Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2729

    Verordening (EG) nr. 2729/2000 van de Commissie van 14 december 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector

    PB L 316 van 15.12.2000, p. 16–29 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/07/2008; opgeheven door 32008R0555

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2729/oj

    32000R2729

    Verordening (EG) nr. 2729/2000 van de Commissie van 14 december 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector

    Publicatieblad Nr. L 316 van 15/12/2000 blz. 0016 - 0029


    Verordening (EG) nr. 2729/2000 van de Commissie

    van 14 december 2000

    tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Commissie(2), en met name op artikel 72, lid 4,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Verordening (EG) nr. 1493/1999, die met ingang van 1 augustus 2000 in de plaats is gekomen van Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1677/1999(4), bevat in artikel 72 bepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector. Het aldus vastgestelde kader moet worden aangevuld met uitvoeringsbepalingen en de eerdere verordeningen terzake moeten worden ingetrokken, met name Verordening (EEG) nr. 2347/91 van de Commissie van 29 juli 1991 betreffende het nemen van monsters van wijnbouwproducten in het kader van de samenwerking tussen lidstaten dan wel voor isotopenanalyse(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1754/97(6) en Verordening (EEG) nr. 2348/91 van de Commissie van 29 juli 1991 tot oprichting van een databank met resultaten van isotopenanalyses op wijnbouwproducten(7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1932/97(8).

    (2) Overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1608/2000 van de Commissie van 24 juli 2000 tot vaststelling van overgangsmaatregelen in afwachting van de definitieve uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt(9), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2631/2000(10), blijft Verordening (EEG) nr. 2048/89 van de Raad van 19 juni 1989 houdende algemene regels met betrekking tot de controles in de wijnbouwsector(11) van toepassing tot en met 30 november 2000. De nieuwe terzake geldende regels moeten derhalve op 1 december 2000 van kracht worden.

    (3) Met het oog op een uniforme toepassing van de bepalingen in de wijnbouwsector moeten regels worden vastgesteld om de op nationaal en communautair vlak reeds geldende controleprocedures nader vast te stellen en een directe samenwerking tussen de met de controles in de wijnbouwsector belaste instanties tot stand te brengen.

    (4) Voorts dienen specifieke regels te worden vastgesteld voor de totstandbrenging en het functioneren van de communautaire structuur, die bestaat uit een korps van functionarissen voor controles in de wijnbouwsector en die op het niveau van de Commissie moet toezien op de uniforme toepassing van de communautaire bepalingen.

    (5) Het is dienstig regels vast te stellen op grond waarvan de nationale instanties en de Commissie elkaar moeten bijstaan met het oog op een goede toepassing van de wijnbouwregeling. Deze regels vormen geen belemmering voor de toepassing van de specifieke bepalingen inzake communautaire uitgaven, declassering van v.q.p.r.d., strafzaken of nationale administratieve boetes. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de toepassing van de specifieke bepalingen op deze laatste twee gebieden geen afbreuk doet aan het doel van deze verordening en de doeltreffendheid van de daarin vastgestelde controles.

    (6) Elke lidstaat moet ervoor zorgen dat de werkzaamheden van de met de controles in de wijnbouwsector belaste instanties doeltreffend zijn. Hiertoe wijst hij een instantie aan die moet zorgen voor de contacten tussen de lidstaten onderling en met de Commissie. In lidstaten waar de controles in de wijnbouwsector worden toevertrouwd aan meerdere bevoegde instanties is het voorts noodzakelijk dat deze controles worden gecoördineerd.

    (7) Om bij te dragen tot een uniforme toepassing van de regeling in de hele Gemeenschap is het met name aan de lidstaten om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het personeel van de bevoegde instanties beschikt over een minimum aan opsporingsbevoegdheden die nodig zijn om te garanderen dat de regeling wordt nageleefd.

    (8) Voorts dienen de regels voor de oprichting en het functioneren van het korps van gespecialiseerde controleurs van de Commissie voor de wijnbouwsector te worden vastgesteld.

    (9) Wanneer de specifieke functionarissen van de Commissie bij de uitoefening van hun taak op herhaalde en niet-gerechtvaardigde moeilijkheden stuiten, moet de Commissie van de lidstaat behalve een verklaring ook middelen kunnen verlangen om haar taak te kunnen volbrengen. De betrokken lidstaat zal de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen moeten nakomen door deze controleurs te helpen hun taak te volbrengen.

    (10) Er dienen specifieke bepalingen te worden vastgesteld voor de te verrichten controles met betrekking tot het wijnproductiepotentieel. Met name moeten de acties waarvoor communautaire steun wordt verleend systematisch ter plaatse worden gecontroleerd.

