Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015AE5124

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie — Een geïntegreerd strategisch plan voor energietechnologie (SET): vaart zetten achter de omvorming van het energiesysteem (C(2015) 6317 final)

    PB C 133 van 14.4.2016, p. 25–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.4.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 133/25


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie — Een geïntegreerd strategisch plan voor energietechnologie (SET): vaart zetten achter de omvorming van het energiesysteem

    (C(2015) 6317 final)

    (2016/C 133/06)

    Rapporteur:

    Mihai MANOLIU

    De Europese Commissie heeft op 15 juli 2015 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie — Een geïntegreerd strategisch plan voor energietechnologie (SET): vaart zetten achter de omvorming van het Europees energiesysteem

    (C(2015) 6317 final).

    De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur, Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 februari 2016 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 februari 2016 gehouden 514e zitting (vergadering van 17 februari) het volgende advies uitgebracht, dat met 172 stemmen vóór en 6 stemmen tegen, bij 9 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC stelt nogmaals nadrukkelijk voorstander te zijn van een Europese energie-unie (de solidariteitsclausule, energie stroomt als ware zij een vijfde vrijheid, energie-eficiëntie op de eerste plaats, de transitie naar een koolstofarme en duurzame samenleving) en een Europese energiedialoog. Het EESC is voor een optimale tenuitvoerlegging van het SET-plan.

    1.2.

    Deze doelstelling kan worden behaald via een gemeenschappelijke, samenhangende benadering, door samenwerking tussen de betrokkenen in het kader van het energiebeleid, de coördinatie van onderzoeks- en innovatieprogramma’s op energiegebied, en door ervoor te zorgen dat zo snel mogelijk duurzame en milieuvriendelijke energietechnologieën in de handel komen.

    1.3.

    Het EESC is van mening dat de grootste uitdaging de technische en wetenschappelijke ontwikkeling van technologieën en innovatie is, alsook de aanmoediging van nieuwe ideeën en concepten die zijn uiteengezet in het Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan), dat nodig is voor een snellere omvorming van het Europese energiesysteem .

    1.4.

    Om deze doelstellingen gemakkelijker te behalen, dienen aan deze concepten een met de belanghebbenden afgesproken mandaat en een structuur voor deelname aan een geïntegreerd stappenplan te worden verbonden, die gepaard gaan met een actieplan ten gunste van investeringen, waarbij EU-middelen, maar ook nationale, regionale en particuliere middelen worden aangewend, via de Europese alliantie voor energieonderzoek en de Europese industriële initiatieven (IIE).

    1.5.

    Het EESC is van mening dat de snellere omvorming van het Europese energiesysteem in de komende jaren een belangrijke uitdaging voor Europa is als het de klimaatverandering wil bestrijden, zijn concurrentievermogen en economische aantrekkingskracht wil bevorderen en de consumenten, zowel de kleine als de grote, wil voorzien van een continue energievoorziening tegen een aanvaardbare, op een transparante manier vastgestelde prijs.

    1.6.

    Volgens het EESC moeten in het kader van het energiebeleid door middel van dialoog en samenwerking sleutelsectorenworden vastgesteld voor onderzoek en innovatie en dienen personen die de nieuwe technologieën moeten gaan gebruiken daarvoor geschoold te worden.

    1.7.

    Het EESC is van mening dat, om tegemoet te komen aan de verwachtingen van de Europeanen, het energievraagstuk op een samenhangende, alomvattende manier moet worden aangepakt, waarbij de staten samenwerken en een interne energiemarkt goed werkt. Zowel op het gebied van technologisch onderzoek als op het gebied van infrastructuur zijn grootschalige investeringen nodig; investeerders hebben behoefte aan een stabiel, deugdelijk beleidskader dat is gebaseerd op een nauwkeurige analyse van ontwikkelingsprioriteiten, haalbare en beschikbare financieringsmogelijkheden, Europees industrieel concurrentievermogen en, niet in de laatste plaats, de wensen van het publiek.

    1.8.

