EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document E2004C0065
Recommendation of the EFTA Surveillance Authority No 65/04/COL of 31 March 2004 concerning a coordinated programme for the official control of feedingstuffs for 2004
Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 65/04/COL van 31 maart 2004 betreffende een gecoördineerd programma voor 2004 inzake de officiële controle op diervoeders
Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 65/04/COL van 31 maart 2004 betreffende een gecoördineerd programma voor 2004 inzake de officiële controle op diervoeders
PB L 126 van 19.5.2005, p. 59–67
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 349M van 12.12.2006, p. 13–21
(MT)
In force
19.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/59 |
AANBEVELING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
nr. 65/04/COL
van 31 maart 2004
betreffende een gecoördineerd programma voor 2004 inzake de officiële controle op diervoeders
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), inzonderheid op artikel 109 en Protocol nr. 1,
Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder b), en Protocol nr. 1,
Gelet op het besluit waaraan gerefereerd wordt in punt 31a van hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst (Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding (1)), zoals gewijzigd en aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol nr. 1 hiervan, en met name op artikel 22, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is noodzakelijk, teneinde de goede werking van de EER te verzekeren, om te komen tot gecoördineerde programma’s voor de inspectie van levensmiddelen in de EER teneinde de geharmoniseerde uitvoering van de officiële controles van de EER-staten te verbeteren. |
(2) |
In dergelijke programma’s dient het accent te worden gelegd op de naleving van de krachtens de EER-overeenkomst geldende wetgeving en de bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid. |
(3) |
De resultaten van de gelijktijdige uitvoering van nationale programma’s en gecoördineerde programma’s kunnen informatie en ervaring opleveren die als grondslag voor toekomstige controlewerkzaamheden en -wetgeving kunnen dienen. |
(4) |
In het besluit waaraan gerefereerd wordt in punt 33 van hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst (Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (2)) worden weliswaar maximale gehaltes aan aflatoxine B1 in diervoeders vastgesteld, maar er zijn geen voorschriften op grond van de EER-overeenkomst voor andere mycotoxinen, zoals ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol en fumonisinen. Met het oog op de opstelling van wetgeving zou het verzamelen van informatie over de aanwezigheid van die mycotoxinen door steekproefsgewijze bemonstering nuttige gegevens voor een beoordeling van de situatie kunnen opleveren. Vooral bepaalde voedermiddelen zoals granen en oliehoudende zaden staan bloot aan verontreiniging met mycotoxinen door de omstandigheden bij de oogst, de opslag en het vervoer. Omdat de mycotoxineconcentratie van jaar tot jaar uiteenloopt, is het zinvol voor alle genoemde mycotoxinen gegevens voor opeenvolgende jaren te verzamelen. |
(5) |
Vroegere controles op de aanwezigheid van antibiotica en coccidiostatica in bepaalde diervoeders waarin die stoffen niet zijn toegestaan, duiden erop dat dergelijke inbreuken nog steeds voorkomen. De frequentie van dergelijke vondsten en de gevoeligheid van de materie rechtvaardigen de voortzetting van de controles. |
(6) |
De deelname van Noorwegen en IJsland aan de programma’s in het kader van bijlage II bij deze aanbeveling betreffende stoffen die niet als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten, zal, met het oog op de vrijstelling van deze landen van het bepaalde in hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst, nader moeten worden geëvalueerd. |
(7) |
Er moet op worden toegezien dat de verbodsbepalingen ten aanzien van het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders, zoals neergelegd in de desbetreffende Gemeenschapswetgeving, daadwerkelijk worden toegepast. |
(8) |
De verontreiniging van diervoeding en de voedselketen met medroxyprogesteronacetaat (MPA) heeft aangetoond hoe belangrijk de selectie van leveringen voor de veiligheid van diervoeders is. Sommige ingrediënten van diervoeders zijn bijproducten van de levensmiddelenindustrie, van andere industrieën of van de winning van mineralen. De bron van de voedermiddelen van industriële oorsprong en de erop toegepaste verwerkingsmethoden kunnen bijzonder significant zijn voor de veiligheid van de producten. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten dit aspect bij hun controles in aanmerking nemen. |
(9) |
De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité plantgoed en diervoeding dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat, |
BEVEELT DE EVA-STATEN AAN:
1) |
in 2004 een gecoördineerd programma uit te voeren dat gericht is op de controle op:
|
2) |
de resultaten van het in punt 1 bedoelde gecoördineerde controleprogramma op te nemen in een afzonderlijk hoofdstuk van het jaarverslag over de controleactiviteiten, dat uiterlijk op 1 april 2005 in overeenstemming met artikel 22, lid 2, van Richtlijn 95/53/EG en overeenkomstig de laatste versie van het geharmoniseerde modelverslag moet worden ingediend bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. |
Gedaan te Brussel, 31 maart 2004.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Bernd HAMMERMAN
Lid van het College
Niels FENGER
Directeur
(1) PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 55).