    (11) De ontwikkeling van het handelsverkeer in wijn tussen de verschillende lidstaten, en met name de aanhoudende toename van het aantal multinationale ondernemingen in deze sector, en de mogelijkheden waarin de beheersvoorschriften voorzien om de behandelingen, al dan niet met steun, ook op een andere plaats te laten verrichten dan die waar het product is verkregen, weerspiegelen de interdependentie van de wijnmarkten. Deze situatie vereist een grotere harmonisering van de controlemethoden en een nauwere samenwerking tussen de verschillende met controles belaste instanties.

    (12) Met het oog op een doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten bij de toepassing van de bepalingen in de wijnbouwsector is het belangrijk dat de bevoegde instantie van een lidstaat, op verzoek, kan samenwerken met de bevoegde instantie(s) van een andere lidstaat. Het is dienstig de regels voor een dergelijke samenwerking en bijstand vast te stellen.

    (13) Gelet op het complexe karakter van bepaalde zaken en de urgentie daarvan lijkt het noodzakelijk dat een bevoegde instantie die om bijstand heeft verzocht, met instemming van de aangezochte bevoegde instantie, de onderzoeken kan laten bijwonen door door haar aangewezen gemachtigde functionarissen.

    (14) In geval van ernstig gevaar voor fraude en in geval van fraude waarbij meerdere lidstaten of één enkele lidstaat betrokken zijn, moeten de verschillende betrokken instanties ambtshalve een bijstandsprocedure ("bijstand uit eigen beweging") inleiden.

    (15) Gezien het vertrouwelijke karakter van de ter uitvoering van deze verordening uitgewisselde informatie, is het belangrijk dat deze onder de geheimhoudingsplicht valt.

    (16) Met het oog op de harmonisering van de analytische controles in de hele Gemeenschap voorziet Verordening (EEG) nr. 2348/91 in de oprichting van een databank met analyseresultaten in het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), waaraan de lidstaten de monsters en analyseverslagen toezenden. De bepalingen betreffende deze structuur moeten worden aangepast in het licht van de sinds de oprichting ervan opgedane ervaring.

    (17) Met de referentiemethoden voor isotopenanalyses kan de controle op de verrijking van wijnbouwproducten worden verbeterd, kan worden aangetoond dat aan deze producten water is toegevoegd of kan, in combinatie met de resultaten van de analyse van andere kenmerken van de isotopen van deze producten, worden nagegaan of de producten beantwoorden aan de in de aanduiding ervan aangegeven oorsprong. Om de interpretatie van de aan de hand van deze analysemethoden verkregen resultaten te vergemakkelijken moeten de verkregen resultaten kunnen worden vergeleken met de resultaten die eerder aan de hand van dezelfde methoden verkregen zijn bij de analyse van producten die overeenkomsten in de kenmerken te zien geven en waarvan de oorsprong en de bereiding zijn gewaarmerkt.

    (18) De isotopenanalyse van wijn of van afgeleide producten daarvan wordt verricht aan de hand van referentieanalysemethoden als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2676/90 van de Commissie van 17 september 1990 tot vaststelling van de in de wijnsector toe te passen communautaire analysemethoden(12), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 761/1999(13).

    (19) Om de interpretatie van de resultaten van deze analyses, die zijn uitgevoerd in daartoe uitgeruste laboratoria van de Gemeenschap, te vergemakkelijken en met het oog op de vergelijkbaarheid van de door deze laboratoria verkregen analyseresultaten dienen uniforme regels te worden vastgesteld voor het nemen van druivenmonsters en voor de wijnbereiding en de bewaring van deze monsters.

    (20) Om de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de analysegegevens te waarborgen moet een systeem van erkende kwaliteitsnormen worden toegepast voor de laboratoria die door de lidstaten zijn belast met de isotopenanalyse van de monsters voor de databank.

    (21) De isotopenanalyse van de wijnbouwproducten en de interpretatie daarvan zijn complexe handelingen en met het oog op een harmonisering van de interpretatie van de analyseresultaten moet worden bepaald dat de databank van het GCO toegankelijk is voor de officiële laboratoria die deze analysemethode toepassen en, op verzoek, voor andere officiële instanties van de lidstaten, met inachtneming van de beginselen van de bescherming van de persoonlijke gegevens.

    (22) Verordening (EEG) nr. 2347/91 bevat bepalingen met betrekking tot het nemen van monsters die zijn bestemd om naar een officieel laboratorium in een andere lidstaat te worden verstuurd en gemeenschappelijke bepalingen voor het nemen van monsters die moeten worden geanalyseerd aan de hand van de isotopenanalyses. Derhalve is het dienstig deze procedures over te nemen en het nemen van monsters voor de communautaire gegevensbank te beschouwen als een bijzonder geval van bemonstering van een wijnbouwproduct in het kader van de directe samenwerking tussen de instanties.

    (23) Om de objectiviteit van de controles te garanderen, is het belangrijk dat de specifieke functionarissen van de Commissie of de functionarissen van een bevoegde instantie van een lidstaat een bevoegde instantie van een andere lidstaat kunnen verzoeken monsters te nemen. De aanvragende functionaris moet kunnen beschikken over de genomen monsters en met name kunnen bepalen in welk laboratorium ze zullen worden onderzocht.

