EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015AE6764

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de jaarlijkse groeianalyse 2016 (COM(2015) 690 final) en het ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de Commissie en de Raad bij de mededeling van de Commissie over de jaarlijkse groeianalyse 2016 (COM(2015) 700 final)

PB C 133 van 14.4.2016, p. 37–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.4.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 133/37


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de jaarlijkse groeianalyse 2016

(COM(2015) 690 final)

en het ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de Commissie en de Raad bij de mededeling van de Commissie over de jaarlijkse groeianalyse 2016

(COM(2015) 700 final)

(2016/C 133/08)

Rapporteur:

Juan MENDOZA CASTRO

De Europese Commissie heeft op 22 december 2015 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Jaarlijkse groeianalyse 2016 en het ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de Commissie en de Raad bij de mededeling van de Commissie over de jaarlijkse groeianalyse 2016

(COM(2015) 690 final; COM(2015) 700 final).

Het subcomité Jaarlijkse groeianalyse 2016, dat is opgericht overeenkomstig artikel 19 van het reglement van orde en met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft zijn advies op 12 januari 2016 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 februari 2016 gehouden 514e zitting (vergadering van 17 februari) het volgende advies uitgebracht, dat met 139 stemmen voor en 8 stemmen tegen, bij 11 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

De hoge werkloosheid houdt aan. Zeven jaar na het begin van de crisis uit het EESC zijn bezorgdheid over de vooral in bepaalde lidstaten hoge werkloosheid. Ook de jeugdwerkloosheid is hoog; veel jongeren werken noch studeren (de zogenaamde NEET-jongeren), en het aantal langdurig werklozen is groot.

1.2.

In de Groeianalyse 2016 staan weliswaar meer analyses, doelstellingen en streefdoelen van sociale aard dan voorheen, maar deze nieuwe aanpak heeft alleen maar kans van slagen als niet wordt teruggegrepen op de politieke aanbevelingen van vorige jaren. Los van de door de Commissie bepleite stimulansen voor particuliere investeringen zijn er gezien de stagnatie van economie en werkgelegenheid een grotere binnenlandse vraag en grootscheepse overheidsinvesteringen nodig.

1.3.

Europees semester. Het is een goede zaak dat beter zal worden toegezien op de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen. Ook de opdeling in een Europese fase en een nationale fase verdient bijval. Op die manier kan namelijk beter worden bepaald wie waarvoor verantwoordelijk is bij de verwezenlijking van de doelstellingen. Voorts is een grotere samenhang tussen de beleidsmaatregelen voor de Europese governance en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie van essentieel belang.

1.4.

In het Europees Semester zou rekening moeten worden gehouden met de verwezenlijking van de 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (DDO’s), die zijn gebaseerd op de duurzame-ontwikkelingsstrategie van de Verenigde Naties voor 2030.

1.5.

De economie. De Europese Unie beleeft een licht herstel, zij het dankzij positieve factoren van tijdelijke duur. Het recordoverschot aan de exportzijde in de eurozone is onder meer het gevolg van de waardevermindering van de euro. Uit het feit dat de binnenlandse besparingen de investeringen verre overtreffen blijkt dat het herstel en de groei van de economie nog steeds met onzekerheid zijn omgeven.

1.6.

Gezien de forse daling van het investeringsniveau is er volgens Ecofin een dringende noodzaak om het investeringsklimaat te verbeteren en zo het economisch herstel te stimuleren en de productiviteit en de groeikansen te vergroten. Het EESC is op zijn beurt van mening dat het zogenoemde bezuinigingsbeleid moet worden bijgestuurd, zodat het beter aansluit op het groeibeleid (1).

1.7.

Gelet op het grote aantal mensen dat in armoede dreigt te vervallen of buitengesloten dreigt te raken dringt de vraag zich op hoe het staat met de verwezenlijking van een van de grote doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

1.8.

Gezien de grote instroom van asielzoekers en vluchtelingen stelt het EESC gemeenschappelijke maatregelen voor die in het teken staan van solidariteit, respect voor normen en waarden en het internationale recht, het beginsel van gelijke behandeling en het primaat van het leven boven een voornamelijk op „veiligheidsmaatregelen” gebaseerde aanpak. Bovendien wijst het EESC erop dat het akkoord van Schengen een belangrijke pijler is van het EU-bestel.

