Scegli le funzioni sperimentali da provare

Questo documento è un estratto del sito web EUR-Lex.

Documento 52020IP0264

    Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2020 over de rechtsstaat en de grondrechten in Bulgarije (2020/2793(RSP))

    PB C 395 van 29.9.2021, pagg. 63–71 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.9.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 395/63


    P9_TA(2020)0264

    De rechtsstaat en de grondrechten in Bulgarije

    Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2020 over de rechtsstaat en de grondrechten in Bulgarije (2020/2793(RSP))

    (2021/C 395/09)

    Het Europees Parlement,

    gezien de artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 9 en 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

    gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens,

    gezien de Beschikking van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van een mechanisme voor samenwerking en toetsing van de vooruitgang in Bulgarije (CVM) ten aanzien van specifieke ijkpunten op het gebied van de hervorming van het justitiële stelsel en de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad (1), en de corresponderende jaarverslagen van de periode 2007-2019 en het verslag van de Commissie van 22 oktober 2019 over de vooruitgang van Bulgarije met betrekking tot het CVM (COM(2019)0498),

    gezien de op 20 mei 2020 gepubliceerde landenspecifieke aanbevelingen voor Bulgarije in het kader van het Europees semester (COM(2020)0502),

    gezien de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 5 november 2009 in de zaak Kolevi/Bulgarije (2),

    gezien het jaarlijks beheers- en prestatieverslag van de Commissie over de EU-begroting 2019,

    gezien de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 1 juli 2014 in de zaak Dimitrov e.a./Bulgarije (3),

    gezien het verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voor 2019,

    gezien het advies van de Commissie van Venetië van 9 december 2019 over ontwerpwijzigingen van het Bulgaarse wetboek van strafvordering en de wet op de gerechtelijke organisatie in verband met strafrechtelijke onderzoeken naar topmagistraten,

    gezien speciaal verslag nr. 6/2019 van de Europese Rekenkamer, getiteld “De aanpak van fraude bij EU-cohesie-uitgaven: de beheersautoriteiten moeten de opsporing, reactie en coördinatie versterken”,

    gezien het advies van de Commissie van Venetië van 9 oktober 2017 over de wet op de gerechtelijke organisatie,

    gezien het gezamenlijk advies van de Commissie van Venetië en het OVSE-Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (ODIHIR) van 19 juni 2017 over wijzigingen van de Bulgaarse kieswet,

    gezien het advies van de Commissie van Venetië van 23 oktober 2015 over de ontwerpwet tot wijziging en aanvulling van de grondwet (op het gebied van de rechterlijke macht) van de Republiek Bulgarije,

    gezien het besluit van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 3 september 2020 betreffende de tenuitvoerlegging van de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaken S.Z./Bulgarije en Kolevi/Bulgarije,

    gezien het jaarverslag 2020 van de partnerorganisaties van het platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten,

    gezien Resolutie 2296 (2019) van 27 juni 2019 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over de post-monitoringdialoog met Bulgarije,

    gezien de Actie tegen economische criminaliteit en corruptie van de Raad van Europa,

    gezien het tweede nalevingsverslag over Bulgarije van 6 december 2019 van de Groep van Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO),

    gezien de verklaring van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa van 3 september 2020 over politiegeweld tegen journalisten in Bulgarije en haar verslag na haar bezoek aan Bulgarije van 25 tot en met 29 november 2019,

    gezien de verklaring van de OVSE-vertegenwoordiger voor mediavrijheid van 18 maart 2020 over de gewelddadige aanval op de Bulgaarse journalist Slavi Angelov,

    gezien de verklaring van de voorzitter van de Conferentie van internationale ngo’s van de Raad van Europa van 9 juli 2020 over de voorgestelde wijzigingen van de Bulgaarse wet inzake juridische entiteiten zonder winstoogmerk,

    gezien de gezamenlijke verklaring van de speciale rapporteurs van de VN over racisme en minderhedenvraagstukken van 13 mei 2020,

    gezien de verklaring van de speciale rapporteur van de VN inzake geweld tegen vrouwen en de oorzaken en gevolgen ervan, van 21 oktober 2019,

    gezien de recente slotopmerkingen van de VN-verdragsorganen over Bulgarije,

    gezien het voorstel voor een nieuwe grondwet van de Republiek Bulgarije, ingediend op 17 augustus 2020,

    gezien zijn resolutie van 3 mei 2018 over pluralisme van de media en mediavrijheid in de Europese Unie (4),

    gezien zijn debat over de rechtsstaat en de grondrechten in Bulgarije op 5 oktober 2020,

    gezien de bespreking in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van 10 september 2020 over de stand van zaken van het CVM,

    gezien de gedachtewisselingen van de Groep voor toezicht op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten sinds de oprichting ervan door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken op 5 september 2019, met name de gedachtewisseling op 28 augustus 2020 over de situatie in Bulgarije,

    gezien de mededeling van de Commissie van 30 september 2020 getiteld “Verslag over de rechtsstaat 2020: De situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie” (COM(2020)0580) en het begeleidende document getiteld “Country Chapter on the rule of law situation in Bulgaria” (SWD(2020)0301),

    gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de Europese Unie op de volgende waarden berust: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, en overwegende dat de lidstaten deze waarden gemeen hebben in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen (artikel 2 VEU);