    (24) Er dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de officiële monsterneming in het kader van de samenwerking tussen de bevoegde instanties van de lidstaten en voor het gebruik van deze monsters. Deze bepalingen moeten garanderen dat de monsters representatief zijn en dat de resultaten van de officiële analyses in de hele Gemeenschap kunnen worden gecontroleerd.

    (25) Om op administratief vlak de afrekening van de kosten in verband met de monsternemingen, de verzending van de monsters, de analytische en organoleptische onderzoeken en de aanstelling van een expert te vereenvoudigen, dient te worden bepaald dat deze kosten worden gedragen door de instantie die opdracht heeft gegeven tot de monsterneming of de aanstelling van de expert.

    (26) De bewijskracht van de constateringen bij de controles in het kader van deze verordening dient nader te worden vastgesteld.

    (27) Onverminderd de specifieke bepalingen van de communautaire wetgeving is het aan de lidstaten om de sancties voor overtredingen van de voorschriften in de wijnbouwsector vast te stellen. De toe te passen sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en mogen de toepassing van het communautaire recht niet bemoeilijken in vergelijking met op grond van het nationale recht geldende sancties.

    (28) Met het oog op een normaal verloop van de controles en het nemen van druivenmonsters in de wijngaarden moet worden bepaald dat betrokkenen de hen betreffende controles niet mogen hinderen, de monsternemingen moeten vergemakkelijken en de in het kader van deze verordening vereiste inlichtingen moeten verschaffen.

    (29) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Controles en sancties

    1. Deze verordening bevat de specifieke bepalingen inzake de controles en sancties in de wijnbouwsector.

    2. Deze verordening laat de toepassing onverlet van:

    - de specifieke bepalingen voor de betrekkingen tussen de lidstaten op het gebied van fraudebestrijding in de wijnbouwsector, voorzover zij de toepassing van deze verordening kunnen vergemakkelijken,

    - de regels inzake:

    - de strafrechtelijke procedure of de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen lidstaten,

    - de procedure inzake administratieve boetes.

    TITEL I

    CONTROLES DOOR DE LIDSTATEN

    Artikel 2

    Beginselen

    1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de naleving van de communautaire en nationale wijnbouwregeling wordt gecontroleerd.

    2. De lidstaten voeren administratieve controles en controles ter plaatse uit om te garanderen dat efficiënt wordt geverifieerd of aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan.

    3. Naar gelang van de aard van de betrokken steun stellen de lidstaten de methoden en middelen vast die voor de controle moeten worden aangewend, alsmede de personen die moeten worden gecontroleerd.

    4. De controles worden stelselmatig of steekproefsgewijze uitgevoerd. Bij steekproefsgewijze controles zien de lidstaten erop toe dat deze controles door aantal, aard en frequentie representatief zijn voor hun hele grondgebied en in overeenstemming zijn met de hoeveelheid wijnbouwproducten die is verhandeld of met het oog op verhandeling in voorraad wordt gehouden.

    Artikel 3

    Controle-instanties

    1. Wanneer een lidstaat verscheidene instanties aanwijst die voor de controle op de naleving van de wijnbouwregeling bevoegd zijn, zorgt hij voor de coördinatie van de werkzaamheden van deze instanties.

    2. Elke lidstaat wijst één enkele contactinstantie aan die moet zorgen voor de verbinding met de contactinstanties van de andere lidstaten en met de Commissie. Met name ontvangt deze instantie verzoeken om samenwerking met het oog op de toepassing van deze titel en geeft zij dergelijke verzoeken door, en vertegenwoordigt zij de lidstaat waaronder zij ressorteert ten opzichte van de andere lidstaten of de Commissie.

    3. De Commissie verspreidt regelmatig en op passende wijze de informatie die de lidstaten haar krachtens artikel 72, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 meedelen.

    Artikel 4

    Bevoegdheden van de controlefunctionarissen

    Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om de functionarissen van zijn bevoegde instanties bij de vervulling van hun taak te helpen. Hij ziet er meer in het bijzonder op toe dat deze functionarissen, eventueel in samenwerking met die van zijn door hem daartoe gemachtigde diensten:

    - toegang hebben tot de wijngaarden, tot de installaties voor de wijnbereiding, de opslag en de verwerking van wijnbouwproducten en tot de middelen voor het vervoer van deze producten,

    - toegang hebben tot de bedrijfsruimten of opslagplaatsen en de vervoermiddelen van eenieder die wijnbouwproducten of producten die voor gebruik in de wijnbouwsector bestemd kunnen zijn, in voorraad houdt met het oog op de verkoop, verhandelt of vervoert,

    - een inventaris kunnen opmaken van de wijnbouwproducten en van de stoffen of producten die voor de bereiding van die producten bestemd kunnen zijn,

    - monsters kunnen nemen van wijnbouwproducten, stoffen en producten die voor de bereiding van wijnbouwproducten bestemd kunnen zijn en van producten die in voorraad worden gehouden met het oog op de verkoop, worden verhandeld of vervoerd,

    - inzage kunnen krijgen in de boekhoudkundige gegevens of andere voor de controle nuttige bescheiden, en daarvan kopieën of uittreksels kunnen maken,

    - passende voorzorgsmaatregelen kunnen nemen in verband met de bereiding, het in voorraad hebben, het vervoer, de omschrijving, de aanbieding en de afzet van een wijnbouwproduct of van een product dat voor de bereiding van een dergelijk product bestemd is, wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat een ernstige overtreding van de communautaire bepalingen is begaan, en inzonderheid indien fraude of een risico voor de gezondheid wordt vermoed.