2.   Aanbevelingen van het EESC

2.1.

In de Jaarlijkse groeianalyse 2016 wordt het belang van investeringen in werkgelegenheid en sociaal beleid — iets waar het EESC al op had aangedrongen — duidelijk benadrukt. Dit betekent dat de Commissie voor een ambitieuze aanpak moet kiezen.

2.2.

In de Jaarlijkse groeianalyse 2016 zou de nadruk moeten liggen op een krachtigere governance, zodat de grootscheepse Europese beleidsmaatregelen om de markten te integreren en de economie te moderniseren (waarvan met name het pakket economisch bestuur van de EU vermelding verdient) op efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd. Verder is het zaak om met efficiënte nationale bestuurskaders meer vertrouwen te kweken, de noodzakelijke begrotingsbuffers te herstellen en procyclisch begrotingsbeleid te voorkomen.

2.3.

Het is van essentieel belang om de synergie tussen investerings- en ontwikkelingsstrategieën van enerzijds de nationale economieën en anderzijds de Europese economie te verbeteren.

2.4.

Als onderdeel van de beleidsprioriteiten zou de aandacht vooral moeten uitgaan naar twee onderwerpen: investeringen en werkgelegenheid.

2.5.

Het meerjarig financieel kader en de Connecting Europe Facility zijn van essentieel belang om de crisis aan te pakken en weer de weg naar economische groei in te slaan. Het EESC is verheugd over de goede start van het investeringsplan voor Europa, en heeft in dit verband voorgesteld om meer institutionele beleggers aan te trekken en meer ruchtbaarheid te geven aan de financieringsmogelijkheden.

2.6.

Er zijn „onmiddellijke maatregelen” nodig om de langdurige werkloosheid (50 % van de totale werkloosheid) en de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Bovendien zou de Commissie een algemene strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt moeten opstellen.

2.7.

De voor de energietransitie benodigde investeringen (Overeenkomst van Parijs) moeten leiden tot nieuwe banen en economische ontwikkeling.

2.8.

Het EESC pleit voor beter gecoördineerde maatregelen om agressieve fiscale planning en belastingontduiking te bestrijden.

2.9.

Het EESC dringt erop aan om de sociale partners en andere vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, bijv. via de nationale sociaaleconomische raden en soortgelijke organisaties, volledig te betrekken bij de sociale beleidsmaatregelen en nationale hervormingsprogramma’s. Over het voorstel van de Commissie om in de eurozone nationale comités voor het concurrentievermogen in te stellen brengt het EESC in maart 2016 apart advies uit. Deze comités moeten in ieder geval volledig verenigbaar zijn met vrije collectieve onderhandelingen en met de in elke lidstaat bestaande regelingen voor de participatie van en het overleg tussen de sociale partners.

2.10.

Democratische legitimiteit. Wat het democratisch tekort betreft: het is zaak vast te houden aan de beginselen van sociale rechtvaardigheid, die ten grondslag liggen aan de Europese Unie, en verder te bouwen aan een sociaal Europa waar sociale uitsluiting wordt bestreden en solidariteit hoog in het vaandel blijft staan.

3.   Inleiding

3.1.

Volgens de Jaarlijkse groeianalyse 2016:

geeft de economie van de Europese Unie een bescheiden herstel te zien, zij het dankzij positieve factoren van tijdelijke duur, zoals de lage olieprijzen, de betrekkelijk zwakke euro en accommoderend monetair beleid;

moet het beleid daarom gericht zijn op het vasthouden van het herstel en het stimuleren van convergentie in de richting van de landen die het best presteren;

is de verwachting dat het tempo van de economische bedrijvigheid geleidelijk zal versnellen;

blijven de economische prestaties en sociale omstandigheden, maar ook de uitvoering van de hervormingen, nog steeds ongelijk verlopen binnen de EU;

3.2.

De eerdere politieke prioriteiten — zorgen voor een balans tussen structurele veranderingen, solide overheidsbegrotingen en investeringen — worden gehandhaafd. De Jaarlijkse groeianalyse 2016 bevat specifiekere overwegingen over onder meer de arbeidsmarkt, zwart werk, integratie op de arbeidsmarkt, de kloof tussen de seksen en jeugdwerkloosheid.