(2) PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/8/EG van de Commissie (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 44.
BIJLAGE I
Concentratie van bepaalde mycotoxinen (aflatoxine B1, ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol, fumonisinen) in diervoeders
Individuele resultaten van alle geteste monsters; model voor de in punt 1, onder a), bedoelde verslagen
Diervoeders |
Monsterneming (steekproef of gericht) |
Type en concentratie van de mycotoxinen (μg/kg voor een diervoeder met een vochtgehalte van 12 %) |
|||||
Soort |
Land van oorsprong |
Aflatoxine B1 |
Ochratoxine A |
Zearalenon |
Deoxynivalenol |
Fumonisinen (1) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De bevoegde autoriteit moet ook:
— |
de maatregelen die worden genomen wanneer de maximale gehaltes aan aflatoxine B1 worden overschreden; |
— |
de gebruikte analysemethoden en |
— |
de aantoonbaarheidsgrenzen |
aangeven.
(1) De concentratie aan fumonisinen omvat het totaal van de fumonisinen B1, B2 en B3.
BIJLAGE II
Aanwezigheid van bepaalde geneeskrachtige stoffen die niet als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten
Sommige antibiotica, coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen kunnen legitiem als toevoegingsmiddel in voormengsels en mengvoeders voor bepaalde diersoorten en categorieën aanwezig zijn wanneer dit is toegestaan krachtens het in punt 1 van hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1)).
De aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen in diervoeders vormt een inbreuk.
De te controleren stoffen worden gekozen uit de volgende lijsten:
1) |
Stoffen die alleen voor bepaalde diersoorten of -categorieën als toevoegingsmiddel in het voeder zijn toegelaten:
|
2) |
Stoffen die niet meer als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten:
|
3) |
Stoffen die nooit als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten: Overige stoffen. |
Individuele resultaten van alle niet-conforme monsters; model voor de in punt 1, onder b), bedoelde verslagen
Soort diervoeder (diersoort en -categorie) |
Ontdekte stof |
Gevonden gehalte |
Reden voor de inbreuk (2) |
Genomen maatregel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De bevoegde autoriteit moet ook:
— |
het totale aantal geteste monsters; |
— |
de namen van de onderzochte stoffen; |
— |
de gebruikte analysemethoden en |
— |
de aantoonbaarheidsgrenzen |
aangeven.
(1) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
(2) Reden waarom de niet-toegelaten stof zich in het diervoeder bevindt: resultaat van een onderzoek door de bevoegde autoriteit.
BIJLAGE III
Verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong
Onverminderd de artikelen 3 tot en met 13 en 15 van Richtlijn 95/53/EG voeren de EVA-staten in 2004 een gecoördineerd controleprogramma uit om na te gaan of de verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in acht zijn genomen.
Met name om ervoor te zorgen dat het verbod op het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten aan bepaalde dieren, zoals neergelegd in bijlage IV bij het besluit waarnaar verwezen wordt in punt 7, nummer 1, twaalfde streepje, van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst (Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1)), daadwerkelijk wordt toegepast, voeren de EVA-staten een specifiek controleprogramma op basis van gerichte controles uit. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 95/53/EG gaat dat controleprogramma uit van een aan risico gerelateerde strategie die alle stadia van de productie omvat, alsmede alle soorten inrichtingen waarin diervoeders worden vervaardigd, gehanteerd en toegediend. De EVA-staten besteden bijzondere aandacht aan de vaststelling van criteria die aan een risico gerelateerd kunnen worden. Het gewicht dat aan elk criterium wordt toegekend, moet in verhouding staan tot het risico. De frequentie van de controles en het aantal in de inrichting onderzochte monsters moeten correleren met de som van de aan die inrichting toegekende gewichten.
Ter indicatie dienen de onderstaande inrichtingen en criteria bij de opstelling van een controleprogramma in aanmerking te worden genomen:
Inrichtingen |
Criteria |
Gewichten |
||||||||||
Diervoederfabrieken |
|
|
||||||||||
Grensinspectieposten en andere punten van binnenkomst in de EER |
|
|
||||||||||
Landbouwbedrijven |
|
|
||||||||||
Handelaren |
|
|
||||||||||
Mobiele mengvoederbereiders |
|
|
||||||||||
Transportmiddelen |
|
|
Als alternatief voor deze ter indicatie genoemde inrichtingen en criteria mogen de EVA-staten vóór 30 april 2004 hun eigen risicobeoordeling sturen aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.