    Artikel 5

    Wijnbouwpotentieel

    1. Met het oog op de naleving van de bepalingen van titel II van Verordening (EG) nr. 1493/1999 inzake het productiepotentieel, maken de lidstaten overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2392/86 van de Raad(14) gebruik van, naar gelang van het geval, het wijnbouwkadaster of de grafische referentiegrondslag.

    Definitieve stopzetting, herstructureringen en omschakelingen waarvoor een bijstand van de Gemeenschap wordt verleend, worden systematisch gecontroleerd ter plaatse. Deze controle betreft de percelen waarvoor steun wordt aangevraagd.

    2. De naleving van het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vastgestelde verbod op aanplant wordt gecontroleerd aan de hand van de overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2392/86 opgestelde grafische referentiegrondslag.

    De lidstaten die niet over een grafische referentiegrondslag beschikken, delen de Commissie vóór 1 januari 2001 mee welke maatregelen zij hebben genomen om de naleving van het verbod op nieuwe aanplant te garanderen.

    TITEL II

    COMMUNAUTAIRE CONTROLESTRUCTUUR

    Artikel 6

    Korps van specifieke functionarissen van de Commissie

    1. De specifieke functionarissen van de Commissie als bedoeld in artikel 72, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 kunnen deelnemen aan de controles van de bevoegde instanties van de lidstaten.

    De controles worden verricht overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad(15).

    De Commissie kan de lidstaten verzoeken:

    - om inlichtingen over de door hen geplande controles,

    - controles te verrichten waaraan haar specifieke functionarissen kunnen deelnemen.

    De functionarissen van de lidstaten hebben te allen tijde de leiding over de in de eerste en de tweede alinea bedoelde controles.

    2. Bij de vervulling van hun taken genieten de specifieke functionarissen van de Commissie de rechten en bevoegdheden als bedoeld in artikel 4, eerste, tweede, derde en vijfde streepje, onverminderd de beperkingen die de lidstaten hun eigen functionarissen bij de uitoefening van de betrokken controles opleggen.

    De specifieke functionarissen van de Commissie nemen tijdens de controles een houding aan die strookt met de professionele voorschriften en gebruiken die in de betrokken lidstaat gelden, en zijn gebonden aan het beroepsgeheim.

    3. Na afloop van iedere controleactie doet de Commissie de contactinstantie van de betrokken lidstaat een mededeling toekomen betreffende de resultaten van de werkzaamheden van haar specifieke functionarissen. In deze mededeling wordt melding gemaakt van eventueel geconstateerde moeilijkheden en inbreuken op de geldende voorschriften.

    TITEL III

    WEDERZIJDSE BIJSTAND VAN DE CONTROLE-INSTANTIES

    Artikel 7

    Bijstand op verzoek

    1. Een bevoegde instantie van een lidstaat die op haar grondgebied controleacties onderneemt, mag inlichtingen vragen bij de Commissie of bij een bevoegde instantie van een andere lidstaat die al dan niet rechtstreeks belang kan hebben bij de controle.

    Als de in de eerste alinea bedoelde controleacties betrekking hebben op een product van oorsprong uit een derde land en de verhandeling van dit product van specifiek belang kan zijn voor andere lidstaten, wordt de Commissie ingelicht.

    De aangezochte instantie verstrekt de aanvragende instantie alle inlichtingen die deze nodig heeft om haar opdracht te vervullen.

    2. Op een met redenen omkleed verzoek van de aanvragende instantie gaat de aangezochte instantie over tot het instellen of neemt zij de nodige maatregelen voor het laten instellen van een speciaal toezicht of van controles om het beoogde doel te bereiken.

    3. De aangezochte instantie gaat te werk alsof zij handelt voor eigen rekening.

    4. Met instemming van de aangezochte instantie kan de aanvragende instantie functionarissen aanwijzen:

    - hetzij om in de kantoren van de bestuursrechtelijke autoriteiten van de lidstaat waar de aangezochte instantie is gevestigd, inlichtingen over de toepassing van de wijnbouwregeling of over controleacties te verkrijgen, met inbegrip van het maken van kopieën van vervoersdocumenten en andere documenten dan wel uittreksels uit de registers,

    - hetzij om aanwezig te zijn bij de krachtens lid 2 vereiste acties, nadat zij de aangezochte instantie daarvan tijdig vóór het begin van deze acties in kennis heeft gesteld.

