This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CB0853
Case C-853/19: Order of the Court (Ninth Chamber) of 2 July 2020 (request for a preliminary ruling from the Okresný súd Poprad — Slovakia) — IM v Sting Reality s.r.o. (Reference for a preliminary ruling — Article 53(2) and Article 99 of the Rules of Procedure of the Court of Justice — Consumer protection — Directive 2005/29/EC — Unfair business-to-consumer commercial practices — Articles 8 and 9 — Aggressive commercial practices — Directive 93/13/EEC — Unfair terms in consumer contracts — Term which has been individually negotiated — Powers of the national court)
Zaak C-853/19: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 2 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Poprad — Slowakije) — IM / Sting Reality s.r.o. (Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, en artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Consumentenbescherming – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten – Artikelen 8 en 9 – Agressieve handelspraktijken – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Beding waarover individueel wordt onderhandeld – Bevoegdheden van de nationale rechter)
Zaak C-853/19: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 2 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Poprad — Slowakije) — IM / Sting Reality s.r.o. (Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, en artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Consumentenbescherming – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten – Artikelen 8 en 9 – Agressieve handelspraktijken – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Beding waarover individueel wordt onderhandeld – Bevoegdheden van de nationale rechter)
PB C 287 van 31.8.2020, p. 25–26
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
31.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 287/25 |
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 2 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Poprad — Slowakije) — IM / Sting Reality s.r.o.
(Zaak C-853/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Artikel 53, lid 2, en artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Consumentenbescherming - Richtlijn 2005/29/EG - Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten - Artikelen 8 en 9 - Agressieve handelspraktijken - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Beding waarover individueel wordt onderhandeld - Bevoegdheden van de nationale rechter)
(2020/C 287/37)
Procestaal: Slowaaks
Verwijzende rechter
Okresný súd Poprad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: IM
Verwerende partij: Sting Reality s.r.o.
Dictum
1) |
Artikelen 8 en 9 van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad, moeten aldus worden uitgelegd dat, om in de zin van deze bepalingen een handelspraktijk als agressief te kwalificeren, alle omstandigheden van deze praktijk concreet en specifiek moeten worden beoordeeld in het licht van de criteria van deze bepalingen. In het geval de overeenkomst is gesloten met een ouder, ernstig gehandicapt persoon, die over beperkte inkomsten beschikt waardoor hij de opgebouwde schulden niet kan terugbetalen, is de omstandigheid dat door het sluiten van de overeenkomst een nationale bepaling omtrent consumentenbescherming kon worden omzeild een aanwijzing dat de betrokken handelaar de bijzonder ernstige omstandigheden waarin die persoon zich bevindt bewust heeft willen uitbuiten, met het oogmerk het besluit van die persoon te beïnvloeden, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om dit te beoordelen. |
2) |
Artikel 3 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een verzoek is ingediend om het oneerlijke karakter van bedingen in een overeenkomst tussen een consument en een handelaar te onderzoeken, in het geval de handelaar ondanks een daartoe strekkend verzoek weigert om hem soortgelijke overeenkomsten over te leggen die hij met andere consumenten gesloten heeft, de nationale procesregels waarover hij beschikt dient toe te passen om te beoordelen of over de bedingen van een dergelijke overeenkomst individueel is onderhandeld. |
3) |
De derde vraag van de Okresný súd Poprad (rechter in eerste aanleg Poprad, Slowakije) is kennelijk niet-ontvankelijk. |