    B.

    overwegende dat de eerbiediging van de rechtstaat, de democratie, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de in de EU-Verdragen en internationale mensenrechteninstrumenten vervatte waarden en beginselen verplichtingen zijn die op de Unie en haar lidstaten rusten en die moeten worden nagekomen;

    C.

    overwegende dat in artikel 6, lid 3, VEU wordt bevestigd dat de grondrechten, zoals zij worden gewaarborgd door het EVRM en zoals ze uit de gemeenschappelijke grondwettelijke tradities van de lidstaten voortvloeien, algemene beginselen van het recht van de Unie vormen;

    D.

    overwegende dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de daarin vervatte beginselen deel uitmaken van het primaire recht van de Unie;

    E.

    overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid en pluriformiteit van de media zijn vastgelegd in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM);

    F.

    overwegende dat onafhankelijkheid van de rechterlijke macht een essentiële voorwaarde is voor het democratisch beginsel van de scheiding der machten en is verankerd in artikel 19, lid 1, VEU, artikel 47 van het Handvest van de grondrechten en artikel 6 van het EVRM;

    G.

    overwegende dat de EU functioneert op grond van de veronderstelling van het wederzijdse vertrouwen dat de lidstaten handelen met eerbied voor de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, als verankerd in het EVRM en het Handvest van de grondrechten;

    H.

    overwegende dat de rechtsstaat een van de gemeenschappelijke waarden is waarop de Unie is gegrondvest en een voorwaarde is voor de doeltreffende werking van de gehele Unie, en overwegende dat de Commissie, samen met het Parlement en de Raad, krachtens de Verdragen de taak heeft de eerbiediging te waarborgen van de rechtsstaat als fundamentele waarde van de Unie en ervoor moet zorgen dat het recht, de waarden en de beginselen van de Unie worden geëerbiedigd;

    I.

    overwegende dat de stelselmatige weigering van één lidstaat om de fundamentele waarden van de Europese Unie en de Verdragen waartoe hij uit vrije wil is toegetreden, te eerbiedigen, de Unie als geheel treft en in gevaar brengt; overwegende dat het uitblijven van een reactie op dit soort situaties de geloofwaardigheid van de Unie zou ondermijnen;

    J.

    overwegende dat de Commissie van Venetië en de OVSE/ODIHR hebben vastgesteld dat de Bulgaarse kieswet de taalverscheidenheid en het stemrecht van burgers die in het buitenland wonen, belemmert (5);

    K.

    overwegende dat de afgelopen jaren melding is gemaakt van een aantal incidenten in verband met het gebruik van haatzaaiende uitlatingen tegen minderheden, onder meer door ministers van de regering; overwegende dat de parlementaire immuniteit systematisch wordt gebruikt om leden van de Nationale Vergadering te beschermen tegen het afleggen van verantwoording voor haatzaaiende uitlatingen (6);

    L.

    overwegende dat de laatste jaren meldingen van misbruik van EU-middelen in Bulgarije steeds vaker voorkomen en grondig moeten worden onderzocht; overwegende dat Bulgaarse burgers de afgelopen maanden getuige zijn geweest van een groot aantal beschuldigingen van corruptie op hoog niveau, waarbij in sommige gevallen de premier rechtstreeks betrokken is; overwegende dat de internationale media de afgelopen maanden herhaaldelijk melding hebben gemaakt van mogelijke banden tussen criminele groepen en overheidsinstanties in Bulgarije;

    M.

    overwegende dat het openbaar ministerie vervolging heeft ingesteld tegen de voormalig minister van Milieu en Water en de voormalig viceminister van Milieu en Water, en tegen de voormalig viceminister van Economische Zaken, die alle onmiddellijk door de regering zijn ontslagen;

    N.

    overwegende dat deze onthullingen hebben geleid tot grote demonstraties en protesten van het maatschappelijk middenveld die al meer dan drie maanden ononderbroken hebben plaatsgevonden, en dat Bulgaren hebben opgeroepen tot gerechtigheid, eerbiediging van de rechtsstaat en een onafhankelijke rechterlijke macht, en protesteren tegen de uitholling van de democratie en endemische corruptie; overwegende dat de demonstranten onder meer het ontslag van de regering en de procureur-generaal eisen, evenals onmiddellijke parlementsverkiezingen; overwegende dat de rechtshandhavingsautoriteiten naar verluidt met onevenredig geweld zijn opgetreden tegen deze protesten;

    O.

