This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32000D0580
2000/580/EC: Commission Decision of 30 March 1999 on the State aid which the Region of Sardinia (Italy) granted to the milk sector (notified under document number C(1999) 902) (Only the Italian text is authentic)
2000/580/EG: Beschikking van de Commissie van 30 maart 1999 betreffende de staatssteun die de regio Sardinië (Italië) heeft toegekend aan de zuivelsector (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 902) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
2000/580/EG: Beschikking van de Commissie van 30 maart 1999 betreffende de staatssteun die de regio Sardinië (Italië) heeft toegekend aan de zuivelsector (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 902) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
PB L 243 van 28.9.2000, p. 36–40
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
2000/580/EG: Beschikking van de Commissie van 30 maart 1999 betreffende de staatssteun die de regio Sardinië (Italië) heeft toegekend aan de zuivelsector (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 902) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 243 van 28/09/2000 blz. 0036 - 0040
Beschikking van de Commissie van 30 maart 1999 betreffende de staatssteun die de regio Sardinië (Italië) heeft toegekend aan de zuivelsector (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 902) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (2000/580/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea, Na de belanghebbenden overeenkomstig bovengenoemd artikel te hebben verzocht hun opmerkingen te maken(1) en gezien deze opmerkingen, Overwegende hetgeen volgt: I PROCEDURE (1) Naar aanleiding van een klacht heeft de Commissie de Italiaanse regering bij schrijven van 24 januari 1996 gevraagd de steunmaatregelen te melden die bij besluit nr. 47/17 van 24 oktober 1995 van het regionaal bestuur (Giunta Regionale) van de regio Sardinië zijn vastgesteld (hierna "besluit nr. 47/17"). (2) Bij schrijven van 1 maart 1996 heeft de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de betrokken maatregelen gemeld. (3) Bij schrijven van 16 maart 1996 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit om met betrekking tot de onderhavige maatregel de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden. (4) Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2). Tevens heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen over de betrokken maatregel te maken. (5) De Commissie heeft de opmerkingen van de belanghebbenden ontvangen, deze aan Italië doorgegeven, dat land de mogelijkheid gegeven daarop haar commentaar te leveren, en dit commentaar bij schrijven van 17 juni 1997 ontvangen. II BESCHRIJVING (6) In artikel 16 van regionale wet nr. 9 van de regio Sardinië van 13 juli 1962, (hierna "wet nr. 9/62") is een steunregeling vastgesteld in de vorm van een rentesubsidie voor kortlopende beheerskredieten voor coöperaties en producentenverenigingen die actief zijn in de sector "verwerking van schapen- en geitenmelk tot kaas". In artikel 16 is bepaald dat de begunstigden maximaal 2 % rente hoeven te betalen en dat hun voor die leningen door de regio een garantie tot 80 % van het geleende bedrag wordt verleend. De onderhavige wet is nooit aangemeld overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag. Derhalve is nooit onderzocht of de in die wet vastgestelde steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is. (7) Bij besluit nr. 47/17 is vastgesteld onder welke voorwaarden de in artikel 16 van wet nr. 9/62 vastgestelde steun in het verkoopseizoen 1995/1996 wordt verleend. Er zijn geen gegevens verstrekt met betrekking tot de voor de daaraan voorafgaande verkoopseizoenen vastgestelde toepassingsbepalingen. (8) Het gaat hierbij om de volgende soorten leningen: a) leningen voor het beheer (uitsluitend aan coöperaties) van 250 ITL per liter melk, tot een op basis van de productie van het vorige verkoopseizoen vastgesteld maximum; b) leningen voor de betaling van voorschotten aan de leden (van coöperaties en producentenverenigingen). Deze leningen bedragen 1150 ITL per liter schapenmelk en 850 ITL per liter