Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993D0683

93/683/EEG: BESCHIKKING VAN DE RAAD van 29 oktober 1993 tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding

PB L 319 van 21.12.1993, p. 40–44 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1993

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1993/683/oj

31993D0683

93/683/EEG: BESCHIKKING VAN DE RAAD van 29 oktober 1993 tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding

Publicatieblad Nr. L 319 van 21/12/1993 blz. 0040 - 0044


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 29 oktober 1993 tot instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding (93/683/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de instelling van een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding deel uitmaakt van een op de bescherming van de consument gericht beleid; dat het belang daarvan blijkt uit het specifiek gebruik dat verscheidene Lid-Staten maken van de gegevens die zijn verzameld in het kader van het bij Beschikking 86/138/EEG (4) opgezette demonstratieproject, zulks om maatregelen op het gebied van de produktveiligheid te nemen;

Overwegende dat de openstelling van de interne markt tot een toename van het verkeer van produkten op het grondgebied van de Gemeenschap leidt; dat het in deze context voor de opsporing van bij ongevallen betrokken produkten en voor de vaststelling van de samenloop van omstandigheden die tot die ongevallen leidt, wenselijk is dat de nationale autoriteiten over voldoende homogene instrumenten beschikken om de bevindingen van een Lid-Staat, indien nodig, ook in de andere Lid-Staten en op communautair niveau te kunnen gebruiken;

Overwegende dat, hoewel het beheer van de veiligheid van de consument in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke Lid-Staten valt, een communautaire financiële impuls nuttig is om de Lid-Staten in staat te stellen de moeilijkheden te overwinnen die zij bij het verzamelen van gegevens op nationaal vlak ondervinden; dat de Commissie in dit perspectief een cooerdinerende rol moet spelen en aan de homogene uitvoering van de op nationaal niveau ondernomen acties moet bijdragen door de verspreiding, onder alle bevoegde autoriteiten, van informatie over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding aan te moedigen;

Overwegende dat een communautair kader en een financiële ondersteuning door de Gemeenschap noodzakelijk zijn om belangrijke distorsies te vermijden, aangezien een aantal Lid-Staten anders niet in staat zou zijn de nodige middelen vrij te maken om zelf de gegevens over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding te verzamelen die tot de concretisering van een consumentenbeschermingsbeleid bijdragen;

Overwegende dat dient te worden gezorgd voor de algehele kwaliteit van de gegevens door het hanteren van homogene basismethoden en dat, in de context van de interne markt en van Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene produktveiligheid (5), alle Lid-Staten in de gelegenheid dienen te worden gesteld de informatie te verzamelen die nodig is voor de bewaking van de bij ongevallen betrokken produkten; dat deze gegevens normaliter verzameld dienen te worden bij de diensten voor spoedgevallen van de ziekenhuizen, maar dat onder bepaalde voorwaarden een beroep mag worden gedaan op andere bronnen;

Overwegende dat de communautaire aspecten van de gegevensverzameling de Lid-Staten tot methodologische homogeniteit bij het verzamelen en de produktie van de aan de Commissie te verstrekken informatie nopen; dat dit vereiste in de lijn ligt van het nagestreefde doel; dat dit systeem door zijn aard en opzet niet geschikt is voor statistische bewijsvoering, hetgeen telkens wanneer dit systeem genoemd wordt, dient te worden gepreciseerd;

Overwegende dat het op verzoek van de Commissie door de Lid-Staten verstrekken van specifieke informatie over bij ongevallen betrokken produkten of groepen van produkten noodzakelijk is voor de ontwikkeling van een communautair beleid inzake de veiligheid van produkten;

Overwegende dat de Lid-Staten ook in staat moeten zijn om aan de Commissie een samenvattend jaarverslag over te leggen; dat de door de Lid-Staten in deze verslagen getrokken conclusies de Commissie in staat zouden moeten stellen om in samenwerking met hen de acties te bepalen die op communautair niveau zouden moeten worden uitgevoerd;

Overwegende dat de instelling van een informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding onder deze omstandigheden op communautair niveau noodzakelijk blijkt ter ondersteuning en aanvulling van het beleid dat door de Lid-Staten op dit belangrijke gebied wordt gevoerd om een hoog niveau van consumentenbescherming te bereiken; dat daarmee binnen de grenzen wordt gebleven van hetgeen noodzakelijk is om de preventie van deze ongevallen te bevorderen; dat zulks derhalve in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel;

Overwegende dat een bedrag van 2,5 miljoen ecu noodzakelijk wordt geacht om een dergelijk systeem in 1993 te financieren en dat dit bedrag dient te worden ingepast in het geldende communautaire financiële kader;

Overwegende dat het Verdrag slechts in artikel 235 bevoegdheden voor de vaststelling van de onderhavige beschikking bevat,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor een periode van een jaar wordt een communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding ingesteld, hierna "het systeem" genoemd, waarvan de kenmerken en modaliteiten in bijlage I zijn vermeld.