3.3.

Er wordt aangedrongen op moderne en doelmatige overheidsdiensten, die noodzakelijk zijn voor snelle en hoogwaardige diensten voor bedrijven en burgers.

3.4.

Ook wordt de blik gericht op betere, onafhankelijkere en doelmatigere rechtssystemen in de lidstaten, die gelden als een noodzakelijke voorwaarde voor een investerings- en ondernemingsvriendelijk klimaat.

3.5.

Uit het Ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid blijkt vooral hoe groot de verschillen tussen de lidstaten zijn en hoe langzaam er verbetering komt in de sociale omstandigheden en de werkgelegenheidssituatie. Andere conclusies zijn:

de hervorming van de arbeidsmarkten gaat door;

belastingstelsels moeten het scheppen van werkgelegenheid beter ondersteunen;

investeringen in menselijk kapitaal via onderwijs en opleiding waren voornamelijk gericht op jongeren;

de loonmatiging is voortgezet;

de lidstaten proberen de werkgelegenheid voor jongeren te ondersteunen en het hoge percentage NEET-jongeren (jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen) omlaag te brengen.

4.   De hoge werkloosheid houdt aan.

4.1.

Zeven jaar na het begin van de crisis uit het EESC eens te meer zijn bezorgdheid over de hoge werkloosheid, vooral in bepaalde lidstaten van de eurozone. In de EU zijn 22,5 miljoen mensen werkloos (17,2 miljoen in de eurozone), en het ziet er niet naar uit dat deze situatie in de komende twee jaar merkbaar zal veranderen. Een en ander heeft sociale en economische consequenties en is er mede de oorzaak van dat burgers zich afkeren van het Europese project.

4.2.

De Jaarlijkse groeianalyse 2016 bevat meer analyses en sociale doelstellingen dan voorheen. Wil deze nieuwe aanpak werken en niet blijven steken in mooie woorden, dan moet niet worden teruggegrepen op de aanbevelingen van vorige jaren, maar dient er werkelijk een gecoördineerde impuls te worden gegeven aan de economie en de werkgelegenheid.

4.3.

In de Jaarlijkse groeianalyse 2016 wordt het belang van investeringen in werkgelegenheid en sociaal beleid — iets waar het EESC al op had aangedrongen — duidelijk benadrukt. Dit betekent dat de Commissie voor een ambitieuze aanpak moet kiezen.

4.4.

Los van de stimulansen voor particuliere investeringen, die de grondslag vormen van het voorstel van de Commissie, zijn er gezien de stagnatie van economie en werkgelegenheid grootscheepse overheidsinvesteringen nodig.

5.   Europees semester: een sterkere governance

5.1.

In de Jaarlijkse groeianalyse 2016 zou de nadruk moeten liggen op een krachtigere governance, zodat de grootscheepse Europese beleidsmaatregelen om de markten te integreren en de economie te moderniseren op efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd.

5.2.

Tijdens het Europees semester dient ook het in oktober 2015 herziene pakket economisch bestuur verder uitgewerkt te worden. Verder is het zaak om met efficiënte nationale bestuurskaders meer vertrouwen te kweken, de noodzakelijke begrotingsbuffers te herstellen en procyclisch begrotingsbeleid te voorkomen (2). De financiële instrumenten van de EU en de nationale begrotingen moeten hieraan bijdragen.

5.3.

Het besluit om, zoals de vijf voorzitters hadden voorgesteld, tijdens het Europees Semester beter te letten op de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen valt toe te juichen (3). De Commissie wil de uitvoering en supervisie van de huidige strategie verbeteren en een proces op gang brengen om een visie op langere termijn uit te tekenen voor de periode na 2020, mede in het licht van de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen die de Verenigde Naties voor 2030 zijn overeengekomen. Dat is een goede zaak, omdat het EESC van mening is dat de EU bij de planning van haar beleid de blik minstens tot 2030 moet richten om de duurzame ontwikkelingsdoelen in praktijk te brengen aan de hand van een geïntegreerde strategie voor een duurzaam Europa in een geglobaliseerde wereld,

5.4.

Door de opdeling van het semester in twee duidelijk verschillende fasen — een Europese fase (van november tot februari) en een nationale fase (van februari tot juni) — zijn de bevoegdheden duidelijker afgebakend en kunnen de sociale partners beter worden geraadpleegd over de lopende hervormingen in Europa.

