Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0364

Zaak T-364/20: Beroep ingesteld op 2 juni 2020 — Denemarken / Commissie

PB C 287 van 31.8.2020, p. 33–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.8.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 287/33


Beroep ingesteld op 2 juni 2020 — Denemarken / Commissie

(Zaak T-364/20)

(2020/C 287/53)

Procestaal: Deens

Partijen

Verzoekende partij(en): Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordigers: J. Nymann-Lindegren en M. Wolff als gemachtigden, bijgestaan door R. Holdgaard en J. Pinborg, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

artikel 2 van het besluit van de Europese Commissie van 20 maart 2020 betreffende steunmaatregel SA.39078 — 2019/C (ex 2014/N), die Denemarken heeft toegepast ten gunste van Femern A/S, nietig verklaren voor zover daarbij wordt vastgesteld dat “The measures consisting of capital injections and a combination of State loans and State guarantees in favour of Femern A/S, which Denmark at least partially put into effect unlawfully, constitute State aid within the meaning of Article 107(1) of the Treaty on the Functioning of the European Union”;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: de Commissie heeft een fout begaan door vast te stellen dat de financiering van Femern A/S staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

Het eerste middel bestaat uit vier onderdelen.

Ten eerste voert verzoeker aan dat de Commissie het recht onjuist heeft toegepast door in de punten 190 tot en met 194 van het bestreden besluit vast te stellen dat de activiteiten van Femern A/S geen uitoefening van openbaar gezag impliceren. In dit verband stelt verzoeker

dat de door de Commissie in die punten toegepaste methode om te onderzoeken of de activiteiten van Femern A/S de uitoefening van openbaar gezag impliceren, in strijd is met artikel 107, lid 1, VWEU;

dat de Commissie het recht onjuist heeft toegepast door — bij de beoordeling of de activiteiten van Femern A/S de uitoefening van openbaar gezag impliceren en reeds om die reden onder de Unierechtelijke regels inzake staatssteun en mededinging vallen — betekenis toe te kennen aan het antwoord op de vraag of er sprake is van particuliere spelers die taken verrichten die kunnen worden beschouwd als een alternatief voor en die concurreren met de activiteiten die door Femern A/S worden uitgevoerd;

dat de Commissie het recht onjuist heeft toegepast door in concreto vast te stellen dat de activiteiten van Femern A/S op het gebied van de planning, de bouw en de exploitatie van een kustverbindingsinfrastructuur geen uitoefening van openbaar gezag impliceert.

Ten tweede voert verzoeker aan dat de Commissie het recht onjuist heeft toegepast door in punt 193 van het bestreden besluit tot de slotsom te komen dat Femern A/S vervoersdiensten aanbiedt op een markt in concurrentie met andere deelnemers aan het economische verkeer.

Ten derde voert verzoeker aan dat de Commissie het recht onjuist heeft toegepast door in de punten 192 tot en met 194 en in punt 196 van het bestreden besluit vast te stellen dat Femern A/S een “marktdeelnemer” is, wordt beheerst door een “economische logica” en de vaste verbinding “benut voor commerciële doeleinden”.

Ten vierde voert verzoeker aan dat de Commissie het recht onjuist heeft toegepast door in de punten 233 tot en met 240 van het bestreden besluit vast te stellen dat de financiering van Femern A/S de mededinging kan vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft het recht onjuist toegepast door vast te stellen dat Femern A/S een economische activiteit in concurrentie met andere deelnemers aan het economische verkeer uitoefent voordat de vaste verbinding in gebruik wordt genomen.

Ter ondersteuning van dit middel voert verzoeker aan dat de Commissie het recht onjuist heeft toegepast door in punt 198 te concluderen dat de financiering van Femern A/S reeds staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU voordat met de bouwwerkzaamheden een aanvang wordt gemaakt.


Top