    overwegende dat het recht op protest een grondrecht is dat niet aan algemene en absolute verboden of controlemaatregelen kan worden onderworpen en alleen kan worden ingeperkt door rechtmatige, noodzakelijke en evenredige politiemaatregelen, in buitengewone omstandigheden; overwegende dat geen enkele demonstratie als niet onder dit recht vallend mag worden beschouwd; overwegende dat door rechtshandhavingsautoriteiten voorrang moet worden verleend aan vrijwillig uiteen gaan, zonder dat er geweld wordt gebruikt; overwegende dat de vrijheid van vergadering had in hand gaat met de vrijheid van meningsuiting, op grond waarvan eenieder recht op vrijheid van meningsuiting heeft, met inbegrip van de vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen;

    P.

    overwegende dat de ministers van Binnenlandse Zaken, Financiën, Economische Zaken en Toerisme zijn afgetreden op 15 juli 2020 en de minister van Justitie op 26 augustus 2020;

    Q.

    overwegende dat de premier heeft aangekondigd ontslag te zullen nemen op het moment dat de Nationale Vergadering besluit verkiezingen te houden voor de Grote Nationale Vergadering (7);

    R.

    overwegende dat er nog steeds ernstige bezorgdheid bestaat over de corruptiebestrijding in Bulgarije; overwegende dat dit het vertrouwen van de burgers in openbare instellingen dreigt te ondermijnen;

    S.

    overwegende dat volgens een speciale Eurobarometer van juni 2020 over de houding van de Europese burgers ten aanzien van corruptie, 80 % van de ondervraagde Bulgaren van mening was dat corruptie wijdverbreid was in hun land en dat 51 % van mening was dat corruptie de afgelopen drie jaar is toegenomen;

    T.

    overwegende dat Bulgarije volgens de World Justice Project Rule of Law Index van 2020 van in totaal 128 landen op de 53e plaats staat en in de context van de Unie de op een na laatste plaats inneemt; overwegende dat Bulgarije volgens de Transparancy International Corruption Perceptions Index 2019, die begin dit jaar is gepubliceerd, onderaan de lijst van de landen van de regio van de Unie staat en wereldwijd de 74e plaats inneemt;

    U.

    overwegende dat een levendig maatschappelijk middenveld en pluralistische media een vitale rol spelen bij de bevordering van een open en pluralistische samenleving, inspraak in het democratische proces en versterking van de verantwoordingsplicht van regeringen; overwegende dat de mediavrijheid in Bulgarije verslechtert, zoals blijkt uit de rangschikking van het land in de verslagen van Verslaggevers Zonder Grenzen; overwegende dat Bulgarije op de wereldindex voor persvrijheid 2020, die eind april 2020 is gepubliceerd, op de 111e plaats ter wereld staat, en voor het derde jaar op rij de laagst geplaatste EU-lidstaat is; overwegende dat het platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten drie waarschuwingen van niveau 1 bevat waarin wordt gewaarschuwd voor ernstige en schadelijke schendingen van de mediavrijheid, waarop de Bulgaarse autoriteiten nog geen antwoord hebben gegeven; spreekt zijn bezorgdheid uit over de invloed van derde landen in het medialandschap in het kader van een ruimere strategie om anti-EU-propaganda en desinformatie te verspreiden;

    V.

    overwegende dat Bulgarije nog veel institutionele tekortkomingen heeft, in het bijzonder wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht betreft, en dat deze tekortkomingen in de loop der jaren door de Commissie zijn erkend in haar verslagen in het kader van het mechanisme voor samenwerking en toetsing (CVM); overwegende dat de Commissie in het laatste CVM-verslag van 22 oktober 2019 echter stelde dat de vooruitgang die Bulgarije had geboekt in het kader van het CVM voldoende was om de toezeggingen die het land bij zijn toetreding tot de Unie had gedaan, waar te maken, en dat ze daarom aanbeval het toezichtmechanisme stop te zetten; overwegende dat de Commissie nog steeds een definitief besluit moet nemen over het stopzetten van het CVM, rekening houdend met de opmerkingen van het Parlement en de Raad; overwegende dat Voorzitter Sassoli in een brief zijn steun uitsprak voor het stopzetten van het CVM, maar dat hij benadrukte dat de toezeggingen en hervormingen moesten worden uitgevoerd en gehandhaafd, en dat hij wees op de situatie van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, corruptie en mediavrijheid;

    W.

    overwegende dat het nieuwe alomvattende mechanisme voor democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, zoals bepleit door het Parlement, met zijn jaarlijkse-monitoringcyclus die op gelijke wijze van toepassing zou zijn op alle lidstaten, alle in artikel 2 VEU verankerde waarden zou moeten omvatten en uiteindelijk het CVM voor Roemenië en Bulgarije zou moeten vervangen;

    X.

    overwegende dat in het onlangs gepubliceerde verslag over de rechtsstaat 2020 wordt erkend dat Bulgarije nog steeds problemen ondervindt wat de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van de uitvoerende macht betreft en gewezen wordt op het feit dat geen effectief systeem is gecreëerd voor de aflegging van verantwoording door de procureur-generaal; overwegende dat in het verslag ook melding wordt gemaakt van bezorgdheid over de doeltreffendheid van het onderzoek, de vervolging en de berechting in corruptiezaken in Bulgarije; overwegende dat in het verslag op het gebied van mediavrijheid een aantal punten van zorg aan de orde worden gesteld, gaande van de doeltreffendheid van de nationale media-autoriteiten in Bulgarije tot het gebrek aan transparantie met betrekking tot het eigenaarschap van media, alsook bedreigingen en aanvallen tegen journalisten;

