This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020TN0453
Case T-453/20: Action brought on 14 July 2020 — KZ v Commission
Zaak T-453/20: Beroep ingesteld op 14 juli 2020 — KZ/Commissie
Zaak T-453/20: Beroep ingesteld op 14 juli 2020 — KZ/Commissie
PB C 287 van 31.8.2020, p. 41–42
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
31.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 287/41 |
Beroep ingesteld op 14 juli 2020 — KZ/Commissie
(Zaak T-453/20)
(2020/C 287/61)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: KZ (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
de bij mededelingen van de administratie nr. 32-2019 van 14 november 2019 vastgestelde lijst van bevorderde ambtenaren nietig te verklaren, voor zover haar naam daarop niet voorkomt; |
— |
de verwerende partij te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter onderbouwing van het beroep voert de verzoekende partij een middel aan, ontleend aan een exceptie van onwettigheid van de algemene uitvoeringsbepalingen (hierna: “AUB”) van artikel 45 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “Statuut”). Zij betwist de uitlegging van de Commissie dat artikel 40, lid 3, van het Statuut betekent dat de ambtenaar die op de datum waarop het bevorderingsbesluit door het tot aanstelling bevoegd gezag wordt genomen met verlof om redenen van persoonlijke aard is, niet in aanmerking komt voor de aldus afgesloten bevorderingsronde. Zij beroept zich op een teleologische en systematische uitlegging van artikel 40, lid 3, van het Statuut en stelt dat de Commissie met haar uitlegging het recht op bevordering schendt in de zin van artikel 45 van het Statuut. Voorts schendt de Commissie de beginselen van rechtszekerheid en van de samenhang van de statutaire bepalingen in het kader waarvan die AUB moeten worden bezien alsmede het beginsel van gelijke behandeling bij het verloop van de carrière krachtens artikel 5, lid 5, van het Statuut. Ten slotte beroept zij zich op het gebrek aan logica en evenredigheid van de gevolgen die de toepassing van de AUB meebrengt.