geitenmelk. (9) De financiële instelling kan de looptijd van de leningen vaststellen op 18 of op 36 maanden (o.a. rekening houdend met het soort kaas dat wordt geproduceerd). (10) De rente die voor de leningen wordt aangerekend bedraagt 55 % van de door de regering vastgestelde referentierente. (11) Voor coöperaties kan bovenbedoelde steun gecumuleerd worden met een terugbetaling van 10 % van de rente die nog te hunnen laste is, op voorwaarde dat genoemde coöperaties een gemeenschappelijk afzetbeleid voeren (bijvoorbeeld via een afzetconsortium of door middel van afspraken in de sociale sfeer) voor hoeveelheden van meer dan 3000 ton per jaar. (12) In haar besluit om de procedure in te leiden heeft de Commissie opgemerkt dat de artikelen 92 en 93 van het Verdrag op grond van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1587/96(4), van toepassing zijn op de sector melk en zuivelproducten. (13) De Commissie heeft opgemerkt dat de betrokken steunmaatregel is gebaseerd op artikel 16 van wet nr. 9/62. Omdat die wet nooit is aangemeld, noch ooit door de Commissie aan de artikelen 92 en 93 van het Verdrag is getoetst, kan de onderhavige steunmaatregel niet worden beschouwd als een bestaande steunmaatregel in de zin van artikel 93, lid 1, van het Verdrag. (14) De Commissie is derhalve van mening dat de bedoelde steunmaatregelen moeten worden beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vermeld in haar mededeling inzake steunmaatregelen van de staten in de vorm van kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouw ("beheerskredieten")(5) (hierna "mededeling inzake de beheerskredieten"). In principe moeten alle steunmaatregelen vanaf 1 januari 1996 namelijk aan die criteria voldoen (brief aan de lidstaten van de Commissie van 20 oktober 1995). De Commissie is er niet van overtuigd dat de onderhavige steunmaatregel met deze criteria in overeenstemming is. (15) Bovendien heeft de Commissie opgemerkt dat de steun wordt verleend per hoeveelheid melk die voor verwerking wordt aangeboden, en dat dit in strijd lijkt met artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, aangezien dat artikel steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld in verhouding tot de prijs of de hoeveelheid van de in die marktordening bedoelde producten, verbiedt. III OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN (16) Op 5 april 1997 heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de "Federazione degli industriali della Sardegna" (Federatie bedrijfsleven Sardinië) en van het "Consorzio delle industrie casearie della Sardegna" (Consortium zuivelfabrieken Sardinië). Het betreft opmerkingen die de argumentatie waarop de Commissie haar besluit om de procedure in te leiden, heeft gestoeld, ten volle delen en ondersteunen. In de opmerkingen wordt er nadrukkelijk op gewezen dat de steun die de Italiaanse autoriteiten verlenen, steun voor de bedrijfsvoering is die geen enkel duurzaam resultaat voor de betrokken sector oplevert, en dat die steun dus als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt moet worden beschouwd. Volgens de opmerkingen van de eerder genoemde groeperingen werkt dergelijke steun binnen de sector concurrentievervalsend, omdat de steun immers slechts ten goede komt aan bepaalde categorieën producenten, namelijk aan coöperaties en producentenverenigingen. De "Federatie bedrijfsleven" en het "Consortium zuivelfabrieken" hebben de Commissie dan ook verzocht de steun onverenigbaar te verklaren met de gemeenschappelijke markt en eventuele reeds overgemaakte bedragen terug te vorderen. IV OPMERKINGEN VAN ITALIË (17) In hun brief van 17 juni 1997 zijn de Italiaanse autoriteiten niet in detail ingegaan op de door de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure naar voren gebrachte punten. Zij hebben zich ertoe beperkt te benadrukken dat de nationale regelgeving terzake reeds was goedgekeurd voordat de mededeling inzake de beheerskredieten was goedgekeurd, dat er geen steun was toegekend, aangezien het slechts om steun ging die achteraf wordt uitgekeerd, dat de betaling is opgeschort totdat de Commissie een definitief besluit heeft genomen en dat de hele kwestie opgelost