    1.

    betreurt ten zeerste dat de ontwikkelingen in Bulgarije tot een aanzienlijke achteruitgang hebben geleid wat betreft de eerbiediging van de rechtsstaat, de democratie en de grondrechten, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de scheiding der machten, de strijd tegen corruptie en de mediavrijheid; spreekt zijn solidariteit uit met het volk van Bulgarije en zijn legitieme eisen en verlangens op het gebied van rechtvaardigheid, transparantie, verantwoordingsplicht en democratie;

    2.

    benadrukt dat het van fundamenteel belang is te waarborgen dat de in artikel 2 van het VEU opgesomde waarden volledig worden geëerbiedigd en dat de grondrechten zoals die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten, worden gewaarborgd; roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op de volledige en onvoorwaardelijke eerbiediging van die waarden en rechten te verzekeren;

    3.

    neemt kennis van het voorstel om de Grote Nationale Assemblee samen te roepen om een nieuwe grondwet aan te nemen; benadrukt dat elke hervorming van de grondwet aan een diepgaand en inclusief debat moet worden onderworpen en op passend overleg met alle belanghebbenden, met name het maatschappelijk middenveld, moet zijn gebaseerd en moet worden aangenomen met een zo groot mogelijke consensus; neemt nota van de brief van de voorzitter van de Nationale Assemblee van 18 september 2020 aan de voorzitter van de Commissie van Venetië, waarmee een officieel verzoek wordt ingediend om ondersteuning door deskundigen en om een advies van de Commissie van Venetië over het nieuwe ontwerp van grondwet van de Republiek Bulgarije; roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op om voordat de betreffende maatregelen worden goedgekeurd, proactief om een beoordeling van die maatregelen te vragen door de Commissie van Venetië en andere relevante internationale organisaties;

    4.

    neemt kennis van de goedkeuring in tweede lezing van de wijzigingen van de Bulgaarse kieswet; merkt bezorgd op dat het Bulgaarse parlement momenteel bezig is met de vaststelling van een nieuwe kieswet, en dat de gewone parlementsverkiezingen binnen ten laatste zeven maanden moeten plaatsvinden; verzoekt de Bulgaarse autoriteiten te waarborgen dat de kieswet volledig in overeenstemming is met alle aanbevelingen van de Commissie van Venetië en de OVSE/ODIHR, in het bijzonder wat betreft de stabiliteit van de fundamentele elementen van de kieswet, die niet minder dan een jaar voor een verkiezing gewijzigd zouden mogen worden;

    5.

    is er sterk van overtuigd dat het Bulgaarse parlement een centrale rol moet spelen bij het waarborgen van de verantwoordingsplicht van de uitvoerende macht en dat het een van de noodzakelijke controles en waarborgen is om de rechtsstaat te handhaven; is bezorgd over de praktijk van de regerende meerderheid om snel wetgeving vast te stellen, vaak zonder behoorlijk debat of raadpleging van belanghebbenden; neemt kennis van het zeer geringe vertrouwen van het publiek in het Bulgaarse parlement (8); betreurt de recente beperkingen voor journalisten in de gebouwen van de Nationale Assemblee, waarbij hun toegang tot parlementsleden en dus de mogelijkheid van toezicht door de media op het werk van de wetgevende macht worden beperkt;

    6.

    is erg bezorgd over het feit dat sommige door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Commissie van Venetië vastgestelde systemische problemen in het rechtsstelsel nog steeds niet opgelost zijn, in het bijzonder wat betreft de bepalingen inzake de Hoge Raad van Justitie en de procureur-generaal, met name het gebrek aan doeltreffende mechanismen voor verantwoordingsplicht of werkende controles en waarborgen in verband met hun werkzaamheden; staat erop dat de Bulgaarse autoriteiten de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de aanbevelingen van de Commissie van Venetië en de Greco over de rechterlijke macht volledig naleven, met name wat betreft de Hoge Raad van Justitie en de status van de procureur-generaal, om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen; merkt op dat in het verslag van de Commissie van 22 oktober 2019 over de vooruitgang van Bulgarije in het kader van het CVM wordt vermeld dat een brede discussie heeft plaatsgevonden in de media, waarbij sommige belanghebbenden hun bezorgdheid hebben geuit over de benoemingsprocedure en de belangrijkste kandidaat-procureur-generaal, en dat organisaties van het maatschappelijk middenveld straatprotesten hebben georganiseerd;

    7.