    Het SET-plan moet specifiek zijn en geworteld zijn in de Europese werkelijkheid. Het EESC is van mening dat, indien nieuwe energietechnologie leidt tot hogere energieprijzen voor de eindgebruiker, indien de politieke besluiten zich vertalen in hogere energietarieven, de burgers met recht mogen verwachten dat dit probleem wordt opgelost. Consumenten zouden daar op een stabiele, praktische manier bij moeten worden betrokken; energiearmoede moet ook worden bestreden door sociaal beleid, onderwijs en opleiding.

    1.9.

    Uit ervaring binnen Europa is gebleken dat het opleggen van energieopwekkende, koolstofarme technologieën zonder rekening te houden met de kosten en de ontwikkelingsfase ervan, geen tastbaar resultaat oplevert, maar daarentegen de interne energiemarkt ernstig bedreigt.

    1.10.

    Het EESC is van mening dat technologieën voor hernieuwbare energieopwekking een aanzienlijk potentieel hebben en oplossingen kunnen bieden die moeten worden ondersteund door demonstratieprojecten en de verspreiding van succesverhalen. Daarbij zouden ook andere koolstofarme technologieën in aanmerking moeten worden genomen: schone kooltechnologieën, energieopslag (waaronder elektriciteit), vraagrespons, toepassing van koolstof en waterstof, warmtekrachtkoppeling, stadskoeling, en kernsplijting en -fusie.

    1.11.

    Het EESC herhaalt zijn oproep tot een Europabrede openbare dialoog over energie (de Europese energiedialoog) om het algemene publiek en het maatschappelijk middenveld als geheel in staat te stellen verantwoordelijkheid te nemen voor de energietransitie, met inbegrip van de kosten van de verschillende technologieën en die van de op basis van onderzoek geselecteerde beleidsopties. De dialoog moet op elk bestuursniveau worden gevoerd. Het afgelopen decennium werd op Europees niveau consequent de nadruk gelegd op de Europese doelstellingen inzake broeikasgasemissiereductie, terwijl de uitvoering van het beleid op dit gebied een bevoegdheid van de lidstaten is. Een gevolg hiervan is dat er geen samenhang is tussen de verschillende nationale beleidsmaatregelen.

    1.12.

    Het EESC is van mening dat gewerkt moet blijven worden aan de integratie van de interne markt door energievoorziening op Europees niveau aan te pakken en tot echte solidariteit te komen. Als tussenstap moet het regionale niveau worden ontwikkeld, aangezien op dit flexibele niveau beter kan worden samengewerkt op energiegebied en innoverende oplossingen kunnen worden bevorderd, zodat de energieproductie op basis van in real time gecoördineerde hernieuwbare bronnen wordt geoptimaliseerd.

    1.13.

    Het EESC is van mening dat er acties op touw moeten worden gezet om de verschillende energieproductiemethoden, zoals de methoden die voortvloeien uit technologisch onderzoek, te integreren op de energiemarkten, met name voor wat de netaansluitingen, balancering en netbelasting betreft.

    1.14.

    Het EESC pleit voor het opvoeren van de investeringen en van onderzoek en ontwikkeling (O&O) op het gebied van opslag. Voorts vraagt het EESC om betere Europese synergieën op dit gebied teneinde de kosten van de energietransitie te verminderen, voorzieningszekerheid te waarborgen (interconnectie van Europese netwerken) en de Europese economie concurrerender te maken.

    1.15.

    In dit verband wijst het EESC op het belang van gas voor de energiemix en voor de energiezekerheid van de Europeanen. Het EESC wenst dat opslag wordt bevorderd, zodat de lidstaten over gezamenlijke reserves kunnen beschikken. Het enorme potentieel voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van gebouwen en in het vervoer moet eveneens worden aangeboord.

    1.16.

    Het EESC is van mening dat het blijven financieren c van onderzoek en innovatie economische groei zou kunnen genereren en voor nieuwe banen in Europa zou kunnen zorgen. Een nieuw systeem van energiegovernance (op basis van nationale plannen) zou voor samenhang in de energiemarkt kunnen zorgen; hiervoor is een Europese dialoog een absolute voorwaarde.

