This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62023CN0101
Case C-101/23 P: Appeal brought on 20 February 2023 by PNB Banka AS against the judgment of the General Court (Fourth Chamber, Extended Composition) delivered on 7 December 2022 in Case T-330/19, PNB Banka v ECB
Zaak C-101/23 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 februari 2023 door PNB Banka AS tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid) van 7 december 2022 in zaak T-330/19, PNB Banka / ECB
Zaak C-101/23 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 februari 2023 door PNB Banka AS tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid) van 7 december 2022 in zaak T-330/19, PNB Banka / ECB
PB C 155 van 2.5.2023, p. 37–38
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
2.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/37 |
Hogere voorziening ingesteld op 20 februari 2023 door PNB Banka AS tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid) van 7 december 2022 in zaak T-330/19, PNB Banka / ECB
(Zaak C-101/23 P)
(2023/C 155/49)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: PNB Banka AS (vertegenwoordiger: O. Behrends, Rechtsanwalt)
Andere partijen in de procedure: Europese Centrale Bank (ECB), Europese Commissie
Conclusies
— |
het bestreden arrest vernietigen; |
— |
het bij brief van 21 maart 2019 ter kennis gebrachte besluit van de ECB waarbij die instelling zich verzette tegen de transactie bestaande in de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen in B, nietig verklaren; |
— |
de ECB verwijzen in de kosten; |
— |
voor zover het Hof van Justitie niet in staat is om ten gronde te beslissen, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht. |
Middel en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert rekwirante als enig middel aan dat het bestreden arrest procedureel onjuist is omdat het Gerecht de kwestie van de vertegenwoordiging van rekwirante in het kader van de procedure voor het Gerecht niet naar behoren heeft behandeld.
Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door ervan uit te gaan dat een vraag met betrekking tot de integriteit van de procedure voor het Gerecht geen probleem oplevert zo lang kan worden gesteld dat het probleem niet zou bestaan in het hypothetische geval dat Letland zijn verplichtingen had nageleefd. Het Gerecht heeft daardoor het beginsel dat rechtsbescherming niet enkel theoretisch en denkbeeldig mag zijn, en dus artikel 47 van het Handvest, geschonden.