    is bezorgd over het voortdurende gebrek aan tastbare resultaten van corruptieonderzoeken op hoog niveau; merkt op dat corruptie, inefficiëntie en een gebrek aan verantwoordingsplicht hardnekkige problemen blijven binnen de rechterlijke macht, en dat het vertrouwen van het publiek in de rechterlijke macht laag blijft vanwege de perceptie dat magistraten onder politieke druk staan en niet op gelijke wijze rechtspreken; wijst op het toegenomen aantal onderzoeken naar corruptie op hoog niveau, met inbegrip van zaken met grensoverschrijdende aspecten, naar hooggeplaatste ambtenaren en personen van groot openbaar belang; neemt met bezorgdheid kennis van de tegenstrijdigheden tussen de besluiten van de lagere en de hogere rechtbanken, hetgeen ook bijdraagt aan het gebrek aan definitieve en effectieve veroordelingen; wijst erop dat het nodig is om ernstig, onafhankelijk en actief onderzoek te voeren naar en resultaten te boeken op het gebied van corruptiebestrijding, georganiseerde misdaad en witwassen van geld, en om grondig onderzoek te voeren naar de beschuldigingen van corruptie op hoog niveau naar aanleiding van de in de zomer van 2020 opgedoken geluidsopnames en met betrekking tot de zogenaamde Apartmentgate- en Guesthousegate-schandalen, de tankeraffaire, de zaak in verband met het Rosenets-landgoed aan de kust en het schandaal rond de vermeende illegale overdracht van geld van de Bulgaarse ontwikkelingsbank, wat allemaal samen wijst op diepe en systemische tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat en corruptiebestrijdingsmaatregelen in Bulgarije; uit bovendien zijn bezorgdheid over de minder opvallende voorbeelden van tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in Bulgarije, zoals de behandeling van eigenaren van appartementen in Sunset Resort, Pomorie; is ingenomen met de oprichting van een nieuw, verenigd agentschap voor corruptiebestrijding in Bulgarije; roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op te waarborgen dat het agentschap zijn brede scala aan bevoegdheden, met inbegrip van onderzoek naar en preventie en verbeurdverklaring van illegale activa, doeltreffend kan beheren;

    8.

    is ernstig bezorgd over de ernstige verslechtering van de mediavrijheid in Bulgarije in de afgelopen tien jaar; roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op een gunstig klimaat voor de vrijheid van meningsuiting te bevorderen, in het bijzonder door de transparantie van media-eigendom te vergroten en de buitensporige concentratie van eigendom van media en distributienetwerken te voorkomen, onder meer door het bestaande wetgevingskader naar behoren toe te passen en strafrechtelijke bepalingen tegen laster in te trekken; wijst op de noodzaak om de samenstelling en het mandaat van de raad voor de elektronische media onafhankelijker en doeltreffender te maken; is bezorgd over de berichten van de aanhoudende beïnvloeding van de media door de preferentiële toewijzing van EU-middelen aan media die de regering gunstig gezind zijn;

    9.

    merkt op dat de bescherming van journalisten van vitaal belang voor de samenleving is; roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op de bescherming van journalisten te allen tijde te verzekeren en zo hun onafhankelijkheid te waarborgen; veroordeelt met klem de gevallen waarin journalisten die zich kritisch uitlaten over de regering het doelwit zijn geworden van lastercampagnes en roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op deze ondemocratische praktijken een halt toe te roepen; betreurt de gevallen van geweld tegen verslaggevers en de vernieling van hun technische uitrusting; spoort de Bulgaarse autoriteiten aan grondig onderzoek te voeren naar alle gevallen van geweld tegen journalisten die verslag doen van de protesten; dringt er bij de Bulgaarse autoriteiten op aan te waarborgen dat politieagenten en andere functionarissen de persvrijheid eerbiedigen en journalisten en mediaprofessionals op een veilige manier verslag laten uitbrengen over de demonstraties; benadrukt dat geweld door overheidsagenten indruist tegen de plicht van de lidstaten om de persvrijheid te handhaven en de veiligheid van journalisten te beschermen (9);

    10.

    dringt er bij de Bulgaarse autoriteiten op aan alle waarschuwingen die worden ingediend op het platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten volledig in aanmerking te nemen en zich volledig te houden aan de aanbevelingen van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa, teneinde een veilige omgeving voor journalisten in Bulgarije te waarborgen;

    11.

    spreekt zijn ondubbelzinnige steun uit voor het volk van Bulgarije en zijn legitieme eisen en verlangens op het gebied van rechtvaardigheid, transparantie, verantwoordingsplicht en democratie; is er vast van overtuigd dat vreedzame demonstraties een grondrecht zijn in elk democratisch land en steunt het recht van mensen om vreedzaam te protesteren; veroordeelt elke vorm van geweld tegen vreedzame demonstraties; benadrukt dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van informatie te allen tijde moeten worden geëerbiedigd; benadrukt dat het gebruik van geweld en buitensporig machtsvertoon onaanvaardbaar is; is bijzonder ontzet over de beschuldigingen van geweld tegen vrouwen en kinderen, waaronder kinderen met een handicap; is bezorgd over de onwettige en buitensporige audits van privébedrijven die publiekelijk hun steun voor de protesten hebben uitgesproken; veroordeelt het gewelddadige en buitensporige optreden van de politie tijdens de demonstraties in juli, augustus en september 2020; verzoekt de Bulgaarse autoriteiten erop toe te zien dat er een volledig, transparant, onpartijdig en doeltreffend onderzoek komt naar het optreden van de politie;