    1.17.

    Het EESC is van mening dat de toegevoegde waarde van het SET-plan zal voortvloeien uit een betere coördinatie en een nieuw beheer van het Europees energiesysteem, met dien verstande dat het plan het dubbel gebruik van voorheen moet vermijden en moet zijn gebaseerd op feitelijke, transparante gegevens. Het plan zal de Europese fundamentele waarden helpen versterken, met name de communautaire methode, de Europese democratie in actie, de mededinging, de samenwerking en de solidariteit, alsook de rol van Europa in het mondiale bestuur.

    1.18.

    Het EESC wijst met nadruk op de gevolgen van het SET-plan voor het publiek, met name op het gebied van banen en de daarvoor vereiste vaardigheden. In dit opzicht moet rekening worden gehouden met auteursrechten.

    2.   Achtergrond van het advies

    2.1.

    De energiebronnen en energie-infrastructuur verschillen per EU-lidstaat; het gemeenschappelijke doel is echter om de energiesector te „decarboniseren”. Bij de besprekingen over energietransitie moeten met name de volgende aspecten aan bod komen: de nieuwe actoren en de nieuwe handelsmodellen in de aardolie-, aardgas- en elektriciteitssectoren, de dynamiek van het politieke klimaat en de gevolgen op het gebied van investeringen, de regulering van de energiemarkten, de gevolgen van technologische innovatie op de energiesystemen, de ontmanteling van oude, traditionele energieopslagplaatsen, de problemen als gevolg van een nieuw beheersmodel in de energiesector en de perspectieven van dit nieuwe model.

    2.2.

    Hierbij is sprake van aanzienlijke urgentie. De EU maakt op energiegebied enorme veranderingen door; onbetrouwbare energieleveringen en hoge energieprijzen vormen een steeds groter risico voor de Europese economie en voor kwetsbare consumenten.

    2.3.

    Het EESC wenst een gemeenschappelijk Europees energiebeleid te ondersteunen dat kan zorgen voor voorzieningszekerheid, dat ons in een technologisch zeer geavanceerde positie brengt zodat hernieuwbare energie in de markt kan worden geïntegreerd, en dat alle nodige waarborgen geeft op het gebied van energie-efficiëntie, de daling van het verbruik, infrastructuurontwikkeling, een correcte omzetting van de kosten in de door de eindverbruiker te betalen prijs en last but not least een energiebeleid dat de algemene kosten van de betreffende energiemix binnen de perken kan houden en ook de nodige financiële middelen, zowel particuliere als overheidsmiddelen, kan vrijmaken om deze te dekken.

    2.4.

    Volgens het EESC kunnen hiervoor financiële middelen worden gebruikt van de EIB, het programma voor trans-Europese energienetwerken, het Europees economisch herstelplan, het Europees Fonds 2020 voor energie, klimaatverandering en infrastructuur (of het Margueritefonds), de pretoetredingsinstrumenten, het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, en het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

    2.5.

    Het SET-plan vormt een essentieel en ambitieus instrument om te zorgen voor energiezekerheid. Een breed maatschappelijk debat kan helpen om dit doel te bereiken, en het EESC kan in deze dialoog fungeren als katalysator. Het Comité is van mening dat de deelname van de burgers aan de oplossing van de problematiek inzake energietransitie van essentieel belang is — voor dit punt verwijst het naar zijn voorstel inzake een Europees boekje voor energiebesparing — en dat deze meer concreet de vorm kan aannemen van een (georganiseerd) Europees burgerforum, dat belast wordt met het bevorderen van een Europese dialoog over energie.

    2.6.

    Het EESC meent dat in vraagstukken die verband houden met de energietransitie aandacht zou moeten worden geschonken aan de evaluatie van het concurrentievermogen en de gevolgen voor de werkgelegenheid en de sociale zekerheid. De regionale markten kunnen mogelijk de argwaan wegnemen: door een gebrek aan vertrouwen en kennis inzake de materie zal het onmogelijk zijn een concreet energiebeleid uit te voeren.