    De in het eerste streepje bedoelde kopieën mogen slechts met instemming van de aangezochte instantie worden gemaakt.

    De functionarissen van de aangezochte instantie hebben te allen tijde de leiding over de controles.

    De functionarissen van de aanvragende instantie:

    - leggen een schriftelijk mandaat over waarin hun identiteit en functie zijn vermeld,

    - genieten, onverminderd de door de lidstaat van de aangezochte instantie aan zijn eigen functionarissen bij de uitvoering van de betrokken controles opgelegde beperkingen:

    - het recht van toegang als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede streepje,

    - een recht van informatie over de resultaten van de door de functionarissen van de aangezochte instantie krachtens artikel 4, derde en vijfde streepje, verrichte controles,

    - nemen tijdens de controles een houding aan die strookt met de professionele voorschriften en gebruiken die in de betrokken lidstaat gelden, en zijn gebonden aan het beroepsgeheim.

    5. De in dit artikel bedoelde verzoeken worden aan de aangezochte instantie van de betrokken lidstaat doorgezonden via de contactinstantie van deze lidstaat. Hetzelfde geldt voor:

    - de antwoorden op deze verzoeken,

    - de mededelingen betreffende de toepassingen van de leden 2 en 4.

    Om de samenwerking tussen de lidstaten doeltreffender en sneller te maken mogen de lidstaten, in afwijking van de eerste alinea, toestaan dat een bevoegde instantie:

    - haar verzoeken of mededelingen rechtstreeks aan een bevoegde instantie van een andere lidstaat richt,

    - rechtstreeks antwoordt op de verzoeken of mededelingen die zij ontvangt van een bevoegde instantie van een andere lidstaat.

    Artikel 8

    Bijstand uit eigen beweging

    Wanneer een bevoegde instantie van een lidstaat een gegrond vermoeden heeft of er kennis van krijgt dat:

    - een in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoeld product niet in overeenstemming is met de wijnbouwregeling of dat er frauduleuze handelingen plaatsvinden om een dergelijk product te verkrijgen of te verhandelen en

    - dit gebrek aan overeenstemming voor een of meer andere lidstaten van specifiek belang is en tot bestuursrechtelijke maatregelen of rechtsvervolgingen aanleiding kan geven,

    deelt zij dit via de contactinstantie waaronder zij ressorteert, onverwijld mee aan de contactinstantie van de betrokken lidstaat en aan de Commissie.

    Artikel 9

    Gemeenschappelijke bepalingen

    1. De in artikel 7, lid 1, en artikel 8 bedoelde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk gestaafd en aangevuld met bescheiden of andere nuttige bewijsstukken, alsmede met de opgave van de eventuele bestuursrechtelijke maatregelen of rechtsvervolgingen; zij betreffen met name:

    - de samenstelling en de organoleptische eigenschappen,

    - de omschrijving en de aanbiedingsvorm,

    - de naleving van de voorschriften inzake de bereiding en de verhandeling van het betrokken product.

    2. De contactinstanties die betrokken zijn bij de zaak waarvoor de procedure van wederzijdse bijstand is ingeleid, stellen elkaar onverwijld in kennis van:

    - het verloop van het onderzoek,

    - de bestuursrechtelijke of gerechtelijke gevolgen van de betrokken acties.

    3. De vervoerskosten in verband met de toepassing van artikel 7, leden 2 en 4, komen ten laste van:

    - de lidstaat die een functionaris heeft aangewezen voor de in bovengenoemde leden bedoelde maatregelen, of

    - de begroting van de Gemeenschap, op verzoek van de contactinstantie van deze lidstaat, als de Commissie het communautaire belang van de betrokken controleactie vooraf formeel heeft erkend.

    TITEL IV

    DATABANK MET ANALYSERESULTATEN

    Artikel 10

    Doel van de databank

    1. Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) beheert een databank met analyseresultaten betreffende wijnbouwproducten.

    2. In deze databank worden de gegevens opgenomen die door isotopenanalyse van de bestanddelen ethanol en water van de wijnbouwproducten zijn verkregen volgens de in Verordening (EEG) nr. 2676/90 beschreven referentieanalysemethoden.

    3. De databank draagt bij tot de geharmoniseerde interpretatie van de in de officiële laboratoria van de lidstaten met de in Verordening (EEG) nr. 2676/90 beschreven referentieanalysemethoden verkregen resultaten.

    Artikel 11

    Monsters

    1. De te onderzoeken monsters verse druiven waarvan de analyseresultaten in de databank worden opgenomen, worden genomen, behandeld en tot wijn verwerkt overeenkomstig bijlage I.

    2. De monsters verse druiven worden genomen in wijngaardgebieden die inzake bodemgesteldheid, ligging, leivorm, wijnstokras, leeftijd en toegepaste teelttechnieken representatief zijn voor een productiegebied.