6.   Ontwikkeling van de economie

6.1.

Het reële bbp is in 2015 met 1,9 % toegenomen en de verwachte groeicijfers voor 2016 en 2017 zijn respectievelijk 2,0 % en 2,1 % (4), maar er zijn aanzienlijke verschillen tussen lidstaten.

6.2.

De export — met een recordoverschot van 3,5 % van het bbp in de eurozone (1,9 % van het bbp in de EU-28) — heeft zich als aanjager van het economisch herstel bewezen. Op geaggregeerd niveau heeft de eurozone een overschot op de lopende rekening dat een van de grootste ter wereld is en dat in 2015 naar verwachting opnieuw zal stijgen. Terwijl lagere grondstoffenprijzen en de depreciatie van de wisselkoers van de euro hebben bijgedragen tot het versterken van de handelsbalans, is het overschot grotendeels ontstaan doordat de binnenlandse besparingen de investeringen in de eurozone overtreffen (5). Daaruit blijkt ook dat het herstel en de groei van de economie nog steeds met onzekerheid zijn omgeven.

6.3.

De loonmatiging, de lagere olieprijs, de lage rente en de wisselkoersontwikkelingen vergroten het concurrentievermogen van de Europese economie. Het herstel van de economie hangt steeds meer af van de binnenlandse vraag, maar die heeft te lijden onder bezuinigingen, het hoge aantal tijdelijke arbeidscontracten, de loonmatiging en de te beperkte mogelijkheden voor huishoudens en ondernemingen, met name het midden- en kleinbedrijf, om geld te lenen.

7.   Opmerkingen over het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid

7.1.

Volgens het Ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid hebben hervormingen geleid tot een versterking van loonvormingsmechanismen die aansluiting van loonontwikkelingen op de productiviteit stimuleren en het besteedbaar inkomen van huishoudens ondersteunen, met bijzondere nadruk op de minimumlonen. In de periode 2008-2015 zijn in minstens achttien lidstaten de lonen echter minder snel gegroeid dan de productiviteit (6).

7.2.

In 2014 zijn de loonkosten per eenheid product afgenomen in een aantal landen van de eurozone die bijzonder hard door de crisis zijn getroffen. In landen waar de arbeidsmarkt opveert, begint het aantal gewerkte uren bovendien een positieve invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product (7).

7.3.

Modernisering, een betere afstemming tussen de vaardigheden en de behoeften van de arbeidsmarkt en verdere investering in onderwijs en opleiding, met inbegrip van digitale vaardigheden, zijn inderdaad, zoals de Commissie opmerkt, essentieel voor de toekomstige werkgelegenheid en economische groei en het toekomstige concurrentievermogen in de EU.

7.4.

De langdurige werkloosheid maakt momenteel 50 % uit van de totale werkloosheid. Er zijn „onmiddellijke maatregelen” nodig voor de aanpak van dit probleem, en dit moet een prioriteit worden van het werkgelegenheidsbeleid. Ook moet extra aandacht uitgaan naar de hoge jeugdwerkloosheid en naar jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET’s).

7.5.

Uit recente analyses van het gebrek aan aansluiting tussen vaardigheden en de arbeidsmarkt blijkt echter veelzeggend genoeg dat slechts minder dan de helft van de aanwervingsmoeilijkheden te maken had met een werkelijk tekort aan bepaalde vaardigheden, terwijl bijna een derde kon worden toegeschreven aan een onaantrekkelijk salaris.

7.6.

Gezien het grote aantal mensen dat in 2014 in armoede dreigde te vervallen of buitengesloten dreigde te raken (24,4 %, ofwel 122 miljoen mensen, in de EU-28) roept de verwezenlijking van een van de grote doelstellingen van de Europa 2020-strategie de nodige vragen op.

7.7.

Vrouwen zijn nog steeds ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt, ook al is hun opleidingsniveau steeds verder gestegen en zijn ze wat formeel onderwijs betreft mannen inmiddels voorbijgestreefd. Het verschil van 40 % op het gebied van pensioenen is te wijten aan kortere loopbanen en lagere lonen. De Jaarlijkse groeianalyse 2016 bevat helaas geen voorstellen over deze kwestie. Bovendien is het nog altijd wachten op een algemene strategie van de Commissie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen, met specifieke maatregelen die recht doen aan politieke afspraken en de eisen van het maatschappelijk middenveld (8).