    12.

    veroordeelt de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vastgestelde onmenselijke omstandigheden in de Bulgaarse gevangenissen, waaronder overbevolking, slechte sanitaire en materiële omstandigheden, beperkte mogelijkheden voor activiteiten buiten de cel, ontoereikende medische zorg en de langdurige toepassing van restrictieve penitentiaire regimes (10);

    13.

    spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het feit dat de Bulgaarse autoriteiten na meer dan 45 arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tegen Bulgarije niet hebben voldaan aan hun verplichting tot uitvoering van doeltreffende onderzoeken; is van mening dat deze terugkerende tekortkomingen het bestaan van een systematisch probleem aan het licht hebben gebracht (11); benadrukt dat er volgens het jaarverslag van de Raad van Europa van 2019 over het toezicht op de uitvoering van arresten en besluiten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens 79 belangrijke arresten tegen Bulgarije zijn die nog niet zijn uitgevoerd;

    14.

    is bezorgd over het feit dat de procedurele rechten in Bulgarije niet voldoende worden geëerbiedigd, ondanks de verschillende EU-richtlijnen over procedurele rechten van verdachten en beklaagden, zoals uiteengezet in de routekaart van 2009; is van mening dat dit ingrijpende gevolgen heeft voor de grondrechten (12);

    15.

    veroordeelt alle gevallen van haatzaaiende uitlatingen, discriminatie en vijandigheid tegen mensen van Roma-afkomst, vrouwen, LGBTI’s en personen die tot andere minderheidsgroepen behoren, wat een ernstig probleem blijft; roept de autoriteiten ertoe op krachtdadig te reageren op gevallen van haatzaaiende uitlatingen, ook door politici op hoog niveau, om de rechtsbescherming tegen discriminatie en haatmisdrijven te verbeteren en dergelijke strafbare feiten doeltreffend te onderzoeken en te vervolgen; is ingenomen met het gerechtelijk verbod op de jaarlijkse neonazistische Lukovmars en met het openen van een onderzoek naar de organisatie achter die mars, de BNU; roept de Bulgaarse regering ertoe op de samenwerking met internationale en lokale mensenrechtenwaarnemers te versterken en alle nodige maatregelen te treffen om de rechten van minderheden doeltreffend te beschermen, met name de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, onder andere door de relevante arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ten uitvoer te leggen (13); dringt er bij de Bulgaarse autoriteiten en functionarissen op aan alle gevallen van geweld en haatzaaiende uitlatingen tegen minderheden krachtig te veroordelen;

    16.

    betreurt het vijandige klimaat ten aanzien van mensen van Roma-afkomst in sommige bevolkte gemeenschappen, met name ten aanzien van zij die hun huis hebben moeten verlaten nadat er op verschillende plaatsen bijeenkomsten waren tegen hun gemeenschap; betreurt de pesterijen en gewelddadige uithuiszettingen van Roma in het Voyvodinovogebied; roept de autoriteiten ertoe op dringend iets te doen aan de situatie van de getroffen personen; is van mening dat krachtdadige maatregelen ter verbetering van de algemene huisvestingssituatie van mensen van Roma-afkomst moeten worden voortgezet; is van mening dat het noodzakelijk is de segregatie van kinderen van Roma-afkomst in het onderwijs volledig uit te bannen; dringt er bij de autoriteiten op aan een einde te maken aan de haatzaaiende uitlatingen tegen en raciale discriminatie van mensen uit de Romaminderheid in reactie op COVID-19 en aan de op Romabuurten gerichte politie-interventies tijdens de pandemie;

    17.

    neemt kennis van het arrest van het grondwettelijk hof van 27 juli 2018 betreffende de niet-overeenstemming van het Verdrag van Istanbul met de Bulgaarse grondwet; betreurt het feit dat dit besluit ervoor zorgt dat Bulgarije het Verdrag niet kan ratificeren; is erg bezorgd over het aanhoudend negatieve en misleidende publieke debat over het Verdrag, dat tot stand is gekomen door een uitgebreide desinformatie- en lastercampagne na negatieve berichtgeving erover door verschillende mediakanalen met vermeende banden met de regering en oppositiepartijen en dat des te verontrustender is geworden door de deelname van politici en politieke partijen die in het Bulgaarse parlement zijn vertegenwoordigd; is bezorgd over het feit dat de aanhoudende negatieve houding ten aanzien van het Verdrag verder bijdraagt aan de stigmatisering van kwetsbare groepen die risico lopen op gendergerelateerd geweld — groepen van wie de situatie bijzonder is verergerd door de COVID-19- en lockdownmaatregelen in heel Europa, waaronder in Bulgarije — en een gevoel van straffeloosheid bij daders van gendergerelateerde strafbare feiten verder aanmoedigt en aanwakkert; betreurt het feit dat de recente wijzigingen van het wetboek van strafrecht, waarbij strengere straffen zijn ingevoerd voor gendergerelateerd geweld, onvoldoende zijn gebleken om de complexiteit van het probleem aan te pakken en vooral om het probleem te voorkomen; roept de Bulgaarse autoriteiten er daarom toe op om de preventie van en strijd tegen huiselijk geweld te verbeteren, om al het nodige te doen om de ratificatie van het Verdrag van Istanbul mogelijk te maken, om zo veel mogelijk elementen van het Verdrag die in overeenstemming zijn met de grondwet in te voeren in afwachting van een bredere oplossing voor de resterende elementen en om het aantal opvangtehuizen en andere sociale diensten die nodig zijn om de slachtoffers van huiselijk geweld te ondersteunen, op te voeren;