    Voor de databank worden jaarlijks ten minste de volgende aantallen monsters genomen:

    - 400 in Frankrijk,

    - 400 in Italië,

    - 200 in Duitsland,

    - 200 in Spanje,

    - 50 in Portugal,

    - 50 in Griekenland,

    - 50 in Oostenrijk,

    - 4 in Luxemburg,

    - 4 in het Verenigd Koninkrijk.

    Het bemonsteringspatroon moet rekening houden met de geografische ligging van de wijngaardgebieden in de genoemde lidstaten.

    Elk jaar wordt ten minste 25 % van de monsters genomen op reeds in de voorgaande jaren bemonsterde percelen.

    3. De monsters worden in door de lidstaten aangewezen laboratoria geanalyseerd volgens de in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 beschreven methoden. De aangewezen laboratoria moeten voldoen aan de algemene criteria voor het functioneren van proeflaboratoria die zijn vervat in de Europese norm EN 45001 of ISO/IEC 17025 en moeten met name deelnemen aan een geheel van geschiktheidstests voor isotopenanalysemethoden.

    4. Er wordt een analyseverslag opgesteld volgens het model in bijlage III. Voor elk monster wordt een signalementskaart opgesteld overeenkomstig bijlage II.

    5. Een kopie van het verslag met de resultaten en de interpretatie van de analyses en een kopie van de signalementskaart worden aan het GCO toegestuurd.

    6. De lidstaten en het GCO zorgen ervoor dat:

    - de in de databank opgeslagen analysegegevens worden bewaard,

    - gedurende ten minste drie jaar na de monsterneming ten minste één controlemonster wordt bewaard voor ieder monster dat aan het GCO ter analyse is toegezonden,

    - de databank uitsluitend wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de communautaire en nationale voorschriften met betrekking tot de wijnbouwsector, of voor statistische of wetenschappelijke doeleinden,

    - maatregelen worden genomen die een afdoende gegevensbescherming waarborgen, inzonderheid tegen diefstal en manipulatie,

    - de betrokkenen, zonder buitensporige kosten of wachttijden, inzage kunnen krijgen in de hen betreffende dossiers om eventueel foutieve gegevens daarin te laten corrigeren.

    Artikel 12

    Isotopenanalyses

    1. Wijnproducerende lidstaten die niet beschikken over de nodige uitrusting voor het verrichten van isotopenanalyses, sturen hun wijnmonsters voor analyse aan het GCO. In dit geval kunnen zij een bevoegde instantie aanwijzen die gemachtigd is om te beschikken over de informatie inzake de op hun grondgebied genomen monsters.

    2. De lidstaten die zelf isotopenanalyses op wijnbouwproducten uitvoeren, sturen ten minste 10 % van de monsters voor een controleanalyse aan het GCO of een ander door het GCO aangewezen laboratorium.

    Artikel 13

    Mededeling van de resultaten

    1. De in de databank opgeslagen gegevens worden ter beschikking gesteld van de door de lidstaten hiertoe aangewezen laboratoria die daarom verzoeken.

    2. In deugdelijk gemotiveerde gevallen mogen de in lid 1 bedoelde gegevens, wanneer zij representatief zijn, ook ter beschikking worden gesteld van andere officiële instanties van de lidstaten die daarom verzoeken.

    3. De mededeling van de gegevens betreft alleen de relevante analysegegevens die nodig zijn voor de interpretatie van een analyse van een monster met soortgelijke eigenschappen en oorsprong. Bij elke mededeling van gegevens moet worden herinnerd aan de minimumeisen waaraan moet worden voldaan om van de databank gebruik te kunnen maken.

    Artikel 14

    Inachtneming van de procedures

    De lidstaten zorgen ervoor dat de resultaten van de isotopenanalyses die in hun eigen databanken worden opgeslagen, afkomstig zijn van monsters die overeenkomstig de bepalingen van deze titel zijn genomen en behandeld.

    TITEL V

    MONSTERNEMING VOOR CONTROLEDOELEINDEN

    Artikel 15

    Bemonsteringsverzoek

    1. In het kader van de toepassing van de titels II en III mogen de specifieke functionarissen van de Commissie of de onder een bevoegde instantie van een lidstaat ressorterende functionarissen een bevoegde instantie van een andere lidstaat verzoeken om monsters te nemen overeenkomstig de in die lidstaat terzake geldende bepalingen.

    2. De aanvragende instantie beschikt over de monsters en wijst met name het laboratorium aan waar deze monsters zullen worden geanalyseerd.

    3. De monsters worden genomen en behandeld overeenkomstig bijlage IV.

    Artikel 16

    Kosten van monsterneming, verzending en analyse van de monsters

    1. De kosten van monsterneming, behandeling en verzending van het monster, alsmede de kosten van het analytisch en organoleptisch onderzoek worden gedragen door de instantie van de lidstaat die om de monsterneming heeft verzocht. Deze kosten worden berekend aan de hand van de tarieven die gelden in de lidstaat op het grondgebied waarvan de werkzaamheden zijn uitgevoerd.

