Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CA0035

Zaak C-35/22, CAJASUR Banco: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 13 juli 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Malaga — Spanje) — CAJASUR Banco S.A./JO, IM (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Artikel 6, lid 1 – Door de nationale rechter nietig verklaarde algemene voorwaarden van een hypotheekovereenkomst – Beroep in rechte – Erkenning van de vordering vóór enige betwisting – Nationale regeling op grond waarvan de consument, om te voorkomen dat hij wordt veroordeeld in de proceskosten, precontentieuze stappen moet hebben ondernomen jegens de betrokken verkoper – Beginsel van goede rechtsbedeling – Recht op effectieve rechterlijke bescherming)

PB C 321 van 11.9.2023, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 321/8


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 13 juli 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Malaga — Spanje) — CAJASUR Banco S.A./JO, IM

(Zaak C-35/22 (1), CAJASUR Banco)

(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Artikel 6, lid 1 - Door de nationale rechter nietig verklaarde algemene voorwaarden van een hypotheekovereenkomst - Beroep in rechte - Erkenning van de vordering vóór enige betwisting - Nationale regeling op grond waarvan de consument, om te voorkomen dat hij wordt veroordeeld in de proceskosten, precontentieuze stappen moet hebben ondernomen jegens de betrokken verkoper - Beginsel van goede rechtsbedeling - Recht op effectieve rechterlijke bescherming)

(2023/C 321/09)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de Malaga

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: CAJASUR Banco S.A.

Verwerende partij: JO, IM

Dictum

Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, gelezen in het licht van het doeltreffendheidsbeginsel,

moet aldus worden uitgelegd dat

het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een consument die — om de hem bij richtlijn 93/13 verleende rechten te doen gelden — een gerechtelijke procedure heeft ingeleid tegen een verkoper met wie hij een overeenkomst heeft gesloten die een oneerlijk beding bevat, zijn eigen kosten in verband met die procedure moet dragen indien hij geen precontentieuze stappen jegens de verkoper heeft ondernomen en deze laatste de vordering van de consument vóór enige betwisting heeft erkend, zelfs al is vastgesteld dat dit beding oneerlijk is, mits de bevoegde nationale rechter rekening kan houden met het bestaan van vaste nationale rechtspraak waarin het oneerlijke karakter van vergelijkbare contractuele bedingen is vastgesteld en met de houding van de betrokken verkoper, om te bepalen dat die verkoper te kwader trouw was en hem daarom in voorkomend geval te verwijzen in die kosten.


(1)   PB C 171 van 25.4.2022.


Top