    18.

    acht het noodzakelijk discriminatie van personen op grond van hun seksuele geaardheid of genderidentiteit op alle gebieden uit te bannen, zowel in de wet als in de praktijk; roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op de wet inzake de bescherming tegen discriminatie te wijzigen en genderidentiteit specifiek op te nemen als grond van discriminatie; verzoekt de Bulgaarse autoriteiten het huidige wetboek van strafrecht te wijzigen, zodat haatcriminaliteit en haatzaaiende uitlatingen op grond van seksuele geaardheid, genderidentiteit en -expressie en geslachtskenmerken er ook onder vallen; verzoekt de Bulgaarse autoriteiten om de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uit te voeren en om in dat verband in te gaan op de situatie van echtgenoten en ouders van hetzelfde geslacht, opdat zij zowel rechtens als feitelijk het recht op non-discriminatie genieten, en om een passend wetgevingskader vast te stellen dat gelijke rechten waarborgt voor alle koppels;

    19.

    is bezorgd over het feit dat personen die mogelijk internationale bescherming behoeven de toegang tot het Bulgaarse grondgebied werd ontzegd of het land zijn uitgezet, soms met geweld, zonder de mogelijkheid om asiel aan te vragen of om te verzoeken om een individuele beoordeling (14); is in het bijzonder bezorgd over de onrustwekkende deportatie van leden van de Turkse oppositie, in strijd met internationale verdragen en ondanks geldige, door de bevoegde Bulgaarse rechtbanken uitgevaardigde gerechtelijke bevelen (15); roept de Bulgaarse autoriteiten ertoe op te waarborgen dat de asielwetgeving en -praktijken volledig in overeenstemming zijn met het asielacquis en het Handvest van de grondrechten; roept de Commissie ertoe op de inbreukprocedure tegen Bulgarije met voorrang te behandelen;

    20.

    is erg bezorgd over de voorgestelde wijzigingen van de wet inzake juridische entiteiten zonder winstoogmerk, die een zeer vijandig klimaat zouden scheppen voor organisaties van het maatschappelijk middenveld met een status van algemeen nut die buitenlandse financiering krijgen, en die mogelijk in strijd zijn met het beginsel van vrijheid van vereniging en het recht op privacy (16); spoort de Bulgaarse autoriteiten aan de vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie op dit gebied ernstig in overweging te nemen;

    21.

    merkt op dat Bulgarije een zekere vooruitgang heeft geboekt in het kader van het CVM; dringt er bij de Bulgaarse regering op aan om bij de verdere uitvoering van zijn toezeggingen samen te werken met de Commissie, overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking als vastgelegd in het VEU; verzoekt de Bulgaarse autoriteiten geen unilaterale hervormingen door te voeren die de eerbiediging van de rechtsstaat, en met name de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de scheiding der machten, in het gedrang kunnen brengen; merkt op dat de Commissie heeft aangegeven dat ze het CVM voor Bulgarije nog niet zal stopzetten; dringt er bij de Commissie op aan om in het kader van het CVM toezicht te blijven houden op de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie in Bulgarije, zolang er nog geen volledig functionerend mechanisme is vastgesteld voor toezicht op de eerbiediging van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten dat op gelijke wijze van toepassing is op alle lidstaten; verzoekt de Commissie bovendien om waar nodig gebruik te maken van de beschikbare instrumenten, met inbegrip van inbreukprocedures, het kader voor de rechtsstaat en begrotingsinstrumenten, zodra die beschikbaar zijn;

    22.

    is ingenomen met de publicatie van het eerste jaarverslag van de EU over de rechtsstaat dat alle lidstaten bestrijkt; neemt kennis van de punten van zorg die de Commissie heeft geïdentificeerd op een aantal gebieden met betrekking tot Bulgarije; dringt er bij de Bulgaarse autoriteiten op aan snel op te treden om de problemen in kwestie aan te pakken;

    23.

    benadrukt dat de Bulgaarse regering in samenwerking met de Commissie strenger toezicht moet houden op de manier waarop EU-middelen worden uitgegeven en onmiddellijk moet tegemoetkomen aan de bezorgdheid dat belastinggeld wordt gebruikt om de kringen rond de regerende partij te verrijken;

    24.

