekenen.

    21B.545   Administratie

    a)

    De bevoegde instantie zal een administratie bijhouden op basis waarvan op adequate wijze controle kan worden uitgeoefend op de procedures voor de afgifte en intrekking van iedere individuele vliegvergunning.

    b)

    Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:

    1.

    de door de aanvrager ingediende documenten;

    2.

    de tijdens het onderzoek opgestelde documenten waarin de activiteiten en de eindresultaten van de onder 21B.520 b) omschreven elementen worden vermeld; en

    3.

    een kopie van de vliegvergunning.

    c)

    De bevoegde instantie dient de administratie gedurende ten minste zes jaar na het vervallen van de vergunning te bewaren.”.

    21)

    De lijst van aanhangsels wordt vervangen door de volgende lijst:

     

    „Aanhangsel I — EASA-formulier 1 Certificaat van geschiktheid voor gebruik

     

    Aanhangsel II — EASA-formulier 15a Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

     

    Aanhangsel III — EASA-formulier 20a Vliegvergunning

     

    Aanhangsel IV — EASA-formulier 20b Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)

     

    Aanhangsel V — EASA-formulier 24 Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

     

    Aanhangsel VI — EASA-formulier 25 Bewijs van luchtwaardigheid

     

    Aanhangsel VII — EASA-formulier 45 Geluidscertificaat

     

    Aanhangsel VIII — EASA-formulier 52 Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

     

    Aanhangsel IX — EASA-formulier 53 Bewijs van vrijgave voor gebruik

     

    Aanhangsel X — EASA-formulier 55 Certificaat van erkenning als productieorganisatie

     

    Aanhangsel XI — EASA-formulier 65 Akkoordverklaring [productie zonder erkenning als productieorganisatie]”.

    22)

    EASA-formulier 20 wordt vervangen door:

    Image”.

    23)

    Het volgende EASA-formulier 20b wordt toegevoegd:

    Image”.

    24)

    Blad B van EASA-formulier 55 wordt vervangen door:

    Image”.


    Top