8.   De prioriteiten voor 2016

8.1.

Van de verhoopte uitweg uit de crisis is tot nu toe weinig terechtgekomen.

8.2.

Gezien de grote sociale en economische verschillen binnen de EU is er bij de verwezenlijking van de doelstellingen op dit gebied meer convergentie tussen de lidstaten tussen de lidstaten nodig. Het is van essentieel belang om de synergie tussen investerings- en ontwikkelingsstrategieën van enerzijds de nationale economieën en anderzijds de Europese economie te verbeteren.

8.3.

Twee van de beleidsprioriteiten voor 2016 verdienen speciale aandacht: investeringen en werkgelegenheid.

8.4.   Hoog tijd voor een nieuw investeringselan

8.4.1.

Gezien de forse daling van het investeringsniveau is er volgens Ecofin een dringende noodzaak om het investeringsklimaat te verbeteren en zo het economisch herstel te stimuleren en de productiviteit en de groeikansen te vergroten (9). Het EESC is op zijn beurt van mening dat het zogenoemde bezuinigingsbeleid moet worden bijgestuurd, zodat het beter aansluit op het groeibeleid.

8.4.2.

De instrumenten van het meerjarig financieel kader (met onder meer de structuur- en investeringsfondsen) zijn van cruciale betekenis om de crisis aan te pakken en weer de weg naar economische groei in te slaan. Van bijzonder belang in dit verband is de Connecting Europe Facility, die tot doel heeft om de trans-Europese infrastructuurnetwerken voor vervoer, telecommunicatie en energie te versterken.

8.4.3.

Het Investeringsplan voor Europa — een stap in de goede richting die moet worden aangevuld met andere maatregelen — is goed van start gegaan: in 2015 is er volgens de EIB met behulp van dit plan voor in totaal 50 miljard EUR geïnvesteerd. Bovendien komen 71 000 kleine en middelgrote midcapbedrijven in aanmerking voor investeringsprojecten van het EFSI. Om de doelstelling van 315 miljard EUR aan investeringen tot het jaar 2017 te kunnen halen is het nodig om:

meer institutionele beleggers aan te trekken (van binnen en buiten de EU); tot dusver hebben slechts negen lidstaten bijdragen toegezegd, en in dat rijtje ontbreken enkele lidstaten die juist meer dan andere de structuur van hun economie moeten moderniseren;

meer ruchtbaarheid te geven aan de financieringsmogelijkheden van het EFSI, aangezien sommige publieke overheden en particuliere beleggers hier nog te weinig bekend mee zijn.

8.4.4.

Meer dan de helft van de EFSI-projecten hebben betrekking op energie-efficiëntie, duurzame energie en innovatie. Uitvoering van de Overeenkomst van Parijs, waar is afgesproken om over te stappen van economieën die veel (fossiele) energie en hulpbronnen gebruiken naar koolstofarme economieën met een geringe ecologische voetafdruk is een enorme opgave voor de EU, die haar emissies drastisch zal moeten indammen. De voor de energietransitie benodigde investeringen leiden tot nieuwe banen en economische ontwikkeling. Zij dragen bovendien in belangrijke mate bij tot lagere prijzen, die de samenleving en de economie ten goede komen.

8.4.5.

Het EESC is het met de Commissie eens dat de financiering van de reële economie aanmerkelijk is verbeterd, al zijn er nog altijd verschillen tussen de lidstaten. Maar van die verschillen hebben vooral kleine en middelgrote bedrijven last, die in hoge mate zijn aangewezen op bankkredieten. De kapitaalmarktunie, een van de grote initiatieven van de EU, moet er vooral voor zorgen dat deze bedrijven gemakkelijker geld kunnen lenen (10).

8.4.6.

Investeren in menselijk kapitaal. Het is te betreuren dat de overheidsuitgaven voor onderwijs zijn teruggelopen (11). Europa heeft namelijk behoefte aan goed opgeleide arbeidskrachten met de juiste vaardigheden, zodat het zijn economisch potentieel kan benutten. Hervormingen dienen er met name op gericht te zijn om het kennis- en vaardighedenniveau te verhogen en om de groeiende kloof tussen laaggeschoolde en hoogopgeleide mensen te dichten.