2. Doel van het systeem is gegevens te verzamelen over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding om de ongevallenpreventie te bevorderen, de veiligheid van gebruiks- en verbruiksprodukten te verbeteren en de consument met het oog op een beter gebruik van de produkten voor te lichten en op te voeden.

3. Deze beschikking is niet van toepassing op arbeidsongevallen, noch op ongevallen in het weg-, spoorweg-, zee- en luchtverkeer.

Artikel 2

1. De Lid-Staten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het systeem; zij verwerken rechtstreeks de verzamelde gegevens en leggen de Commissie een verslag voor dat een samenvatting en een evaluatie op nationaal niveau van de verkregen resultaten bevat, alsook de door hen daaruit getrokken conclusies.

2. Zij verstrekken de Commissie, op haar verzoek, de beschikbare gegevens betreffende de veiligheid van bepaalde produkten of categorieën van produkten die bij ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding betrokken zijn, alsmede betreffende de omstandigheden waaronder deze ongevallen gebeuren.

3. Zij wijzen de autoriteit of autoriteiten aan die verantwoordelijk is of zijn voor het verzamelen en toezenden van de gegevens en delen naam en adres ervan mee aan de Commissie.

4. Met het oog op transparantie ter zake van het gebruik van de communautaire middelen zorgt elke Lid-Staat ervoor dat het in lid 1 bedoelde verslag op passende wijze bekendgemaakt wordt.

Artikel 3

1. De Commissie bevordert de compatibiliteit van de in de Lid-Staten gebruikte methodologieën, met bijzondere aandacht voor de verbetering van de homogeniteit van de definities en de indeling van de gegevens, alsook wat de verzamelbases en de nationale verslagen over de verwerking van de gegevens betreft.

2. Zij draagt op de in bijlage II bedoelde wijze bij in de financiering van de tenuitvoerlegging van het systeem door de Lid-Staten.

3. De gegevens welke de Commissie van de Lid-Staten ontvangt, worden door haar verwerkt, samengevat en bekendgemaakt en op communautair niveau op passende wijze verspreid.

De Commissie stelt een verslag op wanneer naar haar mening de door de Lid-Staten verstrekte gegevens niet verenigbaar zijn met de in bijlage I bedoelde methodologie en modaliteiten of wanneer de Lid-Staten verzuimd hebben de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde gegevens te verschaffen.

Artikel 4

1. De Commissie en de Lid-Staten zien erop toe dat bij het verzamelen en de doorzending van de gegevens geen aanwijzingen voorkomen waaruit de identiteit van het slachtoffer blijkt of kan worden afgeleid, zulks opdat deze geheim blijft.

2. Telkens wanneer de gegevens in de Lid-Staten gebruikt worden in officiële publikaties met vermelding van de herkomst dienen deze gegevens vergezeld te gaan van de volgende tekst: "Het communautair informatiesysteem over ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding biedt slechts gegevens van algemene aard en kan niet worden beschouwd als een statistisch bewijs van de veiligheid of onveiligheid van een bepaald produkt.".

Artikel 5

Het voor de tenuitvoerlegging van het systeem noodzakelijk geachte bedrag aan communautaire financiële middelen beloopt 2,5 miljoen ecu voor 1993.

Het bedrag moet worden ingepast in de huidige financiële vooruitzichten.

De begrotingsautoriteit stelt de beschikbare kredieten vast, rekening houdend met de beginselen van goed beheer als bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

De Commissie stelt zo spoedig mogelijk na 31 december 1993 een eindverslag over de uitvoering en de doeltreffendheid van het systeem op.

Bij het opstellen van haar verslag schenkt de Commissie, terdege rekening houdend met de ervaring die is opgedaan met de tot dan toe verrichte evaluaties, bijzondere aandacht aan het volgende:

- bruikbaarheid, kwaliteit en vergelijkbaarheid van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens;

- de noodzaak de bestaande codes aan te passen en nieuwe codes en gemeenschappelijke codeerbeginselen vast te stellen, rekening houdend met het toenemende aantal nieuwe produkten;

- gemakkelijke toegang tot de informatie;

- toegevoegde waarde van de gegevens voor de Lid-Staten en de Gemeenschap;

- verdeling van de ziekenhuizen over de Lid-Staten.

Dit verslag wordt aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité toegezonden.