had kunnen worden zodra de Commissie een definitief standpunt zou hebben ingenomen met betrekking tot kortlopend krediet met rentesubsidie. (18) De Commissie heeft bij fax van 9 december 1998, gericht aan de permanente vertegenwoordiging van Italië, de Italiaanse autoriteiten eraan herinnerd dat het besluit van de Commissie tot het inleiden van de procedure betrekking had op alle steun die op grond van artikel 16 van wet nr. 9/62 is verleend en niet alleen op de steun voor het verkoopseizoen 1995/1996 op grond van besluit nr. 47/17. De Italiaanse autoriteiten werd derhalve verzocht rekening houdende met die opmerking hun eerdere antwoord toe te lichten. Op die fax is echter geen antwoord ontvangen. V EVALUATIE VAN DE STEUNMAATREGEL (19) Op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. De artikelen 92 en 93 van het Verdrag zijn op grond van genoemd artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 804/68 van toepassing op melk en zuivelproducten. (20) De onderhavige steunmaatregel voorziet in steunverlening in de vorm van rentesubsidie bij leningen aan coöperaties of producentenverenigingen die actief zijn in de sector verwerking van schapen- en geitenmelk. Het nationale referentiepercentage dat dient als basis voor de berekening van de verlaging van het rentepercentage is het rekenkundig gemiddelde van het rentepercentage van Rendibot (berekend door de Nationale Bank van Italië) en het rentepercentage van Ribor (Rome Interbank offered rate), vermeerderd met de uitgaven voor de commissies die de banken berekenen. In november 1998 bedroeg het Italiaanse nationale referentiepercentage 6,25 %, terwijl de referentiepercentages die in dezelfde periode door de Commissie werden gehanteerd 6,18 % bedroegen voor leningen met een looptijd van vijf jaar en 5,9 % voor leningen met een looptijd van één jaar. Een vermindering met 45 % van het Italiaanse referentiepercentage van 6,25 % leidt er overduidelijk toe dat het rentepercentage voor leningen met rentesubsidie lager uitkomt dat de percentages die de Commissie hanteert om vast te stellen of een lening met rentesubsidie een steunelement omvat, zoals door de Commissie meegedeeld in de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld(6). Het is duidelijk dat een dergelijke maatregel de begunstigde bedrijven bevoordeelt ten opzichte van andere bedrijven die zelf voor hun financiering moeten zorgen uit eigen middelen, of die voor die financiering de onder normale marktomstandigheden geldende rentevoet moeten betalen. Voorzover de producenten die geen toegang hebben tot leningen met rentesubsidie, de extra kosten die zij voor het afsluiten van dergelijke leningen maken, moeten doorberekenen aan hun klanten, verschaft de onderhavige steunmaatregel de begunstigden van deze rentesubsidie een commercieel voordeel, en verstoort zij daardoor de concurrentieverhoudingen. Bovendien heeft de maatregel invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten. In dat verband merkt de Commissie op dat het grootste deel van de in Sardinië geproduceerde schapen- en geitenmelk gebruikt wordt voor de productie van Pecorino Romano, Pecorino Sardo, en andere soorten kaas. De toekenning van de steun is bovendien gebonden aan de soort kaas die wordt geproduceerd. De handel in kaas tussen de lidstaten is aanzienlijk: uit de statistieken over het vervoer van kaas kan worden afgeleid dat het handelsverkeer in 1996 1903300 ton bedroeg. In datzelfde jaar heeft Italië kaas uitgevoerd ter waarde van 1305 miljard ITL. Bovendien weet de Commissie, hoewel ze geen precieze cijfers kan geven, dat er binnen de Gemeenschap een aanzienlijke hoeveelheid Pecorino Romano en Pecorino Sardo wordt verhandeld waarvoor een beschermde oorsprongsbenaming is verleend op grond van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1068/97 van de Commissie(8). In het kader van een ander geval van staatssteun hebben de autoriteiten van de regio Sardinië aangegeven dat Pecorino Romano een van de weinige levensmiddelen is waarvan de regio netto-exporteur is. (21) Derhalve is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in artikel 92, lid 1, van het Verdrag vervatte verbod van toepassing is op de