8.5.   Werkgelegenheid, inclusief sociaal beleid en duurzame economische groei bevorderen

8.5.1.

Innovatieve sectoren beschikken over een enorm potentieel om werkgelegenheid te creëren De Europese beleidsmaatregelen om de markten te integreren en de economie te moderniseren (digitale agenda, interne energiemarkt, kader voor de audiovisuele sector, telecommunicatiemarkt) zijn dan ook op deze sectoren gericht.

8.5.2.

Stabiele werkgelegenheid is van fundamenteel belang voor het economisch herstel, maar de arbeidsmarkt blijkt sterk gesegmenteerd te zijn (12). Op de ingrijpend veranderende arbeidsmarkt moeten aanpassingen worden doorgevoerd, maar daarbij dient wel rekening te worden gehouden met werkzekerheid, het engagement van werknemers voor hun bedrijf en de ontwikkeling van hun capaciteiten.

8.5.3.

Het EESC heeft er al eerder op gewezen dat het idee van „flexizekerheid” — dat de Commissie in de Jaarlijkse groeianalyse 2016 opnieuw aan de orde stelt — niet neerkomt op een eenzijdige en onrechtmatige inperking van rechten van werknemers. De bedoeling is juist om arbeidswetgeving, systemen voor arbeidsbescherming en — in samenwerking met de sociale partners — collectieve onderhandelingspraktijken uit te werken die moeten zorgen voor een optimaal evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid in alle arbeidsverhoudingen én voor voldoende zekerheid voor alle werknemers, wat voor arbeidscontract zij ook hebben, om zo de segmentatie op de arbeidsmarkt aan te pakken (13).

8.5.4.

Het EESC is te spreken over:

het feit dat de Eurogroep heeft besloten de belastingdruk op arbeid in kaart te brengen om de belemmeringen voor investeringen en voor het scheppen van arbeidsplaatsen (14) te kunnen aanpakken; de vergroening van belastingstelsels, met name door ervoor te zorgen dat activiteiten die met weinig emissies en een geringe ecologische voetafdruk gepaard gaan worden beloond ten opzichte van activiteiten waarbij veel hulpbronnen en energie worden gebruikt, is van cruciaal belang om de Europese economie duurzamer te maken.

de voorstellen om de markten voor goederen en diensten en ook het ondernemingsklimaat te verbeteren. Met name de voorstellen voor de detailhandel kunnen wat dit betreft op zijn bijval rekenen.

de voorstellen om wat overheidsopdrachten betreft (die goed zijn voor 19 % van het bbp van de EU) de transparantie te vergroten, het overheidsoptreden effectiever te maken, meer gebruik te maken van e-aanbestedingen en de corruptie te bestrijden.

8.5.5.

Het EESC heeft zijn steun uitgesproken voor de overgang naar een groene economie (15). Het is zeer te spreken over het beginsel van een kringloopeconomie en bekijkt momenteel de voor- en nadelen van het pakket dat de Europese Commissie in december 2015 heeft gepubliceerd.

8.5.6.

Bij het toezicht op de uitvoering van duurzame-ontwikkelingsmaatregelen moeten het Europees semester en de jaarlijkse groeianalyse een belangrijke rol spelen. Sinds enkele jaren neemt de Commissie ook milieukwesties op in de jaarlijkse groeianalyse en in de landenspecifieke aanbevelingen. Helaas lijkt de Commissie in de huidige groeianalyse afstand te hebben genomen van deze aanpak („vergroening van het Europees semester”). Zij zou er goed aan doen om op haar schreden terug te keren en in het Europees semester weer aandacht te besteden aan de overgang naar een koolstofarme kringloopeconomie als een cruciale voorwaarde voor duurzame economische welvaart, concurrentievermogen en veerkracht.

9.   Andere maatregelen

9.1.   Verantwoord begrotingsbeleid

9.1.1.