    is ingenomen met de toetreding van Bulgarije tot het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en is ervan overtuigd dat zijn deelname aan het EOM op zichzelf een striktere controle op het correcte gebruik van EU-middelen in dit verband zal inhouden;

    25.

    herhaalt zijn standpunt over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten (17), met inbegrip van de noodzaak om de rechten van begunstigden te waarborgen, en verzoekt de Raad zo snel mogelijk interinstitutionele onderhandelingen te beginnen;

    26.

    verzoekt de Bulgaarse autoriteiten een onderzoek in te stellen naar de onthullingen in de FinCEN-dossiers, waaruit is gebleken dat drie Bulgaarse banken betrokken waren bij de verwerking van betalingen waarvan is vastgesteld dat zij een hoog witwasrisico vertonen en verband houden met de financiering van georganiseerde misdaad en terrorisme; is van mening dat Bulgarije doortastende maatregelen moet nemen om het toezicht op de bankensector te verbeteren en de antiwitwasmaatregelen te intensiveren, onder meer door een versterking van de instellingen die deze kwesties onderzoeken; onderstreept dat uit de FinCEN-dossiers blijkt dat het mondiale systeem tekortkomingen vertoont en kwetsbaar is voor misbruik door criminelen en corrupte personen, en dat het dringend noodzakelijk is het bankentoezicht wereldwijd te verbeteren en betere mechanismen in te voeren om grensoverschrijdende transacties aan te pakken; verzoekt de Commissie en de lidstaten de werkzaamheden op dit gebied te versnellen, onder meer door de oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit, waartoe het Parlement reeds heeft opgeroepen;

    27.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Verenigde Naties.

    (1)  PB L 354 van 14.12.2006, blz. 58.

    (2)  Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 5 november 2009, Kolevi/Bulgarije (nr. 1108/02).

    (3)  Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 1 juli 2014, Dimitrov e.a./Bulgarije (nr. 77938/11).

    (4)  PB C 41 van 6.2.2020, blz. 64.

    (5)  Commissie van Venetië en OVSE/ODIHR over wijzigingen van de kieswet in Bulgarije, 19 juni 2017, CDL-AD(2017)016.

    (6)  Commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa, verslag na zijn bezoek aan Bulgarije van 25 tot en met 29 november 2019, 31 maart 2020, blz. 33 en 38.

    (7)  https://government.bg/bg/prestsentar/novini/obrashtenie-na-ministar-predsedatelya-boyko-borisov

    (8)  https://www.gallup-international.bg/43810/public-opinion-political-situation/

    (9)  Verklaring van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa getiteld “Bulgaria must investigate police violence against journalists” (Bulgarije moet het politiegeweld tegen journalisten onderzoeken), Straatsburg, 3 september 2020.

    (10)  Zie de arresten van 27 januari 2015, Neshkov en anderen/Bulgarije (verzoeken nrs. 36925/10, 21487/12, 72893/12, 73196/12, 77718/12 en 9717/13); 12 mei 2017, Simeonovi/Bulgarije (verzoek nr. 21980/04); 21 januari 2016, Boris Kostadinov/Bulgarije (verzoek nr. 61701/11); 29 juni 2017, Dimcho Dimov/Bulgarije (nr. 2) (verzoek nr. 77248/12); 17 november 2015, Dimitrov en Ridov/Bulgarije (verzoek nr. 34846/08) en 5 oktober 2017, Kormev/Bulgarije (verzoek nr. 39014/12).

    (11)  Zie het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 3 maart 2015, S.Z./Bulgarije (verzoek nr. 29263/12).

    (12)  Zie de recentste verslagen van periodieke bezoeken van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.

    (13)  Arresten van 19 januari 2006, United Macedonian Organisation Ilinden en anderen/Bulgarije (verzoek nr. 59491/00); 18 oktober 2011, United Macedonian Organisation Ilinden en anderen/Bulgarije (nr. 2) (verzoek nr. 34960/04); 11 januari 2018, United Macedonian Organisation Ilinden en anderen/Bulgarije (nr. 3) (verzoek nr. 29496/16) en 11 januari 2018, Yordan Ivanov en anderen/Bulgarije (verzoek nr. 70502/13).

    (14)  VN-mensenrechtencommissie, slotopmerkingen over het vierde periodieke verslag over Bulgarije, 15 november 2018, punten 29 en 30.

    (15)  Europees Hof voor de Rechten van de Mens, aanhangig verzoek, Abdullah Büyük/Bulgarije (verzoek nr. 23843/17); Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, Bureau voor democratie, mensenrechten en arbeid, mensenrechtenverslag van 2016 over Bulgarije, blz. 16.

    (16)  Raad van Europa, verklaring van de voorzitter van de conferentie van internationale ngo’s getiteld “The proposed amendments to the Non-Profit Legal Entities Act in Bulgaria give rise for concern” (De voorgestelde wijzigingen van de Bulgaarse wet inzake juridische entiteiten zonder winstoogmerk geven aanleiding tot bezorgdheid), 9 juli 2020.

    (17)  Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0349.


    In alto