onderhavige steunmaatregel. (22) In artikel 92, leden 2 en 3, zijn uitzonderingen geformuleerd op het in lid 1 vervatte verbod. (23) Het is zonder meer duidelijk dat de in artikel 92, lid 2, van het Verdrag vervatte uitzonderingsbepalingen in dit geval niet van toepassing zijn, gezien de aard en het doel van de onderhavige steunmaatregel. Italië heeft dan ook geen beroep gedaan op artikel 92, lid 2. (24) In artikel 92, lid 3, wordt uiteengezet onder welke voorwaarden staatssteun wel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd. De verenigbaarheid moet worden beoordeeld vanuit een communautair gezichtspunt en niet vanuit het gezichtspunt van één enkele lidstaat. Gelet op artikel 3, onder g), van het Verdrag, en in het belang van het functioneren van de gemeenschappelijke markt, moeten de uitzonderingen op het in artikel 92, lid 1, vervatte verbod restrictief worden geïnterpreteerd. (25) Ten aanzien van artikel 92, lid 3, onder b), moet in overweging worden genomen dat de onderhavige steunmaatregel niet bestemd is om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de Italiaanse economie op te heffen. (26) Bovendien is de steunmaatregel niet bedoeld om de doelstellingen van artikel 92, lid 3, onder d), na te streven en zouden bovendien die doelstellingen met die steun niet kunnen worden bereikt. (27) Ten aanzien van artikel 92, lid 3, onder a) en c), moet vooral worden opgemerkt dat de steun niet wordt verleend in verband met investeringen. De steun wordt juist verleend in de vorm van rentesubsidie voor kortlopende leningen aan cooperaties en producentenverenigingen in de sector verwerking van schapen- en geitenmelk, en als zodanig moet deze steunmaatregel als steun voor de bedrijfsvoering worden aangemerkt. (28) Het is vast beleid van de Commissie dat steunverlening voor de bedrijfsvoering in de landbouwsector verboden is. Het gaat hierbij om steun die uitsluitend neerkomt op vermindering van de normale bedrijfskosten voor de marktdeelnemer, die daaruit een beperkt economisch voordeel haalt voor een korte periode; dat voordeel houdt op te bestaan zodra de betalingen aan de begunstigde worden stopgezet. Dergelijke steun kan dus niet worden beschouwd als steunmaatregel ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is in de zin van artikel 92, lid 3, onder a), noch als steunmaatregel om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken in de zin van artikel 92, lid 3, onder c). Bovendien verstoort dergelijke steunverlening de door de marktordening in het leven geroepen mechanismen, en benadeelt zij de producenten die er niet van profiteren, hetgeen in strijd is met het in het Verdrag vastgestelde principe van de gelijke behandeling. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, met name het arrest van 26 juni 1979, "dienen de lidstaten, wanneer de Gemeenschap krachtens artikel 40 EG-Verdrag een regeling voor de totstandkoming van een gemeenschappelijke ordening der markten in een bepaalde sector heeft vastgesteld, zich te onthouden van elke maatregel met de strekking daarvan af te wijken of er inbreuk op te maken"(9). (29) De Commissie erkent echter de structurele moeilijkheden die de agrarische sector in sommige lidstaten ondervindt bij het verkrijgen van toegang tot de kapitaalmarkt of die samenhangen met hogere kapitaalkosten in de landbouwsector, en zij heeft dan ook een richtsnoer ("Mededeling inzake de beheerskredieten"(10)) opgesteld in het kader waarvan rentesubsidie aan landbouwproducenten voor uitgaven voor de bedrijfsvoering onder bepaalde voorwaarden toegestaan is. Dat richtsnoer is oorspronkelijk bij schrijven van 20 oktober 1995 aan de lidstaten toegezonden, maar bepaald is dat de nieuwe regels per 1 januari 1996 van toepassing zijn. Op 27 juni 1997 heeft de Commissie besloten de termijn waarvóór de lidstaten de bestaande steunmaatregelen moesten aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe regels te verschuiven naar 31 december 1996. Vervolgens heeft de Commissie bij schrijven van 4 juli 1997 de lidstaten laten weten dat zij had besloten om de toepassing van de mededeling te schorsen. Bij schrijven van 19 december 1997, heeft de Commissie de lidstaten in