Artikel 7

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 1993.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. URBAIN

(1) PB nr. C 59 van 2. 3. 1993, blz. 10.

(2) PB nr. C 194 van 19. 7. 1993, blz. 366.

(3) PB nr. C 201 van 26. 7. 1993, blz. 6.

(4) PB nr. L 109 van 26. 4. 1986, blz. 23. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 90/534/EEG (PB nr. L 296 van 27. 10. 1990, blz. 64).

(5) PB nr. L 228 van 11. 8. 1992, blz. 24.

BIJLAGE I

Kenmerken en modaliteiten van het systeem 1. Het systeem is van toepassing op ongevallen thuis en tijdens de vrijetijdsbesteding ten gevolge waarvan medische verzorging wordt verstrekt, dat wil zeggen ongevallen die zich in huis of in de onmiddellijke omgeving daarvan, met name in tuinen, op binnenplaatsen en in garages, alsmede tijdens de vrijetijdsbesteding, sportactiviteiten en op school voordoen.

2. Het verzamelen van de basisgegevens geschiedt bij de diensten voor spoedgevallen van de ziekenhuizen, die door de Lid-Staten binnen de in punt 4 vastgestelde grenzen worden geselecteerd. Voor zover mogelijk dienen deze ziekenhuizen evenredig verdeeld te zijn over de steden en het platteland.

Om administratieve en technische redenen worden de gegevens in Duitsland, Spanje en Luxemburg echter verzameld door middel van enquêtes in de gezinnen. De modaliteiten van deze enquêtes worden in onderling overleg vastgesteld door deze Lid-Staten en de Commissie, waarbij rekening wordt gehouden met punt 4.

3. Bij de opstelling van hun nationale verslagen houden de Lid-Staten zoveel mogelijk rekening met aanvullende informatiebronnen, met name informatiecentra voor vergiftigingen, overlijdensakten, huisartsen, centra voor de behandeling van brandwonden, brandweerdiensten en alarmcentrales.

4. De verzamelde basisgegevens dienen de grootst mogelijke betrouwbaarheid te vertonen.

Zij moeten ten minste informatie bevattende betreffende:

- de plaats van het ongeval;

- de datum van het ongeval;

- de plaats van behandeling;

- de activiteit van het slachtoffer op het ogenblik van het ongeval;

- het soort ongeval;

- het soort produkt dat bij het ongeval is betrokken;

- de leeftijd van het slachtoffer;

- het geslacht van het slachtoffer;

- het soort verwonding;

- de verwonde lichaamsdelen;

- de behandeling van de verwonding;

- de ziekenhuisopname;

- een korte beschrijving van het ongeval en de oorzaken daarvan (indien mogelijk met vermelding van de voornaamste kenmerken en de gegevens ter identificatie van het betrokken produkt).

Deze informatie wordt gecodeerd volgens een op communautair niveau op homogene bases gefundeerde methode.

5. De verdeling van de ziekenhuizen over de Lid-Staten als bedoeld in punt 2, eerste alinea, is als volgt:

- België 4

- Denemarken 5

- Griekenland 4

- Frankrijk 8

- Ierland 2

- Italië 7

- Nederland 7

- Portugal 6

- Verenigd Koninkrijk 11

TOTAAL: 54

BIJLAGE II

Wijze van financiering 1. De financiële steun van de Gemeenschap voor de ziekenhuizen die aan het verzamelen van de gegevens deelnemen, wordt toegekend op basis van een uniform percentage dat 80 % beloopt van de werkelijk gemaakte kosten, tot een maximum van 28 000 ecu per ziekenhuis voor 1993.

2. De financiële steun van de Gemeenschap voor de enquêtes in de gezinnen in Duitsland, Spanje en Luxemburg wordt toegekend op basis van een uniform percentage dat 80 % beloopt van de werkelijk gemaakte kosten, tot een maximum van

- 380 000 ecu voor Duitsland,

- 225 000 ecu voor Spanje,

- 95 000 ecu voor Luxemburg.

3. Bovendien kan financiële steun van de Gemeenschap worden verstrekt om bij te dragen aan de versterking van de infrastructuur in die Lid-Staten waar deze het minst ontwikkeld is, met name door de invoering van passende computernetwerken, en om de Lid-Staten die over een operationeel verzamelsysteem beschikken, in staat te stellen bilaterale technische bijstand aan de andere Lid-Staten te verlenen.

Deze financiële steun van de Gemeenschap mag niet meer dan 3 % belopen van de totale door de Gemeenschap toegekende financiële steun.

4. Voorwaarde voor de toekenning van de financiële steun is de indiening van het verslag als bedoeld in artikel 2 van de beschikking.

Top