In de afgelopen jaren hebben de Europese Unie en haar lidstaten in het kader van het stabiliteits- en groeipact een breed scala aan maatregelen genomen (onder meer de bankenunie en structurele hervormingen). Als gevolg hiervan is het macro-economisch evenwicht al enigszins hersteld. Met een uiterst lage inflatie (0 % in 2015 en naar verwachting 1,7 % in 2017) is het overheidstekort aanzienlijk teruggedrongen (momenteel 2,5 % van het bbp, naar verwachting 1,6 % van het bbp in 2017) (16). De maatregelen om de hoge staatsschuld (86,8 % van het bbp) en schuldenlast van particulieren (huishoudens: 57,9 %; niet-financiële vennootschappen: 79,5 %) in te dammen hebben een remmende werking op investeringen en consumptieve bestedingen.

9.1.2.

De belastingsstelsels doeltreffender en rechtvaardiger maken Het EESC is er voorstander van om een eind te maken aan de fiscale bevoordeling van schulden (debt bias), zoals wordt aangeraden in rapporten van het IMF. Dat zal andere financieringsvormen dan bankkredieten, in het bijzonder de kapitaalmarkten, toegankelijker maken.

9.1.3.

Het EESC is ingenomen met de initiatieven van de Commissie inzake de locatie van de economische activiteit en met het pakket maatregelen voor fiscale transparantie. Er zijn grootscheepsere gecoördineerde maatregelen van de Europese autoriteiten nodig om belastingparadijzen aan te pakken en agressieve fiscale planning, belastingfraude en belastingontduiking, die de EU naar schatting één biljoen EUR aan gederfde inkomsten opleveren, te bestrijden (17).

9.2.   De demografische ontwikkelingen en de impact ervan op de pensioenstelsels en de gezondheidszorg

9.2.1.

Wat de overheidspensioensstelsels betreft hebben de lidstaten van de EU maatregelen genomen om de sociale gevolgen van de crisis op te vangen en om de houdbaarheid van de stelsels op de lange termijn te vergroten. Zo hebben ze bezuinigd, de pensioenleeftijd verhoogd en een strikte koppeling aangebracht tussen premies en uitkeringen. Het EESC heeft er al eerder op gewezen (18) dat particuliere pensioenregelingen een belangrijke maatschappelijke rol spelen, maar deze moeten niet als louter financiële instrumenten worden gezien.

9.2.2.

Het Comité onderschrijft het standpunt van de Commissie dat de gezondheidszorg een houdbare financiële grondslag moet krijgen. Om de burgers van de Unie een beter welzijnsniveau te bieden moeten deze stelsels gebaseerd zijn op sociale Europese beginselen en waarden als universaliteit, toegankelijkheid, gelijkheid en solidariteit (19).

9.3.   Vluchtelingen en asielzoekers

9.3.1.

Om in heel Europa de noodzakelijke maatschappelijke consensus te bereiken is het van essentieel belang om de gelijke behandeling en sociale rechten van EU-burgers en vluchtelingen in Europa volledig te eerbiedigen, waarbij de meest kwetsbaren onder hen bijzondere aandacht dienen te krijgen. Belangrijk is dat er vroeg in de maatschappelijke en arbeidsmarktintegratie van vluchtelingen wordt geïnvesteerd om hen te helpen hun leven opnieuw op te bouwen, maar tegelijkertijd ook om potentiële conflicten met de plaatselijke bevolking zo veel mogelijk te beperken en hogere kosten in de toekomst te voorkomen.

9.3.2.

Het EESC hoopt dat het crisisherplaatsingsmechanisme de EU zal helpen om op basis van consensus toe te werken naar een systeem dat sterk en flexibel genoeg is om de verschillende aspecten van de migratieproblematiek aan te pakken.

9.3.3.

De Europese Commissie en de andere EU-instellingen moeten de regeringen van de lidstaten actief steunen teneinde goede voorwaarden en vooruitzichten te creëren voor de integratie van asielaanvragers die zijn herplaatst. Hierbij moet o.a. verduidelijkt worden dat uitgaven van de lidstaten in verband met de opvang en integratie van asielzoekers en vluchtelingen geen duurzame, structurele uitgaven zijn en daarom ook niet moeten worden meegeteld bij de berekening van de structurele begrotingstekorten.

9.3.4.

Bovendien wijst het EESC erop dat het akkoord van Schengen een belangrijke pijler is van het EU-bestel (20).

9.4.   Betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld

9.4.1.