kennis gesteld van het feit dat de mededeling inzake de beheerskredieten met ingang van 30 juni 1998 zou worden toegepast. (30) Op basis van de genoemde mededeling moeten de onderhavige steunmaatregelen onder andere aan de volgende voorwaarden voldoen: i) de steun mag niet worden gebruikt om selectief specifieke sectoren of bedrijven te steunen, om redenen die niet uitsluitend verband houden met de aard van de landbouwsector in haar geheel, en de daaraan verwante activiteiten (in het bijzonder het seizoensgebonden karakter van de productie en de bedrijfsstructuur); de Commissie staat geen steun toe die, binnen de betrokken administratieve regio, niet aan alle bedrijven in de landbouwsector zonder onderscheid en ongeacht de aard van de activiteit (of activiteiten), wordt toegekend; ii) de subsidie mag in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de rente die aan een typische ondernemer in de landbouwsector wordt aangerekend, en de rentevoet die in de andere bedrijfstakken in de betrokken lidstaat wordt betaald voor niet voor investeringen bestemd kortlopend krediet voor een vergelijkbaar bedrag per marktdeelnemer; iii) het gesubsidieerde krediet mag voor een begunstigde nooit meer bedragen dan het bedrag aan kasmiddelen dat nodig is om de productiekosten te dekken die ontstaan voordat hij inkomsten uit de verkoop van de betrokken producten ontvangt; onder geen beding mag steun worden verleend voor specifieke acties op het gebied van productie of afzet; iv) de leningen met rentesubsidie hebben een looptijd van maximaal één jaar. In haar brief van 19 december 1997 heeft de Commissie benadrukt dat de letterlijke inhoud van punt ii) precies moet worden nageleefd, dit wil zeggen dat de steun beperkt dient te blijven tot het verschil tussen de rentevoet die wordt toegepast op kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouw en de rentevoet die wordt toegepast op kortlopend krediet met rentesubsidie in andere bedrijfstakken. (31) Voordat de mededeling inzake de beheerskredieten was goedgekeurd, zou de Commissie op basis van de op dit gebied gangbare praktijk de onderhavige maatregel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt hebben beschouwd, mits aan twee criteria zou zijn voldaan (het gesubsidieerde krediet moest een looptijd van minder dan één jaar hebben en het mocht niet gekoppeld zijn aan één enkel product of aan één enkele activiteit). (32) Daarom moeten de steunmaatregelen worden getoetst aan de criteria voor gesubsidieerde kortlopende leningen in de landbouwsector. In hun schriftelijke opmerkingen hebben de Italiaanse autoriteiten ermee ingestemd dat de mededeling inzake de beheerskredieten de juiste basis is voor de beoordeling van de steunmaatregel. In dit verband lijkt het opportuun een onderscheid te maken tussen steun die is verleend voor het verkoopseizoen 1995/1996 en andere steun die op grond van artikel 16 van wet nr. 9/62 kan zijn verleend. (33) De voorwaarden waarop steun wordt toegekend voor het verkoopseizoen 1995/1996 zijn vastgesteld bij besluit nr. 47/17 (zie de bovenstaande overwegingen 8, 9 en 10). (34) Uit de genoemde voorwaarden voor de toekenning blijkt duidelijk dat niet aan de in overweging 30, onder i) en iv), genoemde voorwaarden is voldaan. Meer in het bijzonder: bij de toekenning van de steun wordt selectief te werk gegaan, alleen voor een bepaald soort product (producten verkregen uit de verwerking van schapen- en geitenmelk) en uitsluitend voor bepaalde soorten producenten, namelijk coöperaties en producentenverenigingen. De producenten van andere soorten producten, maar ook bepaalde categorieën producenten van hetzelfde product zijn derhalve van steun uitgesloten. Deze producenten krijgen dus geen ondersteuning van de staat ter compensatie van seizoensgebonden en andere nadelen. Bovendien is de looptijd van de lening langer dan één jaar. De steunmaatregel moet derhalve als onverenigbaar met de mededeling inzake de beheerskredieten worden beschouwd. Voorzover de looptijd van de leningen meer dan een jaar bedraagt, is deze steunmaatregel in alle geval onverenigbaar met de eerder in deze sector door de Commissie toegepaste richtsnoeren. (35) Bovendien