    2. De kosten die worden gemaakt om de in artikel 12 bedoelde monsters aan het GCO of een ander door het GCO aangewezen laboratorium te verzenden voor isotopenanalyse, worden door de Gemeenschap gedragen.

    Voor de lidstaten die op hun grondgebied niet beschikken over een laboratorium waar isotopenanalyses voor wijn kunnen worden uitgevoerd, worden de kosten van verzending aan het GCO van alle monsters die op grond van artikel 14, lid 1, moeten worden genomen, door de Gemeenschap gedragen.

    TITEL VI

    ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 17

    Bewijskracht

    De vaststellingen die in het kader van de toepassing van deze titel door de specifieke functionarissen van de Commissie of door de functionarissen van een bevoegde instantie van een lidstaat worden gedaan, kunnen door de bevoegde instanties van de andere lidstaten of door de Commissie ter staving worden aangevoerd. In dit geval mag aan die vaststellingen geen geringere waarde worden toegekend enkel omdat zij niet van de betrokken lidstaat afkomstig zijn.

    Artikel 18

    Sancties

    Onverminderd de specifieke bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 of in de verordeningen houdende de uitvoeringsbepalingen daarvoor, stellen de lidstaten de sanctieregeling vast die geldt voor overtredingen van de voorschriften in de wijnbouwsector en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De op deze wijze opgelegde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    Artikel 19

    Gecontroleerde personen

    1. Natuurlijke of rechtspersonen en groeperingen van dergelijke personen wier beroepsactiviteiten aan de in deze verordening genoemde controles kunnen worden onderworpen, mogen deze controles geenszins hinderen, maar moeten ze te allen tijde vergemakkelijken.

    2. Exploitanten van wijngaarden waar functionarissen van een bevoegde instantie een druivenmonster nemen:

    - mogen op geen enkele wijze deze monsterneming hinderen, en

    - moeten deze functionarissen alle in het kader van deze verordening vereiste inlichtingen verschaffen.

    Artikel 20

    Intrekking

    De Verordeningen (EEG) nr. 2347/91 en (EEG) nr. 2348/91 worden ingetrokken.

    Artikel 21

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2000.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 14 december 2000.

    Voor de Commissie

    Franz Fischler

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

    (2) PB L 194 van 31.7.2000, blz. 1.

    (3) PB L 84 van 27.3.1987, blz. 1.

    (4) PB L 199 van 30.7.1999, blz. 8.

    (5) PB L 214 van 2.8.1991, blz. 32.

    (6) PB L 248 van 11.9.1997, blz. 3.

    (7) PB L 214 van 2.8.1991, blz. 39.

    (8) PB L 272 van 4.10.1997, blz. 10.

    (9) PB L 185 van 25.7.2000, blz. 24.

    (10) PB L 302 van 1.12.2000, blz. 36.

    (11) PB L 202 van 14.7.1989, blz. 32.

    (12) PB L 272 van 3.10.1990, blz. 1.

    (13) PB L 99 van 14.4.1999, blz. 4.

    (14) PB L 208 van 31.7.1986, blz. 1.

    (15) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

    BIJLAGE I

    Voorschriften voor het nemen van monsters verse druiven, de behandeling daarvan en de verwerking daarvan tot wijn die bestemd is voor de in artikel 11 bedoelde isotopenanalyse

    I. HET NEMEN VAN DRUIVENMONSTERS

    A. Elk monster bestaat uit ten minste 10 kg gezonde, rijpe druiven van eenzelfde wijnstokras. Bemonstering bij ochtenddauw of na regenval moet worden vermeden. De druiven mogen aan de buitenkant niet vochtig zijn. Zij worden verzameld zoals ze worden aangetroffen.

    De monsters worden genomen gedurende de periode waarin het betrokken perceel wordt geoogst. De ingezamelde druiven moeten representatief zijn voor het hele perceel. Het monster verse druiven mag, eventueel na verwerking tot most, worden ingevroren tot de vinificatie.

    Als de wetenschappelijke samenwerking tussen verschillende laboratoria dit vereist, kunnen de lidstaten voor de op hun grondgebied te nemen monsters minimumhoeveelheden vaststellen die groter zijn dan 10 kg.

    B. Bij de monsterneming wordt een signalementskaart opgesteld. Deze kaart bestaat uit een deel I dat betrekking heeft op het nemen van het druivenmonster en een deel II dat betrekking heeft op de vinificatie. Deze kaart wordt bij het monster bewaard en vergezelt dit bij ieder transport. Elke behandeling van het monster wordt erop vermeld.

    De signalementskaart inzake de monsterneming wordt opgesteld conform deel I van de vragenlijst in bijlage II.