Voor de effectiviteit van het sociaal en economisch beleid is het cruciaal dat het maatschappelijk middenveld daaraan kan meewerken.

9.4.2.

Over de nationale hervormingsprogramma’s (NHP’s) moet gediscussieerd kunnen worden, met name via de sociaaleconomische raden. Dit is in sommige lidstaten echter niet het geval.

9.4.3.

Als er nationale comités voor het concurrentievermogen worden opgericht, zoals de Commissie aanbeveelt, dan moeten deze volledig verenigbaar zijn met vrije collectieve onderhandelingen en met de in elke lidstaat bestaande regelingen voor de participatie van en het overleg tussen de sociale partners. Het EESC brengt hierover in maart 2016 advies uit.

9.5.   Democratische legitimiteit

9.5.1.

Het democratisch tekort heeft geleid tot een afbrokkelend vertrouwen in het Europese ideaal. Het is belangrijk dat het vertrouwen van de burgers wordt teruggewonnen en het beeld van een sociaal Europa wordt hersteld. Dat zal de sociale legitimiteit van het Europese bestel ten goede komen.

9.5.2.

Zowel in theorie als in de praktijk heeft de Europese Unie nog lang niet genoeg sociale legitimiteit. De controverse over het „democratisch tekort” van de Europese Unie houdt aan, terwijl de betekenis ervan is verschoven naar „tekort aan rechtvaardigheid” en „tekort aan legitimiteit” in de brede zin van het woord. Het is zaak vast te houden aan de beginselen van sociale rechtvaardigheid, die ten grondslag liggen aan de Europese Unie, en verder te bouwen aan een sociaal Europa waar sociale uitsluiting wordt bestreden en solidariteit hoog in het vaandel blijft staan.

Brussel, 17 februari 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Ecofin, 15-1-2016.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  De voltooiing van Europa’s Economische en Monetaire Unie, 22-6-2015. Zie ook Stappen naar de voltooiing van de economische en monetaire unie, COM(2015) 600 final.

(4)  Najaarsprognose 2015.

(5)  Waarschuwingsmechanismeverslag 2016, COM(2015) 691 final.

(6)  Zie: https://www.etuc.org/sites/www.etuc.org/files/document/files/08-en_ags2015_annex_3_-_wages_as_an_engine_of_growth.pdf

(7)  Zie voetnoot 5.

(8)  Zie Monserrat Mir, Why is the Commission ignoring women? http://www.euractiv.com/sections/social-europe-jobs/why-commission-annoying-half-population-320379.

(9)  Zie voetnoot 1.

(10)  Zie: http://www.savings-banks.com/press/positions/Pages/Common-position-on-Capital-Markets-Union-.aspx

(11)  COM(2015) 700 final.

(12)  Zie voetnoot 11.

(13)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 48.

(14)  Verklaring van de Eurogroep over de agenda voor structurele hervormingen — Themabesprekingen over groei en banen: vergelijking tussen de belastingdruk op arbeid, 683/15, 12-9-2015.

(15)  PB C 230 van 14.7.2015, blz. 99.

(16)  Zie voetnoot 4.

(17)  http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/tax_fraud_evasion/missing-part_en.htm

(18)  PB C 451 van 16.12.2014, blz. 106.

(19)  PB C 242 van 23.7.2015, blz. 48.

(20)  EESC: Frontex (PB C 44 van 11.2.2011, blz. 162); Migratie (PB C 248 van 25.8.2011, blz. 135); Naar een open en veilig Europa (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 96); Resolutie 10.12.2015 (PB C 71 van 24.2.2016, blz. 1).


BIJLAGE

Ten minste een kwart van de stemmen werd uitgebracht vóór handhaving van de volgende paragraaf uit het advies van het subcomité, die werd vervangen door een tijdens de zitting aangenomen wijzigingsvoorstel (artikel 54, lid 4, rvo):

Paragraaf 9.4.3

Als er nationale comités voor het concurrentievermogen worden opgericht, zoals de Commissie aanbeveelt, dan moeten deze volledig verenigbaar zijn met vrije collectieve onderhandelingen en met de in elke lidstaat bestaande regelingen voor de participatie van en het overleg tussen de sociale partners. Het EESC brengt hierover in maart 2016 een advies uit.

Uitslag van de stemming

voor

103

tegen

54

onthoudingen

10


Top