    2.7.

    Het EESC vindt dat de financiering van het SET-plan afkomstig van de onderzoeks- en ontwikkelingsbegroting van de Commissie en van de lidstaten ontoereikend is. Dit maakt het des te belangrijker om gebruik te maken van de structuurfondsen van de EU, het Europees Investeringsfonds en de inkomsten uit het emissiehandelssysteem van de EU. Het investeringspotentieel van de markteconomie zou moeten worden gekanaliseerd met behulp van innovatieve regelingen en stimulansen. Succes kan alleen worden bereikt door een breed scala aan innovatieve economische en financiële opties en ideeën te testen en toe te passen.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    Het EESC is van mening dat de energie-unie de zekerheid, duurzaamheid en betaalbaarheid van energie voor de eindgebruiker zal vergroten. De energie-unie zal een vrije, grensoverschrijdende stroom van energie en een zekere voorziening in elke EU-lidstaat, voor elke Europeaan, mogelijk maken.

    3.2.

    Wat betreft de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van het SET-plan vindt het EESC dat de EU moet innoveren met betrekking tot de manier waarop energie wordt geproduceerd en getransporteerd en waarop ze aan de klant wordt geleverd en ter beschikking gesteld. Klanten zullen centraal staan en worden ondersteund met aanzienlijke technische expertise in een zeer concurrerende marktsector.

    3.3.

    Het EESC is van mening dat de nieuwe technologieën en innovaties een belangrijke rol zullen spelen bij de verandering van het energiesysteem van de EU en de transformatie die de energetische waardeketen zal ondergaan om meer soepelheid te creëren. Hierbij krijgen de consumenten, inclusief kleine producenten, de rol van actoren toebedeeld („prosumenten”) en wordt ruimte gecreëerd voor nieuwe netten van energieproducenten, -operatoren en -regulatoren die elkaar kunnen beïnvloeden in een complexe markt. Kleine producenten kunnen een rol spelen in de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe energietechnologieën.

    3.4.

    Nieuwe ideeën en nieuwe technologieën moeten worden overgedragen tussen sectoren om de kritische massa te bereiken die nodig is voor collectieve O&I-maatregelen waarbij grenzen tussen processen en sectoren wegvallen.

    3.5.

    Het EESC stelt vast dat nieuwe bedrijfsmodellen, regelingen om een eerlijke beloning van diensten te garanderen en adequate werking van het energiesysteem zullen worden gebaseerd op de algemene technologische vooruitgang in de EU-lidstaten. Een dieper begrip van consumentengedrag zal worden aangevuld door een transparante, veilige en gebruikersvriendelijke uitwisseling van informatie.

    3.6.

    Het EESC is van mening dat de economische stabiliteit afhangt van de bestendigheid van de energiesystemen zoals vastgesteld in het SET-plan. Deze moeten de grootschalige veranderingen die zijn vastgesteld in het SET-plan het hoofd kunnen bieden. De voorzieningszekerheid en een hoge kwaliteit van de dienstverlening aan klanten dienen te worden ondersteund door de ontwikkeling van slimmere, meer geïntegreerde EU-energienetwerken.

    3.7.

    Het EESC meent dat de optimalisatie van de waardeketen nieuwe economische modellen moet voortbrengen (hergebruik, recycling, opwerking). Om het integratieproces te verbeteren met het oog op de algehele doelmatigheid van het systeem, zouden de markttoepassing van O&I en efficiënte praktijken en oplossingen op het gebied van energiebehoudtechnologieën moeten worden ondersteund.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1.

    Het EESC schaart zich achter de doelstellingen van het plan. Het stemt in met de visie van de Commissie die het SET-plan, om het beter bestand te laten zijn tegen nieuwe uitdagingen,, dit meer doelgericht wil maken, een beter geïntegreerde aanpak wil hanteren en de manier waarop het wordt beheerd en bestuurd wil vernieuwen. De aanbevolen wijzigingen om deze doelstellingen te bereiken moeten weldoordacht en realistisch zijn.