blijft de Commissie bij haar mening dat de steun een inbreuk vormt op artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 804/68, aangezien de hoogte van de steun lijkt te worden bepaald door de hoeveelheid melk die voor verwerking wordt aangeboden; de Italiaanse autoriteiten hebben immers niet gereageerd op de opmerkingen van de Commissie dienaangaande. (36) Wat de steun betreft, die op grond van artikel 16 van wet nr. 9/62 voor eerdere verkoopseizoenen dan het verkoopseizoen 1995/1996 kan zijn uitgekeerd, zij opgemerkt dat de Italiaanse autoriteiten noch op het besluit van de Commissie om de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden, noch op de aanmaning van de Commissie hebben gereageerd. Bijgevolg beschikt de Commissie niet over voldoende gegevens om een definitief besluit te nemen. (37) Daarom heeft de Commissie overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van 14 februari 1990(11) besloten van Italië gedetailleerde gegevens te eisen over de eventueel op grond van artikel 16 van wet nr. 9/62 uitgekeerde steun voor eerdere verkoopseizoenen dan het verkoopseizoen 1995/1996. Deze gegevens omvatten onder andere alle besluiten van het regionaal bestuur waarbij de voorwaarden voor de betaling van die steun en de uiterste waarden van de voor ieder financieel jaar goedgekeurde kredieten zijn vastgesteld. VI CONCLUSIES (38) Omdat wet nr. 9/62 en besluit nr. 47/17 zijn goedgekeurd en in werking zijn getreden zonder vooraf bij de Commissie te zijn aangemeld, moet worden geconcludeerd dat Italië in strijd met artikel 93, lid 3, van het Verdrag uitvoering heeft gegeven aan de onderhavige steunmaatregel. (39) Bovendien moet worden geconcludeerd dat de steun die door de regio Sardinië op grond van artikel 16 van wet nr. 9/62, zoals ten uitvoer gelegd bij besluit nr. 47/17, voor het verkoopseizoen 1995/1996 is verleend aan coöperaties en producentenverenigingen in de sector schapen- en geitenmelk, op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag verboden is, en dat de uitzonderingen op grond van artikel 92, leden 2 en 3, niet van toepassing zijn. (40) Omdat de Italiaanse autoriteiten in het antwoord op het schrijven waarin werd meegedeeld dat de procedure zou worden ingeleid, hebben laten weten dat de steun voor het verkoopseizoen 1995/1996 nooit is uitgekeerd, dat deze achteraf zou worden uitgekeerd, maar dat van uitkering is afgezien zodra bekend werd dat de procedure was ingeleid, is het echter niet nodig te bepalen dat de betaalde steun wordt teruggevorderd, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De steunmaatregel van de staat voor coöperaties en producentenverenigingen in de sector melk en zuivelproducten, waartoe de regio Sardinië (Italië) op grond van artikel 16 van regionale wet nr. 9 van 13 juli 1962 (hierna: "wet nr. 9/62"), zoals ten uitvoer gelegd bij besluit nr. 47/17 van het regionaal bestuur van 24 oktober 1997, voor het verkoopseizoen 1995/1996 heeft besloten, is onverenigbaar met de gemeenschappelijk markt. Artikel 2 Italië trekt de in artikel 1 bedoelde steunmaatregel in. Artikel 3 Binnen twee maanden na de bekendmaking van deze beschikking, stuurt Italië de Commissie alle noodzakelijke gegevens toe betreffende andere eventueel op grond van artikel 16 van wet nr. 9/62 verleende steun voor eerdere periodes dan het verkoopseizoen 1995/1996. Artikel 4 Binnen twee maanden na de bekendmaking van deze beschikking deelt Italië de Commissie mee welke maatregelen het heeft getroffen om eraan te voldoen. Artikel 5 Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek. Gedaan te Brussel, 30 maart 1999. Voor de Commissie Franz Fischler Lid van de Commissie (1) PB C 87 van 18.3.1997, blz. 6. (2) Zie voetnoot 1. (3) PB L 148 van 28.6.1968, blz. 13. (4) PB L 206 van 16.8.1996, blz. 21. (5) PB C 44 van 16.2.1996, blz. 2. (6) PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3. (7) PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. (8) PB L 156 van 13.6.1997, blz. 10. (9) Zaak nr. 177/78, Pigs and Bacon Commission/Mc Carren, Jurisprudentie 1979, blz. 2161, punt 14 van de overwegingen. (10) Zie voetnoot 5. (11) Zaak C-301/87, Frankrijk/Commissie, blz. I-307.