    II. VINIFICATIE

    A. De vinificatie wordt door de bevoegde instantie of een door haar daartoe gemachtigde dienst uitgevoerd in omstandigheden die zoveel mogelijk overeenkomen met die welke gebruikelijk zijn in het productiegebied waarvoor het monster representatief is. De vinificatie moet leiden tot de volledige omzetting van suiker in alcohol, d.w.z. dat het eindproduct minder dan 2 g suiker per liter mag bevatten. Zodra de wijn is uitgeklaard en door middel van SO2 is gestabiliseerd, wordt hij gebotteld in flessen van 75 cl en geëtiketteerd.

    B. De signalementskaart inzake de vinificatie wordt opgesteld conform deel II van de vragenlijst in bijlage II.

    BIJLAGE II

    >PIC FILE= "L_2000316NL.002402.EPS">

    >PIC FILE= "L_2000316NL.002501.EPS">

    BIJLAGE III

    >PIC FILE= "L_2000316NL.002602.EPS">

    >PIC FILE= "L_2000316NL.002701.EPS">

    BIJLAGE IV

    Monsterneming in het kader van de samenwerking tussen de controle-instanties

    1. Bij de bemonstering van wijn, druivenmost of een ander vloeibaar wijnbouwproduct in het kader van de samenwerking tussen de controle-instanties zorgt de bevoegde instantie ervoor dat de monsters:

    - representatief zijn voor de hele partij als het producten betreft die in recipiënten met een inhoud van ten hoogste 60 liter zijn verpakt en samen als één enkele partij zijn opgeslagen,

    - representatief zijn voor de inhoud van de recipiënt waaruit het monster wordt genomen als het producten betreft die zijn verpakt in recipiënten met een nominale inhoud van meer dan 60 liter.

    2. Monsters van het betrokken product worden genomen door overgieten in ten minste vijf zuivere recipiënten met een nominale inhoud van ten minste 75 cl. Voor de in punt 1, eerste streepje, bedoelde producten kunnen de monsters ook worden genomen door ten minste vijf recipiënten met een nominaal volume van ten minste 75 cl uit de te onderzoeken partij te nemen.

    Als wijndistillaat voor onderzoek door middel van deuteriumkernspinresonantie wordt verstuurd, volstaan voor de monsters recipiënten met een nominaal volume van 25 cl of bij versturing van één officieel laboratorium naar een ander zelfs 5 cl.

    De monsters worden genomen, eventueel gesloten, en verzegeld in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het bedrijf waar de bemonstering gebeurt of van een vertegenwoordiger van de vervoerder, als de bemonstering tijdens het vervoer gebeurt. Als geen vertegenwoordiger aanwezig is, wordt daarvan melding gemaakt in het in punt 4 bedoelde rapport.

    Elk monster moet voorzien zijn van een eenmalige sluiting die chemisch inert is.

    3. Op elk monster wordt een etiket aangebracht als bepaald in deel A van bijlage V.

    Als de recipiënt te klein is, wordt in plaats van het voorgeschreven etiket een onuitwisbaar nummer op de recipiënt aangebracht en worden de vereiste gegevens op een aparte steekkaart vermeld.

    De vertegenwoordiger van het bedrijf waar de monsters worden genomen of, eventueel, de vertegenwooridger van de vervoerder wordt verzocht het etiket of, eventueel, de steekkaart van zijn handtekening te voorzien.

    4. De voor de monsterneming gevolmachtigde functionaris van de bevoegde instantie stelt een schriftelijk rapport op waarin hij alle gegevens vermeld die hij voor de beoordeling van de monsters van belang acht. Hij maakt daarin eventueel ook melding van de verklaringen van de vertegenwoordiger van de vervoerder of van het bedrijf waar de monsters zijn genomen en verzoekt de vertegenwoordiger zijn handtekening te plaatsen. Hij noteert voorts de hoeveelheid product waaruit het monster is getrokken. In dit rapport wordt vermeld of de hierboven en in punt 3, derde alinea, bedoelde handtekeningen zijn geweigerd.

    5. Bij elke monsterneming wordt telkens één monster als controlemonster bewaard op het bedrijf waar de monsterneming is uitgevoerd en een ander bij de instantie waaronder de functionaris die het monster heeft genomen, ressorteert. Drie monsters worden naar het officiële laboratorium gezonden waar het analytisch of organoleptisch onderzoek plaatsvindt. Eén van deze monsters wordt geanalyseerd. Een ander wordt als controlemonster bewaard. De controlemonsters worden ten minste drie jaar na de monsterneming bewaard.

    6. Op de buitenverpakking van de zendingen monsters wordt een rood etiket aangebracht volgens het model in bijlage V, deel B. Het etiket is 50 bij 25 mm groot.

    Bij verzending van de monsters plaatst de bevoegde instantie van de verzendende lidstaat haar stempel voor de helft op de buitenverpakking en voor de helft op het rode etiket.

    BIJLAGE V

    >PIC FILE= "L_2000316NL.002902.EPS">

    Top