    4.2.

    Het EESC wijst erop dat het SET-plan moet worden versterkt om de nieuwe uitdagingen op het gebied van onderzoek en innovatie (O&I) beter te consolideren met het oog op de ontwikkeling van nieuwe capaciteiten en nieuwe middelen in de hele EU. Het EESC deelt de analyse dat, om de doeltreffendheid en de impact van het SET-plan te maximaliseren, het vooral nodig is om:

    het financiële engagement van de lidstaten en de privésector te verhogen;

    de participatie van belanghebbende partijen in de hele O&I-keten te verbreden.

    4.3.

    Het EESC meent dat het van legitiem belang is de tien acties na te streven die vooral door de participerende partijen zijn bepaald en die tot doel hebben de transformatie van het energiesysteem te versnellen, extra banen te creëren en groei te genereren.

    4.4.

    Het Comité is van mening dat de EU haar acties moet uitbreiden om nieuwe energietechnologieën op de markt te lanceren die een hoog rendement opleveren, lagere kosten met zich brengen, weinig koolstofdioxide uitstoten en duurzaam zijn, en dit na een transparante analyse van de milieueffecten van bovengenoemde energietechnologieën.

    4.5.

    Het EESC vindt dat de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in het kader van het SET-plan zich op de volgende specifieke elementen moeten richten, als pijlers van het Europese energiebeleid:

    concurrentievermogen: energie-infrastructuur en -netten, binnenlandse markt en concurrentievermogen, onderzoek en innovatie in de energiesector;

    voorzieningszekerheid: buitenlands energiebeleid, petroleum, gas;

    klimaat: energie-efficiëntie, hernieuwbare energieën, het afvangen en opslaan van koolstof (CSC), de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS).

    4.6.

    Het toenemende gebruik van technologieën op het gebied van intermitterende hernieuwbare energie kan een significante stijging van de kosten met zich brengen die, indien ze aan consumenten zouden worden doorberekend, in de komende jaren tot sterke prijsstijgingen zouden leiden zolang er nog niet van industriële productie sprake is. Bovendien is het onvermijdelijk dat de kosten gedurende lange tijd steeds meer zullen stijgen door de internalisering van externe kosten en de beëindiging van subsidies voor de opwekking van elektriciteit uit fossiele brandstoffen.

    4.7.

    Naar de mening van het EESC is het met betrekking tot industrieel concurrentievermogen, energietechnologieën en innovatiebeleid nodig om snel resultaten te boeken die de kosten terugdringen, door de komst van duurzame energieën op de markt te versnellen. Nalaten in te grijpen zal rechtstreekse gevolgen hebben voor particuliere investeringen en nationale begrotingen en zal tot een economische recessie leiden.

    4.8.

    Om het evenwicht tussen aanbod, conversie, transport en het uiteindelijke gebruik van de energie te garanderen, zal het nodig zijn het systeem te optimaliseren en nieuwe technologieën te ontwikkelen, zoals vastgesteld in het SET-plan, die met het oog op de opbouw van de interne energiemarkt een doeltreffende interactie verzekeren tussen de verschillende actoren en onderdelen, met een globale aanpak en een mogelijke synergie tussen de energienetten (elektriciteit, petroleum, gas, warmte en mobiliteit).

    4.9.

    Om systeemflexibilteit te verwezenlijken zal gebruik moeten worden gemaakt van een breed scala aan andere energieopslagoplossingen die geschikt zijn voor diverse vermogensbereiken. Er is potentieel voor verdere ontwikkelingen. De ontwikkeling van opslagmogelijkheden zal essentieel zijn voor een evenwichtig energiesysteem, doordat op die manier actief beheer van hernieuwbare energiebronnen en een hoger aandeel van hernieuwbare energie mogelijk worden gemaakt, de noodzaak van beperkingen wordt verminderd en infrastructuurinvesteringen worden geminimaliseerd en beter tegen elkaar kunnen worden afgewogen, waardoor de flexibiliteit van het energiesysteem zal worden vergroot.