De bemonstering moet worden gericht op partijen of gebeurtenissen waarbij kruisverontreiniging met verboden verwerkte eiwitten het waarschijnlijkst is (eerste partij na het vervoer van diervoeders die voor deze volgende partij verboden dierlijke eiwitten bevatten, technische problemen of veranderingen in de productielijnen, veranderingen in de opslagbunkers of silo’s voor bulkmateriaal).
Per jaar moeten er in een EVA-staat minimaal tien controles per 100 000 t geproduceerd mengvoeder plaatsvinden en moeten er minimaal 20 officiële monsters per 100 000 t geproduceerd mengvoeder worden genomen. In afwachting van de goedkeuring van alternatieve methoden moet voor de analyse van de monsters de microscopische identificatie en schatting zoals beschreven in Richtlijn 98/88/EG van de Commissie van 13 november 1998 tot vaststelling van richtsnoeren voor de microscopische identificatie en schatting van het gehalte aan bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van diervoeders (2) worden gebruikt. Iedere aanwezigheid van verboden bestanddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders dient als overtreding van het voederverbod te worden beschouwd.
De resultaten van de controleprogramma’s moeten aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden meegedeeld aan de hand van onderstaande tabellen:
Overzicht van de controles betreffende het voederverbod voor diervoeder van dierlijke oorsprong (vervoederen van verboden verwerkte dierlijke eiwitten)
A. Gedocumenteerde controles
Stadium |
Aantal controles op de aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten |
Aantal overtredingen die niet op grond van laboratoriumtests, maar van documentaire controles e.d. zijn vastgesteld |
Invoer van voedermiddelen |
|
|
Opslag van voedermiddelen |
|
|
Diervoederfabrieken |
|
|
Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders |
|
|
Intermediairs |
|
|
Vervoermiddelen |
|
|
Bedrijven met niet-herkauwers |
|
|
Bedrijven met herkauwers |
|
|
Overige: … |
|
|
B. Bemonstering en testen van voedermiddelen en mengvoeders op verwerkte dierlijke eiwitten
Inrichtingen |
Aantal officiële monsters, getest op verwerkte dierlijke eiwitten |
Aantal niet-conforme monsters |
|||||||
Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van landdieren |
Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van vis |
||||||||
Voedermiddelen |
Mengvoeders |
Voedermiddelen |
Mengvoeders |
Voedermiddelen |
Mengvoeders |
||||
voor herkauwers |
voor niet-herkauwers |
voor herkauwers |
voor niet-herkauwers |
voor herkauwers |
voor niet-herkauwers |
||||
Bij de invoer |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Diervoederfabrieken |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Intermediairs/opslag |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vervoermiddelen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op het landbouwbedrijf |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Overige: … |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
C. Overzicht van verboden verwerkte dierlijke eiwitten die zijn aangetroffen in voor herkauwers bedoelde diervoeders
|
Maand van bemonstering |
Aard, mate en oorsprong van verontreiniging |
Sancties (of andere maatregelen) |
1 |
|
|
|
2 |
|
|
|
3 |
|
|
|
4 |
|
|
|
5 |
|
|
|
… |
|
|
|
|
|
|
|
Daarnaast moeten de EVA-staten voor diervoeders bestemde vetten en plantaardige oliën analyseren op de aanwezigheid van sporen van beenderen en de resultaten van deze analyses opnemen in het in punt 2 van de aanbeveling genoemde verslag.
BIJLAGE IV
Procedures voor de selectie en beoordeling van leveringen van voedermiddelen van industriële oorsprong
De bevoegde autoriteiten moeten vaststellen welke procedures de mengvoederfabrikanten toepassen om hun leveringen van voedermiddelen van industriële oorsprong te selecteren en te beoordelen, en deze kort beschrijven. Sommige procedures kunnen verband houden met de vaststelling vooraf van kenmerken van de te leveren producten of de leveranciers, of van eisen die aan de producten of de leveranciers worden gesteld, en andere met eigen controles van de mengvoederfabrikanten bij de ontvangst van de leveringen ter verificatie van de overeenstemming met bepaalde parameters.
Voor iedere voor de selectie en de beoordeling van leveringen vastgestelde procedure moeten de bevoegde autoriteiten de voor- en nadelen van de toepassing ervan met het oog op de voedselveiligheid aangeven. Ten slotte moeten zij beoordelen of de procedures, gezien de potentiële risico’s, aanvaardbaar, ontoereikend of onaanvaardbaar zijn om de veiligheid van de diervoeders te waarborgen, en de redenen geven die tot die conclusie leiden.
Evaluatie van de procedures
Procedure (korte beschrijving, met inbegrip van criteria voor de aanvaarding/afwijzing van voedermiddelen) |
Voordelen |
Nadelen |
Beoordeling van de aanvaardbaarheid van procedures |
|
|
|
|
|
|
|
|