    4.10.

    Innovatieve managementtools, gecombineerd met nieuwe (stationaire en mobiele) elektriciteitsopslagcapaciteit op het niveau van de eindgebruiker, zullen meer mogelijkheden bieden om het verbruik door consumenten te optimaliseren, in samenhang met lagere kosten in een flexibele energiemarkt. Waterstof kan een goede opslagoplossing zijn om verspreide elektriciteitsopwekking te ondersteunen en de variabiliteit van hernieuwbare energiebronnen te compenseren.

    4.11.

    O&I-acties zouden gericht moeten zijn op het modelleren, meten en controleren, van de werking en het onderhoud van verwarmings- en koelsystemen met lage broeikasgasemissies, een snellere marktpenetratie van nieuwe efficiënte energieproducten en -systemen en optimalisering van de drie pijlers van energie-efficiëntie: meting, optimalisatie van energieverbruik, duurzame prestaties voor blijvende resultaten.

    4.12.

    De rol van steden in het koolstofarm maken van de EU-economie zal belangrijker worden, aangezien de verstedelijking in de EU zal doorzetten. Om op een geïntegreerde manier de gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan en de duurzaamheid te verbeteren, is het noodzakelijk om de diverse belanghebbende partijen op lokaal niveau te ondersteunen en lokale overheden, de sector en burgers bij elkaar te brengen.

    4.13.

    Volgens het EESC speelt er bij recyclingprocessen voor lithium-ion-accu’s vooral een economisch probleem, aangezien de processen voor recycling in gesloten kringlopen zijn ontwikkeld, maar moeten worden aangepast voor de recycling van de accu’s van elektrische voertuigen.

    4.14.

    Volgens het EESC moet de accu-industrie zich aanpassen aan de recyclingindustrie en de sterke ontwikkeling van de e-mobiliteitsmarkt en de groeiende markt voor draagbare apparatuur onder ogen zien. De industrie vertrouwt op de bereidheid van de EU om de Europese accutechnologie over te nemen.

    4.15.

    Om de zekerheid van de energievoorziening van de EU te verbeteren moet een portefeuille van duurzame technologieën worden samengesteld (geavanceerde biobrandstoffen, waterstof en alternatieve vloeistoffen en gasvormige brandstoffen, waaronder LNG).

    4.16.

    Het EESC merkt op dat in de EU bedrijven actief zijn die wereldwijd vooroplopen bij de ontwikkeling van technologieën op basis van koolstofdioxide-uitstoot, met inbegrip van kernsplijting. De energievoorziening van de EU moet concurrerend zijn en haar investeringen in O&I moeten de hele technologietoeleveringsketen bestrijken, van materialen tot de feitelijke vervaardiging.

    4.17.

    Ondanks de toenemende opwekking van hernieuwbare energie worden fossiele brandstoffen (kolen) nog steeds overal ter wereld in hoge mate gebruikt voor de opwekking van elektriciteit. Ondanks de lage efficiëntie van kolen zullen kolen gebruikt blijven worden in de stroomopwekking in de EU. Dit zal de toepassing van efficiëntere kolentechnologieën vereisen.

    4.18.

    Het EESC stelt vast dat de EU verdeeld is over kernenergie. Op het gebied van nucleaire energie voeren de EU-lidstaten allesbehalve een uniform beleid. De geavanceerde nieuwe reactoren die momenteel worden gebouwd kunnen een nucleaire renaissance inleiden. Ondanks eerdere aarzelingen.lijkt een heropleving van kernenergie dus een feit, De tijd zal uitwijzen of de EU het zich kan permitteren het belang van kernenergie terug te schroeven in het totale scala van mogelijkheden, maar momenteel moet het gekozen pad worden gevolgd. Feedback over de werkings- en nalevingskosten van de oudste systemen zou nuttig zijn voor toekomstige beleidsbeslissingen over kernenergie.

    Brussel, 17 februari 2016.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    Top